| |
| |
| |
Dirk van Weelden
Tegenwoordigheid van geest
door Ton Brouwers
Achtergronden en uiterlijke beschrijving
De roman Tegenwoordigheid van geest van Dirk van Weelden (*1957 te Zeist) verscheen in 1989 bij uitgeverij De Bezige Bij te Amsterdam. In 1994 werd er een tweede druk van dit boek uitgebracht in de reeks De Bezige Bij Jubileumpocket.
De roman telt 238 bladzijden en is onderverdeeld in negen genummerde en getitelde hoofdstukken, die zowel qua lengte als qua vorm sterk van elkaar verschillen. Enkele hoofdstukken zijn bijzonder kort en bestaan slechts uit een brief of een dialoog van een paar bladzijden. De voorkant van het boek toont een ronde foto waarop een basketballer van de New York Knicks op het punt staat te scoren: met een sprong en een subliem gebaar legt hij de bal in de basket. Een dergelijk moment wordt ook twee keer in de roman beschreven (p. 27 en 75).
Voorafgaand aan de tekst van de roman heeft de schrijver een motto opgenomen dat ontleend is aan Spinoza.
| |
Inhoud
1 Inleiding op het heden
De verbeelding van Harry Panetella, een slungelachtige sportfotograaf, is van jongs af aan sterk beïnvloed door Amerika. Als kind was hij gefascineerd door indianen, slapstickfilms, ruimtevaart en popmuziek. Met zijn vriendjes bracht hij veel tijd door in Terrona, een zelfverzonnen staat in het midden van de Verenigde Staten. Als tiener ontwikkelde hij een voorliefde voor bluesmuziek en de boeken van Raymond Chandler, Jack Kerouac en Herman Melville, van laatstgenoemde in het bijzonder The Confidence Man. Ofschoon gezegend met een levendige fantasie en een goed stel hersens, presteerde hij matig op school en ging zijn aandacht verder vooral uit naar sport, brommers en het schrijven van gedichten.
Na enige mislukte vervolgopleidingen is Panetella toevallig in de sportfotografie terechtgekomen. Een reis naar Amerika, tot op dat moment letterlijk het land van zijn dromen, heeft echter een dusdanig vervreemdend effect op hem, dat zijn
| |
| |
broodwinning na terugkeer maar bijzaak wordt en hij geobsedeerd raakt door zijn nieuwe, filosofisch getinte hobby: het begrijpen van tegenwoordigheid van geest, van wat werkelijk en wat mogelijk is en hoe die twee dimensies aaneengeschakeld zijn, wat ze met elkaar te maken hebben, hoe ze in elkaar over kunnen gaan.
| |
2 De vorige spreker
Op zoek naar meer inzicht in tegenwoordigheid van geest vindt Panetella inspiratie bij de Drentse autodidactische filosoof Simon Barkwehr, die bij de opening van een centrum voor hedendaagse kunst een lezing geeft over de betekenis van oorspronkelijkheid en stijl in de kunst. Panetella is na afloop bijzonder enthousiast en vraagt Barkwehr om een kopie van de tekst van de lezing, zodat hij die nader kan bestuderen.
| |
3 Elektrisch hoofdstuk
Ondanks zijn dagelijkse beslommeringen komt Panetella steeds meer in de ban van zijn nieuwe hobby. Op grond van Barkwehrs ideeën beseft hij dat het leven van wieg tot graf één lange uitvinding behelst, waarvoor het individu zelf de verantwoordelijkheid draagt. Tijdens een etentje bij vrienden raakt hij in gesprek met de Vlaamse amerikanist Paul Decostere, die Panetella's speurtocht naar de betekenis van tegenwoordigheid van geest in verband brengt met de literaire methode van Jack Kerouac. Hij gaat uitgebreid in op diens Visions of Cody. Wanneer Panetella dat boek vervolgens leest, is hij van mening dat Kerouacs idealisering van de Amerikaanse onbevangenheid misplaatst is en dat noch de kamikaze-leefstijl van de hoofdpersoon Cody, noch de mystieke melancholie van Kerouac iets met zijn eigen opvatting van tegenwoordigheid van geest te maken heeft.
Bij een laat cafébezoek met vrienden ontmoet Panetella de nachtportier en dichter Sonny Maaskant. Deze is net een dag terug uit Amerika waar hij bijna twintig jaar heeft gewoond. Hij blijkt in het begin van de jaren zestig met schrijvers als Verhagen, Vaandrager, Sleutelaar en Armando lid te zijn geweest van De Nieuwe Stijl, een avant-gardistische, nieuw-realistische artistieke beweging. Panetella is geïnteresseerd in Maaskants opvattingen en ervaringen en ontmoet hem een week later opnieuw voor een nader gesprek. Hij meent dan enige verbanden te zien tussen Barkwehrs lezing, Kerouacs roman en de nuchtere idealen van De Nieuwe Stijl, maar het is Maaskant die uiteindelijk Panetella's streven naar tegenwoordigheid van geest relativeert: ‘Harry, misschien is het gewoon een verlangen, een ideaal, zoiets als een verrekijker, waardoor je dichtbij en toch extra buitengesloten bent bij wat er in de verte is en onbereikbaar blijft.’ (p. 99)
| |
4 ‘Intermezzo’
Panetella wordt na zijn ontmoeting met Maaskant opnieuw gedwongen zich af te vragen waar hij precies naar op zoek is.
| |
| |
Hij beseft dat zijn reis naar Amerika mislukt was door zijn tekort aan tegenwoordigheid van geest, ofwel zijn onvermogen te schakelen tussen de reële en de mogelijke dimensie van de werkelijkheid, zoals Melville's ‘confidence man’ dat tot in de perfectie beheerste. Heeft tegenwoordigheid van geest misschien eerder te maken met het verlangen naar genot dan met diepere inzichten? Om deze vraag nader te onderzoeken besluit hij om net als in het geval van het Terrona van zijn jeugd een concrete plek in zijn verbeelding op te roepen, een ideale ruimte waarin zijn reflectie optimaal kan gedijen.
| |
5 Ideaal zonder uien
Die ruimte blijkt een luxueus Romeins badhuis te zijn, waar Simon Barkwehr op verzoek van Panetella voor een klein gehoor een tweede lezing houdt, ditmaal over ‘hoe de geest ademt’, over de mogelijke relatie tussen tegenwoordigheid van geest en de filosofische traditie van de scepsis. Er ontstaat een waar debat tussen Barkwehr en zijn toehoorders. Zoals zij zich steeds van het ene vertrek van het badhuis naar het volgende begeven, zo neemt ook het gesprek steeds inhoudelijke wendingen. Barkwehr benadrukt de heilzame werking die zowel van een sceptische houding als van tegenwoordigheid van geest kan uitgaan, maar daarbij is een naïef en creatief enthousiasme van essentieel belang. Een sceptische houding impliceert kritiek op de werkelijkheid, maar zo'n ondermijnende visie is alleen zinvol als daardoor vrije ruimte ontstaat voor nieuwe bedenksels, nieuwe noodzakelijke ficties. Barkwehr rondt zijn betoog af in het laatste vertrek van het badhuis, waarna de groep gaat eten in een restaurant.
| |
6 Het record van God
In de daarop volgende weken is Panetella druk met zijn werk en andere bezigheden, maar hij wordt op twee manieren toch weer met zijn filosofische hobby geconfronteerd. Hij ontvangt een brief van Decostere met een beschouwing over The Confidence Man. Het essay bevat veel wetenswaardigheden over die roman, maar Decostere's suggestie dat tegenwoordigheid van geest alleen is weggelegd voor kunstenaars en auteurs brengt Panetella van zijn stuk, want hij voelt zich allerminst een kunstenaar en is juist gericht op het begrijpen van tegenwoordigheid van geest als praktijk voor het dagelijkse leven.
Op een zondagavond ziet Panetella dan bij toeval een nieuw tv-programma over het verband tussen topprestaties in de sport en in de literatuur. De eerste aflevering gaat over de Franse schrijver Alfred Jarry. Gaandeweg wordt Panetella gegrepen door het programma, doordat hij nauwe verbanden meent te zien tussen Jarry's theorie van de patafysica en zijn eigen hobby.
| |
7 Nachtwerk
In zijn verwarring over de nieuwe gezichtspunten naar aanleiding van Decostere's artikel en het tv-programma gaat Pane- | |
| |
tella opnieuw te rade bij Sonny Maaskant. Deze adviseert hem om zich niet te laten meeslepen door Jarry's hoogdravende ideeën over het kunstenaarschap en om op zijn eigen manier een invulling te geven aan tegenwoordigheid van geest; hij belooft hem een brief te zullen schrijven ter nadere toelichting.
| |
8 Donut
In zijn brief aan Panetella gaat Maaskant vooral in op de poëtica van de Amerikaanse schrijfster Gertrude Stein, daarbij haar stijl imiterend. Het gaat erom, zo schrijft Maaskant, om net als Stein de tegenwoordige tijd uit te rekken en steeds de eigen primitiviteit uit te vinden. Als auteur bleef zij volgens Maaskant haar leven lang consequent doorgaan met het aftasten, uitputten en ontdekken van mogelijkheden. Zij was daarbij niet in de eerste plaats gericht op helderheid, maar op de expressie van levenskracht en vitaliteit. Maaskant besluit zijn brief met de woorden: ‘Word wakker Harry, einde van de rit.’
| |
9 The Presence Foundation 1990-2020
Uit een zakelijk gesteld overzicht van Harry Panetella's verdere leven, daterend uit 2020, blijkt dat hij in 1990 de Presence Foundation heeft opgericht. Deze is aanvankelijk gevestigd op het Kanaaleiland Guernsey, maar functioneert sinds de eeuwwisseling als een centrumloze organisatie dankzij een wereldwijd eigen telecommunicatienetwerk. De cultachtige stichting is de belichaming van Panetella's idealen en heeft als doelstelling het genereren en realiseren van mogelijkheden die normaal om politieke of economische redenen buiten beeld blijven. In de loop der jaren hebben zijn vriendin Hannah, zijn broer Rutger, Barkwehr, Decostere en Maaskant allemaal bijgedragen aan de groei van de instelling. Sinds november 2005 is echter niks meer van Panetella vernomen.
| |
Interpretatie
Titel/Thematiek
De titel van Dirk van Weeldens eerste roman geeft precies weer waar het boek om draait, het is de spil van de roman. Van Dale omschrijft ‘tegenwoordigheid van geest’ als de ‘vaardigheid om bij alle voorkomende omstandigheden de vermogens van de geest aanstonds te doen werken en dus zonder aarzeling te besluiten of te handelen’. Het gaat hier om een zuiver praktische vaardigheid, gekenmerkt door een alerte, directe of adequate reactie op een onverwachte situatie, veelal een noodsituatie. In zijn roman onderzoekt Van Weelden niet uitsluitend deze pragmatische dimensie van tegenwoordigheid van geest, maar stelt hij de vraag of het gezien kan worden als een vermogen dat kan dienen als basis van een algemene creatieve houding tegenover de werkelijkheid. In deze ruime zin krijgt het eerder de betekenis van een persoonlijk levensideaal, een vermogen
| |
| |
om in alle situaties en op alle momenten de juiste reactie of het goede inzicht te kunnen genereren.
Dit verlangen naar tegenwoordigheid van geest wordt in de roman belichaamd door Harry Panetella. Hoewel zijn speurtocht direct voortvloeit uit zijn behoefte om zo creatief mogelijk deel te kunnen nemen aan het dagelijks leven en zo stevig mogelijk met beide benen in het heden te staan, komt hij vooral uit bij filosofen, schrijvers en kunstenaars, omdat zij zich diepgaand met het probleem hebben beziggehouden. Zij voeden vooral zijn twijfel en dwingen hem vragen te stellen. Is het verlangen naar tegenwoordigheid van geest niets anders dan het verlangen naar creatieve energie? Is het meer een stijl van leven? Een zesde zintuig? Een middel om plezier en genot te verhevigen? Kan het alleen bedacht worden en niet beleefd? Of is het, zoals Barkwehr suggereert, eenvoudig een kwestie van een ‘optimaal open geesteshouding’, een ‘grotere opmerkzaamheid, een alerter en soepeler deelname aan menige situatie en gesprek, een kritisch bewustzijn van de wereld’ (p. 113)? Panetella ontdekt uiteindelijk dat een strakke definiëring niet alleen onmogelijk, maar ook onbelangrijk is.
De drijfveer voor zijn hobby is de behoefte om met de werkelijkheid te kunnen spelen, om daaruit altijd het mogelijke naar boven te kunnen halen en op die manier de grenzen van de realiteit te verruimen of versoepelen. Daarnaast is bij Panetella's streven ook een dieper inzicht in de belangrijkste menselijke beperking aan de orde: het vastgeklonken zijn aan het moment. ‘Als we ons geluk ergens op moeten baseren,’ leert hij van Barkwehr, ‘dan op het feit dat we zitten opgesloten in het moment van het heden’ (p. 143). Vanuit dit besef kan tegenwoordigheid van geest gezien worden als een algemene levenshouding, een bewustzijnsfilosofie die het individuele menselijke bestaan opvat als één langgerekt moment, één onophoudelijk en onaantastbaar heden. Het verwijst aldus naar het streven om de mogelijkheden, die het leven elke dag steeds opnieuw voor ieder individu klaar heeft liggen, maximaal te benutten.
| |
Opbouw
Het boek is te beschouwen als een ideeënroman, voor zover er één idee van diverse kanten in belicht wordt, maar het plot heeft grotendeels de vorm van een ontwikkelingsroman. Na de inleiding op Panetella's leven met een overzicht van zijn jeugd, concentreert de roman zich op het verslag van zijn intellectuele zoektocht die zich afspeelt in het heden. Hij komt steeds in aanraking met ideeën die hij verwerkt, waarna weer nieuwe visies, twijfels of inzichten ontstaan die hij vervolgens opnieuw in verband brengt met de bestaande reflectie op zijn onderwerp. Het boek eindigt met een korte beschrijving van de con- | |
| |
crete invulling die Panetella aan zijn levensideaal heeft gegeven. De nadruk ligt echter op het dialectische proces van zijn mentale groei dat hem uiteindelijk in staat stelt het ideaal op zijn eigen manier te realiseren.
| |
Vertelsituatie
Overigens moet sterk worden betwijfeld of Panetella dit ideaal, zoals beschreven in het slothoofdstuk, ook in werkelijkheid verwezenlijkt. Hij is immers een volstrekt onbetrouwbaar personage, van jongs af aan gefascineerd als hij is door het schakelen tussen werkelijkheid en fantasie. Welbeschouwd is hij in de roman de bedenker van drie mogelijkheden: Terrona, het op het denkbeeldige Amerika geïnspireerde landschap van zijn jeugd; het Romeinse badhuis uit de oudheid, een verzinsel gebaseerd op zijn boekenkennis dat fungeert als ruimte waarin hij verschillende visies op tegenwoordigheid van geest naast elkaar zet; en de Presence Foundation, een organisatie die dankzij het door hem ontwikkelde ‘Present Tense’ software-programma als centrumloos netwerk volkomen onzichtbaar zal worden en waardoor ook hijzelf uiteindelijk in rook kan opgaan. De status van Terrona en het Romeinse badhuis is duidelijk: ze bestaan alleen in zijn fantasie. Maar hoe zit het met de Presence Foundation? En zijn Barkwehr, Decostere en Maaskant eveneens producten van zijn fantasie?
De roman wordt verteld door een alwetende verteller die het perspectief uitsluitend bij Panetella legt. De lezer ziet bijvoorbeeld Barkwehr en Decostere alleen door Panetella's bril en nooit andersom. Het laatste hoofdstuk over de Presence Foundation is echter volledig in handen van de alwetende verteller en hierin wordt Panetella alleen van buitenaf beschreven. Het vertrouwen van de lezer in die verteller zou impliceren dat Panetella zijn ideaal werkelijk heeft verwezenlijkt. Een wantrouwende houding tegenover de verteller lijkt echter meer op zijn plaats, mede vanwege het feit dat deze zich in het hele verhaal op nogal nonchalante wijze van zijn taak kwijt en met name in het laatste hoofdstuk moeite heeft om een ironische houding te onderdrukken. Een dergelijke keuze brengt met zich mee dat de Foundation slechts als verzinsel in Panetella's verbeelding bestaat, net als Terrona en het Romeinse badhuis. Een keuze voor deze optie impliceert eveneens dat Panetella en de alwetende verteller met elkaar samenvallen, dat Barkwehr, Maaskant en Decostere vermommingen van hem zijn en dat de negen hoofdstukken, inclusief het vijfde (dat expliciet aan Panetella wordt toegeschreven), beschouwd dienen te worden als even zovele teksten waarin Panetella, op zijn beurt een creatieve vermomming van de auteur, zijn hobby steeds op andere wijze uitleeft.
| |
Poëtica
In zijn roman heeft Van Weelden aandacht voor een scala
| |
| |
aan visies op schrijven en literatuur. Door zijn uitgebreide bespreking van de literaire methodes van onder meer Melville, Jarry, Stein, Kerouac en De Nieuwe Stijl geeft hij uitdrukking aan zijn belangstelling voor vernieuwend of experimenteel proza. Opvallend is daarbij zijn voorkeur voor de Amerikaanse traditie. Ook de enig Nederlandse beweging waar hij op teruggrijpt, heeft volgens Maaskant een Amerikaans karakter. Wat Maaskant aanspreekt in de literaire traditie van de Verenigde Staten is de breedheid en de openheid ervan. In Amerika ontdekte hij hoe eenvormig juist de Nederlandse literatuur is: ‘In Amerika heb je vertellers, die volstrekt verschillende werelden bewonen. Er zijn allerlei soorten non-fiction en lichte literatuur, die hier niet bestaan. Schrijven, “writing”, is een wijder begrip dan “literature”, maar het sluit “kunst” dus in. In Nederland is er een domme, diepe kloof tussen die twee.’ (p. 97-98) Van Weeldens boek moet gezien worden in die brede Amerikaanse traditie van writing.
In het verlengde hiervan is Tegenwoordigheid van geest te lezen als een pleidooi voor een speelse essayistisch-filosofische romanvorm (of beter, tekstvorm), die gedragen wordt door reflectie en intellectueel discours in plaats van door enscenering of de psychologische uitwerking van personages. Zoals auteurs van meer traditionele romans ervoor kiezen om bijvoorbeeld liefdesscènes uitgebreid en invoelbaar te beschrijven om de lezer al dan niet te boeien, zo neemt Van Weelden lange essayistische beschouwingen op met hetzelfde doel. Als roman is Tegenwoordigheid van geest in de eerste plaats een tekst die gehoorzaamt aan zijn eigen wetten. Het gaat daarbij niet om de illusie van realisme of de uitdrukking van de persoonlijkheid van de schrijver, maar om het in zichzelf besloten tekstuele object. De auteur gebruikt de tekst als een vrije ruimte van improvisatie en beheersing, zoals een basketballer de open ruimte benut om op ingetogen wijze te scoren. Wat Panetella niet bevalt aan het werk van Kerouac is de gerichtheid op buitentekstuele categorieën zoals melancholie of mystiek; de patafysica van Jarry heeft voor hem iets ziekelijks door het nadrukkelijke streven om te willen zijn. Een groot en onnavolgbaar voorbeeld blijft voor hem daarentegen Herman Melville's The Confidence Man: de auteur die verdwijnt achter de con man en de con man die uiteenvalt in een veelheid aan personages die onmerkbaar in elkaar overgaan en alleen in een in zichzelf besloten wereld, in de vrije ruimte van de tekst bestaan.
| |
Stijl
Tegenwoordigheid van geest wordt gekenmerkt door een opvallend luchtige en zelfs laconieke stijl. In menig opzicht is het boek een parodie op de conventionele realistische roman. Het taalgebruik is losjes en frivool, vooral in de meer verhalende
| |
| |
gedeeltes; de personages zijn schertsfiguren en hoewel ze zichzelf misschien serieus nemen, geeft de manier waarop ze worden gepresenteerd de lezer geen aanleiding om dat ook te doen; en verhalende passages worden vaak in de kiem gesmoord of bewust plichtmatig afgehandeld. Daarnaast vallen de sterke toonwisselingen op; ze zijn direct verbonden met de diverse registers en tekstconventies waarvan Van Weelden in zijn roman gebruikmaakt. Verschillende hoofdstukken of gedeeltes daarvan zijn geschreven in vormen die ontleend zijn aan de brief, het essay, de dialoog, de lezing, het symposion, de wetenschappelijke verhandeling. Bovendien bevat het boek bespiegelingen over genres zoals de reisgids en de brief. Deze collageachtige methode illustreert dat Van Weelden niet in de eerste plaats een roman in enge zin heeft willen produceren, maar vooral writing. De lichtvoetige stijl dient ter compensatie van de zwaarwichtigheid van het abstracte materiaal van de roman, maar is tegelijkertijd een illustratie van de speelse thematiek ervan.
| |
Thematiek
Tegenwoordigheid van geest is niettemin vooral een bijzonder serieuze roman. Onder het postmoderne vernis van het spel met narrativiteit en tekstualiteit gaat een problematiek schuil die eerder modernistische trekken vertoont. Het boek heeft als onderwerp het menselijke bewustzijn van mogelijkheden en de bevrijdende werking die daarvan kan uitgaan. In zijn speurtocht is Panetella niet op zoek naar iets als ‘waarheid’, maar naar de juiste ‘geestelijke ademhaling’ om het maximale uit het leven te kunnen halen. Hierbij is een sceptische houding essentieel, niet als einddoel, maar als vertrekpunt. Want een dergelijke houding, die uitgaat van kritiek op het bestaande, is alleen zinvol als daardoor nieuwe inzichten en nieuwe ficties ontstaan, nieuwe ruimte om in rond te zwerven en in te verdwalen. Trouw blijven aan jezelf is, net als in Du Perrons Het land van herkomst, een belangrijke conclusie in Van Weeldens roman, al is de aard van dat creatieve individualisme, zoals met name verwoord door Maaskant, vooral gekleurd door de ‘Amerikaanse religie’ van optimisme, pragmatiek, zelfstandigheid (self-reliance) en mobiliteit.
In deze visie heeft de dood geen noemenswaardige plaats. De dood bestaat in Van Weeldens roman als een achteloze streep door de rekening, als het einde van de ontelbare mogelijkheden die het leven in zich draagt en het heeft voor de levenden alleen de fictieve betekenis van optelsom van gemiste kansen, onbenutte alternatieven. Het lichaam fungeert slechts als drager, als vermomming, als een willekeurig omhulsel van tegenwoordigheid van geest. In een van de vertrekken van het Romeinse badhuis van Panetella hangt een spreuk aan de wand
| |
| |
waarin het leven wordt opgevat als een ‘grote zaal waar iedereen de kleding die zijn lichaam is uiteindelijk moet afgeven’ (p. 126). Feitelijk of interessant is dus alleen het onaantastbare, uitgerekte, naakte heden waarin dat lichaam even in die grote zaal mag vertoeven, even mag proeven van het leven. In dit verband wekt het geen verwondering dat Harry Panetella aan het einde van de roman niet sterft, maar eenvoudig uit beeld verdwijnt. Het is evenmin verwonderlijk dat over zijn mogelijke verblijfplaats sindsdien allerlei geruchten en verhalen de ronde doen.
| |
Context
Tegenwoordigheid van geest heeft voor het werk van Van Weelden een programmatische waarde; het gedachtegoed dat hierin tot uitdrukking komt, kan gezien worden als het fundament van zijn schrijverschap. In zijn andere tot nu toe verschenen werk bouwt hij zowel stilistisch als inhoudelijk voort op zijn romandebuut; de conceptualisering van tegenwoordigheid van geest als een open creatieve levenshouding laat daartoe ook voldoende ruimte. Onderwerpen en thematiek uit de eerste roman komen opnieuw aan bod in Mobilhome (1991), Antonius Servadac (1994) en het toneelstuk Pyrrho reist naar Athene (1994), maar er bestaat bijvoorbeeld ook een aanzienlijke verwantschap tussen Harry Panetella en Yorick Oorman, het hoofdpersonage van Oase (1994).
De roman maakt zelf uiteraard op ondubbelzinnige wijze duidelijk wat de aanknopingspunten met de literaire traditie zijn. Hierbij lijkt overigens de literatuuropvatting van Gertrude Stein, die in feite een omvattende, speelse, illusieloze visie van literatuur als writing is, van groter belang dan in de roman tot uitdrukking komt. Als specifieke tekst ligt daarnaast natuurlijk The Confidence Man aan Van Weeldens boek ten grondslag. De roman van Melville fungeert vooral als een onnavolgbaar voorbeeld van de bevrijdende werking die fictie kan hebben, gesymboliseerd in de geraffineerde schakelkunst van de confidence man. Maar ook de levensvisie die uit het boek van Melville spreekt, heeft Van Weelden ongetwijfeld ter harte genomen bij het schrijven van Tegenwoordigheid van geest. Zoals bijvoorbeeld de volgende woorden uit het vierentwintigste hoofdstuk van Melville's boek: ‘Life is a pic-nic en costume; one must take a part, assume a character, stand ready in a sensible way to play the fool.’
| |
| |
| |
Waarderingsgeschiedenis
De kritische ontvangst van Tegenwoordigheid van geest heeft zich tot nu toe grotendeels beperkt tot recensies die binnen een half jaar na verschijning van de roman zijn gepubliceerd, twee interviews met Van Weelden van latere datum waarin auteur en interviewer terugkomen op de roman (zie de anonieme bijdrage in Vrij Nederland en Neefjes) en een uiterst negatieve beschouwing van Verroen uit 1992. Zij noemt de roman een ‘samenraapsel van ondoordringbaar proza, essayistiek en filosofische verhandeling, opgetekend met een pen gedrenkt in behangplaksel’.
Hoewel de stijl van het boek door meer recensenten wordt bekritiseerd, bijvoorbeeld door Kossmann, die het om die reden ook afwijst, terwijl Vervaeck zich ergert aan de ‘drammerige’ toon en het feit dat Van Weelden op weinig oorspronkelijke wijze ideeën uit het late structuralisme zou hebben overgenomen, bestaat er onder de meeste critici juist een opvallend welwillende houding tegenover de roman. Anker, Van Deel, Van Kempen, Van Schoonhoven en vooral Peeters zijn vol bewondering voor het intelligente, genuanceerde, moedige, onbevangen en oorspronkelijke karakter ervan. Peeters is vooral onder de indruk van het complexe gedachtegoed dat met kennis van zaken in de roman is verwerkt. Sommigen wijzen op het ‘topzware’, minder gelukte tweede gedeelte, anderen noemen met name het eerste hoofdstuk bijzonder overtuigend. ‘Eindelijk weer een Nederlandse roman die er toe doet,’ schrijft Van Schoonhoven aan het einde van zijn bespreking; hij ziet het boek als een geslaagde afrekening met het ‘drukkende Hollandse realisme’.
Voor deze bespreking is gebruikgemaakt van:
Dirk van Weelden, Tegenwoordigheid van geest. Amsterdam 1989.
| |
| |
| |
Secundaire literatuur
Janet Luis, Leven als een basketballer. In: NRC Handelsblad, 17-11-1989. |
André Mathijsse, De charme van de overmoed. In: Haagsche courant, 1-12-1989. |
Jaap Goedegebuure, Is het literaire engagement definitief verdwenen nu de grijze Revisor-generatie plaats gemaakt heeft voor een rebellenclub? In: Haagse post, 2-12-1989. |
Alfred Kossmann, In de harde schoolbank. In: Provinciale Zeeuwse courant, 2-12-1989. |
Gertjan van Schoonhoven, Een odyssee om een ethiek te vinden. In: Nieuwsblad van het Noorden, 22-12-1989. |
T. van Deel, De kunst van het tegenwoordig zijn. In: Trouw, 4-1-1990. |
Robert Anker, Dubbelloopsparadox van het schrijverschap. In: Het Parool, 6-1-1990. |
Carel Peeters, Een wonder van eigen makelij. In: Vrij Nederland, 20-1-1990. |
Arjan Peters, ‘Ik houd een grote uitverkoop van twaalf jaar gedachtengoed’. In: Vrij Nederland, 10-2-1990. |
Bart Vervaeck, Teveelwoordigheid van geest. In: Nieuw wereldtijdschrift, nr. 2, 1990, jrg. 7, p. 72-73. |
Yves van Kempen, Bouvard en Pécuchet in het World Trade Center. In: De groene Amsterdammer, 31-10-1990. |
Sarah Verroen, Broer en zus in het land der letteren. In: De groene Amsterdammer, 18-3-1992. |
[An.], Een theorie van alles op vier bierviltjes. In: Vrij Nederland, 27-11-1993. |
Annemiek Neefjes, Tussen de stoeptegels. In: Dietsche warande & Belfort, nr. 5, 1994, jrg. 139, p. 640-647. |
lexicon van literaire werken 37
februari 1998
|
|