| |
| |
| |
Dirk van Weelden
Oase
door Ton Brouwers
Achtergronden en uiterlijke beschrijving
Oase, de derde roman van Dirk van Weelden (* Zeist 1957), verscheen in het najaar van 1994 bij uitgeverij De Bezige Bij te Amsterdam. In 1997 kwam de tweede druk uit bij het in dezelfde stad gevestigde Meulenhoff. Stichting Uitgeverij XL in Den Haag publiceerde in 1996 een grootletterversie van de roman.
Het boek bevat 218 genummerde bladzijden en 26 ongenummerde hoofdstukken van wisselende lengte, variërend van twee tot zestien bladzijden. Ze dragen allemaal een titel van één woord. De eerste letters van al die woorden vormen bij elkaar opgeteld het alfabet, maar de hoofdstukken zijn niet alfabetisch gerangschikt. Een uitzondering hierop vormen de laatste twee hoofdstukken, getiteld ‘IJzer’ en ‘Zwemmen’. De hoofdstukken hebben het karakter van een reeks brieven, gericht aan een ongeboren ‘je’.
In een interview heeft de auteur gezegd dat de roman ‘bestaat uit zesentwintig improvisaties op een thema dat nergens in één keer helemaal gespeeld kan worden. Een thema dat buiten beeld is. Elke keer weer introduceert hij [de ikfiguur], afhankelijk van zijn mood, zijn omgeving, zijn omstandigheden, de grote thema's van de mens.’
De tekst van de roman wordt voorafgegaan door een dankwoord, een opdracht en de vermelding dat de auteur voor het schrijven van de roman steun ontving van Stichting Fonds voor de Letteren en het Amsterdams Fonds voor de Kunst. De laatste genummerde bladzijde bevat een inhoudsopgave.
| |
Inhoud
Over een paar weken wordt Yorick Oorman vader en hij besluit om zijn toekomstige kind elke dag een brief te schrijven, als een gebruiksaanwijzing voor het leven. Hij wil een beeld geven van zijn eigen bestaan, want na de komst van het kind zal dat vermoedelijk resoluut veranderen. In de nog resterende tijd probeert hij bovendien van zijn alfanolverslaving af te komen om zijn partner Katherina straks volledig tot steun te kunnen
| |
| |
zijn. Al met al heeft de aanstaande vader nog niet veel bereikt in zijn leven. Ondanks zijn intelligentie heeft hij zijn studie niet afgemaakt, noch heeft hij ooit een vaste baan gehad. Hij zit er zelf niet mee; hij zal altijd wel blijven rommelen in de marge, met af en toe wat inkomen, maar verder zonder maatschappelijk aanzien en financiële zekerheden.
Tien jaar geleden woonde Yorick in de archiefruimte van een gekraakt kantoorpand, een zaal van tweehonderd vierkante meter. Hij had toen een baantje bij een marketingbureau, maar werkte ook een nacht per week als schoonmaker in een café. Bij een nachtelijke inbraak terwijl hij daar bezig was, kon hij het met de inbreker goed vinden. In die tijd kwam Yorick in aanraking met het roesmiddel alfanol en om er meer over te weten te komen, ging hij met zijn vriend Eddy een keer naar Parijs. Yorick is sindsdien blijven gebruiken. Ook maakte hij alleen en zonder werkelijk doel een reis naar Amerika, zoals hij eerder al eens een paar wintermaanden in Athene had doorgebracht. Hij geeft zich regelmatig over aan nutteloos verlangen en stelt beslissingen graag uit. Een tandartsrekening betaalde hij ooit door op te treden op het verjaardagsfeestje van de zoon van de tandarts. Destijds had Yorick een relatie met de zus van de vrouw van de drummer van zijn band. Zij was met haar ordelijke en succesvolle bestaan zijn tegenhanger; zij plande alles, had altijd haast en zag weinig in spontaniteit. De relatie liep dan ook snel op de klippen. Yorick houdt zijn toekomstige kind voor dat haast gevaarlijk is omdat het altijd samenhangt met eenduidige doelen.
De geboorte van het kind laat nog wat weken op zich wachten als Yorick een zomeravond met vrienden op het terras doorbrengt. Zij zijn op de motor en dit voert hem terug naar de tijd dat hij zelf motor reed. Het was een donkere periode in zijn leven. Hij gebruikte veel, zijn band was uit elkaar gevallen en hij woonde met een stel vrienden in een oude slagerij. Die zomer gingen ze op hun oude motoren op vakantie naar Oost-Europa en bij hun terugkomst in het land deden ze ook nog het zuiden aan, waar een van hen, Maria, oorspronkelijk vandaan kwam. Daar ontmoette Yorick haar oude vriendin Katherina. Zij kregen belangstelling voor elkaar en nadat zij haar been brak bij een val van zijn motor raakten ze verliefd.
In een poging het wezenloos makende orgasme te beschrijven dat Katherina hem gisteren bezorgde, komt Yorick uit bij diepzinnige gedachten over ernst, zwaartekracht en het menselijke. Voor het eerst verlangde hij niet naar alfanol. In vergelijking met twee maanden geleden gebruikt hij nog maar de helft. Hij hoopt dat het kind hem straks op allerlei manieren zal inspireren.
| |
| |
De zomer na hun kennismaking huurden Yorick en Katherina samen een zolderkamer. Het geld ervoor scharrelden ze bij elkaar. Toen zij een keer een paar dagen verdween, was Yorick vooral blij dat ze er weer was. Zij is al een keer verloofd geweest en na een ruzie met haar ouders heeft ze ooit een jaar overal en nergens gewoond. In de periode nadat Yorick en zij van die zolderkamer waren verhuisd, stond hij regelmatig met oude elektronica op de Noordermarkt, maar het werd hem als kleine zelfstandige toch te ingewikkeld. Katherina werkte toen voor een bureau dat congressen organiseerde. In tegenstelling tot haar heeft Yorick weinig talenten. Toen hun relatie verslechterde, besloten zij in een halfjaar zo veel mogelijk geld te verdienen om een lange reis naar Amerika te kunnen maken.
Aan het einde van de dag gaat Yorick met zijn schrift nog even naar het park om aan zijn toekomstige kind te schrijven. Hij vertelt over Katherina's ambachtelijke omgang met de dingen, altijd gericht als ze is op precisie en de juiste balans, terwijl hijzelf in alles een prutser en rommelaar blijft. Het kind zal waarschijnlijk iets later komen dan voorzien, maar dat kan hem niet deren. Een halfjaar zijn ze alweer terug van hun reis naar Amerika, waar ze in een appartement van een kennis in San Francisco konden verblijven. Yorick is helemaal opgebloeid en de relatie met Katherina is beter dan ooit. Zijn verslaving heeft hij min of meer onder controle en ook al heeft hij geen rechtomlijnde plannen voor het toekomstige gezinsleven, hij wil er alles voor doen om er gelukkig mee te worden.
De dag van de geboorte nadert en Katherina wordt nerveuzer. Yorick houdt de moed erin door hardop te blijven nadenken over wat komen gaat. Zelf heeft hij nooit enig besef van toekomst gehad, want op het moment dat hij zijn bijdrage aan de maatschappij zou gaan leveren, was er veel werkeloosheid. Alles stagneerde, de ‘vooruitgang was op’. Veel van zijn vrienden bleven net als hij marginale rommelaars. Tijdens het verblijf in San Francisco kwam hij volop in aanraking met de nieuwe digitale cultuur, en hoe fascinerend ook, wat hij miste was een besef van geschiedenis. Het maakte hem zwaarmoedig en hij werd zich bewust van zijn eigen vergankelijkheid.
Katherina reageert verontwaardigd als Yorick even de deur uit gaat om een vriend te ontmoeten die net van een lange reis terug is. Zij voelt zich weer alleen gelaten. Mogelijk doelt ze volgens Yorick op die drie dagen in de Mojave-woestijn tijdens hun Amerikaanse reis, toen hij met een kennis ging kamperen terwijl zij alleen op de hotelkamer achterbleef omdat ze geen zin had om mee te gaan. Die zwerftocht was loodzwaar maar maakte grote indruk op hem. Zijn reisgenoot wist alles van de woestijn en Yorick verloor gaandeweg zijn scepsis toen hij in- | |
| |
zag hoe kwetsbaar en uitgebalanceerd het leven er is. De ogenschijnlijke leegte van de woestijn maakte allerlei bespiegelingen over het bestaan in hem los. Maar na die paar dagen wilde hij niets liever dan weer bij Katherina zijn.
Bij het weerzien vertelde zij eenzaam en bezorgd te zijn geweest, maar verder niks. Pas nu, acht maanden later, krijgt Yorick te horen dat zij toen een avond naar een Mexicaans restaurant is geweest, er wat heeft gedanst en gedronken, waarna zij werd verkracht door degene die haar naar het hotel terugbracht. De verbouwereerde Yorick weet nu niet zeker meer of het kind wel van hem is. Hij gaat de stad in om met dit nieuwe feit in het reine te komen en dwaalt tot diep in de nacht rond. Hij bezoekt een willekeurige begrafenisbijeenkomst en denkt na over het leven; de onbegrijpelijkheid ervan is juist een bron van creativiteit voor hem. Hij neemt alfanol, brengt een bezoek aan een hoer en eet daarna twee uitsmijters in een café op de Nieuwmarkt. Hij ziet in dat voor Katherina de mogelijk vreemde herkomst van het kind veel erger is dan voor hem. Als nieuwe wereldbewoner is het kind hoe dan ook een vreemdeling, en of hij dan wel of niet de biologische vader is, doet er weinig toe. Het enige wat hij zeker weet is dat hij van Katherina houdt.
De volgende ochtend komt Yorick na een paar uur in een portiek te hebben geslapen weer thuis. Ondanks de toekomstige rol van vader, beseft hij nooit helemaal een ander te zullen worden. En al voegt hij weinig toe aan de wereld, hij blijft overtuigd dat ook nutteloosheid waarde vertegenwoordigt. Katherina is blij dat hun bondgenootschap ongeschonden is. Het moment van de geboorte nadert, de vroedvrouw is reeds gearriveerd en ook Yorick weet dat het nu gaat gebeuren. Zelf een ‘aardling, tegen wil en dank’ is hij klaar om de nieuwe bewoner te verwelkomen.
| |
Interpretatie
Thematiek
De spil van Oase is Yorick Oorman, een jonge dertiger. Het hele boek draait om zijn ervaringen, verhalen en hersenspinsels, om zijn ‘versie van het menselijk bestaan’. De lezer krijgt een beeld van hoe hij zich in het licht van de naderende geboorte van zijn kind opstelt en gedraagt, alsmede van zijn volwassen leven, een periode van zo'n tien jaar. Zijn leven is enigszins vervreemd, programmaloos, en maatschappelijk gezien heeft hij zich nauwelijks weten te ontplooien. Hij kiest steeds voor baantjes die niet bepaald uitzicht bieden op aanzien of carrière; bovendien is hij verslaafd aan het roesmiddel alfanol,
| |
| |
dat hem naast de alledaagse werkelijkheid een ‘parallelle wereld’ verschaft. In alle opzichten is hij een randfiguur, iemand die de marges van de samenleving opzoekt en daar probeert te gedijen. Zijn bescheiden opstelling vloeit voort uit zijn besef van betrekkelijkheid. Uiteindelijk, zo weet hij, is hij slechts op bezoek in het eigen leven.
Yoricks vertroebelde verhouding tot de werkelijkheid is deels een kwestie van een persoonlijke, op filosofische gronden gebouwde keuze. Zijn weinig ambitieuze levensstijl hangt samen met zijn behoefte om op een alternatieve, creatieve en individualistische manier met de dingen om te gaan. Hij is iemand die sterk in zijn eigen verbeeldingswereld leeft en steeds wil ontsnappen uit wat hij weet en denkt om zo een ‘losse, vrije toestand’ op te zoeken. Toegang tot de werkelijkheid verschaft hij zich liever via een zijdeur dan via de hoofdingang. Hij is op een speelse manier bespiegelend en zet zich af tegen de bedwelming van het alledaagse door over quasi-abstracte onderwerpen zoals stof en zwaartekracht na te denken. Het menselijk gebrek aan inzicht in de wereld probeert hij naar zijn hand te zetten: het is aanleiding tot ‘steeds nieuwe, altijd weer even oncontroleerbare als verkwikkende mijmeringen en theorietjes.’ (p. 200) Voor een ‘gewoon’ leven heeft Yorick geen belangstelling, weinig heil als hij ziet in het bewandelen van de paden die de maatschappij uitzet. Hij ontbeert het vermogen om wat hij leert in de vorm van een gerespecteerde bezigheid te gieten of om verantwoordelijkheid naar zich toe te trekken. ‘Mijn leven is een archipel van circuits en nergens kan ik het lang uithouden. Nergens ben ik betrokken bij het vastleggen van de regels.’ (p. 57) Hij is allesbehalve thuis in de wereld. De kern van zijn levenshouding is dat hij ‘met huid en haar, vlees en bloed, geheugen en emoties deel van de wereld uitmaakte, maar er toch nooit echt aanwezig leek te zijn.’ (p. 69)
Zijn afstand tot de werkelijkheid heeft ook een concrete historische, sociaal-economische basis, wat vooral tot uiting komt in Yoricks omgang met de toekomst. Opgegroeid en volwassen geworden in de jaren zeventig en tachtig van de twintigste eeuw, behoort hij tot de generatie die volgde in het kielzog van de eerste, succesrijke generatie van na de Tweede Wereldoorlog. Deze generatie kon zich wijden aan de wederopbouw van het land en bijdragen aan een steeds grotere en sneller groeiende economie. Yorick Oorman en zijn generatiegenoten konden hiervan weliswaar profiteren door een goede opleiding te krijgen, maar vervolgens was het niet meer zo duidelijk wat er maatschappelijk nog viel te doen of bereiken, mede door de verslechterde economische omstandigheden. Yorick beschouwt zichzelf als een van de ‘overgekwalificeerde
| |
| |
vaagneuzen, door conjunctuur en eigen toedoen terechtgekomen op de stillere rangeerterreinen van de maatschappij.’ Op het moment dat hij gereed was om de maatschappij in te gaan, bevond het land zich in een crisis: ‘Overal spijkerden ze winkels dicht, hele volksstammen werden werkeloos, de misdaad rukte op en men sprak weer over armoede.’ Deze omstandigheden hebben vooral zijn besef van toekomst gevormd: ‘Gek begrip, de toekomst. Het is altijd van anderen geweest, zolang als ik mij kan herinneren.’ De toekomst staat voor perspectief en materiële zekerheid, een streven naar een vaste plaats in het maatschappelijke gebeuren. Maar Yorick en zijn generatiegenoten hebben dit nooit als primaire doelen geformuleerd en er zich zelfs tegen afgezet: ‘Wij gingen onze eigen weg, wij zouden laten zien dat het ook zonder toekomst kon.’ (vgl. pp. 167-168) Zijn eigenzinnige, individualistische, weinig conventionele levensstijl is aldus nauw verbonden met het besef deel uit te maken van een no future-generatie.
De allesbepalende aanwezigheid van Yorick Oorman - zijn karakter, emoties, visies, normen, waarden, eigenaardigheden - wordt in de roman gecontrasteerd met het nog oningevulde leven van het naderende kind. Het is als personage of karakter nog leeg, enkel toekomst, maar door de geboorte ervan zal ook Yoricks leven in geheel ander perspectief komen te staan, juist met betrekking tot zijn toekomst. Dit verklaart waarom het nog ongeboren kind hem al zo bezighoudt. De komst ervan, zo vermoedt hij anticiperend, zal het definitieve einde van zijn vrije, programmaloze leven betekenen. Aanvankelijk stonden Yorick en Katherina altijd buiten de wetmatigheden van het gewone leven: ‘De mensheid met haar achterlijke en grootse verrichtingen, haar lot en haar lijden, daar waren we nog niet op aangesloten.’ (p. 8) Maar na de geboorte van hun kind zal Yorick net als ieder ander vanzelf in deze levensdynamiek worden opgenomen. Door zijn rol als vader te accepteren ligt er voor het eerst in concrete zin een taak, een verantwoordelijkheid, een toekomst in het verschiet. Maar zichzelf wegcijferen kan hij niet: vooropgezette ideeën over het gezinsleven heeft hij niet, al wil hij wel vechten voor het ‘geïmproviseerde geluk’ (p. 152).
| |
Opbouw
De gekozen vorm van 26 fragmenten sluit aan bij Yoricks op spel en improvisatie gerichte mentaliteit. Er is de lineaire lijn van het verhaal rond de zwangerschap, waarin het verhaal van Yoricks verleden op een losse chronologische manier is ingebed. De keuze voor een alfabetisch willekeurige ordening van de hoofdstuktitels, terwijl deze tegelijkertijd wel via hun eerste letters het gehele alfabet als ‘orde’ vertegenwoordigen, onderstreept zijn tegendraadsheid. Het eerste hoofdstuk draagt het
| |
| |
karakter van een proloog die na de geboorte is geschreven, wat blijkt uit de openingszin waarin Yorick zich in de verleden tijd tot het inmiddels geboren kind richt (‘Jongen, je was er bijna’). Vanaf het tweede hoofdstuk bestaat het vertelheden in de tegenwoordige tijd. Het ingebedde verhaal van Yoricks verleden en levenshouding krijgt vorm door flashbacks die de chronologie van de laatste paar weken voor de geboorte voortdurend doorbreken, al wordt dat verleden zelf wel min of meer chronologisch verteld, wat betekent dat naar het einde toe het vertelheden en het vertelde verleden steeds dichter bij elkaar komen te liggen. Dat de geboorte zelf niet wordt beschreven is uiteraard een anticlimax, maar het bevestigt dat de roman zich thematisch primair concentreert op de lotgevallen van het hoofdpersonage (inclusief zijn aanstaande vaderschap), en niet op zaken als zwangerschap of ouderschap. Het belangrijkste aspect in de intrige, de verrassende wending tegen het einde die betrekking heeft op de vraag of Yorick wel of niet de vader is, beklemtoont dit nog eens. Hoewel hij aanvankelijk door dit nieuws van zijn stuk wordt gebracht, weet hij het dilemma na zijn nachtelijke zwerftocht door de stad zonder al te veel moeite in zijn alternatieve levensfilosofie in te passen; voor al te sentimentele gevoelens rond vaderschap en nageslacht zou daarin ook geen plaats zijn.
| |
Vertelstructuur
Bij herlezing ontdekt de lezer overigens dat Katherina's groeiende nervositeit, als blijkt dat het kind twee weken later geboren zal worden dan verwacht, niets te maken heeft met haar angst voor de pijn van het bevallen, zoals Yorick meent, maar met haar kennis van de mogelijkheid dat Yorick de vader niet is en wat dat eventueel voor hun relatie betekent. Hij is daarvan op dat moment nog niet op de hoogte en dit wijst erop dat Yorick als ikverteller niet volledig samenvalt met de verteller van het verhaal. Maar verder zet hij in die rol het verhaal volledig naar zijn hand: hij biedt zelf het enige perspectief op de zwangerschap, de gebeurtenissen, het doen en laten van de andere personages en zijn eigen verleden. Een enkele keer geeft hij Katherina het woord en zij weet zijn ‘flutwijsheden’ steeds onmiddellijk te relativeren. Echter, haar nuchtere en overwegend doortastende houding is verder slechts van belang als tegenwicht voor zíjn vage en wat klungelige levensstijl. Het in de roman geboden perspectief op de wereld komt vrijwel exclusief van hem en de keuze voor die invalshoek past bij zijn eigenzinnige, individualistische omgang met de dingen, zoals ook zijn isolement erin tot uitdrukking komt. In samenhang met de onverwachte twijfel over het vaderschap benadrukt het gekozen perspectief bovendien Yoricks rol als man en buitenstaander in de zwangerschap: al probeert hij zich samen met
| |
| |
Katherina op allerlei manieren voor te bereiden op de komst van het kind, waar het gaat om de feitelijke zwangerschap en de innige fysieke band tussen de moeder en het toekomstige wezen kan hij slechts toekijken. Zijn schrijven, zijn talige, dialogische gerichtheid op het nog ongeboren kind fungeert als compensatie voor zijn noodzakelijk geringe aandeel bij het ontstaan en de vroege ontwikkeling van het nieuwe leven.
| |
Stijl
In overeenstemming met de levenshouding van de ikverteller is het proza laconiek. De lichtvoetige toon en de zelfspot neutraliseren het moraliserende aspect van de ‘gids’ of ‘gebruiksaanwijzing’. De afwisseling van zintuiglijk beschreven scènes en essayistische uitweidingen dient hetzelfde doel. Het aardse, lichamelijke bestaat in de roman naast het filosofische; de anekdote naast de bespiegeling. Het briefkarakter van de fragmenten draagt ook bij aan het informele effect van de roman. Het krijgt vooral gestalte in het gebruik van het dialogische ‘je’, maar ook in de kleine, huiselijke beschrijvingen van het leven van de ikfiguur, in de trant van ‘Ik zit vanochtend aan de keukentafel en steek een sigaret op’ of ‘Op weg om uit de keuken een pilsje te halen passeerde ik daarnet de slaapkamer. Daar zag ik je moeder op bed liggen slapen.’ Dit gewone taalgebruik wordt echter voortdurend afgewisseld met literaire taal. Regelmatig wordt verwezen naar het leven als een reis door het ongewisse met ruimtelijke metaforen die de vreemdheid ervan benadrukken. De voortplanting wordt wel opgevat als ‘hengelen in het heelal’; het kind wordt verwelkomd als een ‘immigrantje’ en zijn naderende geboorte wordt in aan de ruimtevaart ontleende taal omschreven. Zo ‘zweeft’ het door het heelal en komt het met een ‘ruimteschip’ naar de aarde; het kind is een ‘piloot’ en het huis van de ouders is de ‘landingsplaats’. Maar de baarmoeder wordt ook wel voorgesteld als een ‘warme binnenzee’ en het geboren worden als ‘exodus’ en ‘aan land’ komen.
| |
Titel
Een ander metaforisch complex in de roman heeft betrekking op de tegenstelling tussen oase en woestijn. Dit heeft uiteraard een directe basis in het verhaal: het kind dat de aanleiding vormt is mogelijk verwekt in de woestijn van Californië. Een van de belangrijke hoofdstukken in dit verband (‘Informatie’) gaat ook over Yoricks tocht door de woestijn en de nieuwe levensinzichten die hij daar opdoet. In overdrachtelijke zin beschouwt hij de wereld als een woestijn waarin overleven een moeizame en onbestemde aangelegenheid is. Associeert hij de woestijn in eerste instantie met leegte en wanorde, tijdens zijn tocht door de Mojave ontdekt hij hoe kwetsbaar en bijzonder die ruimte is: ‘Als er ergens een plek is waar het leven op z'n sterkst is, vindingrijk en taai, dan is het wel in de woestijn.’
| |
| |
(p. 184) Binnen die ruimte is een oase de spaarzame plek waar water en schaduw te vinden zijn, twee cruciale dingen voor de mens om in de vijandige omgeving van de woestijn te kunnen overleven. Yorick associeert een oase bovendien met eenzaamheid en het tweeslachtige karakter daarvan. Hij ervaart zijn bestaan als een eenzaam gebeuren, als een ‘oase, die soms een gevangenis en een ballingsoord is, maar ook een uitkijkpost, een schuilplaats.’ (p. 192)
| |
Ruimte / Thematiek
De titel verwijst dus niet naar een concrete oase. De ruimte in de roman blijft overwegend onbepaald, al kan op basis van een enkele verwijzing wel worden vastgesteld dat Yorick en Katherina in Amsterdam wonen. De Californische ruimte krijgt nog enigszins gestalte, met verwijzingen naar San Francisco, plaatsen in de Mojave als Barstow en Ridgecrest en het nabijgelegen Death Valley. Maar de romanruimte wordt verder nauwelijks specifiek geografisch beschreven. Voor Yorick is ruimte eerder in abstracte of zelfs allegorische zin van belang (‘de’ stad, ‘de’ woestijn, ‘het’ heelal) - als decor van de reis vol hindernissen die het leven uiteindelijk is. Zo is zijn nachtelijke zwerftocht door de stad een spiegelbeeld van zijn tocht door de woestijn. Zijn no future-besef wordt overigens door zijn verblijf in San Francisco wel op de proef gesteld. Men vertelt hem daar dat het er ‘barst’ van de toekomst, met name in relatie tot de nieuwe digitale ruimte en juist voor iemand als Yorick: ‘Ik was eigenlijk heel geschikt, met mijn vrije, ongespecialiseerde instelling, om in het nieuwe elektronische continent een leven op te bouwen. Ze hadden halve gekken als ik nodig, omdat alles nog bedacht moest worden. (...) Ik zag mezelf zitten, een verloren warhoofd onderuit in een terrasstoel aan een zonnige baai, midden in een vreemde metropool. Wat kon de toekomst aan me hebben?’ (p. 157) Het is duidelijk: hij blijft vasthouden aan zijn conceptie van de toekomst als een lege, oningevulde ruimte waarin geen plaats voor hem is.
| |
Poëtica / Thematiek
Hiertegenover staat zijn verleden dat wel degelijk vorm heeft gekregen, juist door er over te schrijven. Zijn geschiedenis haakt in eerste instantie in op het clichéverhaal van een man en een vrouw die een kind krijgen. Bij de uitwerking van dit gegeven worden gemeenplaatsen - ‘is de vader wel de vader?’ - niet geschuwd. Oase is echter allerminst een sentimentele realistische roman over zwangerschap of het naderende ouderschap, want de standaardelementen van zo'n plot worden op diverse manieren ondermijnd. Zo zwijgt de verteller over het conventionele hoogtepunt, de geboorte van het kind, terwijl de essayistische uitweidingen de voortgang van het verhaal voortdurend doorbreken. Als ‘gids’ of ‘gebruiksaanwijzing’ voor het leven is de roman vooral een persiflage.
| |
| |
Maar de ondertoon is serieus. Oase is een tastende, filosofische vertelling en door zijn verhaal op te schrijven meet Yorick zich bovendien een identiteit aan. Zijn gids is een zelfonderzoek dat door de dialogische relatie met het nog niet in het leven ingewijde kind tegelijkertijd op een natuurlijke manier plaats biedt aan algemene reflecties over het leven en de autonome kracht ervan. Zo realiseert Yorick zich dat de menselijke voortplanting een ‘bruut bedrijf’ is en dat voor een kind de schok van het geboren worden enorm moet zijn. Juist in een barre woestijnomgeving vol extremen ontdekt Yorick wat een ‘prestatie’ het leven is en hij raadt zijn toekomstige kind dan ook aan later veel over woestijnen te lezen. Er is ook cultuurkritiek vermomd als goede raad, bijvoorbeeld over de informatiemaatschappij, waarin informatie ‘meer op geld en vuilnis dan op kennis lijkt’. Door de kwestie rond het vaderschap ziet hij in dat de liefde, de idylle, de ‘glazen capsule’ een constructie, een illusie is, en dat het leven zijn eigen wetten stelt.
In de roman is Yorick Oorman uiteindelijk degene die wel ‘geboren’ wordt. Wat hem niet lukt of niet bijster interesseert in de gewone werkelijkheid, namelijk een volwaardig en verantwoordelijk lid van de maatschappij te worden, realiseert hij in de parallelle wereld van de roman, de literatuur: uit woorden fabriceert hij een ik. Uit de willekeurige orde die de taal is, schept hij op basis van zijn verleden al improviserend een beeld van zichzelf. Ondanks zijn gerichtheid op het nutteloze, maakt hij zich zo toch productief; ondanks zijn hang naar de marge, komt hij zo alsnog in de schijnwerpers te staan.
| |
Context
Na Tegenwoordigheid van geest (1989) en Mobilhome (1991) is Oase als roman iets conventioneler van aard, vooral vanwege de dominantere verhaalstructuur. Niettemin vertonen deze romans op het niveau van de stijl, reflectie en personages veel overeenkomsten; ideeën over kunst, leven en werkelijkheid staan steeds centraal. De latere romans Orville (1997) en Het refrein (2000) zetten de vertellende lijn van Oase voort. Zij zijn eveneens gericht op gezins- en vriendschapsrelaties, maar er komen wel meerdere perspectieven in aan bod.
Binnen de Nederlandse literatuur van de jaren negentig valt Oase (en ander werk van de auteur) op door een anarchistisch gekleurde tegendraadsheid, die vooral tot uitdrukking komt in het streven naar een oorspronkelijke combinatie van de min of meer vaste verhalende ingrediënten van het romangenre en een vrije romanvorm. Qua thematiek en vooral qua beschreven
| |
| |
milieu en tijdgeest bestaat er verwantschap met A.F.Th. van der Heijdens romancyclus ‘De tandeloze tijd’ (met name De slag om de Blauwbrug, 1983, en Advocaat van de hanen, 1990) en met De eeuwige jachtvelden (1995) van Nanne Tepper. Laatstgenoemde roman bezit een vergelijkbaar onaangepast hoofdpersonage en even losse verteltrant, maar heeft vooral klassiek-romantische motieven als thematisch uitgangspunt.
De milde humor en de zelfbewuste scherts in Oase herinneren aan grote voorgangers in de romanliteratuur, zoals Don Quichot (1605) van Cervantes en Tristam Shandy (1768) van Laurence Sterne. In de laatstgenoemde roman komt eveneens een Yorick voor die fungeert als een alter ego van de auteur. Maar er zijn ook wel een paar recente romans die relevant zijn voor een beter begrip van Oase. Het leven een gebruiksaanwijzing (1978) van Georges Perec lijkt alleen al vanwege de titel een bron van inspiratie; deze ‘gids’-roman bestaat net als Oase uit talloze kleine verhalen, maar is verder aanzienlijk grootser van opzet. In Generation X (1991) van Douglas Coupland vervult de Californische woestijn eveneens een prominente rol en wordt het ontbreken van toekomst op een vergelijkbare manier als een generatieprobleem naar voren geschoven. (Voor meer over de digitale cultuur waarin Yorick en Katherina in San Francisco belanden, is ook Couplands Microserfs uit 1995 een interessante bron.)
| |
Waarderingsgeschiedenis
In de eerste tien jaar na de publicatie van Oase heeft de roman vrijwel uitsluitend reacties losgemaakt in de vorm van besprekingen in de dag- en weekbladpers bij de verschijning ervan.
Uit de meeste recensies blijkt sympathie voor het boek. Verschillende keren wordt in dit verband gewezen op de lichte, speelse toon. Diverse recensenten zien de hoofdfiguur als een Nederlandse man zonder eigenschappen. Carel Peeters spreekt van een ‘leuk warhoofd’ en Robert Anker van een ‘leuke’ hedendaagse antiheld. Karakteriseert laatstgenoemde de stijl als ‘monter’, T. van Deel vindt de stijl overwegend ‘slordig’ en ‘vaag’; alfanol is volgens hem een metafoor voor het schrijven. Voor Hans den Hartog Jager is de roman ‘aanstekelijk geschreven’ en is de op het alfabet gebouwde literaire structuur ‘geslaagd’, maar de onconventionele persoonlijkheid van de verteller is ‘net iets te gretig’ uitgebuit. Het boek gaat volgens hem over de confrontatie van de literatuur met het echte leven. Peeters kenschetst het boek als een ‘alternatieve roman’ in de traditie van de jaren zeventig; het boek laat zien dat het leven een
| |
| |
‘ongewis avontuur’ is dat door ‘voldongen feiten’ wordt bepaald. Voor Xandra Schutte is de roman een ‘licht melancholisch en mild ironisch’ zelfonderzoek, waarvan de kracht schuilt in de zintuiglijkheid: de hoofdfiguur denkt met zijn zintuigen. Arnold Heumakers ziet de roman als een gewetensonderzoek van de verslaafde held, die het ‘improviserend leven’ belichaamt: ‘Afkomstig uit de no future-generatie van de late jaren zeventig, heeft hij zich angstvallig onthouden van elke vorm van maatschappelijk succes en carrière.’ Ook Alfred Kossmann heeft waardering voor de roman, al beschouwt hij de ‘dramatische wending’ rond de vraag wie de vader van het kind is als overbodig.
Het eindoordeel van Van Deel is aan de zuinige kant, maar uit de recensies van Anker, Den Hartog Jager, Heumakers, Reugebrink en Doeschka Meijsing spreekt bewondering. Laatstgenoemde is hierin het meest expliciet. Het boek verraadt inzicht in de wereld en het is bovendien een ‘geestige, diep gemeende en tegelijk treurige roman’; Yorick Oorman is een ‘antiheld van het zuiverste water’, schrijft zij. Voor Joris Gerits is het lezen van Oase ‘een adempauze, een zalig windstil moment, een onnuttige bezigheid in een door utilitarisme opgejaagde wereld, en daarom zeer nodig.’
Voor deze bespreking is gebruikgemaakt van:
Dirk van Weelden, Oase, eerste druk, Amsterdam 1994.
| |
| |
| |
Secundaire literatuur
Michel Maas, Schrijven is een verslaving met bedenkelijke gevolgen. In: de Volkskrant, 9-12-1994. |
T. van Deel, Altijd loert het gevaar van vergiftiging, van langzame overdosering. In: Trouw, 23-12-1994. |
Arnold Heumakers, Kom op met die koter! In: de Volkskrant, 23-12-1994. |
Marc Reugebrink, [recensie]. In: Nieuwsblad van het Noorden, 23-12-1994. |
Xandra Schutte, De ruis van de wereld. In: De Groene Amsterdammer, 4-1-1995. |
Johan Diepstraten, [recensie]. In: De Stem, 6-1-1995. |
Hans den Hartog Jager, Wachten op een kleine trotse bloterik. In: NRC Handelsblad, 6-1-1995. |
Alfred Kossmann, Er is hoop voor de ongeborene. In: Provinciale Zeeuwse Courant, 6-1-1995. |
Anoniem, [recensie]. In: De Telegraaf, 7-1-1995. |
Carel Peeters, Het leven is een ongewis avontuur. In: Vrij Nederland, 14-1-1995. |
Robert Anker, [recensie]. In: Het Parool, 20-1-1995. |
Theo Hakkert, Yorick Oorman uit Dirk van Weelden's ‘Oase’ deelt ledigheid met figuren Generatie Nix. In: Tubantia, 20-1-1995. |
Doeschka Meijsing, De ernst van een flierefluiter. In: Elsevier, 28-1-1995. |
Ton Verbeeten, Handboek voor een aardling. ‘Oase’ van Dirk van Weelden, apologie van het geïmproviseerde geluk. In: De Gelderlander, 8-2-1995. |
Joris Gerits, Vruchtwacht lopen in de woestijn. In: De Morgen, 17-2-1995. |
Karel Osstyn, Thuiskomst van een dolende ridder. Dirk van Weeldens brieven aan een ongeboren ik. In: De Standaard, 23-2-1995. |
Marco de Vries, [recensie]. In: Nederlands Dagblad, 8-4-1995. |
lexicon van literaire werken 60
november 2003
|
|