| |
| |
| |
Robert Vuijsje
Alleen maar nette mensen
door Ton Anbeek
Achtergronden en uiterlijke beschrijving
In de zomer van 2007 had de journalist Robert Vuijsje (* 12 oktober 1970 in Amsterdam) het manuscript van een roman die De intellectuele negerin moest gaan heten vrijwel voltooid. De ruwe versie werd naar een aantal uitgevers gestuurd die het boek allemaal weigerden. Nadat de tekst met behulp van de literair agent Paul Sebes verschillende keren was bewerkt, werd de roman onder de nieuwe titel Alleen maar nette mensen door Nijgh & Van Ditmar geaccepteerd. Het boek verscheen in maart 2008. Een jaar later werd het zowel voor de Libris Prijs (short list) als voor de Gouden Uil genomineerd. Deze laatste prijs won Vuijsje, net als de Inktaap (in 2010).
De roman telt 286 bladzijden en bestaat uit een Proloog gevolgd door drie hoofdstukken die de naam van een maand dragen: februari, maart, april.
Op het omslag van de vroegste drukken vallen vooral de dansende letters van de titel op; latere drukken tonen een blote schouder en de welgevormde lippen van een zwarte vrouw.
In juni 2011 verscheen de dertigste druk. In 2012 zal de verfilming worden uitgebracht.
| |
Inhoud
De roman begint met ‘Dag schoonheid’, een korte scène waarin hoofdpersoon David het meisje Rowanda leert kennen.
Daarop volgt een fragment uit Davids dagboek, ‘De multiculturele samenleving’, dat de tegenstellingen tussen een groot aantal bevolkingsgroepen binnen de Nederlandse samenleving laat zien: de meningen van Hollandse autochtonen versus die van ‘de mensen die ze allochtonen noemen’; die van de allochtonen onder elkaar (Surinamers en Antillianen versus Afrikanen, Surinamers tegenover Antillianen, Surinaamse negers tegenover Hindoestanen, stadsnegers tegenover bosnegers, enz.). Ook onder de blanke Hollanders bestaat er grote verdeeldheid:
| |
| |
de Randstad tegenover de Brabanders en Limburgers, Amsterdam tegenover de rest van Nederland et cetera.
David Samuels woont in de wijk Oud-Zuid van Amsterdam, waar - zoals zijn moeder zegt - ‘Alleen maar nette mensen wonen’. Daarop geeft David het volgende commentaar: ‘In Oud-Zuid is alleen maar nette mensen codetaal. Iedereen weet dat je bedoelt: geen mensen die ze allochtonen noemen en vooral geen Marokkanen.’ Davids ouders zijn joden; ‘intellectuele joden’ die onderscheiden worden van de textieljoden, die op andere plaatsen wonen en in duurdere auto's rijden. Wel hebben deze ouders goede banen. De moeder is partner bij een advocatenkantoor, zijn vader is de baas van een belangrijk actualiteitenprogramma. Vrienden van zijn vader zijn ‘de hoofdredacteur van de kwaliteitskrant’ en ‘de beroemde columnist’, een invloedrijke tv-producent en een professor Internationale Betrekkingen. Samen met hen onderhoudt de vader het ‘opiniemakersoverleg’, waarin de toestand in de wereld wordt besproken.
David heeft een vriendin, Naomi, die hij al vanaf de eerste klas van de middelbare school kent. Ze werden vanwege hun onafscheidelijkheid ‘DavidenNaomi’ genoemd. Ook zijn vrienden Bas en Daan kent hij al vanaf het gymnasium. Zowel deze vrienden als de ouders van David maken zich zorgen over het feit dat David niet het bekende traject van kinderen uit Oud-Zuid volgt: studeren, een goede baan, trouwen in eigen kring. Bas, Daan en hun vriendinnen gaan al twee jaar naar de universiteit, terwijl David niet weet welke studie hij moet kiezen - tot verdriet van zijn vader die zich voor de lusteloosheid van de zoon geneert wanneer zijn succesvolle vrienden informeren naar de ‘plannen’ van David. Het enige wat de zoon lijkt te interesseren zijn rondborstige zwarte vrouwen. Hij choqueert de vrienden van het opiniemakersoverleg door als enige bijdrage aan hun gewichtige conversatie op te merken: ‘De zwarte negerin is toch beter dan de bruine.’
Ook Naomi, de ‘joodse prinses’ die door de omgeving als zijn toekomstige vrouw wordt gezien, maakt zich zorgen omdat hij duidelijk geen seksuele belangstelling meer voor haar heeft ondanks haar inspanningen om de verhouding spannend te maken.
Zijn ouders sturen hem naar een psycholoog, dr. Bornstein, maar David laat vaak verstek gaan. Om eindelijk zijn verlangen naar de zwarte vrouw te bevredigen heeft hij de hulp ingeroepen van de enige neger die op zijn gymnasium zat. Die neemt hem mee naar een negerinnendisco in de Bijlmer (Amsterdam-Zuidoost) waar hij een zwarte vrouw, Rowanda, ontmoet die aan zijn schoonheidsideaal voldoet. Zij behoort tot
| |
| |
wat David noemt de ‘derde categorie’ zwarte vrouwen. De eerste categorie bestaat uit ‘bounty's’ [zwart van buiten, wit van binnen], zwarte vrouwen die op zoek zijn naar een blanke man. De tweede categorie vormen de zwarte vrouwen die zowel met zwarte als met blanke mannen omgaan; het gevaar bestaat dan dat ze te veel van blanke mannen overnemen en daardoor saai worden. De derde categorie is de ‘Sherida-ketting’, dat is de zwarte vrouw die uitsluitend met zwarte mensen omgaat. Ze draagt een gouden ketting waarop in gouden krulletters haar naam staat.
De eerste vrouw met Sheridaketting die David aanspreekt draagt haar mobiel tussen haar kolossale borsten en heeft twee gouden voortanden die haar naam, Row-anda, spellen. Rowanda heeft geen bezwaar tegen een relatie met een ‘bakra’ omdat ze meer dan genoeg heeft van zwarte ‘liegmannen’: die zijn namelijk voortdurend op jacht naar nieuwe veroveringen. Een dag na de eerste ontmoeting nodigt ze David al uit bij haar thuis. Thuis: dat is Amsterdam-Zuidoost waar ze met haar moeder, twee broers en haar twee kinderen (van verschillende mannen) woont. De moeder vraagt of hij wel een Hollander is. En zij is niet de enige want hij wordt vanwege zijn lichtgetinte huid en zwarte haar voortdurend voor een Marokkaan gehouden (en dus gewantrouwd).
Wanneer hij wilde seks met Rowanda heeft gehad, schept hij op tegen zijn vrienden: ‘Het was on-Nederlands’. Maar Bas en Daan zijn niet geïnteresseerd. De laatste heeft al eerder laten blijken dat hij een racist is, want hij zegt tegen David: ‘En wat als je kinderen krijgt? Dan zit je met een kansloze koffieboon.’
Als Rowanda op de verjaardag van Davids moeder verschijnt, blijkt dat geen succes. De Nederlanders vragen voortdurend; ‘Wat doet je vader?’ Rowanda weet niet wat een ‘actualiteitenprogramma’ is en houdt niet van ‘boekenmensen’ want die zijn saai.
Even ongemakkelijk is het bezoek dat Davids ouders brengen aan de flat van Rowanda en haar moeder. De ontmoeting is één grote communicatiestoornis. De dure champagne die de ouders uit Amsterdam-Zuid hebben meegebracht, wordt door Rowanda's moeder onuitgepakt op de keukenvloer tussen een paar lege colaflessen gezet. Het eten wordt niet opgediend maar in de pan op tafel gezet. Een tafelschikking is er niet. Er wordt geen wit of rood geschonken, men drinkt fanta. Het eten wordt zwijgend op de bank naar binnen gewerkt, de tv staat aan (maar zonder geluid). Davids moeder vraagt of het een Surinaamse gewoonte is om voor de televisie te eten.
Ryan, een neef van Rowanda die David bij haar thuis ontmoet, neemt het op zich om hem te leren hoe hij moet ‘playen’
| |
| |
(versieren). Hij laat hem zien hoe je je mobiel zo moet programmeren dat je vriendin niets merkt van contacten met andere vrouwen. Het wordt hem duidelijk gemaakt dat een man geen oraal geeft: ‘Het is vernederend.’ En als je wél aan orale seks hebt gedaan moet je het nooit aan anderen vertellen. Verder moet hij begrijpen dat een echte man altijd meer dan één vrouw heeft (Ryan zelf had er op een zeker moment wel tien). Ryan is er ook van overtuigd dat chickies het koel vinden ‘als je bruut bent’. De manier waarop witte mannen met vrouwen omgaan vindt hij daarom soft: ‘Die praten zes maanden voordat ze gaan ballen. Is niet goed. Je moet meteen duidelijk maken wat je wil. Daar hebben chickies respect voor.’ Zelf geeft hij daar een voorbeeld van door een ex-vriendin achter een kinderwagen aan te spreken in een winkelcentrum en haar mee te nemen naar een bergplaats waar hij haar onmiddellijk neemt en David wil laten meegenieten.
David gaat playen maar een ontmoeting met een Anti(lliaanse) loopt uit op een handgemeen met Rowanda. Ryan wijst hem de kortste weg naar onbetaalde seks: datingsites zoals www.Etnodating.nl. De ontmoetingen die volgen zijn niet altijd even bevredigend. Bij een bezoek aan een louche café in de Bijlmer wordt David in elkaar geslagen.
Op aanraden van Ryan gaat hij op seksvakantie in Amerika. In Memphis bezoekt hij verschillende nachtclubs waar openlijk aan seks gedaan wordt. Een intellectuele negerin vindt hij in die omgeving natuurlijk niet. Later ontmoet hij wél een zwarte vrouw met hersens, maar hij ontdekt dat dit type eigenlijk net zo saai is als intellectuele witte vrouwen. Op het moment dat hij dit inziet begint hij te verlangen naar zijn oude vriendin Naomi. Hij koopt zelfs verschillende cadeaus voor haar (Hello Kitty-artikelen, een boek van Paolo Coelho), en besluit terug te gaan.
In het vliegtuig zit hij naast een oer-Hollands echtpaar, Henk en Ria, die in hem een terrorist zien.
In Amsterdam wordt hij overal afgewezen: Naomi blijkt nu met Daan te gaan - ze wil niets meer van hem weten. Hij breekt met zijn blanke vrienden en Rowanda wil hem niet meer zien. Nu ze weet dat ook blanken ‘liegmannen’ zijn, gaat ze alleen nog met zwarten om. Ook zijn vroegere mentor Ryan is niet meer in hem geïnteresseerd.
Nadat hij in een supermarkt weer voor een Marokkaanse dief wordt aangezien, besluit hij voortaan maar een Marokkaan te zijn. Het boek eindigt met ‘Dag schoonheid (2)’, een ontmoeting met een Marokkaanse die bij Albert Heijn achter de kassa zit.
| |
| |
| |
Interpretatie
Thematiek
Alleen maar nette mensen is een roman over identiteit en discriminatie.
Het stuk dat onmiddellijk op het begin van de roman volgt, ‘De multiculturele samenleving’, is de opmaat voor een roman waarin voortdurend de tegenstellingen tussen (en binnen) verschillende bevolkingsgroepen beschreven worden. Het is alsof Vuijsje zegt: er bestaat geen uniform Nederland meer, er zijn alleen onderdelen, die vooral proberen op elkaar neer te kijken. De verschillen zijn niet alleen etnisch maar ook regionaal, zoals blijkt uit zinnen als: ‘Stadsnegers zeggen dat bosnegers achterlijke inboorlingen zijn’ en ‘Hollanders uit de Randstad weten dat Brabanders en Limburgers altijd liegen. Dat komt doordat ze katholiek zijn’. Rowanda vindt dat blanken zich slecht wassen: ‘Wittemensen zijn stinkmensen.’
Het sterkst is de tegenstelling autochtoon-allochtoon (Amsterdam Oud-Zuid versus Amsterdam-Zuidoost; wit versus zwart) uitgewerkt. Naast eetgewoonten en seksueel gedrag gaat het bijvoorbeeld ook over het schoonheidsideaal. De ergste nachtmerrie van Davids Hollandse vriendin Naomi is dat haar billen er te dik uit zouden zien. Maar zwarte mensen, noteert David, ‘kunnen zich niet voorstellen hoe iemand een vrouw zonder bil aantrekkelijk kan vinden. Zwarte vrouwen gaan liever dood dan dat ze een platte bil hebben’. Een van de ironieën van het boek is dat hij later een volslanke zwarte vrouw ontmoet die een borstverkleining wil.
David geeft dus een land weer dat aan elkaar hangt van de vooroordelen, waar ‘ons soort mensen’ staat tegenover de rest van de wereld. De vraag is welke plaats David zelf daarbinnen inneemt. Hij is een jood uit het intellectuele milieu van Oud-Zuid, maar breekt met het schema dat voor hem klaar lijkt te liggen. Na het eindexamen gymnasium gaat hij niet naar de universiteit, zoals zijn vriendin en vrienden. Een verklaring daarvoor geeft hij niet. Wel zegt hij tegen Naomi dat hij tot ‘iets indrukwekkends’ wil komen, maar hoe langer hij wacht, hoe onbereikbaarder dat vage doel lijkt te worden. Hij beseft dat de mensen in Oud-Zuid hem zielig vinden omdat hij niets is en niet eens weet wat hij wil worden, ‘dan is Oud-Zuid niet leuk’.
Het lijkt erop dat zijn geobsedeerdheid door zwarte vrouwen een poging is zich af te zetten tegen een milieu waarin de ‘nette mensen’ alleen maar met de eigen soort omgaan. (Overigens lijkt Davids obsessie ten dele overeen te komen met de verlangens van een van zijn vaders vrienden, de beroemde columnist. Die heeft namelijk alle films van Halle Berry verzameld en verstopt voor zijn vrouw. Een van de twee films die genoemd wor- | |
| |
den is Monster's Ball; daarin komt een bijzonder heftige seksscène voor tussen de gekleurde Berry en haar witte tegenspeler.)
Het probleem van de identiteit komt ook expliciet naar voren in een gesprek met dokter Bornstein. Op diens vraag: ‘Wat ben jij?’ antwoordt David eerst: ‘Ik weet niet.’ Wanneer de psycholoog doorvraagt, geeft hij toe dat het prettig is om in Oud-Zuid te wonen, ook omdat er niet veel allochtonen wonen. Bornstein concludeert: ‘Dus je vindt het prettiger wonen tussen Hollanders?’ Dat ontkent David, want: ‘Hollanders deden niets toen mijn familie werd meegenomen door de Duitsers. Mensen veranderen niet. Als de Duitsers nog een keer komen, doen ze weer niets.’
Het motief jood-zijn komt alleen terloops ter sprake. Zo kan David het niet nalaten zijn vader te confronteren met het feit dat hij een vaderjood is (dat wil zeggen: zijn moeder was niet-joods, en dus is Davids vader voor de wet niet joods). Soms zet David een keppeltje op. Niet zozeer uit geloofsijver maar om zichtbaar te maken dat hij géén Marokkaan is. Want, en dat is het tweede punt dat Davids geval uniek maakt, hij ziet er met zijn getinte huid en zwarte haar voor de buitenwereld uit als een Marokkaan. Met dit feit wordt hij voortdurend geconfronteerd, zowel in Oud-Zuid als in Zuidoost. Een van de eerste dingen die Rowanda's moeder hem vraagt is: ‘Ben je wel een Hollander?’ In winkels, in het uitgaansleven, in de tram, overal wordt David met argwaan bekeken of botweg niet toegelaten. Zo ondervindt hij aan den lijve hoe het is om gediscrimineerd te worden. De ironie is dat hij als jood nu juist voor een Marokkaan wordt gehouden, terwijl hij zelf de Marokkanen als antisemieten beschouwt.
Na de zoveelste vernederende ervaring in een chique winkel in de P.C. Hooftstraat denkt hij: ‘het was een vervelend gevoel, als ze lieten merken dat dit hun land is en niet dat van jou, ik kon een beetje begrijpen waarom Marokkanen zich geen echte Hollanders konden voelen, als je overal in de gaten wordt gehouden en je tas moet laten zien, dan voel je je niet thuis (...)’.
Uiteindelijk besluit David dan maar Marokkaan te worden, want ‘waarom zou ik meedoen aan een land waar de mensen niet eens naar me willen kijken omdat ze denken dat ik het laagste van het laagste ben, Marokkanen doen vriendelijk tegen me (...)’.
Opmerkelijk is dat dit boek over discriminatie besluit met een iets meer verhuld voorbeeld. Het Marokkaanse meisje Naima dat Davids nieuwe vriendin lijkt te worden is niet zomaar een Marokkaanse. David verbaast zich al dat ze uit een buurt komt waarvan hij dacht dat er geen Marokkanen wonen. Dan maakt deze Naima hem duidelijk dat ze ‘geen analfa- | |
| |
bete holbewoner uit de bergen’ is, haar familie komt uit Casablanca. Ze is dus niet een Berber uit het straatarme Rifgebergte waar de meeste Nederlandse Marokkanen vandaan komen.
| |
Structuur
Na de korte inleidende teksten wordt het verhaal verteld in drie hoofdstukken: ‘Februari’, ‘Maart’ en ‘April’. De gebeurtenissen worden niet in strikt chronologische volgorde gepresenteerd. Zo springt de vertellende David heen en weer tussen de tijd dat hij zijn vriendin Naomi leerde kennen, zijn lusteloosheid na het eindexamen, zijn contacten met de psycholoog en zijn verschillende seksuele escapades. Soms wisselen twee verhaallijnen elkaar snel af, bijvoorbeeld in het hoofdstuk ‘Maart’, waarin afwisselend een bezoek van Rowanda bij Davids ouders en het bezoek van diezelfde ouders bij de moeder en de familie van Rowanda worden beschreven - door deze montagetechniek wordt de tegenstelling tussen de twee wijken van Amsterdam scherper geprofileerd. Verder zijn er de soms enigszins losstaande beschouwingen in ‘Davids dagboek’ waarin onder meer over muzieksoorten wordt uitgeweid.
| |
Stijl
Kenmerkend voor Alleen maar nette mensen is het taalgebruik dat dicht bij de spreektaal blijft en lange, ingewikkelde zinnen vermijdt: ‘Het was belangrijk om koel te blijven. Net zo koel als Reginaldo en Clyde bleven. Ik kon niet koel blijven. Dit was een emotioneel moment.’ Zulke droge, noterende zinnen sluiten naaldloos aan bij de vele dialogen en de weergave van msn-contacten. De gesproken taal wordt ook vaak zonder aanhalingstekens gepresenteerd: (aan het woord is een Surinamer) ‘Marokkanen leerden van hun ouders dat zwarte mensen apen waren. Zo ging dat in Marokko. En hier wilden ze apen na-apen. Wie was er dan de grootste aap?’
Een ik-roman opent in principe de mogelijkheid dat de verteller vanuit een later standpunt een evaluerend commentaar geeft op wat hij beleeft. Dat laatste gebeurt heel zelden in Alleen maar nette mensen. De verteller treedt hier in de eerste plaats op als een reporter die heet van de naald verslag doet van zijn escapades.
| |
Context
In recensies op Alleen maar nette mensen wordt nogal eens verwezen naar Reves De Avonden als bron van inspiratie. Punten van overenkomst zijn de leeftijd van de hoofdfiguur, de doelloosheid en het gebrek aan contact tussen de ouders en de zoon. Daartegenover staat dat Vuijsjes roman in een ander milieu speelt (rijk, vol weelde) en natuurlijk dat de passie voor volumineuze vrouwen in Reves debuut volledig ontbreekt.
| |
| |
Vuijsje zelf heeft verklaard dat hij de Nederlandse literatuur slecht kent en eerder Amerikaanse romans leest; in dit verband noemt hij de namen van de auteurs Tom Wolfe (Bonfire of the Vanities, A Man in Full) en Brett Easton Ellis (American Psycho). Toch zijn ook daar weinig concrete aanrakingspunten te vinden.
In de Nederlandstalige literatuur zijn er natuurlijk wél romans die de liefde van een blanke man voor een zwarte vrouw weergeven. Een voorbeeld is de novelle van Cola Debrot, Mijn zuster de negerin (1935). (De titel geeft overigens al aan dat het in dit geval niet om een seksuele relatie gaat.)
Meer overeenkomst is er met Zwagermans roman De buitenvrouw (1994), die de verhouding tussen een witte leraar en een Surinaamse collega weergeeft. Daarin komen cultuurverschillen expliciet ter sprake en uiteindelijk loopt de relatie daarop ook stuk. Zwagermans boek heeft wel een heel andere toon dan de schelmenroman van Robert Vuijsje; de erotische uitbundigheid van Alleen maar nette mensen vindt in de Nederlandstalige literatuur eerder een parallel in het werk van Jef Geeraerts, met name een boek als Grangreen i Black Venus.
Wat betreft de milieuschets van Amsterdam Oud-Zuid kan er nog op gewezen worden dat deze welvarende en modegevoelige wijk ook kritisch getekend wordt bij Herman Koch (Het diner) en Arnon Grunberg (met name Tirza). Kochs eerdere roman Red ons, Maria Montanelli heeft een stuurloze puber uit dit milieu als hoofdpersoon.
| |
Waarderingsgeschiedenis
Er zijn over het algemeen drie typen reacties op Vuijsjes boek te onderscheiden.
In de eerste plaats zijn er de recensenten die kritiek leveren op wat zij zien als clichés en stereotypen van zowel Oud-Zuid als Zuidoost-Amsterdam. De toon is dan vaak denigrerend; zo noemt Het Parool de roman ‘het relaas van een verveelde blanke puber, op tietensafari in de Bijlmer’. In De Standaard wordt de hoofdpersoon een ‘verwende lamzak’ genoemd en de roman getypeerd als een ‘hitsig, hilarisch en hinderlijk boek’. In deze opsomming haalt het woord ‘hilarisch’ al een positief element naar voren, dat ook in andere overwegend negatieve beoordelingen soms terugkomt. Zo noemt Joost de Vries (De Groene Amsterdammer) het boek ‘vaak hilarisch’, maar hij wijst de roman af op stilistische gronden. Ook merkt hij op dat het met de boodschap ‘niet helemaal lekker’ zit: een eerste aanzet tot de politiek correcte bezwaren die vooral in 2009 naar voren zullen worden gebracht.
| |
| |
Andere critici waarderen juist de amusementswaarde van het boek, dat ‘op volmaakt terloopse wijze een onbekende gekleurde wereld’ openvouwt (HP/De Tijd). Even welwillend zijn de recensies in de Volkskrant (Daniëlle Serdijn) en NRC Handelsblad (Elsbeth Etty). In het juryrapport voor de Gouden Uil wordt gesteld dat Vuijsje Nederlands schrijft dat ‘swingt als een Afrikaanse tiet’.
Het zijn de prijzen en de publiciteit daaromheen (met name de talrijke interviews met de auteur) die ook een tegenbeweging oproepen. Zo schrijft Anousha Nzume een artikel dat de titel krijgt: ‘Roman Robert Vuijsje lokt koloniaal seksisme uit.’ Er wordt door Women Inc. een debat georganiseerd waarin een hoogleraar Gender en Etniciteit het heeft over de pijn van de zwarte vrouw die tot seksueel object wordt gemaakt. De discussie loopt zo hoog op dat de roman met Hitlers Mein Kampf wordt vergeleken. Vuijsje legt vervolgens in zijn eigen krant De Pers uit dat sommige personages in Alleen maar nette mensen er racistische ideeën op na houden, maar dat dit niet betekent dat het boek als geheel daardoor racistisch zou zijn.
| |
| |
| |
Secundaire literatuur
Patrick Meershoek, Op tietensafari in de Bijlmer. In: Het Parool, 6-3-2008. |
Daniëlle Serdijn, Dikke, pikzwarte oerVenus gezocht. In: de Volkskrant, 14-3-2008. |
J[an] Z[andbergen], Een diepe buiging. In: HP/De Tijd, 14-3-2008. |
Joost de Vries, Stoeptegels. In: De Groene Amsterdammer, 21-3-2008. |
Elsbeth Etty, Een gymnasiast in de garagebox. In: NRC Handelsblad, 28-3-2008. |
Atte Jongstra, Rijst met kip en groente. In: Leeuwarder Courant, 4-4-2008. |
Jann Ruyters, Bijlmer-queens blieven geen Bakra. In: Trouw, 12-4-2008. |
Eva Berghmans, De witte man en de dikke bil. In: De Standaard, 29-8-2008. |
Jan Tromp, ‘In de tram gaan ze niet naast me zitten’. In: de Volkskrant, 3-4-2009. (Interview) |
[Anoniem], ‘Dag Schoonheid’. In: De Standaard, 20-3-2009. |
Lies Schut, Multiculturele zedenschets. In: De Telegraaf, 25-4-2009. |
Anousha Nzume, Roman Robert Vuijsje lokt koloniaal seksisme uit. In: de Volkskrant, 9-5-2009. |
Anna Luyten, De lawine en de roem. In: Knack, 13-5-2009. |
Patrick Meershoek, Walgelijk beeld, de negerin als leeghoofdig lustobject. In: Het Parool, 14-5-2009. |
Stine Jensen, Komt een negerin bij de dokter. In: NRC Handelsblad, 15-5-2009. |
Robert Vuijsje, Waarom ik geen racist ben. In: De Pers, 19-5-2009. |
Clark Accord en Anousha Nzume, Vrouwelijke solidariteit. In: Opzij, 1-6-2009. |
Marja Pruis, Stoute jongens. In: De Groene Amsterdammer, 10-7-2009. |
Gijs Groenteman, ‘Recensies, wie leest die nog?’ In: Psvande Week, 30-7-2011. (Interview met Paul Sebes) |
Marco Prandoni, ‘Solo gente per bene’ di Robert Vuijsje. Uno scardinamento ironico dei discorsi sul multiculturalismo. In: Andrea Gullotta en Francesca Lazzarin, Scritture dell'io. Percorsi tra i generi autobiografici della letteratura europea contemporanea, Bologna 2011, p. 101-116. |
lexicon van literaire werken 94
mei 2012
|
|