| |
| |
| |
Simon Vestdijk
Het vijfde zegel
Roman uit het Spanje der Inquisitie
door P. Kralt
Achtergronden en uiterlijke beschrijving
Simon Vestdijk (*1898 te Harlingen, † 1971 te Utrecht) begon aan de voorbereiding van Het vijfde zegel in 1935. De aanleiding tot de roman was het schilderij ‘Heilige Jacobus Major’ van de schilder El Greco, dat hij in München gezien had. Een half jaar lang las hij boeken over de schilder en het zestiende-eeuwse Spanje waarin deze geleefd had. Hij maakte vervolgens een uitvoerig schema van de inhoud. Op 13 november had hij zestig pagina's gereed; hij las het manuscript toen voor aan de schrijver Cola Debrot om van hem te horen of het allemaal aannemelijk genoeg klonk.
In het begin van 1936 kreeg Vestdijk echter een lichte depressie en was het hem onmogelijk verder aan de roman te werken. Hij las toen Kafka. Diens sobere stijl maakte diepe indruk op hem en hij walgde naar eigen zeggen van de verzorgd literaire stijl van zijn eigen roman. Hij aarzelde of hij het werk weer op zou nemen. De dichter en criticus H. Marsman raadde hem aan gewoon verder te schrijven. Als er al verschil in stijl zou zijn, zou toch niemand het merken, zei hij. 21 april ging Vestdijk weer aan het werk en 4 september voltooide hij de roman.
Er komen veel personen voor in Het vijfde zegel. De kans dat personages psychologisch op elkaar zouden gaan lijken, was dus groot. Om dat gevaar te bezweren, maakte Vestdijk gebruik van de zogenaamde zodiakale psychologie; dat zijn de twaalf verschillende karakterschetsen van de astrologie. El Greco bijvoorbeeld is een Schorpioen (geboren tussen 24 oktober en 23 november): een naar Vestdijks eigen omschrijving emotioneel maar gesloten type, eenzelvig en geneigd tot zwaarmoedigheid.
Vestdijk had aanvankelijk ook de bedoeling de roman in veertien hoofdstukken in te delen die dan zouden moeten corresponderen met de veertien statiën van de kruisweg: de weg die Jezus aflegde van Jeruzalem naar de heuvel waarop hij ter dood zou worden gebracht en waarop veertien keer iets voorviel. De bedoeling van deze analogie was ongetwijfeld een
| |
| |
symbolisering van de lijdensweg van El Greco. Maar de opzet was kennelijk te gekunsteld en Vestdijk heeft hem dan ook losgelaten. Wel zijn er nog sporen van aan te wijzen.
De roman verscheen in 1937 en telde in de eerste druk 432 bladzijden. Hij opent met een lijst ‘Personen’ en sluit af met een lijst ‘Verklaring van enkele vreemde woorden en citaten’. In 1939 verscheen een Duitse vertaling (Das fünfte Siegel), in 1940 een Tsjechische (El Greco, malír absolutna), in 1954 een Zweedse (El Greco i Toledo), 1957 een Franse (La vie passionnée de El Greco), in 1961 een Slowaakse (Piata pecat), in 1965 een Sloweense (El Greco, ekstara groze) en in 1966 een Portugese (El Greco). Daarmee is Het vijfde zegel Vestdijks meest vertaalde roman.
| |
Inhoud
Voorspel
De roman begint met een ‘Voorspel’, getiteld ‘Valladolid, 24 juni 1559’. Hierin wordt een auto da fe (een openbare uitspraak van de inquisitie) beschreven. (De inquisitie was de rechtbank van de rooms-katholieke kerk die belast was met het onderzoek naar en het straffen van afvalligen). Onder de vier ketters zijn Antonio de Herrezuela en zijn vrouw Leonor de Cisneros. Fernando de Cisneros, een familielid van Leonor, protesteert tevergeefs bij de koning tegen de onwaardige behandeling van zijn nicht en haar man. Wel ziet hij kans De Herrezuela een teken te geven dat diens kind in veiligheid is. De Herrezuela wordt de volgende dag verbrand, zijn vrouw een klein jaar later.
Na dit ‘Voorspel’ begint de eigenlijke geschiedenis van de roman: het verhaal over de schilder El Greco, dat zich afspeelt tussen 2 mei en 8 december 1583. Het bestaat uit twee delen; elk deel telt acht hoofdstukken.
| |
Hoofdstuk I
El Greco gaat naar het Escorial, het paleis van koning Filips II, om hem zijn schilderij ‘De heilige Mauritius’ aan te bieden. De koning weigert het, al mag het wel ergens in een bijzaal worden opgehangen. Zijn bezwaar tegen het doek is dat het geen wraak oproept. Hij wijst El Greco op een tekst uit het bijbelboek Openbaring. Daarin staat dat de zielen van de martelaren in de hemel om wraak roepen. Met andere woorden: wraak willen nemen is niet per se iets onheiligs, iets wat te veroordelen is.
Terug in Toledo, zijn woonplaats, bezoekt El Greco de kanunnik Covarrubias aan wie hij vertelt dat hij de ‘Opening van het Vijfde Zegel’ wil schilderen. Dat is de bijbeltekst waarop koning Filips hem attent heeft gemaakt: de om wraak roepende zielen van de martelaren.
| |
| |
| |
Hoofdstuk IV
Het vierde hoofdstuk van de roman vertelt over de inquisiteur Don Pedro Moya de Contreras, een dikke man, liefhebber van vrouwen. Hij ontvangt een brief van Diego de Chaves, de biechtvader van de koning. Deze wil dat El Greco aangepakt wordt. Hij bespeurde in El Greco's verdediging van ‘De heilige Mauritius’ iets van ketterij; hij weet dat de koning hem een groot schilder vindt; hij wil uit alle macht voorkomen dat El Greco invloed op de koning krijgt. Don Pedro heeft er wel oren naar iets tegen El Greco te ondernemen. Hij heeft namelijk zijn oog laten vallen op El Greco's levensgezellin, Gerónima. Een bedreiging van de schilder zou hem een kans bij diens vrouw kunnen geven.
Tijdens zijn bezoek aan het Escoreal had El Greco de monnik Francisco Esquerrer ontmoet, een man met een scheef gezicht, dat de schilder, juist om die lelijkheid, bijzonder boeide. Hij had hem uitgenodigd een keer naar Toledo te komen. Hij zou zijn ‘kop’ goed kunnen gebruiken voor de ‘Begrafenis van Graaf Orgaz’, een schilderij met veel portretten. Deze monnik komt nu voor een half jaar naar Toledo. Hij moet werken aan de reorganisatie van een bibliotheek. Maar hij heeft alle tijd El Greco zo vaak deze wil te bezoeken. Tijdens hun eerste gesprek blijkt al dat er een grote affiniteit tussen de twee mannen is. El Greco is nu niet alleen geboeid door het gezicht van Esquerrer, maar ook door diens geest; door zijn naar mystiek zwemende ideeën.
Later op de dag krijgt El Greco bezoek van een oude man die pas in Toledo is komen wonen: Don Fernando de Cisneros. Merk op: dat is de man die tijdens de in het ‘Voorspel’ beschreven auto da fe uit 1559 bij de koning protesteerde en daarop in ongenade was gevallen. Hij is vooral geïnteresseerd in de onderaardse gewelven van El Greco's huis.
Esquerrer poseert voor El Greco, maar zijn portret op de ‘Begrafenis van Graaf Orgaz’ vindt de schilder achteraf toch te geïdealiseerd. Hij schildert dan een ‘Jacobus Major’ waarvoor Esquerrer opnieuw model staat. Het is het eerste schilderij van zijn nieuwe kunst, een kunst die niet langer naar uiterlijke schoonheid streeft. Esquerrer beschouwt het schilderij als een voorstudie voor de ‘Opening van het Vijfde Zegel’ dat El Greco nog wil schilderen. De schilder bergt deze ‘Jacobus Major’ (de apostel Jacobus was de eerste christelijke martelaar) op in het keldergewelf onder zijn huis.
In de twee volgende hoofdstukken wordt duidelijk dat een aantal mensen bezig is een complot te smeden, zowel tegen de inquisitie als tegen de koning. Een van hen is Fernando de Cisneros die zich op de koning wil wreken. Een ander is graaf Martin de Ayala, die zich wil wreken op Don Pedro die ooit zijn minnares verleid heeft.
| |
| |
| |
Hoofdstuk X
In het tiende hoofdstuk wordt het ontstaan van de ‘Opening van het Vijfde Zegel’ beschreven. El Greco schildert het in het keldergewelf. Niemand krijgt het te zien; alleen Esquerrer is bij de werkzaamheden aanwezig. Hij vertelt daarbij zijn levensgeschiedenis. Hij was als wees of vondeling opgevoed door een houtvester. Later werd hij monnik. Eenmaal werd hij om een vergrijp gestraft (hij nam het op voor een krankzinnige die de hostie had bespuwd): vernederd en vertrapt werd hij in de gevangenis geworpen. Maar juist daar vond hij een vrede en zaligheid die hij niet beschrijven kan. Toch kreeg hij jaren later een aanval van razernij toen hij zag hoe iemand vernederd werd. Het was als het ware een wraakneming voor wat hem in de kerker van het klooster was aangedaan. El Greco antwoordt dan: Dat is wat ik hier schilder; deze lichamen hebben alles wat hun vrede geven moet, en toch... (p. 207). Hij maakt zijn zin niet af. We zullen hem moeten begrijpen als: en toch roepen ze om wraak.
| |
Hoofdstuk XI
De rest van de roman, dus vanaf hoofdstuk 11, gaat voornamelijk over de intrige die El Greco ten val moet brengen en de manier waarop hij daaraan ontkomt. Don Pedro (die zoals gezegd zijn begerig oog op El Greco's levensgezellin heeft laten vallen) speelt de schilder Sénsino een boek van Luther in handen. (Maarten Luther, de kerkhervormer, was voor de katholieke kerk een ketter; zijn boeken stonden op de index, het bezit ervan was ten strengste verboden). Deze Sénsino haat El Greco omdat hij zich door hem geminacht weet. Hij schakelt El Greco's bediende Diego in. Diego wil zich op El Greco wreken, omdat deze hem ooit voor een muilezel heeft uitgemaakt. Opnieuw zijn het dus haat en wraak die de mensen tot hun handelingen drijven. Diego verbergt het boek in El Greco's bibliotheek waar het vervolgens bij een huiszoeking door de inquisitie gevonden wordt. El Greco wordt ontboden, verhoord en met het boek geconfronteerd. Aan het eind van het verhoor, dat El Greco grote angst heeft aangejaagd, verzekert Don Pedro hem dat uitsluitend hij over de voortgang van het proces te beslissen heeft. Hij laat erop volgen dat hij binnenkort langskomt. El Greco zal het wel te druk hebben met schilderen, zegt hij, maar dan kan zijn vrouw hem, Don Pedro, ontvangen. De bedoeling van de inquisiteur is duidelijk: hij wil Gerónima in haar eigen huis verleiden.
Ondertussen heeft zich nog iets anders voorgedaan. Terwijl El Greco een keer in het onderaards gewelf was, ontdekte hij daar in een spleet in de rotswand Fernando de Cisneros. Die was via andere onderaardse gangen in El Greco's kelders terechtgekomen. El Greco begint een vermoeden van het complot te krijgen. Fernando ziet het portret van Jacobus Major,
| |
| |
waarvoor Esquerrer model heeft gestaan. Esquerrer lijkt buitengewoon veel op Antonio de Herrezuela, de ketter die in 1559 verbrand is. Hij moet diens zoon zijn.
Hierna volgen de gebeurtenissen elkaar snel op. Don Pedro vervoegt zich bij het huis van El Greco, hij wil Gerónima spreken. Maar de schilder gaat naar hem toe en zegt hem dat zijn vrouw hem niet zal ontvangen. Daarmee is in feite zijn lot en dat van zijn gezin bezegeld. Later arrangeert hij in zijn huis een ontmoeting tussen Fernando en Esquerrer. De oude man wil daar de monnik zijn afkomst onthullen. Terwijl die twee met elkaar in gesprek zijn, meldt zich de beeldhouwer Leoni bij El Greco. Hij heeft in het Escorial gehoord dat er tegen El Greco samengespannen wordt. De biechtvader van de koning heeft de inquisitie in Toledo aan het werk gezet en bovendien een spion gestuurd, een monnik, ene Esquerrer.
Natuurlijk is El Greco door de onthulling van dit geheim geheel ontdaan. Hij gaat naar het vertrek waar Fernando en Esquerrer bijeen zijn en hoort nog net hoe Fernando de monnik probeert over te halen een aanslag op de koning te plegen. Over een paar dagen zal er een processie in Toledo zijn. De koning is daarbij tegenwoordig. Ook Esquerrer zal erbij zijn. Het moet voor hem dan gemakkelijk zijn toe te slaan.
Als Fernando verdwenen is, vraagt El Greco de monnik om rekenschap. Die verdedigt zich vergeefs. Hij had wel een opdracht El Greco's gezindheid te onderzoeken, maar een spion voor de inquisitie was hij niet. Hij had trouwens nooit meer aan de opdracht gedacht. El Greco bijt hem toe, dat het hier niet eens om de inquisitie gaat. Het gaat om zijn vrouw. Zij zullen hem doden en Don Pedro zal zijn lusten botvieren op Gerónima. Op Esquerrer die een grote verering voor Gerónima koestert, maakt dit alles diepe indruk.
El Greco daalt af in de keldergewelven. Hij ziet de schilderijen die hij gemaakt heeft. Ze doen hem niets meer, ook niet de ‘Opening van het Vijfde Zegel’. Wat hij aan wraak heeft meegemaakt, was kleine rancune, kleine intriges, niet meer (p. 310). Het heeft niets met de idee van de ‘Opening van het Vijfde Zegel’ te maken. Hij besluit een brief aan de koning te schrijven waarin hij hem op het complot zal attenderen. Alleen zo kan hij zichzelf en zijn gezin redden.
Op de dag van de processie gaat het toch nog weer anders dan verwacht. Esquerrer doet geen aanslag op de koning, maar hij valt Don Pedro aan die ook in de processie meeloopt. Hij steekt hem neer en wordt daarna zelf gedood. El Greco keert terug naar zijn atelier. Hij bepeinst dat zijn kelderschilderijen chaos en willekeur uitdrukken. Vooral de ‘Opening van het Vijfde Zegel’. Want wraak is willekeur en toeval, dus zinloos.
| |
| |
El Greco besluit terug te keren tot de orde en strenge formatie van de ‘Begrafenis van Graaf Orgaz’.
| |
Interpretatie
Thematiek
Zoals al uit de samenvatting blijkt, zijn haat en wraak de centrale thema's van Het vijfde zegel. Met een iets algemener begrip zou men kunnen zeggen dat het in deze roman vooral om het kwade gaat, om vernedering, onderdrukking, boze begeerte, sluwe misleiding, verraad. Dit kwaad manifesteert zich op twee terreinen: op maatschappelijk gebied en op individueel artistiek gebied.
Eerst het maatschappelijk aspect. De ondertitel van Het vijfde zegel is: Roman uit het Spanje der Inquisitie. Dat is geen willekeurige aanduiding. De Spaanse inquisitie van de zestiende eeuw is berucht. Van dat instituut geeft de roman een scherp beeld. Ten eerste van de onderdrukkers. Ik noem er hier twee. Om te beginnen Antonio de Cabrejas, de fiscaal die El Greco aan een verhoor onderwerpt. Hij heeft hoge waardigheden in zijn orde versmaad om actief ketterjager te kunnen blijven. Dat zegt al genoeg over zijn karakter. Zijn ondervraging van de schilder tekent hem eens te meer. Hij is er niet op uit de bedoelingen van El Greco boven te krijgen, hij probeert hem te vangen. Zelfs een beroep van de schilder op het gezag van de moederkerk waarnaar hij zich hoe dan ook wil schikken, verwerpt hij. Zo'n uitvlucht vindt hij te gemakkelijk.
De tweede figuur is Pedro de Contreras, de inquisiteur van Toledo. Hij is een dikke wellusteling die van vrouwen en kleine jongetjes houdt. Het is hem in het geheel niet om de zuiverheid van de kerkleer te doen. Het gaat hem uitsluitend om de bevrediging van zijn hartstochten. Daarbij schuwt hij geen enkel middel. Hij laat zelfs een verboden boek bij El Greco binnen smokkelen, om hem op die manier in zijn macht te krijgen. Al met al een gruwzame schets van machtswellust en schijnheiligheid.
De roman schenkt echter niet alleen aandacht aan de onderdrukkers, hij tekent ook hun slachtoffers. Door de volstrekte willekeur van de inquisiteurs leeft de bevolking in voortdurende angst. Niemand is veilig. De dichter Zuñiga is getrouwd met een indiaanse. Hij is altijd bang dat men op het idee zou kunnen komen dat zij niet goed katholiek is. Als zich op het plein voor het stadhuis een menigte bevindt en het angelus begint te kleppen, valt iedereen op de knieën, bevreesd voor de controle van loerende ogen onder zwarte puntmutsen. Centraal staat natuurlijk de hevige angst die El Greco overvalt als
| |
| |
hij tijdens het verhoor met het boek van Luther geconfronteerd wordt. De zo fiere schilder schrompelt ineen tot een haas. Zelfs daartoe is het fanatisme, de willekeur en de wreedheid van de inquisitie in staat. Uit de bladzijden van de roman stijgt de huiveringwekkende geest op van iedere dictatuur, in welke tijd en welk deel van de wereld dan ook.
Maar het maatschappelijk aspect van de roman is slechts achtergrond; een decor waarvoor zich het eigenlijke gebeuren afspeelt. Dat centrale gebeuren is de artistieke crisis waarin het romanpersonage El Greco terechtkomt. Om daar duidelijk zicht op te krijgen, moet er eerst iets over de kunst van de historische El Greco gezegd worden.
Domenikos Theotokópoulos (1541-1614) werd geboren op Kreta en kwam na een verblijf in Italië omstreeks 1577 naar Spanje, waar hij tot zijn dood te Toledo woonde. (Vandaar zijn Spaanse bijnaam: El Greco = De Griek). Hij is een van de grote schilders van het maniërisme. De kunstwerken van deze stroming zijn een reactie op de evenwichtige kunst van de Renaissance. Men zocht nu schoonheid in het onevenwichtige, het onnatuurlijke, het extatische. El Greco's kunst kenmerkt zich voor een deel door langgerekte lichamen, vaak van onderaf gezien, wat hun lengte voor het oog nog doet toenemen. Niet al zijn schilderijen zijn even gedurfd. De ‘Begrafenis van Graaf Orgaz’ van 1586 is minder maniëristisch dan de ‘Opening van het Vijfde Zegel’ van 1614. Maar ook het eerstgenoemde doek is allerminst renaissancistisch; het is druk, met veel figuren en veel beweging. Het extatische karakter van de ‘Opening van het Vijfde Zegel’ heeft het echter niet. Op dat schilderij zie je langgerekte, naakte lichamen, die uit hun graf verrijzen en hun armen naar de hemel heffen. Men onderscheidt wel verschillende perioden in El Greco's kunstenaars-loopbaan, maar zijn hele leven heeft hij maniëristisch geschilderd. De ietwat mystieke sfeer van zijn schilderijen paste ook uitstekend in het geestelijk klimaat van het zestiende-eeuwse Spanje.
Uit het bovenstaande volgt dat het romanpersonage El Greco uit Het vijfde zegel nogal afwijkt van de historische El Greco. Van een artistieke en persoonlijke crisis zoals die in de roman beschreven wordt, is nooit sprake geweest. Die opzet is een constructie van Vestdijk. De tegenstelling tussen de ‘Begrafenis van Graaf Orgaz’ en de ‘Opening van het Vijfde Zegel’ is er wel, maar ze is niet zo sterk als de roman suggereert. En wat het meest opvalt: om een dergelijke crisis te kunnen creëren, heeft Vestdijk de ontstaansdata van de twee schilderijen veranderd. Hij dateert ze beide in 1583, het jaar waarin de roman speelt.
| |
Kern
Dit tamelijk hardhandige ingrijpen in de geschiedenis wijst
| |
| |
erop dat El Greco's artistieke crisis de kern van de roman is. Hier was het de auteur om te doen. Waarom zou hij anders zo ver van de historische waarheid afgeweken zijn? Hij wilde met deze fictieve constellatie iets uitdrukken. De idee van de roman ligt daarom besloten in de aard van de crisis die El Greco doormaakt. De vraag is: Wat houdt ze in?
Om die vraag te beantwoorden doen we het beste uit te gaan van de analyse van Els Schrover. Die geeft het duidelijkst de betekenis van een en ander aan. Zij onderscheidt in El Greco's ontwikkeling drie stadia. (N.B. In het vervolg hebben we het natuurlijk nog uitsluitend over het romanpersonage El Greco). In het eerste stadium denkt de schilder nog in pure tegenstellingen: goed en kwaad; mooi en lelijk. Goed heeft niets met kwaad van doen en mooi heeft niets met lelijk te maken. Deze zaken zijn in zijn ogen strikt gescheiden. Voor het verstand horen ze niet bijeen, sluiten ze elkaar uit. En in dit eerste stadium gaat El Greco uitsluitend op zijn verstand af. Het schilderij dat bij deze periode hoort, is de ‘Begrafenis van Graaf Orgaz’, een helder, overzichtelijk kunstwerk.
Dan volgt het tweede stadium, het stadium van de crisis. Onder invloed van Esquerrer keert El Greco zich van de rationele onderscheidingen af en neigt hij naar de mystieke verzoening van de tegenstellingen. Men kan denken aan wat Esquerrer vertelt over zijn gevangenschap: bespot, bespuwd en vernederd, voelde hij zich toch diep gelukkig. Voelde hij zich juist toen diep gelukkig. Ellende en geluk lijken onlosmakelijk met elkaar verbonden. El Greco neemt die opvatting over. Het schilderij waarin hij deze visie verbeeldt, is de ‘Opening van het Vijfde Zegel’. Van de figuren erop is niet te zeggen of ze iets heiligs of iets duivels hebben. De manier waarop ze zich rekken is voor velerlei uitleg vatbaar. Reiken ze naar een nieuw hemels kleed of werpen ze hun lijkkleed van zich? Roepen ze om erbarmen of om wraak? Het is niet uit te maken (p. 210). Kortom: goed en kwaad zijn wel te onderscheiden, maar niet te scheiden. Ze zijn één, altijd met elkaar verbonden.
| |
Titel
In de roman wordt deze gedachte op alle mogelijke manieren uitgewerkt. El Greco praat voortdurend en legt aan zijn bezoekers uit wat hij bedoelt. Hij houdt bespiegelingen over de kunst (over tekening, licht en kleur); hij ontvouwt zijn ideeën over God (over Vader, Zoon en Heilige Geest). Al die ontboezemingen houden verband met de centrale gedachte: in wezen bestaan er geen tegenstellingen. Het onderscheid dat het verstand maakt tussen bijvoorbeeld goed en kwaad is inderdaad iets van het verstand alleen. Dat het hier om een essentieel gegeven gaat, blijkt uit het feit dat de titel van de roman naar het schilderij over het Vijfde Zegel verwijst.
| |
| |
Toch is er een derde stadium. Er komt een moment dat El Greco de ‘Opening van het Vijfde Zegel’ verwerpt. Het schilderij doet hem niets meer. En aan het eind van de roman keert hij terug tot de ‘Begrafenis van Graaf Orgaz’. Hij zal dat doek nu voltooien. Die ommekeer komt tot stand omdat El Greco heeft leren inzien dat goed en kwaad weliswaar bijeen horen, maar dat dit verheven mystieke idee in het gewone leven alleen maar tot kleine intriges en kleine rancune leidt. In het dagelijks leven hebben wraak en haat niets verhevens. Daarom moet men ze niet willen uitbeelden, ook niet als een aspect van het goede. In feite is de ‘Opening van het Vijfde Zegel’ chaos en willekeur. Het wil de eenheid van goed en kwaad uitbeelden, maar het schept alleen maar verwarring (p. 330).
In een brief aan Theun de Vries heeft Vestdijk eens geschreven dat men het duister niet moet willen uitbannen omdat duister en licht alle twee tot het leven behoren; dat de strijd tussen die twee in feite het leven is; dat men dat moet accepteren; dat het er slechts op aan komt het duister te doorlichten. Dat laatste wil zeggen: het donkere driftleven begrijpen en in goede banen leiden. Die idee lijkt ook ten grondslag te liggen aan Het vijfde zegel. De ‘Begrafenis van Graaf Orgaz’ is een schilderij waarin strenge formatie heerst. Het wil het duister (de haat, de wraak) niet weergeven, het wil het doorlichten. Het brengt orde aan.
Els Schrover interpreteerde het eind van de roman ongeveer als volgt: de tegenstellingen van het verstand (eerste stadium) worden overtroffen door iets wat de menselijke geest te boven gaat (tweede stadium), maar omdat dat ‘iets’ eigenlijk onbereikbaar is, krijgt het verstand toch weer een bescheiden rol: het biedt in ieder geval houvast (derde stadium).
Ik begon deze interpretatie met te stellen dat het ‘kwaad’ als maatschappelijk en individueel artistiek verschijnsel het centrale thema van de roman is. De centrale idee zou men als volgt kunnen formuleren: het kwaad mag in hogere, mystieke zin één zijn met het goede, in het gewone (maatschappelijke en individuele) leven manifesteert het zich toch als kwaad en is het zaak het ook als kwaad te onderkennen.
| |
Context
Het vijfde zegel is een historische roman. Als zodanig sluit het nauw aan bij de negentiende-eeuwse traditie van dit soort boeken. Sir Walter Scott (1771-1832) was de eerste die dergelijke romans schreef. Kenmerken van het genre zijn onder andere de avontuurlijke inslag, de grote hoeveelheid couleur locale (de
| |
| |
minutieuze beschrijving van historische details) en de uitbeelding van een historisch proces via de belevenissen van een fictieve hoofdfiguur. De avontuurlijke inslag is in Het vijfde zegel gemakkelijk te herkennen. Motieven als de samenzwering, de ontsnapping via onderaardse gangen en de onbekende herkomst van een hoofdfiguur zijn direct aan de roman à la Scott ontleend. Ook de couleur locale is overmatig aanwezig, zij het niet zozeer in uiterlijke zaken als kleding, wapentuig, huizenbouw en dergelijke, maar in de gedetailleerde aanduiding van het geestelijk klimaat van het zestiende-eeuwse Spanje. De keus van een bekende historische figuur als hoofdpersoon is niet volgens het recept van Walter Scott. Wat dat betreft sluit Vestdijk bij een modernere traditie aan, met romans als Der Teufel van Alfred Neumann (1926) over de Franse koning Lodewijk XI en zijn gunsteling Oliver en I Claudius van Robert Graves (1934) over de Romeinse keizer Claudius. Het boek van Neumann vond Vestdijk zelf een ‘toonbeeld van de historische roman’.
Het vijfde zegel is ook een kunstenaarsroman; het boek beschrijft een periode uit het leven van een bekende schilder. Het gaat bovendien vooral om het werk van El Greco. De roman geeft een interpretatie van enkele van diens schilderijen. Dergelijke romans waren in de jaren dertig geliefd. Theun de Vries debuteerde met de lijvige roman Rembrandt (1931), met vooral aandacht voor het sociale aspect van diens leven en werk. C. en M. Scharten-Antink publiceerden De grote Zorzi (1938) over de vijftiende-eeuwse Italiaanse schilder Giorgione; een leesbare, maar wat oppervlakkig romantische verbeelding van het leven van deze jong gestorven kunstenaar. Ook het leven van schrijvers en dichters konden stof leveren voor romans. Bekend is Lotte in Weimar (1939) van Thomas Mann over de dichter Wolfgang von Goethe, een boek dat Vestdijk zeer bewonderde.
In Vestdijks omvangrijke oeuvre (hij schreef onder andere vierenvijftig romans) is Het vijfde zegel zijn eerste historische roman. Hierna schreef hij nog dertien andere historische romans, over alle mogelijke perioden (Oudheid, Middeleeuwen, zeventiende, achttiende en negentiende eeuw) en over velerlei landen (Griekenland, Italië, Duitsland, Frankrijk, Ierland, Jamaica enzovoort). Slechts drie ervan hebben net als Het vijfde zegel een historische figuur als hoofdpersoon: De nadagen van Pilatus (1938), over de Romeinse stadhouder die Jezus veroordeelde; De filosoof en de sluipmoordenaar (1961), over de Franse schrijver Voltaire; en Het proces van Meester Eckhart (1969), over de middeleeuwse mysticus.
| |
| |
| |
Waarderingsgeschiedenis
Bij het publiek viel Het vijfde zegel in de smaak. Binnen twee jaar verschenen een tweede en een derde druk. Het succes verleidde de uitgever ertoe Vestdijk om een nieuwe historische roman te vragen. Die ging daarop in en voltooide al op 19 maart 1938 De nadagen van Pilatus, een roman die het aanmerkelijk minder goed deed. Wel ontving Vestdijk in datzelfde jaar 1938 de Van der Hoogtprijs van de Maatschappij der Nederlandse Letterkunde voor Het vijfde zegel.
De kritiek was over het algemeen niet ongunstig. De indringende recensie van H. Marsman kan als voorbeeld dienen. Hij prees het boek: ‘Het vijfde zegel is na Couperus' De komedianten de beste Hollandse historische roman, die ik ken’, schreef hij. Dat algemene oordeel berustte op twee andere oordelen. Volgens Marsman had Vestdijk ten eerste met ‘spelende zekerheid’ een bibliotheek aan kennis in de roman verwerkt en had hij ten tweede zo'n greep op de tijd dat je je als lezer een tijdgenoot voelde. Toch had hij een fundamenteel bezwaar tegen de roman: hij vond dat het bijwerk te veel de kern overwoekerde. De kern was naar zijn mening de verhouding tussen El Greco en koning Filips II met Esquerrer als schakel tussen die twee, plus de dreiging door de inquisitie. De rest (al die bijfiguren, al die bijkomende intriges) had beter achterwege kunnen blijven. Het boek had hooguit een paar honderd bladzijden moeten tellen.
Marsman hoorde tot Vestdijks literaire kennissenkring. Tot dezelfde kring hoorde de schrijver en criticus E. du Perron. Zijn oordeel over Het vijfde zegel sloot aan bij dat van Marsman, maar was veel scherper. Ook al het historische geleerdheidsvertoon veroordeelde hij. In een brief aan Menno ter Braak schreef hij dat Vestdijk in alle valstrikken van het genre was getrapt: te veel gepenseel aan de bijfiguren, te veel beschrijvingen enzovoort. Het verhaal vond hij ‘vrij banaal romantisch’, het had in veertig bladzijden verteld kunnen worden.
Curieus zijn Vestdijks eigen opmerkingen over de roman. In een brief aan Marsman van 15 november 1937 schreef hij dat de driehoek Greco-Esquerrer-Gerónima te weinig uitgewerkt was, waardoor het te veel een ‘mannenboek’ was geworden. Veel later sloot hij zich aan bij het oordeel van Du Perron. In 1959 werd hij voor de eerste keer geïnterviewd door Bibeb. Hij vertelde haar dat hij tijdens zijn ziekte van 1953 tot 1955 al zijn romans herlezen had, behalve Het vijfde zegel en De vuuraanbidders. Hetzelfde vertelde hij aan Nol Gregoor in een radiogesprek van 1962. Toen Gregoor hem zes jaar later ter ere van zijn zeventigste verjaardag nog een keer interviewde, herhaalde hij
| |
| |
zijn oordeel. Hij had zijn vrouw al zijn boeken voorgelezen, vertelde hij, op één na. Hij zei letterlijk: ‘Nee, Het vijfde zegel dat vindt Mieke ook zo vervelend en vind ikzelf stomvervelend, dus dat heb ik maar niet gedaan.’
Voor deze bespreking is gebruikgemaakt van:
S. Vestdijk, Het vijfde zegel. 5de druk, 's-Gravenhage z.j. (1956).
| |
| |
| |
Secundaire literatuur
Constant van Wessem, Vestdijk's roman van El Greco. In: Critisch bulletin, 1937, jrg. 8, p. 344-347. |
J. van Heugten, Het vijfde zegel. In: Boekenschouw, 1937/1938, jrg. 31, p. 289-293. |
J. Greshoff, Het vijfde zegel van S. Vestdijk. In: Kroniek van kunst en kultuur, 1937/1938, jrg. 3, p. 85-86. |
H. Marsman, S. Vestdijk: Het vijfde zegel. In: Verzameld werk. Amsterdam 1979 (vierde druk), p. 547-549. (Een stuk uit 1937). |
Menno ter Braak, De duivelskunstenaar. Amsterdam 1943. In: Verzameld werk IV. Amsterdam 1951, p. 203-265; speciaal p. 232-237. |
Nol Gregoor, In gesprek met S. Vestdijk. Amsterdam 1967. |
Nol Gregoor, Mijn laatste interview met Simon Vestdijk. In: Maatstaf, nr. 4/5, 1971, jrg. 19, p. 251-266. |
L.F. Pfeijffer, Simon Vestdijks Het vijfde zegel. In: Vestdijkkroniek, nr. 6, 1974, p. 17-34. |
Ed van Dompselaar, Over Het vijfde zegel: ik zie ‘sterretjes’. In: Vestdijkkroniek, nr. 23, 1979, p. 36-47. |
Ed van Dompselaar, De Kruisweg en Het vijfde zegel. In: Vestdijkkroniek, nr. 24, 1979, p. 38-44. |
Ed van Dompselaar, Tal en teken: een opstel over de rol van het getal in Het vijfde zegel. In: Vestdijkkroniek, nr. 26, 1979, p. 46-62. |
Ed van Dompselaar, Vestdijk, een barokkunstenaar? In: Vestdijkkroniek, nr. 29, 1980, p. 47-57. |
Hans Visser, Simon Vestdijk. Een schrijversleven. Utrecht 1987. |
Peter de Boer, Vestdijks palet. De rol van de beeldende kunst in de romans van S. Vestdijk. Amsterdam 1988. |
P. Kralt, De toverbron. S. Vestdijk en de geschiedenis. Amsterdam 1988. |
Els Schrover, Het vijfde zegel en de zevende kamer. In: Vestdijkkroniek, nr. 79, 1993, p. 1-14. |
lexicon van literaire werken 47
augustus 2000
|
|