| |
| |
| |
Simon Vestdijk
De redding van Fré Bolderhey
door Lars Bernaerts
Achtergronden en uiterlijke beschrijving
De redding van Fré Bolderhey werd in 1946 door Simon Vestdijk (Harlingen 1898 - Utrecht 1971) geschreven, van januari tot maart, in Doorn, zoals op de laatste bladzijde van de roman vermeld staat. Van 1947 tot 2007 verschenen er negen drukken van en in 2004 werd de Franse vertaling van Spiros Macris gepubliceerd. De roman is opgedragen aan Henriëtte van Eyk, de Nederlandse schrijfster met wie Vestdijk enkele jaren later, in 1949, Avontuur met Titia schreef, een roman-in-brieven.
Vestdijk, die bijzonder tevreden was over de roman, beweerde dat de protagonist, Eddie Wesseling, dicht bij hemzelf stond. Voor Fré Bolderhey zou Vestdijks schizofrene neefje, Dick Margadant, model hebben gestaan. Tussen notities die Vestdijk begin januari 1945 maakte, met zijn plannen voor toekomstig literair werk, is ook de aantekening ‘3 naakte mannen, D. Margadant’ te vinden, een verwijzing naar de beginscène van de roman en naar de jongen die een inspiratiebron was voor het belangrijke personage van het schizofrene neefje.
| |
Inhoud
De roman bestaat uit twaalf hoofdstukjes van een wisselende lengte (van zes tot eenendertig bladzijden) die geen nummer, wel een korte titel dragen. In twaalf etappes wordt de ontwikkeling beschreven die het zestienjarige hoofdpersonage, Eddie Wesseling, doormaakt.
Het eerste hoofdstuk begint met een scène aan de kade, in de grote stad waar de zestienjarige met zijn ouders bij familie op vakantie is. Terwijl de jongen daar met zijn vader op een balkon staat, voelt hij zich vervreemd van zijn omgeving en van zijn vader. Over de drie naakte zwemmers die Eddie voorbij ziet gaan, rept hij met geen woord. Bij zijn grootmoeder is hij getuige van een gesprek over zijn schizofrene neef, Fré Bolderhey, voor wie hij meteen veel sympathie voelt. De volgende dag gaat Eddie met zijn grootmoeder op bezoek bij oom en
| |
| |
tante Bolderhey, waar hij nog meer te weten komt over Frés ziekte en bezigheden. De soms onbenullige feitjes die hij verneemt, nemen Eddie helemaal in beslag en keren vaak terug in zijn latere hallucinaties.
Bij een wandeling door de stad worden Eddies hallucinaties aangewakkerd. Hij ziet een kluwen van jongens en een zwarte paraplu die kennelijk zelfstandig opvliegt en neerdaalt op de jongens. De agent wiens hulp Eddie inroept, heeft echter niets gezien. Het zal niet de laatste keer zijn dat de rondzwevende paraplu opduikt tijdens Eddies omzwervingen door de stad. Telkens voelt de jongen zich bedreigd door de paraplu en slaat hij op de vlucht. Met het voornemen om zich als een echte stedeling te gedragen, begeeft Eddie zich naar de openbare leeszaal. Nog steeds geobsedeerd door zijn schizofrene neef, zoekt hij daar zonder bevredigend resultaat het woord ‘schizofrenie’ op in de encyclopedie. Uit verveling observeert hij dan maar de andere bezoekers. Hij raakt gebiologeerd door een meisje over wie hij even later verneemt dat ze Cecily heet.
Wanneer Eddie drie dagen later naar de leeszaal terugkeert, verandert er iets. De wereld neemt steeds vreemdere vormen aan: de weg naar de leeszaal is bemoeilijkt door ladders en een kettingbrug. Aangekomen in de leeszaal, schrijft de jongen zich tot zijn eigen verbazing in het register in als Fré Bolderhey. In de leeszaal is het een tumult van jewelste, zonder dat daarvoor een duidelijke aanleiding is. Wanneer de jongen later de zaal opnieuw betreedt, krijgt hij een briefje toegeschoven van het meisje Cecily, waarin ze hem vraagt om samen naar buiten te gaan. Ze zijn de leeszaal nog niet uit of Cecily kust hem.
Dan ontspint zich tussen de twee een gesprek over de gebeurtenissen in de leeszaal, over zoenen en over allerlei onbestaande psychologische complexen. Eddie begint nu te hopen dat zij hem ook meer kan vertellen over schizofrenie. Wanneer ze de volgende dag samen de dierentuin bezoeken, is het duidelijk dat Cecily bepaalt wat er gebeurt: ze leidt haar gezel langs de apen, doet op bevel een beer dansen en zoent Eddie in het aquariumgebouw. In twee apenkooien ziet de jongen tot zijn ontzetting nog een pop die Fré voorstelt en, ten slotte, zichzelf, door Cecily benoemd als ‘de mooiste, de echte tragische aap’.
Na onheilspellende geruchten over Fré trekt Eddie enkele dagen later naar tante Bolderhey, waar hij op het kamertje van Fré een briefje vindt. Daarop staat geschreven: ‘Red mij. Ze hebben mij opgesloten. De dokter is een aap.’ Eddie is nu nog vastberadener om de reddingsactie uit te voeren. Afgaande op het briefje is Eddie er zeker van dat er een complot gesmeed is om Fré op te sluiten, een complot waarbij zowel Cecily als zijn
| |
| |
ouders en die van Fré betrokken zijn. Vervolgens probeert hij de naam van Frés dokter te achterhalen. Dat leidt opnieuw tot een tocht door de stad en tot hallucinaties: onderweg meent Eddie zijn moeder namelijk arm in arm te zien met een student die hij ook al in het aquarium had gezien. Op bevel van Eddie kust de student zijn moeder. Later belandt hij in een rij wachtenden aan het huis van een magnetiseur, waar hij de naam van Frés dokter hoort vallen: Verwoerd. Eddie trekt onmiddellijk naar het huis van de dokter.
Daar vindt een waanzinnige samenloop plaats. Eerst komt Cecily binnen, die de dochter van Verwoerd blijkt te zijn, en dan verschijnt Vincent Achterloosjes, die niet alleen de student is die Eddies moeder kuste maar ook nog eens de verloofde van Cecily. Daarna arriveert ook Verwoerd zelf, die er inderdaad als een aap uitziet en vergezeld wordt door drie assistenten, Toekoelsteeg, Iemans en Moordhans. De dokter scheldt, brult en houdt er nogal controversiële standpunten op na. In een moment van commotie, veroorzaakt door de ontsnapping van Fré Bolderhey, vlucht Eddie weer weg uit het lugubere gezelschap om Fré definitief te verlossen van Verwoerds terreur.
Onderweg ontmoet Eddie een dametje, dat in zijn schizofrene belevingswereld langzaamaan transformeert in zijn moeder. Aan de kust verbeeldt hij zich dat zijn moeder hem in het water wil trekken, waarop een worsteling ontstaat en de moeder in stukken porselein uiteenvalt. Op het strand wacht hem een volgende hindernis in de vorm van twee toreadors, waarin hij zijn vader en de student herkent. Wanneer ook die hindernis genomen is, kan Eddie eindelijk Fré te hulp snellen.
In het volkstuintje treft hij zijn neef aan. Omdat de assistenten van Verwoerd in aantocht zijn, verbergt Eddie zijn neef, terwijl hij zelf diens hansop aantrekt. De zogenaamde therapeuten van Verwoerd ontdekken Eddie, die zich als Fré voordoet, en tergen hem met trappen en slagen. Uiteindelijk ontmaskert Moordhans Fré als Eddie en hij spreekt een bijzondere vloek over hem uit: ‘nu bén je Fré Bolderhey!!’ Wanneer hij op de fiets wegrijdt, is Eddie inderdaad helemaal Fré geworden. Zo rijdt hij naar het huis van tante Bolderhey. Op de zolder, tussen de poppen van Fré, komt Eddie weer tot zichzelf. In een van de poppen komt desondanks Cecily alweer tot leven, waaruit blijkt dat Eddies schizofrenie nog volop aan de gang is.
In het laatste hoofdstuk van de roman wordt pas echt duidelijk dat de voorgaande episodes het product zijn van Eddies verbeelding. Met zijn vader gaat Eddie naar de zenuwarts Verwoerd, die nu, buiten de hallucinaties van Eddie, een innemende, vriendelijke dokter is. Verwoerd constateert dat de adolescent hallucineert en laat hem respectvol maar met wei- | |
| |
nig hoop gaan: ‘[h]et was de houding van iemand, die zich schikt in zijn onbegrip tegenover dingen waarvan hij de grootsheid bevroedt, zonder hun wezen te kunnen doorgronden’.
| |
Interpretatie
In de slotzin van de roman roept de verteller de lezer als het ware op om niet vruchteloos te proberen de schizofrene wereld te begrijpen: ‘Waar de paraplu's het voor het zeggen hebben, is onbegrip bijna een deugd.’ Hoewel de roman een geval van schizofrenie weergeeft, wordt aan de lezer geen representatieve of inzichtelijke psychiatrische gevalstudie voorgeschoteld. Zoals Eddie geen inzicht verwerft in de schizofrenie van zijn neef ondanks de weetjes die hij erover verneemt, zo krijgt de lezer geen objectieve toegang tot de waanzin van het hoofdpersonage. Vestdijks roman brengt veeleer de verwarrende beleving van een individueel en bijzonder geval voor het voetlicht. In plaats van de psychiatrische kennis staat hier de ervaring van de ‘gestoorde’ adolescent zelf centraal.
| |
Verteller
De vertelstructuur van de roman is afgestemd op deze thematiek. De ontoegankelijkheid van een schizofrene geest wordt ons namelijk vooral via een personele vertelsituatie gedemonstreerd. De hij-verteller vertolkt het perspectief van de protagonist, maar het brengt geen verhelderend inzicht in het ziektebeeld. Wél brengt de vreemde gedachtewereld van Eddie Wesseling iets van de geestelijke verwarring over die zijn schizofrenie kenmerkt. Het laatste hoofdstuk, ‘Het consult’, vormt een interessante uitzondering op het perspectief van de roman. In de laatste scène verschuift de focus namelijk voor even naar dokter Verwoerd, waardoor de machteloosheid van de medische wetenschap uit de verf komt. Ondanks zijn medische onderlegdheid moet de dokter toegeven dat hij de schizofrenie van Eddie Wesseling niet kan vatten of genezen. Eddie kan niet gered worden.
De redding van Fré Bolderhey is een psychologische of psychopathologische roman. Dat wil zeggen dat de psychische ontwikkeling van het hoofdpersonage in deze roman het voornaamste thema is, terwijl de concrete handelingen en gebeurtenissen voornamelijk betekenis krijgen doordat we ze verbinden met de psychologische thematiek.
| |
Thema en symboliek
Eddie Wesselings schizofrenie is symbolisch op te vatten: ze beeldt de moeilijkheden uit die een mens bij het opgroeien tot volwassene kan ondervinden. Zoals zijn achternaam suggereert, ondergaat Eddie een belangrijke identificatie en transformatie,
| |
| |
een ‘wisseling’. Zijn identiteitscrisis en de psychologische ontsporing worden veroorzaakt door de moeilijke overgang van kind naar volwassene, die gekenmerkt is door de drang naar zelfstandigheid en de daaraan tegengestelde angst voor onafhankelijkheid. Om dat conflict af te beelden doet Vestdijk een beroep op symbolen en ideeën uit de dieptepsychologie, waarmee hij goed vertrouwd was. De jonge Eddie wil een zelfstandig individu worden en moet daarvoor een aantal hindernissen overwinnen die hij in zijn onbewuste aantreft. Die hindernissen krijgen een concrete gestalte.
Eddies eerste hallucinatie, in het bijzijn van zijn vader, kondigt de psychologische thematiek aan: de duik in het water (door de drie zwemmers) staat voor de onderdompeling in het onbewuste. Als symbool voor het onbewuste keert het watermotief geregeld terug in de loop van het verhaal. Bij die eerste hallucinatie wordt Eddie duidelijk gewaar ‘dat zijn vader hem vreemd was’. Met de afstand tot zijn vader begint Eddies psychische ondergang. Om zijn weg te vinden naar de wereld van de volwassenheid moet hij zich losmaken van zijn ouders. De confrontatie met de vaderfiguur is dus een belangrijke opdracht, die Eddie later in zijn geest succesvol volbrengt, namelijk wanneer zijn vader zich in de strand-hallucinatie als een toreador aandient.
In zijn hallucinaties speelt ook zijn moeder een belangrijke rol, vooral dan in het kader van een oedipale logica van het onbewuste. Doordat indrukken uit de realiteit zich aan oedipale problemen hechten, ontstaat een vreemde wereld waarin de moederbinding geregeld geëvoceerd wordt. Zo betrapt Eddie haar met de student en slaat hij haar later aan stukken op het strand. Dat de moeder met Eddie onder het maanlicht in zee wil zwemmen, herinnert aan de losmakingsangst van Eddie (en van zijn moeder). In symbolische zin herinneren de maan en de zee aan vruchtbaarheid en het vruchtwater. De worsteling die daarop volgt, dient om ‘de gruwzame aanhechting te verbreken’: als Eddie volwassen wil worden, moet hij in het reine komen met de innige relatie met de moeder.
In freudiaanse termen wijzen de sterke moederbinding en de afstand tot de vader op een oedipaal conflict. De volgende stap in dit conflict wordt vertegenwoordigd door Cecily. Zij begeleidt Eddie bij zijn ontdekking van de vrouwelijke seksualiteit, en in die rol beschikt ze over kennis en macht. Ook al kennen Eddie en Cecily elkaar nog maar pas, in de gesprekken met Verwoerd komt zelfs al hun huwelijk ter sprake. Symbolisch kondigt dat de volgende stap in Eddies adolescentie aan, namelijk dat hij leert om te gaan met zijn verlangen naar een vrouw. Uiteindelijk wordt het huwelijk echter verhinderd. Ed- | |
| |
die verliest de macht over zijn eigen denken en handelen en Cecily neemt een deel van die macht over. Met andere woorden, de jongen slaagt er niet in om zijn verlangen naar de vrouw een plaats te geven in zijn psyche.
Vestdijk vertaalt de grote mentale verwarring van de adolescentie dus in de schizofrenie van Eddie. Het vertrekpunt van Eddies tocht door de waanzin is de schizofrenie van Fré Bolderhey. Omdat Eddie in een identiteitscrisis verkeert, zoekt hij de identificatie met een ander op om toch nog een zelfbeeld te creëren. De jongen vat zoveel sympathie voor zijn schizofrene neef op dat hij zelf schizofreen wordt in de poging om Fré te genezen - te redden.
| |
Titel
De redding van Fré Bolderhey staat dus voor het problematische proces van volwassenwording in zijn geheel. De titel van de roman verwijst daarnaast naar de centrale handeling, de redding, en de dubbelzinnigheid ervan. Aan de ene kant demonstreert het hoofdpersonage hoe je iemand kan redden door de plaats van die persoon in te nemen. Om iemand uit een crisis te helpen, moet men zich kennelijk radicaal inleven. Maar die extreme inleving zorgt er per definitie voor dat de redder zelf in een crisis terechtkomt. Aan de andere kant is de redding die in de roman opgevoerd wordt veeleer de reddingspoging van Eddie om zijn eigen ik in stand te houden. Per slot van rekening komt Fré Bolderhey als personage maar heel even in beeld. De titel kunnen we dus ook als volgt interpreteren: het hoofdpersonage wil zichzelf redden door de identificatie met een ander. Die reddingspoging gaat de mist in.
| |
Thema
Wanneer de protagonist zelf in een psychose belandt, projecteert hij elementen van zijn psychische conflicten in de werkelijkheid. De vreemde episodes en terugkerende motieven kunnen we in dat kader begrijpen. Aan de basis van de grondige herschikking van de wereld ligt het psychologische motief van de angst. Of zoals Eddie het ziet: ‘net alsof de angst zich aan de dingen hechtte in het wilde weg, zoals een te hoge prijs geplakt op een waardeloos kunstvoorwerp’. Zelfs wat normaliter bescherming biedt (bijv. een paraplu), zaait nu terreur en angst. Eddies volwassenwording gaat onvermijdelijk gepaard met de angst om de bescherming van de vader en de emotionele band met de moeder te verliezen.
Het wemelt in de roman van dieren en poppen die het idee van een transformatie uit een inferieure toestand ondersteunen. Zoals Pinokkio van pop naar jongen evolueert, zo wil Eddie hindernissen overwinnen om een volwaardig individu te worden. Bij de confrontatie met zijn vader als toreador verduidelijkt Eddie: ‘Hoewel het hem, naar hij meende, betrekkelijk weinig moeite zou hebben gekost zich in een aap of een beer te
| |
| |
veranderen, ten einde hen op een dwaalspoor te brengen door duidelijk géén stier te zijn, versmaadde hij deze vlucht in de metamorfose: hij wilde een mens blijven, want als mens ging hij Fré Bolderhey redden, die eveneens een mens was, al behandelde de wereld hem als een beest.’
Elders suggereert Cecily ook dat Eddie en Fré tragische apen zijn. Niet alleen Eddie en Fré worden geregeld als een gekooid of onderworpen dier beschreven, de animale beeldspraak breidt zich ook over andere personages uit: Eddies moeder is een witte muis en dokter Verwoerd is een aap. Aan de ene kant staan de getemde, onderdanige dieren voor de staat van onvolwassenheid en afhankelijkheid die Eddie achter zich wil laten, aan de andere kant herinneren ze eraan hoe elke mens in zijn eigen toestand en psyche opgesloten is.
Wat De redding van Fré Bolderhey bijzonder maakt, is dat de thematiek van geestesziekte bovendien uitgebreid becommentarieerd en geïroniseerd wordt. De protagonist spreekt en peinst geregeld over geestesziekte. Om de betekenis van ‘schizofrenie’ te achterhalen doet Eddie eerst een beroep op de encyclopedie en dan op Cecily. Geen van beide vertegenwoordigers van kennis helpt hem echter verder. De jongen verwerft geen wetenschappelijk inzicht in de geestesziekte van zijn neef. De encyclopedie vermeldt het lemma zelfs niet en Cecily wakkert het onbegrip nog aan door te komen aandragen met allerlei onbestaande psychologische complexen. Als dochter van de zenuwarts schijnt ze veel af te weten van het ‘zoencomplex’, ‘het niet-een-klein-ambtenaartje-willen-wezencomplex’ en zelfs een ‘vrouwen-precies-in-het-midden-willen[-]overrijdencomplex’. Al die schijncomplexen zaaien verwarring en zinspelen op het willekeurige karakter van psychologische complexen die wel algemeen aanvaard worden.
Het spreekt voor zich dat de meeste psychologische verklaringen die Eddie, Cecily en de ingebeelde zenuwarts produceren, niet wetenschappelijk gefundeerd zijn. Als er al correct naar de psychopathologie of naar de psychoanalytische theorie van Freud verwezen wordt, dan is dat met erg veel ironie. Zo komt de student op de proppen met een psychoanalytische verklaring voor zijn eigen symbolische rol in de waanwereld van Eddie. Wanneer hij het moedercomplex toelicht, beweert de student dat hij een projectie is van een figuur uit Eddies onbewuste: ‘Eigenlijk komt het hierop neer, dat ze met hun eigen moeder een grachtje om willen lopen, en dan maar vast een remplaçant vooruitsturen om de zaak voor hen op te knappen. Zo'n remplaçant was ík in jouw geval. Zeer vereerd.’ De redenering is een parodie op de psychoanalytische uitleg van het moedercomplex. Freudiaanse clichés worden zodoende impli- | |
| |
ciet het voorwerp van spot; het wetenschappelijke discours over geestesziekte wordt ironisch op de korrel genomen.
Dat Eddie in de leeszaal gelooft dat de gelegenheid ‘gunstig [was] om zich een inzicht te verschaffen in het wezen dezer “schizofrenie”’, wijst op een naïef vertrouwen in wetenschap en encyclopedische kennis. Het is dan ook betekenisvol dat het woord niet in de encyclopedie te vinden is en dat hij de lemma's waarop hij uitkomt, later in zijn hallucinaties integreert. Noch de encyclopedische kennis, noch de psychiatrische expertise zijn dus toereikend of toegankelijk voor de jonge Eddie. De ironische parade van complexen leert ons veeleer dat geestesziekte niet eenvoudig te benaderen is en dat psychopathologische of freudiaanse verklaringen tekortschieten. Elke nieuwe impuls brengt de jongen zelfs verder in de war. Enkel de ervaring van schizofrenie kan hem blijkbaar dichter bij het verlangde inzicht brengen.
| |
Stijl
Niet alleen de vertelstructuur maar ook de stijl bewerkstelligt een effect van vervreemding door de afwisseling van afstand en nabijheid ten opzichte van Eddies waanwereld. Hoewel de voorgestelde gedachten die van een zestienjarige zijn, is de verwoording soms nuchter en erudiet, soms zelfs lyrisch. Dat contrast zorgt voor een komische ondertoon die zelfs de luguberste scènes verzacht. Via ironie en humor distantieert de verteller zich van Eddies angsten en verlangens, waardoor de onverkwikkelijke gebeurtenissen makkelijk verteerbaar zijn. Ze worden stilistisch opgeschroefd tot groteske scènes. De hele aflevering in het huis van Verwoerd is bijvoorbeeld absurd en grotesk door de onverwachte samenloop van elementen en door de stilistische uitvergroting.
| |
Thema
Vervreemding is ook een thematisch gegeven, dat versterkt wordt door het motief van de stedelijke omgeving. Het bezoek aan de stad symboliseert de bevreemdende overgang van kind naar volwassene: ‘hij was niet in deze stad gekomen om te lezen, maar om zich te leren gedragen als een stedeling, zonder te worden ontmaskerd als een provinciaal’. De stad waarin Eddie rondwaart, wordt niet expliciet benoemd, maar door beschrijvingen van allerlei locaties is ze als Amsterdam te identificeren. De stad is de setting van fysieke dooltochten, die de geestelijke dwaling en vervreemding van het hoofdpersonage weerspiegelen.
| |
Opbouw
In De redding van Fré Bolderhey wordt de dynamiek van het verhaal bepaald door de geestesziekte van de protagonist. Ten eerste wisselen hallucinatie en werkelijkheid elkaar af. Voor de lezer is het niet altijd duidelijk waar de hallucinatie eindigt en waar de werkelijke gebeurtenissen beginnen, maar heel wat passages zijn flagrant hallucinatorisch. Ten tweede laat Eddie
| |
| |
zich leiden door zijn angst en hallucinaties. In de overtuiging dat hij achtervolgd wordt, slaat hij telkens op de vlucht. Zo ontstaat een terugkerende opeenvolging van handelingen: Eddie doolt door de stad, wordt gevaar gewaar, vlucht weg, en komt zo terecht op plaatsen waar zijn hallucinaties zich verder ontwikkelen. Dat laatste blijkt bijvoorbeeld uit de observaties van anderen: ‘een agent kwam vertellen, dat men op verschillende punten van de stad een jongen had gezien, die raar deed: tegen de muren geleund stond, op de grond ging liggen, gebaren maakte, of voorbijgangers naschreeuwde’.
De hallucinaties en wanen die het verhaal domineren, zijn associatief opgebouwd. Gebeurtenissen en waarnemingen uit de realiteit krijgen een nieuwe plaats in de samenhang van Eddies schizofrenie. In de strandscène kent die associatieve logica een hoogtepunt: daarin duiken bijvoorbeeld de lemma's uit de encyclopedie weer op (o.a. als de namen van badplaatsen). Ook een reële scène met grootmoeders dienstmeisje krijgt er een weerklank in de ingebeelde scène met de moeder. Dat de moeder in stukken porselein uiteenvalt, herinnert aan de gebroken poppetjes in grootmoeders huis en aan de seksuele inwijding die de kus met het dienstmeisje betekende. De bijzondere aaneenschakeling van gebeurtenissen in De redding van Fré Bolderhey is dus ontleend aan een afwisseling van hallucinatie en werkelijkheid en aan een associatieve, psychologische logica.
| |
Context
Tegen de bredere achtergrond van Vestdijks oeuvre is De redding van Fré Bolderhey op drie vlakken een interessant geval.
Ten eerste herkennen we Vestdijks fascinatie voor de wereld van de adolescent in de beschrijving van Eddies ontwikkeling. Vooral in de Anton Wachter-cyclus legde Vestdijk zich uitgebreid toe op de denk- en leefwereld van de adolescent. Het is bekend dat Vestdijk zich daarbij sterk liet inspireren door autobiografische gegevens uit zijn eigen adolescentie.
Ten tweede heeft het motief van de angst, dat in De redding van Fré Bolderhey op de voorgrond treedt, een aanzienlijke weerklank in Vestdijks oeuvre. In zijn psychologische en psychopathologische romans (zoals Meneer Visser's hellevaart en Een moderne Antonius) zet hij als het ware zijn wetenschappelijke onderzoek naar verschillende vormen van angst voort. Later zou dit onderzoek uitmonden in zijn proefschrift, Het wezen van de angst (gepubliceerd in 1968).
Ten derde is Vestdijks kritiek op psychopathologische ro- | |
| |
mans, die hij in De zieke mens in de romanliteratuur (1965) formuleert, frappant in het licht van De redding van Fré Bolderhey. Hoewel Vestdijk zelf de schizofrenie van Eddie Wesseling afbeeldde, betwist hij in zijn essay sterk dat geestesziekte geloofwaardig in literair proza weergegeven kan worden. Ironisch genoeg klaagt hij dat romanciers niet genoeg kennis van zaken hebben en zich enkel maar baseren op individuele gevallen van geestesziekte, zoals een ‘gegarandeerd schizofreen nichtje’. Enerzijds ironiseert Vestdijk daarmee zijn eigen psychopathologische proza, anderzijds geeft hij te kennen dat hij als deskundig arts wel over voldoende achtergrond beschikt, in tegenstelling tot vele andere schrijvers.
| |
Waarderingsgeschiedenis
De vroegste besprekingen van De redding van Fré Bolderhey zijn overwegend positief tot erg enthousiast. Recensenten loven vooral Vestdijks bijzondere benadering van geestesziekte en de stilistische kwaliteit van het boek. Bert Voeten noemt het een ‘fascinerend boek, geschreven in een heldere, sterk beeldende stijl’, Jaap Romijn beklemtoont dat het boek geschreven is ‘met zooveel spotzucht en ironie, met zooveel plezier in de bizarre situatie, het plastische detail en de humoristische volzin’, Maarten 't Hart spreekt later van een ‘even bizarre als kleurrijke, vaak ongemeen plastische beschrijvingskunst’. Vooral de soberheid van de stijl, de rijkdom aan beelden en de ironie worden geapprecieerd. Volgens Bert Schierbeek is de uitwerking van het thema geslaagd dankzij de ‘uitermate ironiserende schriftuur’.
Over de tekortkomingen van de roman is er minder eensgezindheid. Ernst Verbeeck vindt dat de hallucinaties te toegankelijk zijn uitgebeeld en dat de onverschillige vertelstijl niet helemaal recht doet aan de inhoud. Volgens Victor E. van Vriesland zouden de schimmige overgangen tussen waan en werkelijkheid niet narratief of artistiek te verantwoorden zijn, terwijl andere recensenten ze dan weer als een intrinsieke uitdaging voor de lezer beschouwen. Het nadrukkelijk geconstrueerde karakter van hallucinaties en personages valt ten slotte niet in de smaak bij Bert Voeten.
In essayistische en wetenschappelijke teksten over Vestdijks roman werd uitgebreid onderhandeld over de juiste invalshoek: fenomenologie volgens Beets, symboliek en dieptepsychologie volgens Pepplinkhuizen en De Smit, de psychiatrie volgens Stolk, en de psychomachie volgens Dupuis. Ondanks de punten van verschil hebben deze auteurs vooral hun aan- | |
| |
dacht voor de psychologische symboliek van De redding van Fré Bolderhey gemeen. In zijn fenomenologische interpretatie beschouwt Beets Vestdijks roman als een poging tot inleving in de wereld van de schizofreen en als een filosofische reflectie op het wezen van de mens. Pepplinkhuizen en De Smit interpreteren de roman aan de hand van de dieptepsychologie van Carl Gustav Jung: zij concentreren zich op de symbolen voor processen die zich in het onbewuste voltrekken. Dupuis, ten slotte, stelt dat de kern van de roman een psychisch conflict is, een psychomachie. Dat interne conflict wordt in de externe verhaalwereld geprojecteerd, zoals hierboven beschreven werd.
Voor deze bespreking is gebruikgemaakt van:
Simon Vestdijk, De redding van Fré Bolderhey, tweede druk, Amsterdam 1959.
| |
| |
| |
Secundaire literatuur
Ernst Verbeeck, Reddingspoging van het eigen ik. In: Criterium, nr. 9, 1948, jrg. 6, p. 540-545. |
Bert Schierbeek, Over Vestdijk. In: Het Woord, nr. 4, 1948, jrg. 3, p. 166-169. |
Jaap Romijn, [Bespreking]. In: Ad interim, nr. 9, 1948, jrg. 5, p. 172-173. |
Gerard van Eckeren, Romans en novellen. In: Het boek van nu, nr. 3, 1948, jrg. 2, p. 55-56. |
Victor E. van Vriesland, Het plaatsvervangend lijden. De nieuwe roman van Vestdijk. In: Haagsch Dagblad, 31-7-1948. |
Bert Voeten, De nederlaag van een psychiater: ‘De nieuwe Vestdijk’. In: Vrij Nederland, 14-8-1948. |
Bert Voeten, Strijd tegen tweeërlei vijanden. In: Nieuwe Rotterdamse Courant, 11-9-1948. |
L.F. Abell, Vestdijks weg uit het bagno. In: Podium, nr. 11, 1949, jrg. 5, p. 676-681. |
E. Ternoo, Notities over de stijl in ‘De redding van Fré Bolderhey’. In: Levende Talen, nr. 217, 1962, p. 646-657. |
P.J. Stolk, Psychiatrie après la lettre. In: Raster, nr. 3, 1969, jrg. 2, p. 355-374. |
L. Pepplinkhuizen & J.F.P. de Smit, De symbolische implicaties van de ‘Redding van Fré Bolderhey’. In: Forum der Letteren, nr. 4, 1973, jrg. 14, p. 255-279. |
N. Beets, De ondergang van Eddie Wesseling. In: Vestdijkkroniek, nr. 6, 1974, p. 1-16. |
N. Beets, De ondergang van Eddie Wesseling (II). In: Vestdijkkroniek, nr. 7, 1975, p. 2-16. |
L. Pepplinkhuizen & J.F.P. de Smit, De redding van Fré Bolderhey ofwel de ondergang van Eddie Wesseling. In: Vestdijkkroniek, nr. 7, 1975, p. 17-22. |
N. Beets, De ondergang van Eddie Wesseling (III). In: Vestdijkkroniek, nr. 9, 1975, p. 1-14. |
L. Pepplinkhuizen & J.F.P. de Smit, ‘De redding van Fré Bolderhey’ als symbolische roman. In: Vestdijkkroniek, nr. 10, 1975, p. 1-14. |
L. Pepplinkhuizen & J.F.P. de Smit, ‘De redding van Fré Bolderhey’ als symbolische roman. Deel II. In: Vestdijkkroniek, nr. 11, 1976, p. 1-11. |
Rik Bobine, Vestdijk revival. In: Lektuurgids, nr. 11, 1979, jrg. 26, p. 402. |
H. Bekkering, [Over: L. Pepplinkhuizen & J.F.P. de Smit, De symbolische implicaties van de ‘Redding van Fré Bolderhey’]. In: Vestdijkkroniek, nr. 23, 1979, p. 64-65. |
Ben van Melick, De waarnemer beschrijft, de verteller betekent. In: De Gids, nr. 5, 1986, jrg. 149, p. 376-386. |
Hans Visser, Simon Vestdijk. Een schrijversleven. Utrecht 1987, p. 328, 341, 458. |
Maarten 't Hart, De tweeënvijftig romans van S. Vestdijk (12). In: NRC Handelsblad, 19-11-1994. |
Kees 't Hart, Boodschappenlijstje. In: M. de Wolff (red.), Achterstallig onderhoud: klassieken van de twintigste eeuw. Speciaal
|
| |
| |
nummer van Optima, nr. 4-13, 1995, jrg. 12, p. 78-88. |
Maarten 't Hart, Afkomst van een paraplu. In: H. Brandt Corstius & M. 't Hart, Het gebergte: de tweeënvijftig romans van S. Vestdijk, Amsterdam 1996, p. 86-88. |
J. Bernlef, Zonder geluk valt niemand van het dak: over literatuur en waanzin. In: J. Bernlef, De losse pols, Amsterdam 1998, p. 60-83. |
Kees 't Hart, Het verschrikkelijke is geheim. In: Vrij Nederland, 15-8-1998. |
Joris van Groningen, Verhuiswagens van gigantische afmetingen. Kees 't Harts bewerking van ‘De redding van Fré Bolderhey’. In: Bzzlletin, nr. 270, 2000, jrg. 29, p. 89-99. |
Michel Dupuis, De Redding van Fré Bolderhey. In: De psyche in de spiegelkamer. Psychomachie in de hedendaagse roman, Gent 2000, p. 45-71. |
Spiros Macris, La folie par contamination. Littérature et schizophrénie dans un roman de Simon Vestdijk. In: Le fou dans les littératures de langue germanique au XXe siècle, Germanica, nr. 32, 2003, p. 61-75. |
lexicon van literaire werken 80
november 2008
|
|