| |
| |
| |
Eriek Verpale
Olivetti 82
door Jooris van Hulle
Achtergronden en uiterlijke beschrijving
De roman Olivetti 82 van Eriek Verpale (* 1952 te Zelzate) verscheen in 1993 bij uitgeverij De Arbeiderspers. Van het boek, dat begin 1994 aan een tweede druk toe was, werden tot op heden 3.950 exemplaren verkocht.
Over de ontstaansgeschiedenis van het boek zegt de auteur in een interview met C. Alleene: ‘Mijn boek Olivetti 82 was geenszins gepland. Het is er veeleer door een gelukkige samenloop van omstandigheden gekomen.’ In december 1992 had Verpale voor zijn roman Alles in het klein (1990) de NC-Literatuurprijs gekregen, meteen de doorbraak naar het grote publiek. Eind januari 1993 kreeg hij van Theater Malpertuis, dat door het onverwachte overlijden van acteur Dries Wieme zonder productie zat, het verzoek een theatermonoloog te schrijven. Verpale aanvaardde de opdracht en schreef in pakweg een maand tijd het stuk Olivetti 82, dat in een regie van Herman Verschelden werd vertolkt door Bob de Moor en in première ging op 26 maart. De opvoering trok overal in Vlaanderen volle zalen. Het stuk, dat door Malpertuis werd uitgegeven (64 blz.), werd genomineerd voor het Internationaal Theaterfestival 1993 Den Haag/Antwerpen en de radiomonoloog die er nadien van werd gemaakt in een regie van Michel de Sutter, werd door de toenmalige BRT ingestuurd voor de Prix Italia 1993, waar het bijna een eervolle vermelding kreeg.
Nadien stelde Verpale vast dat hij tussen het krijgen van de NCR-prijs en het inleveren van het toneelstuk zeer veel had bijeengeschreven dat zich liet lezen als een verhaal. Samen met de tekst van de theatermonoloog vormt dit ‘verhaal’ het boek Olivetti 82.
De roman, die inclusief het voorwerk en de aan het slot opgenomen Verantwoording 240 pagina's beslaat, bestaat uit drie delen: ‘Bob e.a.’, ‘Olivetti 82’ en ‘Alleen Margriet’. De roman is opgedragen ‘aan Nathalie S. (1966-1990)’ (blijkens de brief die hij op 29 januari 1993 aan zijn uitgeefster schrijft, een vriendin van de Hebreeuwse les en in 1990 omgekomen in een brand op
| |
| |
Jersey) en wordt voorafgegaan door een motto dat ontleend wordt aan Franz Kafka.
| |
Inhoud
Deel 1: Bob e.a.
Het eerste deel van Olivetti 82 bevat, naast dagboekfragmenten en verhalen, in hoofdzaak brieven die Verpale (al dan niet) verstuurde aan een heleboel mensen. De brieven zijn chronologisch gerangschikt en gedateerd tussen 20 januari 1993 en 28 februari 1993. De laatste brief in het eerste deel blijft, net als enkele andere, ongedateerd: Verpale, die blijkbaar geen weet meer heeft van de tijd (‘Is het nog februari? Is het al maart?’) schrijft aan Saskia: ‘Mijn ding is af. Mijn toneelstuk is af. Ik voel me doodop, maar ik ben toch gelukkig dat ik deze uitdaging geaccepteerd heb. [...] Maar het gaat ook over een oude belofte: eens, ooit, zou ik voor jou iets schrijven, iets voor toneel. Dit is het begin, Saskia’ (p. 170). Op die manier zet Verpale meteen de stap naar het stuk zelf, waarvan de tekst direct in het boek zal volgen.
Eind januari 1993, na de bekroning met de NCR-prijs, wordt Verpale voortdurend lastig gevallen: door beleggingsadviseurs die hem voorschotelen hoe hij de 400.000 BEF die hij gekregen heeft, nog meer kan laten opbrengen; door leerlingen die van hun leerkracht Nederlands de opdracht hebben gekregen iemand te interviewen en meestal maar één vraag hebben; namelijk: ‘waarom schrijft u?’; door de media die hem nu blijkbaar allemaal op hetzelfde moment ontdekt hebben. In een (niet verstuurde) brief aan ene Guy Lippens, financieel deskundige, schrijft hij dat hij nu, sinds zijn officiële debuut in 1975 met de dichtbundel Polder- en andere gedichten, al zo'n slordige zeventien jaar intensief bezig is met De Schrijverij, ‘omdat ik moet schrijven, een andere uitweg is er niet: het is mijn verdoemde, mijn vervloekte lot’ (p. 18).
Eigenlijk heeft Verpale veel zin om zich in zijn huis te barricaderen, zich alleen nog met zijn poes Madonna bezig te houden en verder te werken aan Spa rood, de roman die hij op stapel heeft staan. Tussendoor schrijft hij brieven aan Kristel, zijn geliefde VoodooBeest, die arabistiek studeert aan de universiteit. En verder vertelt hij over het meisje in het plaatselijke café dat hij Claudine doopt en op wie hij stante pede verliefd wordt, over zijn contacten met acteur Bob de Moor, die hem vraagt stukken uit zijn bekroonde roman Alles in het klein voor het theater te bewerken. Verpale weigert, maar aanvaardt dan toch de opdracht een nieuwe monoloog te schrijven. Andere correspondenten zijn, met een
| |
| |
vooruitwijzing naar de theatermonoloog, Van de Wiele en Vandenberge.
Verpale grijpt in dit eerste deel ten slotte ook terug naar eerder verschenen teksten. Zo wordt het titelstuk uit de verhalenbundel Een meisje uit Odessa (1979) weer opgenomen, naast het essayistisch gekleurde Een brief schrijven, eveneens uit deze bundel van 1979. De novelle De verstrooiing der goochelaars was al eerder verschenen in Vlaamse verhalen na 1965 (1984).
| |
Deel 2: Olivetti 82
In een brief, gedateerd 14 februari 1993 en gericht aan Herman (Verschelden) en Bob (de Moor) schrijft Verpale: ‘Eensklaps zit het hele stuk in mijn kop! Godver-godverdomme! Krankzinnig is het, maar het zit helemaal, tot in het kleinste detail, in mijn kop. Het zijn mijn schrijfmachine, de zin “hoe het allemaal begonnen is”, mijn Dode Zusje en die tango van Gebirtig die het mij geleverd hebben’ (p. 151).
In de theatermonoloog doet ikverteller Bernard van de Wiele, die in de cel zit, het relaas van ‘hoe het allemaal begonnen is’ aan een rechercheur of psychiater. Omdat Van de Wiele een schrijver is, krijgt hij een schrijfmachine, een Olivetti 82, om zijn leven op papier te zetten. Hij is het buitenechtelijke kind van een Vlaamse moeder en een Canadese jood, die na de bevrijding snel weer is verdwenen. Later kreeg zijn moeder uit een verhouding met dokter De Vlaeminck een dochter, Claudine. Na de dood van zijn halfzusje dat door zigeuners wordt vermoord, blijft Bernard met een schuldcomplex worstelen. Hij gaat Germaanse filologie studeren, krijgt via een oom een Olivetti 82 van een joodse handelaar, Moshe (‘Mossel’) Grindberg, die hem inlicht over zijn (half-)joodse afkomst. Vandaar zijn fascinatie voor de joodse cultuur, meer specifiek voor de dichter Mordechai Gebirtig, over wie Verpale trouwens enkele essays publiceerde. Van de Wiele huwt met de dochter van een ex-collaborateur, die hem na korte tijd verlaat. In Evelien, zijn dochter, zoekt hij zijn Dode Zusje terug, wat tot onnoembare feiten leidt. Evelien gaat arabistiek studeren, wat hij persoonlijk als een kaakslag ervaart. Als hij haar betrapt met de zoon van Mosje Grindberg, slaan de stoppen volledig door.
| |
Deel 3: Alleen Margriet
In deze brief, gericht aan een Hollandse vriendin en gedateerd 10 juli 1993, blikt Verpale terug op het voorbije halfjaar: Olivetti 82 werd een succes. Hij vertelt hoe hij op 3 april stomdronken bij een vroegere geliefde is aanbeland en daarna in een seksbioscoop en bij zijn thuiskomst alle dozen met nog te beantwoorden post in de vuilniszak kieperde. Nu, vier maanden later, heeft hij zich teruggetrokken in Wodecq, een deelgemeente van Flobecq (Vloesberg), waar hij zijn roman Spa Rood wil voltooien.
| |
| |
| |
Interpretatie
Titel
De schrijfmachine van het merk/type Olivetti 82 komt zowel in het gelijknamige toneelstuk als in de roman zelf nadrukkelijk aan bod.
Bernard van de Wiele, in de theatermonoloog zelf een schrijver, krijgt van zijn ondervragers een Olivetti 82 ter beschikking om er zijn levensverhaal op uit te tikken. In de loop van zijn relaas komt onder meer ter sprake hoe hij op vijftienjarige leeftijd op zo'n schrijfmachine zijn eerste roman heeft geschreven voor Linda, met wie een liefde nooit echt van de grond is gekomen.
In de roman verwijst Verpale er al in zijn openingsbrief op dat hij per ongeluk zijn pen op de fabriek heeft laten liggen en dat dit de reden is ‘waarom ik jullie met mijn rikketik-wiebennekik schrijf: een Olivetti 82. ‘Heel mijn “oeuvre” is op deze machine getikt, behalve Alles in het klein, want dat heeft Em. voor mij op haar tekstverwerker uitgeschreven’ (p. 16). Verder blijft ene Vandenberge in zijn brieven aan Verpale maar doordrammen over de attributen van de schrijver, waaronder uiteraard de Olivetti 82. In de slotbrief in de roman haalt Verpale nog een anekdote aan rond Olivetti: theater Malpertuis zou een in het Frans gestelde brief ontvangen hebben van de Italiaanse computergigant die met een proces dreigde wegens ‘ongevraagd naamgebruik’.
| |
Thematiek
Thematisch sluiten de brieven, dagboekfragmenten en verhalen uit de twee omkaderende delen in Olivetti 82 perfect aan bij de theatermonoloog, die als vertrekpunt fungeerde voor het boek.
Voorop staat het thema van de literatuur. Zo is Bernard van de Wiele uit de monoloog een schrijver, die binnen het kader van zijn levensverhaal reflecteert over de literatuur. Zijn aandacht gaat daarbij specifiek uit naar de joodse literatuur en vooral dan naar het werk van de dichter Mordechai Gebirtig, over wie hij een boek heeft geschreven. In zijn dagboeknotitie van 16 februari neemt Verpale, in het Jiddisch, de tekst op van diens beroemde tango Kum, Lejbke, tanzen.
Naast verwijzingen naar eigen werk (onder meer Alles in het klein, dat hij een ‘rotboek’ noemt omdat het hem beroofd heeft van de rust die nodig is om te schrijven), bevat Olivetti 82 meerdere uitspraken over het schrijven in het algemeen. Verpale beweert te schrijven ‘omdat ik moet schrijven, een andere uitweg is er niet: het is mijn verdoemde, mijn vervloekte lot’ (p. 18). Als hij eenmaal de opdracht heeft aanvaard om voor Theater Malpertuis een monoloog te schrijven, ervaart hij dat hij over geen greintje fantasie beschikt: ‘Ik probeer een toneelstuk, voor
| |
| |
theater Malpertuis: het gaat, het lukt, maar ik vind het allemaal walgelijk beneden mijn peil. Ik ben er echt niet tevreden over. Ik kan niets “verzinnen”’ (p. 148). Ook het essayistische stuk Het schrijven van een brief wijst erop dat Eriek Verpale in wezen de tekst aanwendt om zichzelf op het spoor te komen. In het stuk vertelt de ikfiguur dat hij een lange brief heeft geschreven en die, toen hij eenmaal voltooid was, aan een jonge boodschapper heeft meegegeven. Nauwelijks was die het huis uit, of hij was vergeten wie de geadresseerde was. Tot enkele dagen later de knaap de brief komt bezorgen en ‘bij de eerste oogopslag op de enveloppe herkende ik mijn handschrift’ (p. 168).
Het schrijven als middel bij het zoeken naar een identiteit: reeds in Alles in het klein had Verpale erop gewezen dat hij als katholiek jongetje grotendeels werd opgevoed door zijn joodse overgrootmoeder, die uit het Litouwse Vilnius afkomstig was en hier met een Vlaming was gehuwd. Een belangrijk thema in Olivetti 82 is dan ook het ontworteld zijn, het gevoel er nergens echt bij te horen, dat bij Verpale op een directe manier verbonden is met zijn halfjoodse roots. In de roman wil een zekere Van de Wiele per se weten hoe het nu zit met de joodse afkomst van Verpale. En de gelijknamige hoofdfiguur uit de monoloog komt erachter dat zijn vader een Canadese jood was, die hier bij de bevrijding een kortstondige relatie heeft gehad met zijn Vlaamse moeder. Eriek Verpale: ‘De man is een soort trechter. Alles uit het verleden komt bij hem samen, met alle gevolgen van dien.’ Met het verleden heeft ook het motief van de collaboratie te maken. Van de Wiele, wiens naam herinnert aan Jef van de Wiele, een van de kopstukken van de collaboratie in Vlaanderen, huwt met de dochter van een ex-collaborateur en wordt zo, zelf halfjoods zijnde, geconfronteerd met het oorlogsverleden.
Ook het motief van het Dode Zusje is sterk verwant met het gevoel van identiteitsverlies: het Zusje staat voor de verloren zusterziel, waarnaar de auteur blijvend op zoek gaat, zelfs al beseft hij dat zij per definitie onbereikbaar is. In de monoloog heeft Bernard van de Wiele het over zijn halfzus Claudine, die door zigeuners werd vermoord, en in zijn dochter Evelien zoekt hij het Dode Zusje terug.
Overkoepelend thema in Olivetti 82 is de liefde. In de slotbrief vraagt Verpale zich af: ‘Liefde, wat is dat eigenlijk? Ik wou het wel eens zien, godverdomme: dat wat iedereen met een vette knipoog liefde noemt’ (p. 236). Die universele hunkering naar een staat van geluk die eigenlijk maar bij momenten te bereiken is en niet bestendigd kan worden: al schrijvend poogt Verpale dit verlangen vorm te geven.
| |
Stijl
Moeiteloos bespeelt Eriek Verpale in Olivetti 82 de stijl- | |
| |
registers die eigen zijn aan de genres die hij hier bij elkaar brengt: brief, dagboeknotitie, verhaal, theatermonoloog.
Over het algemeen hanteert hij een beschrijvende spreektaal, die in haar eenvoud heel veel oproept. Op het eerste gezicht lijkt hetgeen Verpale in zijn boek allemaal bijeenbrengt, erg versnipperd. Zonder er al direct heel veel van te begrijpen moet de lezer van de hak op de tak mee springen. Pas aan het slot komt alles bijeen en openbaart het boek zich in zijn volle coherentie. Vooral het principe van de herhaling draagt hiertoe bij. Schijnbaar achteloos genoteerde invallen of op het eerste gezicht onbelangrijke gebeurtenissen krijgen later, op het moment namelijk dat ze door Verpale in een tekst worden geïntegreerd, een diepere betekenis. Humor, die soms neigt naar cynisme, relativeert verder de onderliggende emotionaliteit in Verpales teksten. De Maesachalk wijst in dit verband op een nauwe verwantschap met de ‘romantische ironie, die erg kenmerkend is voor Gerard Reve’.
| |
Vertelsituatie / Opbouw
Reeds in Alles in het klein en Onder vier ogen (zijn correspondentie met Luuk Gruwez - 1992) bleek Verpales voorliefde voor de briefvorm. Eigen aan het genre is de schijn van directheid die erin wordt gewekt. De ikvorm, die ook wordt doorgetrokken in de dagboekfragmenten en in de theatermonoloog, zou ons verkeerdelijk kunnen doen veronderstellen dat Verpale de klassieke autobiografie beoefent. Toch is hier meer aan de hand: eerder dan over zichzelf te schrijven, schrijft Verpale aan zichzelf. Hij hertekent de autobiografie: dat hij de primaire chronologie volgt in de datering van zijn brieven, betekent nog niet dat hij zich beperkt tot een loutere feitenopsomming. Aan het feitenrelaas worden immers ononderbroken herinneringsmomenten opgehangen (Verpale spreekt zelf van zijn ‘associatief geheugen’ - p. 118), die tot in de monoloog van Van de Wiele blijven doorwerken. In zijn bespreking van de roman wijst Reynebeau erop dat ‘zo een stoet van verwijzingen en vermomde citaten, echo's en mimicry, een reeks onzichtbare draadjes doorheen de diverse prozafragmenten trekt, waarna ze worden samengeknoopt in de monoloog die daardoor ook organisch in het boek wordt opgenomen.’
Ook binnen de microstructuur van de theatermonoloog past Verpale eenzelfde opbouw toe, waardoor gaandeweg de spanning wordt opgedreven: ‘In Olivetti 82 zitten van in het begin kleine details verwerkt die op de grote verhaallijn vooruitlopen. Naarmate de vertelling vordert, krijgen al die kleine elementen alsmaar meer betekenis, tot alles op zijn plaats valt. Alles heeft met alles te maken, zoals Jeroen Brouwers zou zeggen.’
| |
Poëtica
Eriek Verpale bespeelt in Olivetti 82, net als in zijn andere teksten, op een heel doordachte manier de relatie tussen wer- | |
| |
kelijkheid en fictie. De brieven en dagboekfragmenten geven vanuit de realiteit zicht op achtergronden van de theatermonoloog. Verpale: ‘Ik laat zien hoe ik vanuit de werkelijkheid iets heb omgevormd tot fictie.’ De auteur neemt een ambigue houding aan tegenover de realiteit: in de tekst die hij zal ‘maken’, klitten realia (personen, voorwerpen, locaties) aaneen tot een nieuwe realiteit. Op die manier ontstaat een opmerkelijke interactie tussen de verhalen en de brieven/dagboekexcerpten, die vaak de ontstaansgeschiedenis van de verhalen bevatten. Anderzijds lijkt het erop dat Verpale in Olivetti 82 de druk van de realiteit wil ontvluchten. De verplichtingen die hem na de bekroning met de NCR-Literatuurprijs ten deel vielen, het feit dat hij van interview naar interview werd gesleurd, houden hem af van wat hij echt wil doen: schrijven. Vandaar de paradox uit de slotbrief van de roman: Verpale kiepert alle nog te beantwoorden brieven in de vuilnisbak, hij maakt tabula rasa om opnieuw te kunnen gaan schrijven, maar ondertussen is toch duidelijk geworden dat juist die brieven ook ten grondslag liggen aan het toneelstuk.
Aan het schrijven kent Verpale een therapeutische waarde toe. Schrijven omdat het moet: ‘Het verleden heeft me geleerd dat zelfs geen medicijnen helpen tegen melancholie. Enkel schrijven kan me er weer bovenop helpen. Ik voel de melancholie aankomen, maar nog altijd ben ik er niet tegen gewapend. Niets wijst erop dat dit zal veranderen. Vandaar dat ik mijn pen altijd binnen handbereik heb.’
| |
Context
Het boek Olivetti 82 is geënt op het drie jaar eerder verschenen werk Alles in het klein en wijst vooruit naar werk dat op stapel staat. Het concept van Olivetti 82 is identiek aan dit van Alles in het klein waar het de combinatie betreft van brieven en dagboekfragmenten met verhalende stukken. Volgens De Maesschalk ‘schrijft Verpale enigszins in het spoor van Proust aan één en dezelfde roman, die uiteindelijk een fijngeslepen en veelkantig beeld moet opleveren van zijn eigen temps perdu’. Olivetti 82 bevat een aantal terugverwijzingen naar eerder verschenen werk (‘Een meisje uit Odessa’ en ‘Het schrijven van een brief’ bijvoorbeeld uit Een meisje uit Odessa - 1979) en werkt details uit die in Alles in het klein al vermeld waren. Zo komt Mathilde, aan wie de laatste brief in Alles in het klein geadresseerd was, uitvoerig aan bod in Olivetti 82.
Hoe nauw alles binnen het werk van Verpale samenhangt met alles, blijkt ook uit het aankondigen van nog te schrijven
| |
| |
teksten en verhalen. In Olivetti 82 wordt uitvoerig vooruitgewezen naar de roman Spa Rood, die in 1997 zal verschijnen onder de titel Gitta. In die zin kan Olivetti 82 gelezen worden als ‘een hoogstpersoonlijk metacommentaar bij het eigen oeuvre en de omstandigheden waarin het tot stand is gekomen’, volgens De Maesschalk.
| |
Waarderingsgeschiedenis
Zowel de theatermonoloog als nadien de roman Olivetti 82 werd uiterst lovend besproken. F. Six omschreef de monoloog als een ‘adembenemend relaas van (een) paalzitter’. Volgens J. van Hulle trekt Verpale in Olivetti 82 ‘de lijn van Alles in het klein op een even indringende en meeslepende manier door’. Voor J. Durlacher ‘blijkt Eriek Verpale met Olivetti 82 opnieuw een meester in het opgewekt mystificeren van zijn eigen leven’. A. Peters vindt het boek ‘charmant getob en gekeutel’, maar is van mening dat de auteur ‘bij het ordenen van zijn brieven ditmaal te zorgeloos te werk is gegaan. Het begindeel had soberder gekund’. Rinckhout is het hiermee eens: ‘Het eerste deel is te lang en bevat te veel herhalingen en overlappingen. (...) Hij behandelt de vertrouwde, doch platgetreden paden en valt te gemakkelijk terug op stilistische tics en trucs - leermeesters Reve en Brouwers zijn dikwijls te nadrukkelijk aanwezig. (...) Heeft Verpale in dat eerste deel aquarellen geschilderd met al te zeer aangelengde waterverf, hij heeft de gebeurtenissen in het toneelstuk pasteus, dramatisch, driftig en met felle trekken uitgebeeld. Dit is dan weer meer van het beste wat hij tot nu toe heeft geschreven.’
Ronduit negatief was J. Diepstraten: ‘het is inderdaad van een zorgwekkende stilistische treurigheid wat Verpale de lezer voorschotelt’ en ‘het merkwaardige van het boek is dat iemand met dergelijke autobiografische goudmijn - een spoorloze vader, een drankzuchtige vrouw, een keiharde moeder - zo aan de oppervlakte blijft’.
Voor deze bespreking is gebruikgemaakt van:
Eriek Verpale, Olivetti 82, eerste druk, Amsterdam/Antwerpen, 1993.
| |
| |
| |
Secundaire literatuur
F. Decruyenaere, ‘Ik heb geen greintje fantasie.’ Theater Malpertuis speelt monoloog Olivetti '82 van Eriek Verpale. In: Het Volk, 24-3-1993. (interview) |
A. Morisse, Malpertuis speelt Eriek Verpale's eerste theaterstuk ‘Olivetti 82’. In: Gazet van Antwerpen, 30-3-1993. |
F. Decruyenaere, Bob de Moor speelt ‘Olivetti 82’ van Verpale. In: Het Volk, 5-4-1993. |
F. Six, Adembenemend relaas van paalzitter. Eriek Verpale schrijft ‘Olivetti 82’ voor Malpertuis. In: De Standaard, 15-4-1993. |
R. Arteel, Een groot gemis. Bob de Moor speelt ‘Olivetti 82’ van Eriek Verpale. In: Knack, 28-4-1993. |
C. Alleene, Eriek Verpale: Alleen schrijven helpt tegen melancholie. In: Het Volk, 6-7-1993. (interview) |
J. van Hulle, Verpale blijft boeien. In: Standaard der Letteren, 23-10-1993. |
J. Vervoort, Verpale: liefdesverdriet en levenspijn. In: Het Nieuwsblad, 29-10-1993. |
EvdE., Olivetti 82. Eriek Verpale. In: De Nieuwe Boekenkrant, november 1993. |
R. Mulder, Het warme leven in Zelzate. De Jiddisch-Vlaamse wereld van Eriek Verpale. In: NRC-Handelsblad, 5-11-1993. (interview) |
J. Durlacher, Brieven aan het Voodoobeest. In: Vrij Nederland, 13-11-1993. |
L. Lannoy, Het enige dat helpt. Eriek Verpale: Olivetti 82. In: Gazet van Antwerpen, 13-11-1993. |
A. Peters, Lijden als opmaat tot een creatieve explosie. In: de Volkskrant, 19-11-1993. |
E. Hollman, Hei manneken? Waddizda? In: Limburgs Dagblad, 20-11-1993. |
E. Rinckhout, Aan de grenzen der liefde. Brieven, verhalen en een toneelstuk van Eriek Verpale. In: De Morgen, 26-11-1993. |
J. Diepstraten, Armoede, aan de drank en in de goot. Jeneverproza van Eriek Verpale in ‘Olivetti 82’. In: De Stem, 3-12-1993. |
M. Reynebeau, Zijn echte zusje enzoverder. Eriek Verpale en ‘Olivetti 82’: hoe de draadjes van een versnipperd bestaan in een tekst worden samengeknoopt. In: Knack, 15-12-1993. |
K. de Leenheer, ‘Enkel schrijven helpt tegen melancholie.’ Eriek Verpale heeft pen altijd binnen handbereik. In: Gazet van Antwerpen, 26-2-1994 (interview = identiek aan C. Alleene) |
K. Vermeiren, Sint-Sebastiaan en Olivetti. In: Kreatief, nr. 1, april 1994, jrg. 28, pp. 120-124. |
W. Trommelmans, Van Compac LTE/286 tot Olivetti 82. In: Ons Erfdeel, nr. 3, mei-juni 1994, jrg. 37, pp. 420-421. |
Y. de Maesschalk, Prima categoria, of nachtelijk joods van Eriek Verpale. In: Kreatief, nr. 5, december 2000, jrg. 34, p. 26. (algemeen) |
lexicon van literaire werken 54
mei 2002
|
|