| |
| |
| |
Koen Vermeiren
De gek op de heuvel
door Jooris van Hulle
Achtergronden en uiterlijke beschrijving
De roman De gek op de heuvel van Koen Vermeiren (*1953 te Antwerpen) verscheen in 1993 bij uitgeverij Manteau (Antwerpen/Amsterdam). Van het boek, dat het jaar daarop al aan een derde druk toe was, werden tot op heden 7000 exemplaren verkocht.
Over de ontstaansgeschiedenis van het boek zegt de auteur in een interview met J. Kuypers: ‘Communicatieproblemen hebben altijd mijn belangstelling gehad en vormen de thematiek van mijn werk. Toen ik mijn vrouw leerde kennen en hier in Wechelderzande met haar ging samenwonen, kreeg ik te maken met het meest ernstige probleem dat je op dit vlak kunt hebben, namelijk de communicatie met een autistisch kind. De gek op de heuvel omspant negen jaar van de veertien jaar die wij elkaar nu kennen.’
De roman, die inclusief het voorwerk en de aan het slot opgenomen verklarende tekst over autisme 255 pagina's beslaat, bestaat uit drie delen. Elk van deze drie delen behandelt een periode van drie jaar (resp. 1982-1984, 1985-1987 en 1988-1990) en wordt voorafgegaan door een motto dat ontleend wordt aan teksten van Lennon & McCartney. Het boek is voorzien van een opdracht: ‘Aan Joke en Bart’.
Op verzoek van de VVA (Vlaamse Vereniging Autisme) maakte Koen Vermeiren onder dezelfde titel een toneelversie van de roman. Het stuk ging in première in Herentals op 23 januari 1999 en werd sindsdien een twintigtal keer overal in Vlaanderen opgevoerd.
| |
Inhoud
Deel 1: 1982
Zowel Erik Taelman als zijn vriendin Inge wordt werkloos. Inge voert een verbeten gevecht met haar ex om de voogdij over haar zoontje Bennie te verkrijgen. Het sociaal rapport dat wordt opgesteld, is wel erg negatief voor haar. Tussen Inge en Erik, maar ook tussen Bennie en Erik groeien de spanningen.
| |
| |
Erik slaat Bennie zelfs meerdere keren. Als het maar enigszins mogelijk is, werkt Taelman verder aan zijn proefschrift over ‘Ethiek en solipsisme in de moderne Nederlandse literatuur’. Bennie gaat naar een internaat. Onderzoeken wijzen uit dat hij autistisch is. Erik besluit een dagboek bij te houden.
| |
1983
Erik droomt over Miriam, een jeugdliefde die is uitgeweken naar Zuid-Afrika. Zij ontmoeten elkaar nog eens, zonder dat er iets speciaals voorvalt. Inge is wel jaloers en dat zorgt weer voor spanningen. De grootvader van Erik wordt in het ziekenhuis opgenomen. Erik raakt in een depressie. Zijn proefschrift is af, maar de verdere stappen die hij moet zetten om eindelijk de titel van doctor te behalen, worden tijdelijk afgebroken.
| |
1984
Erik ondergaat een operatie aan de nieren. Ook zijn moeder moet geopereerd worden. Hij verdedigt nu zijn proefschrift, slaagt, maar blijft werkloos. Hij loopt voor de eerste keer een seksshop binnen en voelt zich daarover schuldig tegenover Inge. Ondertussen maakt Bennie kleine vorderingen, hij tekent en brabbelt enkele woorden. Ook Inge bekent dat ze het soms moeilijk heeft met haar zoon. Erik zelf slaagt er amper in zijn woedeaanvallen tegenover Bennie in te dammen.
| |
Deel 2: 1985
Erik krijgt een tijdelijke baan aangeboden in het onderwijs. Na een poosje loopt alles er verkeerd en Erik krijgt problemen met de inspectie en met zijn directeur. Inge en Erik krijgen opnieuw bezoek van de sociaal werkster. Bennies vader geeft de strijd om de voogdij blijkbaar niet op. Ondertussen gaat Bennie er lichtjes op vooruit: hij kan al kleine woordjes lezen en schrijven. Hij viert zijn negende verjaardag. Erik blijft ondertussen verslaafd aan het bekijken van pornovideo's. Hij daagt Bennie uit iets verkeerds te doen.
| |
1986
Bennie zoekt al veel meer contact. Hij kan nu zelfs al korte zinnetjes uitspreken. Inges gevecht om de voogdij dreigt verkeerd af te lopen. Bennie zou wel eens aan de vader toegewezen kunnen worden. Erik besluit Inge zijn geheim in verband met zijn drang naar seksblaadjes en -video's op te biechten. Met Bennie gaan Inge en Erik op vakantie naar Bretagne. De uitstap wordt een regelrechte tegenvaller. Met de grootouders van Erik gaat het ook verder bergafwaarts: hij slaagt er nauwelijks nog in enig contact met hen te hebben.
| |
1987
De relatie tussen Erik en zijn vader wordt uitvoerig beschreven. Het blijkt dat ze elkaar eigenlijk niets te zeggen hebben. Eriks vader moet een hartoperatie ondergaan. De vader van Bennie heeft zijn zoon een weekend ontvoerd. Daarna wil zijn nieuwe vriendin echter niet meer van de jongen weten. Zo krijgt Inge de definitieve voogdij over haar zoon.
Zowel de grootvader als Erik en Bennie kunnen geen afscheid nemen van oude spullen.
| |
| |
| |
Deel 3: 1988
Erik heeft hoe langer hoe meer positieve gevoelens ten overstaan van Bennie. Hij begint hem te waarderen en hij krijgt zelfs het gevoel dat Bennie een onmisbaar deel van zijn bestaan is geworden. Eriks oude tuin wordt omgewoeld. Weer zien we de verbondenheid met het verleden, onder andere via zijn hond die er begraven ligt. Bennie ontdekt de seksualiteit. Samen met Erik, die ondertussen besloten heeft in de toekomst deeltijds les te gaan geven, gaat Bennie hardlopen in de bossen.
| |
1989
Het intelligentieniveau van Bennie wordt geanalyseerd. Onder meer door zijn interesse voor bomen, en heel specifiek voor zijn notenboom, lijkt hij ertoe voorbestemd om tuinman te worden. Bennie stelt zich ook vragen over zichzelf, zijn autisme, zijn ‘herselen’. Hij beseft dat hij anders is dan de andere mensen. Erik wordt definitief ontslagen op zijn school en wordt nu zelfstandig publicist. In schril contrast met de vorderingen die Bennie en Erik samen maken, gaan de grootouders steeds verder achteruit.
| |
1990
Vercammen, de vader van Bennie, wil opnieuw de voogdij over zijn zoon. Deze keer mag Bennie zelf beslissen bij wie hij blijft en hij kiest spontaan voor zijn moeder en die ‘rare Erik’. Erik denkt er steeds meer aan een roman te schrijven. Aan het slot van het boek lezen we dat hij beslist om de dagboeken, die hij sinds 1982 bijhoudt, uit te geven. Bennie en Erik houden een hardloopwedstrijd. Bennie verslaat Erik en uit wat volgt, blijkt dat de relatie tussen beiden gunstig evolueert. Na een lang en pijnlijk aftakelingsproces sterft Eriks grootvader. Bennie heeft in de loop der jaren interesse voor muziek, vooral voor The Beatles, ontwikkeld.
| |
Interpretatie
Titel
De titel De gek op de heuvel verwijst in letterlijke vertaling naar de Lennon & McCartney-song ‘The fool on the hill’. Als motto bij het derde en laatste deel van de roman fungeren de volgende regels uit dit lied: ‘Day after day, alone on a hill,/ the man with the foolish grin is/ keeping perfectly still/ But nobody wants to know him,/ they can see that he's just a fool/ and he never gives an answer/ But the fool on the hill sees the sun going down/ And the eyes in his head see the world spinning round.’
In het relaas over het jaar 1985, het eerste luik van het middendeel van de roman, wordt verteld dat Taelman op zeker ogenblik Bennie benadert. Die blijft zonder reactie, ‘doof en blind, alsof hij in trance was’. Op dat moment denkt Taelman aan het bewuste lied van The Beatles: The fool on the hill.
| |
| |
‘Was dit een lichaam waarvan de geest zich had losgemaakt om rond te zweven in een onbekend universum of zat hij er juist in gevangen, wachtend tot iemand er in slaagde hem te bevrijden?’ Naarmate de toenadering tussen Bennie en Erik concreet gestalte krijgt, wordt ook de vraag gesteld wie nu eigenlijk de gek op de heuvel is: is het de autist Bennie of is het de al even wereldvreemde en mensenschuwe intellectueel Erik? Vermeiren lijkt er nadrukkelijk op te willen wijzen dat een aantal kenmerken die op autisten van toepassing zijn, moeiteloos geprojecteerd kunnen worden op normale mensen. In een interview zei hij hierover: ‘Ik ken heel wat mensen die angst hebben voor veranderingen, en mensen die heel normaal functioneren, maar toch sociaal contact mijden. Er zijn momenteel hele bevolkingsgroepen die na het ineenstorten van het communisme de weg kwijt zijn, die angst hebben voor het nieuwe. Hun vertrouwde systemen bestaan niet meer.’
| |
Thematiek
In de roman De gek op de heuvel staat communicatie centraal. In een brief, die geciteerd wordt in de studie die M. Wijnands (Leiden) wijdde aan het fenomeen autisme in de literatuur, schrijft de auteur: ‘Wie een tijd met schrijven bezig is, ontdekt vaak dat er als het ware een rode draad door zijn werk loopt, die je misschien “thematisch” zou kunnen noemen. De communicatieproblematiek in het algemeen is zowat in al mijn boeken aanwezig, denk ik. En autisme is daarvan een extreme vorm. Door eigen ervaringen met een autistisch kind uit mijn onmiddellijke omgeving ben ik mij gaan interesseren voor dit ogenschijnlijk totale gebrek aan contact. Bovendien voel je op den duur een soort woede ontstaan, alsof je telkens weer tegen een muur zit aan te kijken. Maar met veel geduld kun je ontdekken dat er gaten en spleten in die muur zitten, waar doorheen af en toe gebaren, gevoelens en woorden zich een weg zoeken. Mijn boek is een aftasten van die “openingen”, in het volle besef dat de stenen errond altijd zullen blijven bestaan. Ik denk dat iedere autist anders is en dat maakt het fenomeen tegelijkertijd moeilijk benaderbaar en fascinerend. Bovendien herken ik in autisme een aantal elementen die een “normaal” mens in de loop van zijn ontwikkeling ontgroeit (bijvoorbeeld het zich terugtrekken in een eigen fantasiewereld, angst voor veranderingen, de dreiging van de buitenwereld...) We kennen het allemaal, maar hebben ermee leren omgaan. Een autist niet. Dit maakt hem kwetsbaar, maar ook heel authentiek.’
Als roman schetst De gek op de heuvel in de eerste plaats een indringend beeld van een autistische jongen. In haar studie wijst M. Wijnands op een aantal typische kenmerken van het fenomeen autisme, die in de roman aan bod komen: relatie- | |
| |
stoornis, taalstoornis (Bennie neemt de taal bijvoorbeeld erg letterlijk, omdat zijn verbeeldingsvermogen zwak is), opvallende motorische en zintuiglijke verschijnselen (onder andere zelfstimulatie en automutilatie), weerstand tegen veranderingen en extreme, schijnbaar onlogische angsten. Het is wel opvallend dat Vermeiren sterk focust op het taalverwervingsproces van Bennie. Erik, die niet toevallig Taelman heet (de taal-man), volgt met bijzondere interesse dit proces dat er uiteindelijk toe leidt dat Bennie op zijn manier de taal heeft leren gebruiken.
Daarnaast is De gek op de heuvel een speurtocht naar het autistische element in de normale menselijke verhoudingen: ‘Ik denk dat er bepaalde parallellen zijn’, zegt Vermeiren, ‘De angst voor veranderingen bij voorbeeld. Het verschil tussen ons en een autist is niet de angst die we voelen, maar het feit dat wij die angst kunnen wegredeneren en dus relativeren en hij niet’ (J. Kuypers). Blijft Bennie de hoofdfiguur in de roman - ‘Bennie, altijd weer Bennie’ bepaalt in grote mate het leven van de mensen in zijn omgeving -, met Erik Taelman en Inge tekent Vermeiren figuren die elk op hun manier veroordeeld lijken tot een existentiële eenzaamheid die hen verhindert buiten de kringloop te treden van hun eigen wereld, hun eigen ideeën en gevoelens, hun eigen verwachtingen en ontgoochelingen. Taelman, die aan zijn (korte) loopbaan in het middelbaar onderwijs alleen frustratie en ongenoegen overhoudt, vlucht in de illusie van de pornoblaadjes die hij zich heimelijk aanschaft. Overigens blijft hij te theoretisch ingesteld (hij slaagt er niet in zijn proefschrift over ‘Ethiek en solipsisme in de literatuur’ tot een handelsuitgave om te werken). Toch groeit, mede door de rol die Bennie in zijn leven gaat spelen, het inzicht bij hem dat het solipsisme (de filosofische leer dat alleen ons eigen ik en zijn bewustzijnsdaden bestaan) niet de natuurlijke staat van de mens is en dat mensen elkaar toch op een zinvolle manier kunnen benaderen. Bennie begrijpen wordt voor hem ook en in de eerste plaats zichzelf begrijpen.
In het verhaal over Inge, die met haar ex een verbeten gevecht levert over de voogdij over Bennie, legt Vermeiren vooral de nadruk op het geduld dat zij, vaak in tegenstelling met Taelman, kan opbrengen in de omgang met Bennie.
Ten slotte is er het verhaal van de grootouders van Taelman. De grootmoeder lijdt aan aderverkalking en gaat daardoor geregeld hallucineren. De grootvader sluit zich steeds meer van zijn omgeving af. Op die mannier creëert Vermeiren een soort tegenbeweging in de roman: naarmate Bennie zich ontwikkelt en in de wereld treedt, trekt de grootvader zich eruit terug.
In de marge van zijn verhaal over menselijke relaties en de
| |
| |
eenzaamheid, formuleert Koen Vermeiren in De gek op de heuvel verder kritiek op de onderwijswereld, de medische en de politieke wereld.
| |
Stijl
De ernst van de thematiek wordt in De gek op de heuvel voldoende gerelativeerd door de vlotte manier van vertellen. Handig schrijft de auteur de verschillende scènes in het boek naar een vaak verrassende pointe toe. Daarnaast zorgen humor en ironie voor een verteltoon die de leesbaarheid van het boek nadrukkelijk ten goede komt.
Vermeiren beschrijft de ontwikkeling die Bennie doormaakt op een heel empirische manier. De aandacht gaat daarbij in de eerste plaats uit naar de taalverwerving. Vermeiren speelt met de taal, hij laat Bennie praten zoals hij werkelijk praat (de elliptische zinnen zijn daar een goed voorbeeld van) en op een bepaald moment ook schrijft, in het verhaal namelijk dat Bennie voor Taelman heeft geschreven en waarin zijn wereld, die van de notenboom, de poes en de hond, een paradijselijke harmonie vertoont.
| |
Vertelsituatie
Werkelijkheid en literatuur gaan in De gek op de heuvel een hecht verbond aan. Afstandelijkheid en betrokkenheid vloeien ineen in de keuze van de hijvorm waarin het verhaal wordt verteld. In zijn bespreking van de roman wijst F. Auwera erop dat het verhaal essentieel autobiografisch is, ‘ook als er heel wat werd verzonnen, gewijzigd, weggelaten, versierd, gedramatiseerd, dan nog is de basis ervan, de sfeer en de “psychologie” dat duideijk niet.’ Nog volgens Auwera ‘is het begrijpelijk dat Vermeiren afstand heeft willen creëren door zijn verhaal in de hij-vorm te vertellen, maar dat is precies wat in het boek soms wringt en wel eens hinderlijk knarst: het is in de ik-vorm gedacht, maar in de hij-vorm geschreven.’ Hoe moeilijk de auteur het zelf heeft gehad met het schrijven van dit boek, blijkt uit de volgende uitspraak: ‘Voor sommige auteurs werkt schrijven blijkbaar bevrijdend, al heb ik dat gevoel niet gehad. Na het schrijven van De gek op de heuvel ben ik gedurende een drietal maanden in een depressie terechtgekomen, zoals ik die nooit eerder had meegemaakt.’
| |
Opbouw
De roman De gek op de heuvel begint waar hij eindigt, met het moment namelijk waarop Taelman besluit zijn leven te boek te stellen. Vermeiren gebruikt daarvoor een geëigende literaire techniek. De aanvangszin luidt zo: ‘Een sprong in het duister, dacht Erik Taelman, daar lijkt mijn leven tegenwoordig nog het meest op.’ En de slotzin: ‘Negen jaar geleden, dacht Erik, waar leek mijn leven toen het meeste op?’ Op die manier wordt de cirkel perfect gesloten.
Binnen een jaarboekstructuur (de jaren 1982 tot 1990) vertelt Vermeiren het verhaal van Taelman, die aan het slot zelf de
| |
| |
schrijver blijkt te zijn. (Inge heeft hem ertoe aangespoord zijn ervaringen neer te schrijven in romanvorm.) Uit zijn dagboeknotities, negen schriften met telkens in goudopdruk het jaartal, die een soort barometer vormen van zijn innerlijke evolutie, heeft Taelman die feiten en momenten geïsoleerd die in hun totaliteit moeten bepalen wie hij nu echt is. De ingreep van de auteur blijkt eveneens uit het feit dat het verhaal van Bennie en dat van de grootvader elkaar diagonaal kruisen midden in het boek. Meteen benadrukt hij op die manier het omgekeerde proces dat beiden doormaken nog eens extra.
| |
Poëtica
De relativerende humor waarmee Vermeiren zijn onderwerp en zijn personages benadert, blijkt onder meer uit het feit dat Erik Taelman, die als recensent wat poogt bij te verdienen, op zeker moment de roman De vrolijke eenzaamheid van ene Koen Vermeiren moet bespreken. Vermeiren publiceerde in 1988 een roman onder deze titel. Nu evalueert hij bij monde van Taelman dit boek: ‘Af en toe wat zwaar op de hand, en misschien bekijkt hij de wereld wat te veel vanuit zijn schrijfkamer.’ (p. 198) Naar aanleiding van een bezoek aan het Lijsternest, de woonstede van Stijn Streuvels, beseft hij trouwens dat ook voor Streuvels' teksten ‘de kern in de alledaagse werkelijkheid besloten lag’. Over dit opmerkelijke keerpunt in zijn schrijverschap zegt Vermeiren: ‘Ik heb inderdaad het gevoel dat ik met deze roman een belangrijke stap in de richting van een meer open, toegankelijker soort proza heb gezet. Laten we zeggen dat ik het verhaal als vormgeving opnieuw heb ontdekt, wat niet betekent dat ik mijn eerdere werk wil afzweren. Mijn debuut in 1983 was eigenlijk een vingeroefening. De vrolijke eenzaamheid in 1988 was wat je een “essayroman” zou kunnen noemen. Het werk bevat naast heel wat autobiografische elementen ook veel verwijzingen naar (taal)filosofische opvattingen’ (M. Macken).
| |
Context
Autisme werd bij het grote publiek vooral bekend door de film Rain Man (1988), met Dustin Hofman in de hoofdrol. In haar studie over autisme en literatuur behandelt M. Wijnands een aantal categorieën van boeken (romans, realistische boeken, successtories en autobiografieën) waarin autisme aan bod komt. In de Nederlandstalige literatuur zijn er onder meer: Vallende ster (1989) van J. Bernlef, Van jou houd ik (1983) van M. de Vreede, Eerst grijs, dan wit, dan blauw (1992) van M. de Moor, De wereld te wijd (1993) van A. van Keymeulen en Het boek Job (1994) van L. Rood.
| |
| |
Vanuit taalfilosofisch oogpunt bevat de roman De gek op de heuvel een aantal impliciete verwijzingen naar L. Wittgenstein, wiens uitspraak ‘De grenzen van mijn taal zijn de grenzen van mijn denken’ perfect kan worden toegepast op de evolutie die Bennie doormaakt. In dit verband kan ook gewezen worden op hetgeen de Latijns-Amerikaanse dichter R. Juarrez ooit schreef over taal: ‘De taal is het hoogste goed. De mens draagt in zich een constructief element zonder hetwelk geen denken, geen intensiteit, geen spraak mogelijk is. En dat is de taal. Er is geen denken, relatie, intensiteit mogelijk zonder taal.’
| |
Waarderingsgeschiedenis
De kritiek reageerde, zij het bijna uitsluitend in Vlaanderen, praktisch unaniem lovend op De gek op de heuvel. Volgens J. van Hulle vond Vermeiren voor zijn roman ‘een solide vorm voor een uitermate boeiende inhoud’. Vaak werd gewezen op het feit dat Koen Vermeiren met de roman een inzichtgevend licht werpt op autisme: ‘Een boek zoals dit draagt er zeker toe bij om bepaalde handicaps dichter bij ons te brengen. Maar vooral maakt het ons duidelijk dat de grens tussen normaal en abnormaal niet zo scherp en duidelijk is als we soms denken’ (D. Louwijck). Vragen werden onder meer gesteld bij de manier waarop Erik Taelman aanvankelijk reageert op de aanwezigheid van Bennie. De woede-uitvallen zouden niet realistisch zijn. Vermeiren zegt daarover: ‘Ik heb er lang over geaarzeld om het op die manier neer te schrijven. Omdat het nu eenmaal niet sympathiek overkomt als over iemands handicap negatieve dingen worden gezegd. Anderzijds wou ik niet huichelen. Ik denk dat elke handicap aanvankelijk een zekere afkeer oproept, al is het maar uit angst. Angst dat jou of je kinderen ook iets dergelijks zou kunnen overkomen. De romantische visie van liefdevolle aanvaarding zoals je die zo vaak in Amerikaanse films ziet, klopt niet. Ouders van autistische kinderen voelen afkeer, woede, onmacht. Pas na verloop van tijd volgt er een vorm van aanvaarding. Die evolutie is ook in mijn boek aanwezig.’
Voor deze bespreking is gebruikgemaakt van:
Koen Vermeiren, De gek op de heuvel, eerste druk, Antwerpen/Amsterdam 1993.
| |
| |
| |
Secundaire literatuur
M. Wijnands, Verhalen over autisme. Niet alles geloven wat je leest. Doctoraalscriptie Orthopedagogiek, Rijksuniversiteit Leiden 1993. |
IvE., Negen jaar uit het leven van een autist. In: De Morgen, 17-9-1993. |
J. Van Hulle, Van de noteboom, de poes en de hond. In: De Standaard, 18-9-1993. |
J. Kuypers, De gek op de heuvel. Vermeiren: toegankelijk boek over een gesloten onderwerp. In: Gazet van Antwerpen, 29-10-1993. (interview) |
D. Louwijck, Dolle wereld maakt iedereen een beetje autist. In: Het Laatste Nieuws, 6/7-11-1993. |
G. Deweyer, De gek op de heuvel. In: Handiscoop, november 1993. |
J. van Hulle en L. Lannoy, Autisme en literatuur. Een knappe roman van Koen Vermeiren en zo. In: Boekengids, november 1993. |
[X], De gek op de heuvel. In: Hum. Jos Info, oktober-december 1993. |
A. Ensch, De gek op de heuvel. In: De Vrijzinnige lezer, december 1993. |
X. van Eeckhoutte, Koen Vermeiren: een stille schrijver spreekt. In: Het Volk, 18-1-1994. (interview) |
R. Verhoeven, ‘De gek op de heuvel’, roman over relatie met kind dat autistisch is. In: Trouw, 18-1-1994. |
M. Macken, Literatuur. In: Privilege, nr. 2, 1994. (interview) |
[X], De gek op de heuvel. In: Blikopener, januari 1994. |
L. de Geyter, De gek op de heuvel. In: Lektuurgids, januari 1994. |
J. Ector, De gek op de heuvel. In: Streven, april 1994. |
F. Auwera, Personage contra schrijver. Koen Vermeiren schrijft roman over autisme. In: Gierik/NVT, nr. 1, mei 1994. |
H. van Lier, De gek op de heuvel. In: Deus ex Machina, juni 1994. |
J. Gerits, Ik zeg hoi, hij zegt hoi. Rood en Vermeiren, twee schrijvers over autisme. In: De Morgen, 5-8-1994. |
J.C., Voor u gelezen: De gek op de heuvel. In: Impuls, oktober 1994. |
lexicon van literaire werken 51
augustus 2001
|
|