| |
| |
| |
Dimitri Verhulst
De helaasheid der dingen
door Nora van Laar
Achtergronden en uiterlijke beschrijving
De roman De helaasheid der dingen van Dimitri Verhulst (Aalst, 2 oktober 1972) verscheen in januari 2006 bij uitgeverij Contact. In november 2013 was het boek aan de vierenvijftigste druk toe. Verder gaf Maarten Muntinga het uit als deel 4 van de ‘De Gouden Uil Literatuurprijs Reeks’ en bewerkte uitgeverij XL het tot groteletterboek.
De helaasheid der dingen werd vertaald in het Deens, Duits, Frans en Engels. Felix Groeningen maakte er een film van, die in 2009 in première ging. In datzelfde jaar bewerkte Pietjan Dusee de roman voor toneel voor de Afslag Eindhoven.
In 2006 haalde het boek de shortlist van de AKO Literatuurprijs en in 2007 de longlist van de Libris Literatuurprijs, in het laatste geval samen met Verhulsts volgende werk, Mevrouw Verona daalt de heuvel af. In 2007 won het werk ook Humo's Gouden Bladwijzer en de Gouden Uil Publieksprijs. In 2008 werd het bekroond met De Inktaap.
De helaasheid der dingen bestaat uit twaalf hoofdstukken, met titel, zonder nummering. De roman kent twee motto's. Het eerste komt uit Meesters en knechten van Pierre Michon, het tweede uit Een wezen van verten van Francisco Umbral. Na deze motto's volgt de opdracht: ‘Voor Windop. En ter nagedachtenis aan mijn grootmoeder, die zich de schaamte wou besparen en stierf terwijl ik de laatste bladzijden van het manuscript voltooide.’ Daaronder staat vermeld: ‘De eventuele gelijkenis van bepaalde personages in dit boek met bestaande personen berust op louter mensenkennis.’
De uitdrukking ‘De helaasheid der dingen’ komt al voor in Junichiro Tanizaki's roman Stille sneeuwval (1943-1948), dat in 1994 in het Nederlands werd vertaald door Jacques Westerhoven. Westerhoven bedacht de term als vertaling van de Japanse uitdrukking ‘mono no ware’. Het gaat dan om de weemoed die men voelt bij het besef dat de dingen nu eenmaal altijd voorbij (zullen) gaan.
| |
| |
| |
Inhoud
Een schoon kind
Na huwelijksproblemen met haar man Robert keert tante Rosie met haar dochter Sylvie terug naar haar moeder Maria Verhulst in Reetveerdegem. Bij moeder wonen ook haar broers - Pierre (Pie), Herman, Zwaren en Karel (Potrel) - en Pie's zoon Dimmetrie (Kleine). Dimmetrie, die alleen het asociale gedrag van zijn vader en ‘nonkels’ kent, weet niet wat hij aan moet met zijn welopgevoede nichtje.
Maar eenmaal in het café maakt het meisje kennis met het bier; stomdronken komt ze thuis. Dan hoort Dimmetrie ook dat Robert niet Sylvies echte vader is. Kort daarop keren Rosie en Sylvie terug naar huis.
| |
De vijver der gezonken babylijkjes
Dimmetrie en Potrel, die maar een paar jaar verschillen, zwemmen met hun vrienden en vriendinnen regelmatig in de vijver van de oude Palmier; ze worden er zich bewust van hun seksualiteit. Later vernemen ze het gerucht dat Palmier ooit haar pasgeboren kinderen in de vijver heeft verdronken. Niet lang daarna verdrinken de jongens de puppy's van Palmiers hond Blondi in het water. Kort daarop loopt het dier weg.
| |
De ronde van Frankrijk
Nonkel Herman breekt tijdens een wedstrijd in een plaatselijk café het wereldrecord bierdrinken. Op de weg naar huis raakt hij zwaargewond bij een auto-ongeluk.
Potrel die als minderjarige niet mee had mogen doen, organiseert een wedstrijd bierdrinken in de vorm van de Tour de France. Aan de hand van bepaalde hoeveelheden ingenomen bier en sterke drank verzetten de deelnemers hun pionnen op de kaart van Frankrijk. Na enkele dagen spelen belandt Portel in coma in het ziekenhuis.
| |
Alleen de allenen
De deurwaarder heeft het meubilair, inclusief de televisie, weggehaald. Omdat de mannen nu het concert van Roy Orbison in de Coconot Grove in Los Angeles niet kunnen zien, laat Zwaren zich uitnodigen bij een echtpaar uit Iran. De Verhulsten drinken er het door hen meegebrachte bier en springen op de stoelen. Onder invloed van de sentimentele liedjes barst Pie, die zijn scheiding niet kan verkroppen, in tranen uit.
| |
Een nieuw liefje voor mijn pa
Op een dag staat ene Nele Fockeday van de Dienst Bijzondere Jeugdzorg voor de deur. Ze komt kijken onder welke omstandigheden Dimmetrie wordt opgevoed.
| |
Iets over mijn moeder, mevrouw
Als gevolg van Dimmetrie's geboorte is zijn moeder incontinent geworden. Ze heeft een ‘plaspas’ waarmee ze voorrang krijgt bij openbare toiletten. Met de kaart probeert ze overal korting te krijgen.
Na haar scheiding is Dimmetrie bij haar blijven wonen. Als ze tijdens een dagje naar het strand in zee zit te plassen, loopt Dimmetrie weg.
| |
| |
| |
De Pelgrim
Pie meldt zich voor een ontwenningskuur bij de psychiatrische kliniek De Pelgrim. Herman, Potrel en Dimmetrie brengen hem; onderweg doen ze nog een aantal kroegen aan.
| |
De verzamelaar
Franky Tienpont, die in een van de nieuwe villa's in Reetveergedem woont, mag van zijn vader niet meer met Dimmetrie omgaan. De man vindt de Verhulsten asociaal en nu Dimmetrie's vader ook nog in het gesticht zit...!
Twintig jaar later komt Dimmetrie Franky weer tegen. Hij gaat op bezoek in de Reetveerdegemse villa waar Franky nog altijd woont. Daar vertelt Franky dat zijn echtgenote overspelig is geweest met nonkel Zwaren. De Märklin-treintjes die Franky vroeger al had, rijden nog altijd in de kelder, maar nu met goederenwagonnetjes vol figuurtjes die joden moeten voorstellen.
| |
De genezene
Na drie maanden in De Pelgrim komt Pie met weekendverlof naar huis. Al gauw zit hij weer in het café. Zijn belofte naar Dimmetrie te komen kijken wanneer die een hardloopwedstrijd moet lopen, komt hij niet na.
| |
De opvolging verzekerd
Dimmetrie rookt een sigaret buiten het ziekenhuis waar zijn vriendin ligt te bevallen. Hij heeft het kind niet gewild en wenst het dood. Net als zijn vader mist hij de bevalling.
| |
Voer voor etnologen
Dimmetrie gaat op bezoek bij zijn grootmoeder die dement in een verzorgingstehuis zit. Hij bedankt haar voor het feit dat ze ooit Jeugdzorg heeft gewaarschuwd waardoor hij uit huis is gehaald. Verder vertelt hij dat hij een lieve vriendin heeft, maar ook dat hij eerder bij een andere vrouw een kind heeft verwekt.
Enige tijd later komt hij nog eens, nu om in verband met een universitair onderzoek met zijn nonkels drankliederen te zingen. Helaas kan men zich de liederen nauwelijks herinneren. Pas als iedereen weg is, zingt grootmoeder ineens een strofe.
| |
Een nonkel voor dat kind
Dimmetrie gaat met zijn inmiddels vijfjarige zoon Joeri naar het graf van Pie. Daarna gaan ze naar het café waar Herman en Potrel zijn. De kleine krijgt van zijn oudooms ‘mazout’ en geld voor de gokkast. Potrel wint een radioquiz omdat hij weet dat de hond die Hitlers hond Blondi dekte, Harrar heette. Als beloning mag hij een dvd gaan uitkiezen.
Op weg naar huis geeft Dimmetrie zijn oom een lift naar de videotheek. Later verbiedt hij zijn zoontje het dranklied te zingen dat deze net heeft geleerd.
| |
Interpretatie
Thematiek
In De helaasheid der dingen beschrijft ik-verteller Dimmetrie Verhulst (Kleine) zijn jeugd in het Vlaamse dorp Reetveerde- | |
| |
gem, waar hij met zijn vader Pie en drie ‘nonkels’ bij zijn grootmoeder Maria woonde. De mannen waren dronkaards en, op vader na, werkeloos. Grootmoeder, die dit geen omgeving vond voor een kind, zorgde er uiteindelijk voor dat haar kleinzoon uit huis werd geplaatst. Gevolg is dat de jongen als volwassene een leven heeft dat haaks staat op dat van zijn familie; letterlijk en figuurlijk spreken hij en zijn ooms een andere taal.
Desondanks kan de verteller zijn afkomst niet verloochenen en is hij gedoemd te herhalen: net als Pie is hij ongewenst vader geworden en net als Pie faalt hij als opvoerder. Daarbij komt dat zijn zoontje Joeri uiterlijk sterk op zijn grootvader lijkt, mogelijk een slecht voorteken voor aanleg en karakter. Ten slotte behoudt de oude omgeving haar invloed: nog maar vijf jaar oud krijgt Joeri van zijn oudooms ‘mazout’ (cola met bier) en geld om te gokken. Vanwege deze elementen heeft De helaasheid der dingen enige affiniteit met de traditie van het naturalisme. Groot verschil is echter dat verteller Dimmetrie zijn leven weet om te buigen, ook al kwam de aanzet daartoe van buitenaf. Hem lukt wat Pie tevergeefs probeerde.
| |
Genre
De beschrijving van de jeugd naar volwassenheid met daarin een omslag maakt De helaasheid der dingen tot ontwikkelingsroman. Woordkeuze, analytisch vermogen en kennis onderscheiden de terugblikkende verteller van zijn jonge ik en het milieu waarin hij toen verkeerde. Illustratief is zijn omschrijving van Potrel met diens kritiek op de drinkwedstrijd die zijn broer Herman heeft gewonnen: ‘Onze Potrel had meer verwacht van een wereldkampioenschap zuipen, had gehoopt dat het de totale zuiper zou onthullen aan de wereld, iemand die alle pijpen van het drankorgel bespeelde. Wohltemperiert, als we het woord tenminste hadden gekend.’
| |
Vertelsituatie
Maar de veranderingen die Dimmetrie heeft ondergaan, maken niet dat hij zijn familie nu minacht. Zijn vader en grootmoeder schetst hij zelfs met compassie; alleen zijn moeder komt er slecht af. Dat hij zich als kind één voelde met de Verhulst-clan toont hij door die periode in de wij-vorm te beschrijven, alleen in het hoofdstuk waarin hij over het verblijf bij zijn moeder vertelt, hanteert hij de ik-vorm. Dit wil echter niet zeggen dat hij zich toen onvoorwaardelijk naar de familie plooide. Als we de volwassen verteller mogen geloven, voelde de jongen zich toch niet helemaal op zijn gemak tussen zijn vader en nonkels en droomde hij soms van een moeder die het leven ordelijk en gezellig kon maken; ook zijn hobby hardlopen kan worden opgevat als een vlucht.
Later, als volwassene, gaat de verteller opnieuw over op het ik-perspectief. In het laatste hoofdstuk ondersteunt dit de situatie in het café met zoontje Joeri en de nonkels Herman en
| |
| |
Potrel: hij hoort er niet meer bij. Hij wíl dat ook niet meer, maar die constatering doet hij wel met weemoed en in het besef dat alles nu eenmaal voorbij gaat. De ooms zijn het levende bewijs: zij zijn allang niet meer het middelpunt aan de toog, een volgende generatie drinkers heeft het stokje overgenomen.
| |
Titel / Thematiek
Het leven als estafettewedstrijd wordt als vergelijking gebruikt in het hoofdstuk waarin het bezoek aan grootmoeder in de cafetaria van het verzorgingstehuis wordt beschreven; deze scène bevat ook de enige expliciete verwijzing naar de titel: ‘In een cafetaria vol lekkende mensen, en jengelende kinderen die andere bezoekers hadden meegebracht, ter compensatie, of om er de nadruk op te leggen dat het leven van de oude doorgegeven was, als stokjes in een eeuwige estafette waar niemand de zin van kent maar waar men zich aan vastklampt in de grote helaasheid der dingen.’ Ook de verteller loopt deze wedloop, want ofschoon hij het leven eigenlijk niet had willen doorgeven, krijgt hij toch een zoon; uiteindelijk stelt hij, staande aan Pie's graf, grootvader en kleinkind zelfs aan elkaar voor. Het hardloopmotief wordt ook gebruikt ter illustratie van Pie's definitieve falen als vader: vader heeft afgedaan, de beurt is aan Dimmetrie, die het vanaf dat moment alleen moet doen.
Pie's terugval is het zoveelste bewijs dat aandacht en liefde niet gedijen in Reetveerdegem. De lezer kon het al vermoeden bij de openingsscène: ‘De vermeende terugkeer van tante Rosie naar Reetveerdegem werd als een aangename schok ervaren in de levens van onze volstrekt nutteloze mannen, waarvan ik op dat moment een in wording was. De dag brak open met haar naam, Rosie!, Rosie!, die hoop bracht. Want iemand was weergekeerd! Iemand die hier geboren was en dit oord verlaten had was weergekeerd! Tante Rosie nog wel. Haar terugkeer werd als een oudtestamentisch teken geïnterpreteerd, een bewijs dat Reetveerdegem nog zo slecht niet was, en wij niet eens zo waardeloos als wiskundig was bewezen.’
Maar de mooie Rosie bleef natuurlijk niet. En de enige plek in Reetveerdegem die de verteller ooit als bijna paradijselijk had ervaren, de vijver van Palmier, raakte besmet door het gerucht dat de eigenaresse er haar jonggeborenen in had verdronken, een gegeven dat Potrel en Dimmetrie kort daarop tot waarheid maken door er Blondi's pups in te dumpen. De scène is een illustratie van de in het dorp altijd dreigende dood: heel wat dorpelingen lijden aan kanker, Herman veroorzaakt een auto-ongeluk, Potrel drinkt zich in coma.
Dit alles wil niet zeggen dat de Verhulsten geen hoop hebben. Zij zijn dol op Roy Orbison, de muzikant die ondanks zware persoonlijke tegenslag een comeback weet te maken. Aan hem wil met name Pie zich spiegelen, maar zijn poging
| |
| |
mislukt en hij sterft uiteindelijk jong. Dat het met zijn broers ook niet veel is geworden, toont Potrel wanneer hij, jaren later in Dimmetrie's auto, niet meer naar Orbison wil luisteren. Ook buitenstaander Franky blijkt door de treurnis te zijn ingelijfd: door het overspel van zijn vrouw is hij als het ware familie van de Verhulsten geworden.
De verteller ervaart het feit dat nonkel Zwaren Franky's vrouw heeft versierd, overigens als een verlate wraak voor de vroegere afwijzing van zijn familie door Franky's vader. Zijn haatdragendheid koppelt hij aan de idee dat Palmiers hond Blondi zich nog altijd kan komen wreken voor de dood van haar kleintjes. Wachtend op de geboorte van zijn eigen kind hoort hij dan ook hondengeblaf. Daarbij geeft hij eerlijk toe dat de dood van de boreling hem welkom zou zijn.
| |
Stijl
Blondi is ook een verwijzing naar Hitler, die een herder had met die naam. Evenals Harrar - volgens Potrel de hond die Blondi mocht dekken - en de figuurtjes die Franky in de goederenwagons van zijn treintjes vervoert. De elementen benadrukken nog eens het verdriet van Reetveerdegem en zijn typisch voor het groteske karakter van De helaasheid der dingen, waarbij wordt ingespeeld op schokeffecten bij de lezer. Hiertoe behoren ook de grove beschrijvingen van seks en de stoelgang, zoals bijvoorbeeld in de scène waarin Sylvies biologische vader André zijn stoma laat zien: ‘We keken hoe de stront in dat zakje sijpelde. Gezapig, alsof die derrie ergens diep vanbinnen in een knijptube zat waar iemand nu zijn voet op zette. Natte, ongebonden stront met schuim erop.’
Een andere manier om het asociale milieu van de familie te schetsen is het gebruik van stijlfiguren als de omkering en overdrijving. Daarbij wordt het lage als het hoge voorgesteld, de enige manier voor de Verhulsten om met hun miserabele levensomstandigheden om te kunnen gaan. Tekenend is de beschrijving door de verteller van Pie: ‘Mijn vader was socialist en stelde alles in het werk om als dusdanig te worden erkend. Bezit schakelde hij gelijk aan extra stofwerk. Bezit bezat jou, nooit omgekeerd. Dreigden wij door onvoorziene spaarzaamheid het einde van de maand te halen met een financieel overschot, dan haalde hij de bankrekening leeg en zoop hij zijn volledige loon erdoor om ons te beschermen tegen de verleidingen van het kapitalisme.’ Zulke kernachtige beschouwingen wisselt Dimmetrie overigens even makkelijk af met spreektaalachtige formuleringen als in: ‘Kijk. Mijn eerste levensjaren bracht ik met mijn ouders door in de Kantonstraat [...]’ of: ‘Maar om bij de les te blijven. [...]’.
| |
Opbouw / Personages
Overdrijving ontstaat ook doordat Dimmetrie selectief vertelt. Aan de hand van slechts enkele eigenschappen portretteert
| |
| |
hij zijn familieleden en slechts twaalf gebeurtenissen illustreren zijn levensverhaal. Binnen deze opzet benadrukt de verteller zijn toestand door middel van herhaling. We hebben die al gezien bij de motieven hardlopen, Roy Orbison en de hond. Twee andere, willekeurig gekozen, voorbeelden zijn de quiz (als beeld voor ongeletterdheid) en de drankwedstrijd (als beeld voor alcoholisme). Opvallend zijn de verzamelingen die sommige personages aanleggen: Dimmetrie's gierige moeder spaart lege potjes, nonkel Potrel plakt plukken schaamhaar van zijn veroveringen in een boek en Franky koopt Märklin-treintjes die hij rangschikt tot een wereld waarover hij alleenheerser is. De collecties staan voor het onvermogen écht te kunnen leven. Dat Dimmetrie nadrukkelijk níet verzamelt - zijn mededeling aan Franky smurfen te sparen, is niets dan spot - mag als teken worden opgevat dat het hem allemaal wél is gelukt. De tegenstelling tussen zijn goedkope, commerciële smurfen en Franky's dure, exclusieve treintjes is kenmerkend. Enkele andere zijn: de volwassen Dimmetrie tegenover de andere Verhulsten, de Verhulsten als authentieke dorpelingen tegenover nieuwkomers als Franky en zijn ouders, de ongeschoolde Verhulsten tegenover de geletterde asielzoekers.
| |
Stijl / Opzet
De herhaling wordt ook gebruikt als stijlmiddel en als structureel element. Als stijlfiguur benadrukt hij onder meer de asociale gedragingen van de mannen Verhulst tegenover de nette manieren van nichtje Sylvie. Door deze op te sommen in een serie zinnen beginnend met ‘We schaamden ons omdat [...]’ worden ze nog afstotelijker.
Wat de structuur betreft, herkennen we in het begin- en slothoofdstuk eenzelfde patroon: in beide gevallen keert een familielid dat buiten de familie is komen te staan voor even terug naar Reetveerdegem, ieder in gezelschap van een kind dat blootgesteld wordt aan de slechte invloed van de nonkels. De twee hoofdstukken sluiten de roman tot een cirkel die daarmee een van de bindende elementen is tussen de twaalf, vrij los van elkaar staande hoofdstukken. Andere bindende elementen zijn de figuren die in elk hoofdstuk dezelfde zijn en het feit dat de hoofdstukken in min of meer chronologische volgorde worden gebracht.
Qua tijdspanne valt het verhaal in twee delen uiteen: in één deel is Dimmetrie een jaar of dertien, in het andere is hij volwassen. Binnen dat eerste deel maakt de verteller slechts één keer een sprongetje terug in de tijd: Iets over mijn moeder, mevrouw? speelt in de periode dat hij nog bij zijn moeder woonde. De overgang tussen de twee delen wordt gevormd door het hoofdstuk De verzamelaar, dat zowel in het verleden als twintig jaar later speelt en ingekapseld ligt tussen De pelgrim en De
| |
| |
genezene die respectievelijk Pie's laatste poging tot verbetering en zijn definitieve val beschrijven. In de hoofdstukken daarna wordt Dimmetrie steeds ouder, te beginnen met het moment waarop hij vader wordt en eindigend op het moment dat zijn kind vijf is. Expliciete tijdsaanduidingen komen in het verhaal overigens niet voor, maar het verhaal is onder meer te dateren aan de hand van het concert van Roy Orbison in de ‘Coconut Grove’, dat plaatsvond op 30 september 1987.
Al deze gegevens bij elkaar doen de vraag rijzen naar het autobiografische gehalte van de tekst, de verteller heeft nota bene dezelfde naam als de auteur! Dat we toch met fictie te maken hebben, is een gevolg van het feit dat Verhulst zijn levensfeiten binnen een literair kader naar zijn hand heeft gezet. Het fictieve karakter wordt nog eens benadrukt door het feit dat de plaats van handeling verzonnen is: Reetveerdegem, dat - ja, toch als Verhulsts geboortedorp Nieuwerkerken - dicht bij Aalst ligt. De naam kenschetst de sfeer van het oord.
| |
Motto's
Ten slotte zijn er nog de motto's die aangeven dat het hier om fictie gaat. Michon probeert in Meesters en knechten antwoord te geven op de vraag wat mensen toch bezielt een kunstwerk te willen scheppen. Het fragment dat Verhulst heeft gekozen, beschrijft de verbazing van een van de vertellers over de moeite die een kunstenaar doet om de wereld na te bootsen, terwijl hij daar toch nooit helemaal in zal slagen. De andere constatering van deze verteller dat men uiteindelijk alleen maar iets vergankelijks aan de vergankelijkheid toevoegt, past goed bij de titel van Verhulsts roman.
In het tweede motto, uit Een wezen van verten van Umbral, wijt een ik-verteller het verlies van zijn herinneringen aan zijn moeder aan het feit dat hij veel over haar heeft geschreven. Hij heeft ‘een literair personage geschapen, complex, artistiek, ingewikkeld, en daarmee is me de echte moeder ontvallen, de dode moeder’. Als het eerste motto is deze opmerking een aanwijzing dat het komende verhaal zal afwijken van de werkelijkheid.
En dan zijn er nog de opdracht en waarschuwing. Dat met de ‘Windop’ vader Pie wordt bedoeld, kunnen we weten uit het openingsverhaal ‘Komkomkomkom’ van Verhulsts bundel Dinsdagland (2004), waarin de herkomst van de naam wordt uitgelegd. ‘Windop’ (‘tegenwind’) is de bijnaam van de familie Verhulst sinds een voorvader die duivenmelker was, vooral prijzen won met vogels die tegenwind hadden. Door Pie in de opdracht met ‘Windop’ aan te spreken, erkent de auteur dat zijn vader het niet makkelijk heeft gehad. Hier spreekt warmte uit, iets wat ook opgaat voor de grootmoeder die door haar dood zich niet meer hoeft te schamen voor de inhoud van de
| |
| |
nieuwe roman van haar kleinzoon. Deze opmerking houdt echter ook in dat de auteur niet van plan is zich in te houden. Zijn familieleden zijn dus gewaarschuwd: ondanks het fictionele karakter van het verhaal zullen zij zich herkennen.
| |
Context
Al in de openingszin van ‘Schildersverdriet’, het eerste verhaal in de autobiografische bundel De kamer hiernaast (1999), voert Verhulst Reetveerdegem op als plaats van handeling: ‘Zeven. Ik was zeven en woonde met mijn ouders in Reetveerdegem, een dorp dat werd vergeten door de grote cartografen, en da's maar goed ook. Reetveerdegem: een onooglijke negorij van duivensport en motregen.’ Ook de andere verhalen uit deze bundel sluiten aan bij De helaasheid der dingen. Dit is ook het geval met Verhulsts roman De laatste liefde van mijn moeder (2010), gebaseerd op de periode waarin de schrijver als kind bij zijn moeder woonde.
Maar ook in het niet-autobiografische werk is veel van de thematiek van De helaasheid der dingen terug te vinden. Hier een kleine, zonder meer onvolledige, opsomming: de ontworsteling aan het asociale, ouderlijke milieu (De verveling van de keeper), de door de ouders verstoten of vermoorde kinderen (De aankomst in de bleke morgen op dat bleke plein (Aalst); Victoria & Sintjoris), de vergankelijkheid (Mevrouw Verona daalt de heuvel af; De laatkomer), de ledigheid (De verveling van de keeper; Problemski Hotel; Godverdomse dagen op een godverdomse bol; De laatste liefde van mijn moeder), de buitenstaander (Problemski Hotel; Mevrouw Verona daalt de heuvel af), ziekte en de dood (Mevrouw Verona daalt de heuvel af; De laatkomer), de (onbereikbare) liefde (Niets, niemand en redelijk stil; Liefde, tenzij ander vermeld; Mevrouw Verona daalt de heuvel af; De verveling van de keeper; De laatkomer), het schrijverschap (Niets, niemand en redelijk stil; De laatkomer), maatschappijkritiek (De verveling van de keeper; Problemski Hotel; De intrede van Christus in Brussel (in het jaar 2000 en oneffen ongeveer)). Naast de inhoudelijke elementen zien we verder een voorkeur voor de cyclische opzet en de terugblikkende ik-verteller.
In groter verband wordt Verhulst regelmatig afgezet tegen Louis Paul Boon. Hun beider voorkeur voor de beschrijving van de gewone mens, vaak aan de onderkant van de maatschappij, ligt daaraan ten grondslag. Groot verschil is echter dat Boons figuren geen uitweg uit de ellende vinden, terwijl veel van Verhulsts personages zich er juist aan weten te ontworstelen. Wat de beschrijving van de eigen jeugd betreft, past
| |
| |
Verhulst ook bij Vlaamse auteurs als Hugo Claus, Leo Pleysier en Erwin Mortier. Verder vergelijkt men hem met Mortier, en ook Peter Verhelst, vanwege zijn aandacht voor stijl. In verschillende interviews wijst Verhulst zelf op de invloed van Roger van de Velde, van wie hij geleerd heeft ‘romans-in-korteverhalen’ te schrijven. Bij Van der Velde vinden we ook weer de voorkeur voor randfiguren en de gewone man.
| |
Waarderingsgeschiedenis
De reacties op De helaasheid der dingen zijn zonder meer positief. Men prijst Verhulst als geboren verteller en bewondert het feit dat hij, ondanks alles, de personages met mededogen beschrijft. Kees 't Hart zegt het zo: ‘Verhulst heeft precies de juiste sfeer en toon getroffen, waardoor de balans tussen hilariteit en tragiek in evenwicht blijft. Hij wilde een jeugd reconstrueren zonder te vervallen in al te sociaal bewogen politiek gezever. Daarom creëert hij deze mythe van een plaatsje in Vlaanderen, waar iedereen aan de fep is en niemand daar verder om maalt. Hoe het echt was, kunnen we niet meer weten, heeft hij gedacht, en daar gaat het ook niet om, het gaat om onze gevoelens erover.’
Alleen Ilja Pfeijffer en Max Pam voegen aan hun overigens positieve oordeel een kritische noot toe. Pfeijffer verwijt het werk een gebrek aan structuur en thematische samenhang: ‘Deze auteur weet hoe hij een spanningsboog moet opzetten. Hij is bijzonder vaardig in de verteltechniek. Des te meer valt het te betreuren dat de roman structuur ontbeert. Wat wordt opgezet als een strak geredigeerde tragedie, blijkt te verwateren tot een episodische autobiografische schets. We krijgen een reeks min of meer afgeronde verhalen, chronologisch geordend. Eigenlijk blijkt het vooral de hoofdpersoon te zijn, die Dimitri Verhulst heet, die het verbindende element vormt tussen de hoofdstukken. Van een dwingende thematische samenhang is niet echt sprake.’ Pam stelt de vraag of het nu eindelijk eens kan ophouden met die ‘Louis Paul Boonklonen’.
Een al dan niet bestaande relatie tussen het werk van Boon en Verhulst houdt meer critici bezig. Het item wordt toegespitst in de discussie die ontstaat naar aanleiding van het artikel ‘De Belgen zijn beter’ van Arjen Fortuin die - na Annelies Verbeke met Boon te hebben vergeleken - over Verhulst zegt: ‘[...] de verwantschap tussen het sociale, woeste en diepmenselijke werk van Verhulst en dat van Boon ligt nog veel meer voor de hand.’ Een week later noemt Frank Albers Fortuins argumenten te vaag en ongenuanceerd. Hij vraagt zich af wat
| |
| |
nu precies de connectie tussen Boon en schrijvers als Verhulst is en stelt voor het werk van de nieuwe Vlaamse schrijvers op eigen verdiensten te beoordelen.
Ten slotte mengt Elsbeth Etty zich in de discussie met de mededeling dat ze het met geen van beiden eens is. Zij schrijft: ‘Eerlijk gezegd zie ik behalve het rauwe en voor Nederlandse oren tegelijk zangerige Vlaams waarvan Verhulst zich bedient weinig overeenkomsten met de onvergelijkbare experimenteerzucht van de onovertroffen Louis Paul Boon. Of het moest de locatie zijn van de roman, een godvergeten buitenwijk van Aalst. Maar in één adem suggereren, zoals Frank Albers deed, dat een boek als De helaasheid der dingen niet meer te bieden heeft dan plat vermaak, gespeend van ethische vraagstukken, eruditie en belangwekkende inzichten, doet de schrijver onrecht.’ Zij eindigt haar recensie met: ‘Met zijn in een meesterlijke stijl opgetekende uitzinnige drankverhalen heeft deze Jacques Brel van de Vlaamse literatuur, zoals Verhulst in België wel wordt genoemd, meer te bieden dan valse vertedering over “zuipende nonkels en bazige bomma's” waartoe Frank Albers De helaasheid der dingen ten onrechte reduceert.’
Voor deze bespreking is gebruikgemaakt van: Dimitri Verhulst, De helaasheid der dingen, eerste druk, Amsterdam 2006.
| |
| |
| |
Secundaire literatuur
Ariane van Santen, De helaasheid der dingen. Nog meer vreemde woorden op -heid'. In: Onze Taal, nr. 9, september 1999, jrg. 68, p. 222-223. |
Frank Hellemans, Urbanus in Reetveerdegem. In: Knack, 25-1-2006. |
Mark Cloostermans, En de nieuwe Brel heet Dimmetrieken. In: De Standaard, 27-1-2006. |
Arjen Fortuin, De Belgen zijn beter. In: NRC Handelsblad, 27-1-2006. |
Arjan Peters, Geen Einstein te bekennen in Reetveerdegem. In: de Volkskrant, 27-1-2006. |
[Redactie], Goed nieuws is geen nieuws. In: Humo, 27-1-2006. |
Max Pam, Laat duizend scheten waaien. In: HP/De Tijd, 3-2-2006. |
Theo Hakkert, Het is maar goed dat oma het niet hoeft mee te maken. ‘En ter nagedachtenis van mijn...’ In: Dagblad Tubantia/Twentse Courant, 4-2-2006. |
Jaap Goedegebuure, Een negorij van duivensport en motregen. In: Brabants Dagblad, 7-2-2006. (ook in: Provinciale Zeeuwse Courant, 8-2-2006 [onder de titel ‘Een groteske kruisweg’]; De Stentor, 9-2-2006; BN/De Stem, 10-2-2006; Eindhovens Dagblad, 11-2-2006 [onder de titel ‘Roman “De helaasheid der dingen” van Vlaamse schrijver Dimitri Verhulst’]) |
Wim Vogel, 16-2-2006. Opgewekte ellende van Dimitri Verhulst. In: Noordhollands Dagblad, 16-2-2006. |
Fleur Speet, Dimitri Verhulst: ‘Literatuur is een eerlijke kunstvorm’. In: Het Financieele Dagblad, 18-2-2006. (interview) |
Jeroen de Preter, Dimitri Verhulst stoot Dan Brown van de troon. In: De Morgen, 22-2-2006. (interview) |
Kees 't Hart, Reetveerdegem. In: De Groene Amsterdammer, 24-2-2006. |
Atte Jongstra, Niet bij bier alleen. In: Leeuwarder Courant, 24-2-2006. |
Ruud Goossens, Welkom in Reetveerdegem: ‘De helaasheid der dingen’ volgens Dimitri Verhulst. In: Humo, 14-3-2006. (interview) |
[Anoniem], Duivensport en motregen. In: De Telegraaf, 31-3-2006. |
Joris van Hulle, De helaasheid der dingen. In: De Leeswolf, 1-4-2006. |
Rob Schouten, Klaar met de verdrietjes van België. In: Trouw, 13-5-2006. |
Karolien Knols, Grof en gevoelig, cynisch en weemoedig. In: de Volkskrant, 27-5-2006. (interview) |
Frank Albers, Verdachte Belgenliefde. Op: www.frankalbersblogspot.nl, 1-9-2006. (onder de titel ‘Zijn de Belgen wel beter’ ook in: Boekensupplement NRC Handelsblad, 3-9-2006) |
Carl de Strycker, [Over Dimitri Verhulst, De helaasheid der dingen]. In: Streven, nr. 8, september 2006, jrg. 73, p. 761-762. |
| |
| |
Arjen Fortuin, ‘Geluk is de grootste uitdaging’; AKO-prijsnominé Dimitri Verhulst wil de mensen een geweten kietelen. In: NRC Handelsblad, 3-10-2006. |
Jaap Goedegebuure, Tegendraadse Vlamingen: kroniek van het proza. In: Neerlandica extra muros, nr. 3, oktober 2006, jrg. 4, p. 57-62 |
Jeroen Vullings, Volgens Dimitri Verhulst. In: Vrij Nederland, 11-11-2006. (interview) |
Hugo Bousset, Wie van de drie. In: Dietsche Warande & Belfort, nr. 5-6, december 2006, jrg. 151, p. 945-957 |
Lidewijde Paris, Over Dimitri Verhulst. In: Vrij Nederland, 23-12-2006. |
Elsbeth Etty, Meer dan zuipende en bazige bomma's. In: NRC Handelsblad, 5-1-2007. |
Yra van Dijk, De weidse kloof tussen twee ‘ikken’. In: NRC Handelsblad, 12-1-2007. |
Herman Brusselmans, De dokter bellen van het lachen. In: NRC Handelsblad, 19-1-2007. |
Ilja Leonard Pfeijffer, Roman of kluwen losse verhaaltjes. In: NRC Handelsblad, 26-1-2007. |
Gretel van den Broek, De levensles van nonkel Dimitri. In: De Standaard, 9-3-2007. (interview) |
Jente Posthuma, Misschien moet ik toch eens een kaars in mijn gat steken. In: De Groene Amsterdammer, 9-3-2007. (interview) |
RV [Rudy Vandendaele], De hoeraheid der dingen: Dimitri Verhulst wint Humo's Gouden Bladwijzer 2007. In: Humo, 2-11-2007. (interview) |
[Redactie], ‘Soms denk ik dat ik mijn hoogtepunt al achter de rug heb’. In: Humo, 6-11-2007. (interview) |
Eva Berghmans, ‘Mijn humor is niet zwart, maar hoopvol’. In: De Standaard, 14-11-2007. (interview) |
Jellie Brouwer, Hoe geluk zich vergist in ongeluk: de marginalen van Dimitri Verhulst en Stephan Vanfleteren. In: Arko Oderwald e.a. (red.), Aan de ketting: verslaving verbeeld, Utrecht 2008, p. 155-156. |
Kris Jacobs, Dimitri Verhulst wint met ‘Helaasheid’ literaire supercup van jongeren. In: De Morgen, 4-3-2008. |
Frans Depeuter, La mertitude des choses; Vlaanderen met het gat bloot. In: Heibel, nr. 2, juni 2009, jrg. 14, p. 126. |
Anna Luyten, De onbruikbare werkelijkheid van de schrijver. In: Vrij Nederland, 24-10-2009. |
Jos Muyres, Het zwaard van Damocles: over Dimitri Verhulst en De helaasheid der dingen. In: Boelvaar Poef, nr. 2, augustus 2010, jrg. 10, p. 48-73. |
Hugo Bousset, Cinéma vérité: over Dimitri Verhulst, Annelies Verbeke en Jeroen Theunissen. In: Hugo Bousset, Vurige tongen: essays over romans na 11 september, Amsterdam 2011, p. 161-181. |
lexicon van literaire werken 102
mei 2014
|
|