| |
| |
| |
Franca Treur
Dorsvloer vol confetti
door Rick Honings
Achtergronden en uiterlijke beschrijving
Dorsvloer vol confetti, het romandebuut van journaliste en schrijfster Franca Treur (Meliskerke, 23 juni 1979), verscheen in oktober 2009 bij Uitgeverij Prometheus te Amsterdam. Het werd tevens als e-book op de markt gebracht. In 2006 won Treur een schrijfwedstrijd van nrc.next en Contrast Magazine met haar essay ‘Maak iets van je leven! Maar wat?’. Het leverde haar niet alleen een baan op bij NRC Handelsblad en nrc.next, maar ook een contract voor een roman. Omdat het werken bij de krant en het schrijven van een roman lastig te combineren waren, nam ze in 2009 ontslag. Ze bleef wel als freelancer werken.
De totstandkoming van de roman verliep moeizaam. De eerste twee jaar schreef ze naar eigen zeggen alleen maar ‘prut’ en had ze moeite om de juiste vorm te vinden. Vanaf begin 2009 werkte ze onophoudelijk aan haar boek. Fragmenten ervan werden voorgepubliceerd op de achterpagina van NRC Handelsblad. De roman werd een succes: het werd het beste debuut van 2009 genoemd. Behalve meer dan 100.000 exemplaren van het boek, zijn inmiddels ook de filmrechten verkocht. Het boek won de Selexyz debuutprijs 2010 en werd genomineerd voor de NS Publieksprijs 2010.
Dorsvloer vol confetti telt achttien hoofdstukken, elk met een eigen titel: ‘Een nachthutje in de komkommerhof’, ‘Paardenbloemen’, ‘Gloria’, ‘Hondsdagen’, ‘Bezoek’, ‘Jood-en-mof’, ‘Verraad’, ‘De vijfde colonne’, ‘Tweede pinksterdag’, ‘De vriendin van Rogier’, ‘Huisbezoek’, ‘Gegrepen door het Woord’, ‘Je weet niet wat je meemaakt’, ‘Tarwe dorsen’, ‘Sunny Boy’, ‘Deo volente’, ‘Zoete koek met boter’ en ‘Dorsvloer vol confetti’. Een motto ontbreekt. Wel staat voorin vermeld: ‘Dit is een werk van fictie. Iedere gelijkenis met werkelijk bestaande personen berust op toeval’. Op de omslag is een foto van een jong blond meisje met sproeten afgebeeld. De achterzijde toont een foto van de auteur.
| |
| |
| |
Inhoud
De twaalfjarige Katelijne Minderhoud groeit op in een dorpje op het Zeeuwse Walcheren. Het gezin telt, naast Katelijne, acht leden: vader (Arjaon), moeder (Rina) en zes broers: drie oudere (Rogier, Christiaan en Jeroen) en drie jongere (de tweeling Peter en Korné en Lourens). De vader leidt een melkveeboerderij, de moeder doet het huishouden. De jongens helpen hun vader op de boerderij, Katelijne werkt mee in de huishouding. Ze voelt zich als meisje een buitenstaander. Dat blijkt als de kinderen op zondag na de kerkdienst naar huis fietsen. De jongens doen een wedstrijdje wie het eerste thuis is. Katelijne wint nooit, door haar hinderlijke rok en hoedje. Ze is een meisje tussen de mannen. Die vinden dat zij niets interessants te melden heeft, of maken haar belachelijk, omdat ze zich lichamelijk ontwikkelt. Voor haar schrijverij hebben ze geen begrip; bij gesprekken over de boerderij wordt ze niet betrokken. Ze doet er alles aan om de aandacht te trekken. Soms maakt ze het huis schoon, of helpt ze haar vader met melken, hopend op een complimentje. Ze leeft in haar eigen wereld, de wereld van de bibliotheekboeken, die ze gretig verslindt.
Katelijne groeit op in een streng gereformeerd gezin. Naar de radio wordt niet geluisterd, er is geen televisie en er wordt geen ‘Yogho Yogho!’ gedronken. Op school hoort Katelijne er als boerendochter niet bij. De week kent een vast patroon. Op zondag, de heilige rustdag, gelden bijzondere regels en wordt er niet gewerkt. Het hooi wordt dan niet van het veld gehaald, zelfs niet als het door de regen dreigt te worden bedorven. Op zondag bespreekt het gezin de preek en worden crackers met kaas gegeten. Terwijl vader de melkmachine aanzet - de koeien kunnen niet wachten, ze zijn immers ‘eerder geschapen dan degenen die ze moeten melken’ - leest moeder De Saambinder, het weekblad van de gereformeerde gemeenten in Nederland. Ook Katelijne leest kerkelijke tijdschriften. Daarna bezoekt ze haar grootmoeder, die op hetzelfde erf woont. Oma, een zeer gelovige vrouw, leest uit de Bijbel en trakteert haar kleindochter op een handje pinda's - de feitelijke reden waarom Katelijne haar elke zondag zo trouw bezoekt. Vader leest dagelijks voor uit de statenbijbel, inclusief alle wetten en geslachtsregisters. Alleen op zondag leest moeder voor uit de kinderbijbel, een moment van gezelligheid en warmte. Op zondagavond worden psalmen gezongen.
‘Wie nat wil worden moet in de regen lopen. Wie zalig wil worden, moet de middelen gebruiken: de Bijbel lezen, naar de kerk gaan en naar de catechisatie.’ Daarom bezoekt de familie elke zondag minstens twee keer de kerk. Soms moeten de jon- | |
| |
gens nog een derde keer, bijvoorbeeld als ze met een bal hebben gegooid. Alle kerkgangers zijn in het zwart gekleed, om de kleur van hun ziel te benadrukken. Meisjes mogen geen broeken dragen; dat wordt gezien als het werk van de Satan. In het leven van de familie Minderhoud wordt doorbreking van de patronen niet gewaardeerd. Op een zondag vragen Duitse toeristen of ze hun tent voor één nacht op het erf mogen opslaan; het begint te regenen en hun zoontje is ziek. Katelijne geeft toestemming, omdat haar ouders een middagdutje doen. Als vader en moeder dit ontdekken, krijgt Katelijne straf: een week lang direct na het avondeten naar bed. Als ze na het middagbezoek aan de kerk thuiskomt, ziet ze dat de tent is verdwenen. In bed droomt ze ervan dat ze met de Duitse jongen meereist.
Een keer krijgt Katelijne de kans buiten de vastomlijnde kaders te treden. Ze mag bij haar tante logeren in de grote stad, waar ze zich als een prinses voelt. 's Nachts hoort ze de treinen en kan ze niet slapen van opwinding. Ze maakt kennis met Gloria, tantes buurvrouw. Bij haar leest ze de (volgens haar ouders verderfelijke) sprookjes van Grimm, laat ze zich opmaken en ervaart ze genegenheid. Weer in Zeeland mist ze Gloria, die op den duur haar brieven niet meer beantwoordt.
De sleur van het dagelijkse leven wordt alleen doorbroken als de veekoopman langskomt. Een keer wordt de antieke bijbel van de oma gestolen, die later wordt teruggevonden. Verrast en blij is Katelijne als blijkt dat ze na het maken van haar Citotoets het schooladvies vwo krijgt, hoewel ze aanvankelijk niet weet wat ermee wordt bedoeld. Een andere keer gaat ze stiekem met haar broertje in Middelburg naar de kermis. Daar voelt ze de behoefte om door een jongen te worden aangeraakt. Via Kee - een vriendin van de oma, die haar wekelijks bezoekt om vis te brengen en de door oma bewaarde melkvellen te verslinden - komt de moeder erachter. De kinderen krijgen een pak slaag, want als er op zo'n plek iets zou zijn gebeurd, hadden ze nooit voor God kunnen verschijnen.
Katelijne droomt ervan in een stad te gaan wonen waar ze 's nachts de treinen kan horen. Thuis drukt het geloof zwaar op haar schouders. Ze wordt gekweld door de angst dat ze wellicht niet gered zal worden. Soms durft ze niet te slapen, omdat ze bang is dat de Heer haar tot zich zal nemen, of droomt ze dat ze door Hem beoordeeld wordt. Zo nu en dan komen ouderlingen langs om het geloof te bespreken. Ook op school staat de religie centraal. De leraar wijst op de gevaren van popmuziek. De Beatles zongen over seks en drugs en de muziek van Led Zeppelin was satanisch.
Katelijnes leven kabbelt voort, maar ze zoekt voortdurend naar ontsnappingsmogelijkheden. Op het strand spreekt ze
| |
| |
een vreemde man aan en vraagt of ze bij hem in Den Haag mag komen wonen. Katelijne ontdekt de kracht van verhalen. Haar opa is gestorven toen hij de kleine Peter redde, die in de gierkelder was gevallen. Voor oma is het moeilijk te verteren dat haar man is overleden ‘zonder dat hij door de Heere is bekeerd’. Ze verkeert in onzekerheid over zijn eeuwige bestemming. Als oma weer eens in de put zit, vertelt Katelijne om haar op te beuren een verhaal. Vlak voor opa's dood was ze met hem een ijsje gaan eten. Onderweg hadden ze bijna een ongeluk gekregen, maar dat was niet gebeurd, omdat opa gezang had gehoord en langzamer was gaan rijden. Daarna was hem een toepasselijke psalm te binnen geschoten. Hoewel Kartelijne zich schuldig voelt over haar leugen, merkt ze dat ze met haar verhaal haar verdrietige oma kan troosten.
Op een dag komt aan het licht dat haar broer Christiaan een meisje zwanger heeft gemaakt: Petra. Beiden moeten in het openbaar hun schuld belijden en vervolgens trouwen, hoewel ze amper zestien jaar oud zijn. Een witte jurk is uit den boze. Omdat geen geschikte locatie voor het feest wordt gevonden, vindt de trouwpartij plaats op de dorsvloer van de familie Minderhoud. Katelijne bereidt zich erop voor door met haar perforator dozen vol confetti te maken van oude Saambinders. De bruiloftsdag wordt er één met een zwart randje. Terwijl er feest wordt gevierd, nemen twee broers hun vader het werk uit handen door de koeien te melken. Per ongeluk, doordat Katelijne iets aan haar broer vraagt, wordt ook een zieke koe gemolken, waardoor een tank met melk verloren is. De vader loopt hierdoor zijn fel begeerde beeldje van een zilveren koe mis, dat hij zou krijgen voor het leveren van dertig jaar eersteklas melk. Op het moment dat hem dit ter ore komt, trekt Katelijne aan het touwtje dat aan haar doos met snippers is bevestigd, waarna de gasten worden gehuld in een gordijn van confetti.
| |
Interpretatie
Thematiek
Een belangrijk motief is ‘angst’. Het leven van Katelijne en de mensen in haar omgeving wordt beheerst door het besef van zonde en schuld en door de onzekerheid over hun bestemming na de dood. Voor oma is het niet zeker of haar eigen moeder (‘Opoe’) of echtgenoot recht hadden op de genade en in de hemel zijn gekomen; beiden hadden tijdens hun leven geen teken van God gekregen. Ook Katelijne is onophoudelijk van deze twijfel doordrongen. Ze is zich ervan bewust dat ze zondig is. Ze stelt zich voor hoe ze ooit voor Gods rechterstoel moet verschijnen, waar haar in het bijzijn van alle dorpsbewo- | |
| |
ners de dia's van haar leven worden getoond. Op één is te zien hoe ze een ijsje pikt, op een andere hoe ze haar broer een klap geeft en op weer een andere hoe ze brutaal is tegen haar moeder. Katelijne kan niet slapen, huilt, en prevelt gebeden: ‘Genees mij, red mijn leven.’ Ze schrijft zelfs een verhaal over het aanbreken van de Jongste Dag, wanneer geoordeeld zal worden.
Daaruit vloeit een tweede thema voort: ‘verlangen’. Hoewel Katelijne geen ongelukkige indruk maakt, hunkert ze naar genegenheid van haar ouders, broers en van vreemden. Vanaf het moment dat ze bij haar tante heeft gelogeerd, vormt de stad voor haar een soort Utopia. Daarom stapt ze zelfs op een wildvreemde man af om te vragen of ze bij hem in Den Haag mag wonen. In de stad staat niet de zonde centraal, maar wordt van het leven genoten. Daar zijn sprookjes onschuldige verhaaltjes en geen leugens ‘die haar kunnen afhouden van de waarheid’. Ook het dier is een symbool van de verlangde vrijheid. Als Katelijne bij haar oma zit, ziet ze soms door het raam een koolwitje of een kleine vos - dieren die vrij zijn om te gaan en te staan waar ze willen. En nadat de Duitse toeristen van het erf zijn weggestuurd, droomt Katelijne ervan met de Duitse jongen mee te reizen, ‘als een pimpampoentje dat op de achterruit zit geplakt’.
Bij gebrek aan echte ontsnappingsmogelijkheden neemt Katelijne haar toevlucht tot verhalen, waarvan ze de kracht steeds beter leert kennen. Verhalen spelen in haar leven een prominente rol, in de eerste plaats de Bijbelverhalen, maar ook verhalen en anekdoten over dorpsgenoten en familieleden. ‘Verhalen, daar koop je tegenwoordig niks meer voor,’ stelt de veehandelaar in de roman, nadat hij zelf een verhaal heeft verteld. Voor Katelijne zijn verhalen echter belangrijk omdat daarin dingen mogelijk zijn die in het echte leven niet kunnen. Niet voor niets zit ze voortdurend met haar neus in de boeken en is haar favoriete sprookje Assepoester, dat precies haar verlangen naar een ander leven verwoordt.
In tegenstelling tot de mensen in haar omgeving is Katelijne ook in staat om zelf verhalen te verzinnen, waarmee ze haar broertje kan opwinden en haar oma kan troosten. Zo komt ze erachter - hoewel dat niet met zoveel woorden wordt gezegd - dat ook de Bijbel slechts verhalen bevat, net als een sprookjesboek. Al eerder schemert dit besef door, wanneer haar oma zegt dat het lezen van boeken ‘vermoeiing des vlezes’ is. Katelijne denkt dan bij zichzelf: ‘De bijbel is ook een boek’.
Het ultieme inzicht komt tegen het einde van het boek, wanneer ze haar van oude tijdschriften gemaakte confetti laat dwarrelen. Ze komt dan tot de conclusie dat de tekst van de
| |
| |
Bijbel niet onfeilbaar is, en dat er ook andere letter- en woordcombinaties mogelijk zijn:
Een vitrage van uitgesneden klinkers en medeklinkers ontrolde zich in alle mogelijke combinaties, om vervolgens weer in een heel nieuwe volgorde neer te komen op een roze jurk, een roze hoed, kruinen met stekels, revers van niet al te dure pakken, tussen kraagjes en op verontwaardigde gezichtsplooien, op de betonnen vloer, waar met steeds grotere tussenpozen weer nieuwe letters aan werden toegevoegd, tot een taal waarin slechts het mogelijke besloten lag en niets voor altijd en immer was vastgelegd.
Op die manier wordt het grote verhaal van de Bijbel aan het einde van Dorsvloer vol confetti doorbroken.
| |
Titel
De bruiloft van Christiaan en Petra vindt plaats op de dorsvloer van de Minderhouds. De zwart-witte confetti past bij de streng gereformeerde omgeving. ‘Dorsvloer’ heeft een Bijbelse connotatie en houdt verband met de predestinatieleer. In het evangelie van Mattëus en Lukas staat dat God op de Dag des Oordeels Zijn dorsvloer zal doorzuiveren, ‘en de tarwe zal Hij in Zijn schuur samenbrengen; maar het kaf zal Hij met onuitblusselijk vuur verbranden’. De dorsvloer, waar het kaf van het koren wordt gescheiden, is dus een beladen term. De bedrukte snippers symboliseren de verhalen die naast de Bijbel kunnen bestaan. Dat Katelijne juist over de dorsvloer confetti uitstrooit, die ‘in een wervelende slang’ wordt weggeblazen, illustreert haar twijfel aan de onfeilbaarheid van de Bijbel.
| |
Vertelsituatie
Het verhaal wordt verteld vanuit het perspectief van de twaalfjarige Katelijne, een pienter meisje, dat vraagtekens zet bij de zekerheden van het geloof. Er bestaat een discrepantie tussen het belevende personage en de voortdurend aanwezige auctoriale vertelinstantie. Deze is alwetend en bezit informatie over Katelijne en over haar gedachten en gevoelens. Zo kan de verteller concluderen dat er een barstje begint te ontstaan in Katelijnes ‘beeld van de boerderij als de heilige spil’. De verteller treedt ook met ironisch commentaar op de voorgrond. Als de Duitse toeristen hun tent opslaan, schrikt de moeder als ze bedenkt dat ze dan ook gebruik moeten maken van het toilet, waarin ze, aldus de verteller, al ‘bruine Duitse strepen’ ziet. En omdat Katelijne de Duitsers toestemming had gegeven, moet ze voor straf een week lang na het avondeten naar bed, ‘wat de moeder op maandag al verandert in direct na het afwassen naar bed’. Door het vertelperspectief wordt afstand gecreëerd, wat ook tot uitdrukking komt in het consequente gebruik van de aanduidingen ‘de vader’ en ‘de moeder’, waarmee de koele relatie tussen de personages wordt beklemtoond. De verteller geeft
| |
| |
ook algemene wijsheden ten beste, zoals dat koeien niet graag paardenbloemen eten, omdat ze die bitter vinden, en: ‘Het probleem met woorden is dat je er, als je ze eenmaal hebt uitgesproken, geen vat meer op hebt. Ze zijn losgelaten, vrij om te gaan en te staan waar ze willen.’
| |
Stijl
De stijl van Treur is helder, bondig en ironisch. Belangrijk zijn details zoals titels van religieuze tijdschriften. Het verweven van ouderwetse namen en merken (zoals ‘Yogho Yogho!’) draagt bij aan de couleur locale van de jaren tachtig en vroege jaren negentig. De dialogen zijn realistisch. De metaforen zijn functioneel en vaak ontleend aan het boerderijleven. Zo vallen de kinderen aan op de kaascrackers als ‘boerderijkatten op een pannetje melk’ en ziet de zon eruit als een ‘eierdooier van een kip die geen groenvoer krijgt’. Kenmerkend voor Dorsvloer vol confetti is de Zeeuwse spreektaal, waarin de ‘g’ als een ‘h’ wordt uitgesproken. Er worden veel Zeeuwse woorden gebezigd, zoals ‘huus’ voor kinderen, een ‘stuitje’ voor een poosje en ‘leugenen’ voor jokken. De vader, moeder en grootmoeder hanteren ook in het oog springende Zeeuwse uitdrukkingen, zoals: ‘de dag is geen kakstoel’, ‘een kleintje in de genade zijn’ en ‘Dat is een haveloos aanwensel van je’. Dit regionale taalgebruik wordt vermengd met mooie staaltjes van ‘de tale Kanaäns’, de religieuze taal zoals die in gereformeerde milieus wordt gebruikt, zoals de term ‘Genadetijd’ of de uitspraak ‘het is de Heere een gruwel’.
| |
Genre
Dorsvloer vol confetti vertoont trekken van een streekroman, door de gedetailleerde beschrijving van het Zeeuwse platteland, de bewoners en hun gewoonten en tradities en het gebruik van dialect. Daarnaast wordt ook een psychologisch portret geschetst van een jong meisje dat een lichamelijke en geestelijke groei doormaakt en tot inzicht komt over het geloof. In die zin kan de roman worden bestempeld als een coming-of-age- of bildungsroman. Ten slotte vertoont het boek kenmerken van een autobiografie. Hoewel de auteur in interviews benadrukt dat haar werk als fictie moet worden gelezen, zijn er parallellen aan te wijzen met haar eigen jeugd. Treur groeide op als boerendochter in een bevindelijk gereformeerd gezin op het Zeeuwse platteland.
| |
Opbouw
Hoewel een verhaallijn of plotontwikkeling ontbreekt, wordt de roman chronologisch verteld. Aan de hand van scenische hoofdstukken wordt een beeld geschetst van het leven van een meisje en haar familie op het Zeeuwse platteland in de jaren tachtig en vroege jaren negentig van de twintigste eeuw. Het verhaal leidt niet naar een grote climax. In die zin ondersteunt de vorm de inhoud: in het leven van Katelijne komen ook geen echte hoogtepunten voor.
| |
| |
Het verhaal bevat enkele spiegelscènes. Als Katelijne bij haar tante logeert, mag ze zich bijvoorbeeld verkleden met de kleren van Gloria, die geen zondebesef maar vreugde uitstraalt (zoals haar naam uitdrukt). Ze trekt schoenen aan met hoge hakken, een rokje en een truitje met tijgerprint. Terug in Zeeland zijn er geen andere spullen om zich mee te verkleden dan de klederdracht van haar overgrootmoeder: symbool voor de religieuze stijfheid. Het is niet toevallig dat wanneer Katelijne zichzelf in klederdracht in de spiegel bekijkt, ze aan Gloria moet denken en haar verlangen ontvlamt: ze probeert zich voor te stellen hoe Gloria's hand over haar sleutelbeen strijkt.
Dorsvloer vol confetti heeft een open einde. Het verhaal eindigt met het vallen van de confetti. Toch wordt de lezer daarmee een blik gegund op de toekomst van de schrijvende Katelijne.
| |
Intertekstualiteit
In de roman spelen verhalen op allerlei manieren een rol. Katelijne legt een voorkeur aan de dag voor Bijbelse vertellingen, waarin dingen gebeuren die in het dagelijks leven niet voorkomen. Zo houdt ze van de geschiedenis van de heidense profeet Bileam, ‘die Israël komt vervloeken, maar uiteindelijk zegent, nadat zijn ezelin tegen hem had gepraat, van de slang van koper die zieken het leven redde als ze ernaar keken, en ze leeft mee met Rachab, de hoer die Jozua's verspieders het leven redde met een scharlaken koord’. Het liefst leest ze, zoals gezegd, sprookjes, vooral Assepoester. Sprookjesachtige fantasieen worden thuis echter niet gewaardeerd. Als Katelijne mompelt dat onder de vijver vrouw Holle zit, vraagt haar moeder haar wat ze haar nu weer allemaal hebben wijsgemaakt. Haar oma herhaalt steeds opnieuw de nieuwtestamentische parabel van de Farizeeër en de Tollenaar. De eerste was nogal tevreden over zijn eigen goedheid, terwijl de tollenaar slechts eerbiedig zijn ogen neersloeg en sprak: ‘O God! wees mij zondaar genadig!’ Jezus sprak toen dat wie zichzelf verhoogt vernederd zal worden en wie zichzelf vernedert, verhoogd. Dit verhaal is de oma, de ouders en in feite alle bevindelijk gereformeerde gelovigen op het lijf geschreven. Ze doen niets anders dan zichzelf vernederen, in de hoop de genade te ontvangen.
| |
Context
In vrijwel alle recensies over Dorsvloer vol confetti werd gewezen op de verwantschap met Maarten 't Hart en Jan Siebelink. Dat zijn auteurs die net als Treur geschreven hebben over het gereformeerde milieu waarin ze zijn opgegroeid. In Vrij Nederland verscheen een interview met deze drie auteurs, waarin uitvoe- | |
| |
rig over hun onderlinge overeenkomsten en verschillen werd gesproken. Qua structuur doet Dorsvloer vol confetti enigszins denken aan 't Harts verhalenbundel Het vrome volk (1974), waarin aan de hand van losse verhalen een beeld wordt geschetst van zijn gereformeerde opvoeding in Maassluis in de jaren vijftig. Ook is er een thematische overeenkomst met De jacobsladder (1986), waarin 't Hart eveneens een beeld schetst van de benauwende geloofsgemeenschap waarin hij opgroeide. In tegenstelling tot 't Hart heeft Treur, net als Siebelink in zijn roman Knielen op een bed violen (2005), echter niet het doel de religie te bespotten (zo benadrukt ze ook zelf). Bovendien heeft Treur, meer dan 't Hart, gevoel voor subtiele humor en details.
In De Groene Amsterdammer werd benadrukt dat het onderwerp godsdienst de laatste jaren een comeback lijkt te hebben gemaakt in de literatuur en de film. Dorsvloer vol confetti wordt in deze traditie geplaatst, samen met De laatste dagen (2003) van Arjan Visser (over godsdienstwaanzin op het Groningse platteland) en het debuut van Ricus van de Coevering uit 2007, Sneeuweieren (over een boerin die zich volledig aan de Heer overgeeft nadat haar adoptiekind is overleden). In andere recensies werden eveneens titels genoemd van romans in deze traditie, zoals Uitgesloten (1997) en Elite (2001) van Paulo van Vliet en De Importbruid (2008) van Hulya Cigdem. In Trouw werd Treurs roman samen met Blinde wereld (2009) van Ellen Heijmerikx besproken, waarin eveneens een orthodox-christelijke jeugd centraal staat. In NRC Handelsblad werd ten slotte gewezen op de fascinatie voor het verdwijnende boerenleven, zoals die bijvoorbeeld tot uiting kwam in het televisieprogramma Boer zoekt vrouw. Ook in de literatuur zou deze interesse te bespeuren zijn, met Gerbrand Bakkers roman Boven is het stil (2006) en dus ook Dorsvloer vol confetti.
Over haar inspiratiebronnen heeft Franca Treur in een interview benadrukt dat ze vooral beïnvloed is door de taal van de Statenbijbel, die haar met de paplepel werd ingegoten. Qua stijl heeft ze vooral bewondering voor Hugo Claus, wiens werk Het verdriet van België (1983) ze tijdens het schrijven van Dorsvloer vol confetti naar eigen zeggen twee keer heeft gelezen. Verder heeft ze bewondering voor Nader tot U (1966) van Gerard Reve en voor Oranges Are Not the Only Fruit (1985) van de Britse auteur Jeanette Winterson, over een jong meisje dat opgroeit in een orthodox-christelijke omgeving. Ook Multatuli's Woutertje Pieterse ziet ze als een inspiratiebron. Daarin herkent ze vooral de dialoog, de aandacht voor details, het kinderlijke perspectief en de subtiele humor.
| |
| |
| |
Waarderingsgeschiedenis
Treurs debuut kreeg veel aandacht. Er verschenen vele interviews en ze werd uitgenodigd in actualiteitenprogramma's. Tot ergernis van de schrijfster werd veel aandacht besteed aan het autobiografische gehalte van de roman en het feit dat Treur zelf van haar geloof is gevallen. Ze werkte daar in zekere zin aan mee door in de EO-reportage ‘Franca Treur: het refomeisje dat opgroeide in Zeeland’ van 3 december 2009 met een cameraploeg naar Meliskerke te reizen.
In de landelijke dagbladen werd Dorsvloer vol confetti lovend ontvangen. In Het Financieele Dagblad werd het boek ‘het debuut van het jaar' genoemd’, de Volkskrant sprak van ‘een betoverende roman’, de recensent van Het Parool had het over ‘De slagroom op de taart’ en NRC Handelsblad karakteriseerde het werk als een ‘wijs en tegelijk ook vermakelijk boek’. Vooral de lichtvoetigheid, de subtiele humor en de gedetailleerde, met Zeeuwse en religieuze uitdrukkingen vermengde stijl werden geroemd. Kritiek was er nauwelijks. Alleen de criticus van De Groene Amsterdammer - die het boek overigens typeerde als een geslaagde coming-of-age-roman - vond dat de roman te veel herhalingen bevatte.
Vanuit christelijke hoek werd minder positief gereageerd. Op reformatorische websites vonden verhitte discussies plaats. Bewoners van Meliskerke veroordeelden de roman, spraken er Treurs ouders op aan en stelden dat ze Franca niet goed hadden opgevoed. Door andere gelovigen werd Treur als een nestbevuiler beschouwd. Over het algemeen werd echter mild gereageerd, omdat Treur geen kritiek uit op of de spot drijft met het geloof en nergens grof is. In het Reformatorisch Dagblad werd een discussie over de roman gevoerd. Hoewel ook hier lovend werd gesproken over de literaire aspecten, werd ook kritiek geuit. Het boek zou stigmatiserend kunnen zijn. Ook zouden sommige lezers aanstoot kunnen nemen aan de vermenging van alledaagse situaties met de ‘tale Kanaäns’, bijvoorbeeld als oma een religieus gesprek voert met tante Kee, terwijl deze melkvellen zit te snoepen. Ten slotte zou de roman geen recht doen aan de realiteit. Treur zou vooral de buitenkant van het geloof beschrijven, maar niet de positieve aspecten. Daarom zou het goed zijn als er een ‘positieve roman’ tegenover Dorsvloer vol confetti werd gezet.
Voor deze bespreking is gebruikgemaakt van:
Franca Treur, Dorsvloer vol confetti, vijftiende druk, Amsterdam 2010.
| |
| |
| |
Secundaire literatuur
Rolf Bosboom, In een verhaal kun je wonen. In: Provinciale Zeeuwse Courant, 14-10-2009. |
Janet Luis, Hij was geen man van goeiendag en de groeten. In: NRC Handelsblad, 16-10-2009. |
Daniëlle Serdijn, Niets in te brengen. In: de Volkskrant, 16-10-2009. |
Gert van de Wege, De Saambinder tot confetti gestanst. In: Nederlands Dagblad, 27-10-2009. |
Arie Storm, De Nederlandsheid van vijf overtuigende debuten. In: Het Parool, 18-11-2009. |
Jan Haerynck, Franca Treur debuteert in stijl. In: Knack, 19-11-2009. |
Nels Fahner, Wat zul je zijn, m'n kind, kaf of koren? In: Trouw, 21-11-2009. |
Joost de Vries, De bijbel is ook een boek. In: De Groene Amsterdammer, 4-12-2009. |
Jaap Goedegebuure, Zo Zeeuws als een verse boterbabbelaar. In: Het Financieele Dagblad, 5-12-2009. |
Pedu Boerstra en Dries Muus, ‘Het is beter zonder geloof, veel beter’. Interview Maarten 't Hart, Jan Siebelink en Franca Treur. In: Vrij Nederland, 19-12-2009. |
Maarten Moll, ‘Na twee jaar prut schrijven’. In: De Gooi- en Eemlander, 30-12-2009. |
Rudy Ligtenberg, Klein verzet van buitenbeentje Katelijne. In: Reformatorisch Dagblad, 9-1-2010. |
Arjan Visser, Ik ben verlost van de angst. De tien geboden. In: Trouw, 16-1-2010. |
Mirjam Schöttelndreier, ‘Waar ik vandaan kom, daar zien ze me niet als geslaagd’. In: VK Banen, 19-1-2010. |
Daniël Gillissen, Meliskerke herkent zichzelf, maar niet in alles. In: Nederlands Dagblad, 22-1-2010. |
Tjerk de Reus, Treur neemt afstand. In: CV. Koers, 5-2-2010. |
Mirjam Schöttelndreier, Niemand om te bedanken; interview Franca Treur. In: de Volkskrant, 5-2-2010. |
Jaap Goedegebuure, Dorsvloer vol waarheid. Op: www.protestant.nl, 16-2-2010. |
Rolf Bosboom, Katelijne is iemand anders dan Franca Treur. In: Provinciale Zeeuwse Courant, 18-2-2010. |
Kees Guyt en Bart den Otter, De spiegel van Franca Treur. In: Nederlands Dagblad, 20-2-2010. |
Annemarie van Dooren en Suzanne Fagel, Schrijver in het hier en nu. Interview met Franca Treur. In: Metaal. Tijdschrift voor Leidse neerlandici, nr. 1, maart 2010), jrg. 7, p. 4-7. |
Franca Treur, Ik wens je veel confetti op je pad. In: NRC Handelsblad, 5-3-2010. |
Franca Treur, Ook het reformatorische verhaal is verzonnen waarheid. In: Reformatorisch Dagblad, 5-3-2010. |
| |
| |
W.B. Kranendonk, Franca Treur cultiveert twijfel. In: Reformatorisch Dagblad, 6-3-2010. |
Janet Luis, Katelijne het dichtertje. In: nrc.next, 10-3-2010. |
Marcel Haenen, ‘Ik ga nooit helemaal los’. In: NRC Weekblad, 23/29-10-2010. |
lexicon van literaire werken 89
februari 2011
|
|