| |
| |
| |
Willy Spillebeen
Aeneas of De levensreis van een man
door Jooris van Hulle
Achtergronden en uiterlijke beschrijving
De roman Aeneas of De levensreis van een man van Willy Spillebeen (*1932 te Westrozebeke) verscheen in 1982 als gmp (Grote Marnix Pocket) nr. 235 van uitgeverij Manteau (Antwerpen/ Amsterdam). Een ongewijzigde herdruk verscheen in 1986. Van het boek zijn tot op heden 5 000 exemplaren verkocht.
Over de ontstaansgeschiedenis van de roman verklaarde de auteur: ‘Ik ben Aeneas. In deze roman staan de gebeurtenissen die ik in een actuele roman moeilijk kon neerschrijven. Het zijn belevenissen waar ik zelf te nauw bij betrokken was. Ik heb altijd het vermoeden gehad dat ik ooit een boek zou schrijven over de relatie tussen Dido en Aeneas. Iets dat ook in mijn leven een realiteit geweest is, een gebeurtenis die ik onmogelijk in een rechttoe rechtaan roman kon verwerken.’ (Spectator, 27-8-1983)
De roman, die inclusief het voorwerk en de inhoudsopgave 255 bladzijden beslaat, is ingedeeld in twaalf hoofdstukken, die met een romeinse cijfer worden aangeduid. Binnen de hoofdstukken worden telkens, door het gebruik van een witruimte, nog eens verschillende deelstukken van elkaar gescheiden.
Aan de tekst gaat een motto vooraf, ontleend aan The Waste Land van T.S. Eliot.
| |
Inhoud
Bij de benadering van de inhoud van Aeneas of De levensreis van een man dient vooraf gewezen op het wisselend verhaalstandpunt, dat consequent binnen ieder hoofdstuk wordt toegepast (zie verder Interpretatie). De inhoudsopgave, die hieronder volgt, biedt een overzicht van het leven van Aeneas, zoals het door Willy Spillebeen wordt verhaald.
Heel vroeg reeds in zijn leven wordt Aeneas geconfronteerd met de strijd tussen zijn innerlijke gevoelens en de plicht.
| |
| |
Hij kiest voor het laatste: hij kan niet verzwijgen dat zijn vriend, de herder Polubios, het verstoten dochtertje van koning Priamos heeft opgenomen. Zo verraadt hij, weliswaar onbewust, Polubios, die gestenigd wordt. Op dat ogenblik vervloekt Aeneas de edelen van zijn ras, ook zijn vader die de dood van de herder had kunnen voorkomen. Hij besefte dat zijn vader, Anchises, een marionet is, die precies doet wat de gebruiken van zijn land van hem verwachten.
Als knaap wordt Aeneas' persoonlijkheid in de schaduw gesteld van die van Hectoor. Tijdens zijn militaire opleiding wordt Aeneas door zijn medesoldaten misprezen om zijn vergevingsgezindheid en zijn vriendelijkheid. Mede door zijn grote liefde voor paarden raakt Aeneas bevriend met Hectoor, die hem onder meer de seksualiteit openbaart en hem wijst op de kracht van de verhaaltjes die rond Aeneas de ronde doen en waarin wordt verteld dat Aeneas de zoon zou zijn van de godin Afrodite. Bovendien duidt Hector Aeneas aan als zijn opvolger: ‘Jij moet ik worden, begrijp je dat? Jij moet de leider van de Trojanen worden die ik nu ben.’ (p. 71) Aeneas belooft zichzelf een man te worden zoals zijn vriend er een is.
Aeneas huwt zijn speelvriendinnetje, thans tempelmeisje Creüsa, het verstoten dochtertje van Priamos, het zusje dus van Hectoor en Paris. Zij schenkt hem een zoon, Ascanius. Dan wordt Troje aangevallen door de Grieken. In een gevecht tegen de Griekse Diomedes wordt Pandaros, Aeneas' menner, gedood en Aeneas zelf raakt zwaargewond aan de heup. Vader Anchises stuurt Aeneas' dubbelganger Theodoros in de strijd. Theodoros' heldendaden worden later door Anchises en de dichters ten onrechte aan Aeneas toegeschreven. Ook deze leugen houdt, net als die rond Aeneas' afkomst, stand, zodat Aeneas' persoonlijkheid nog verder afbrokkelt. De gewonde Aeneas verveelt zich thuis en vraagt zich onder meer af of hij ooit wel van Creüsa gehouden heeft. Toch vindt hij bij de dood van Hectoor troost hij haar.
Na de geveinsde aftocht van de Grieken ziet Anchises de kans schoon om zijn droom te verwezenlijken: hij zal van zijn zoon de koning van Troje maken. Dan moet eerst wel Theodoros uit de weg geruimd worden. Aeneas protesteert heftig, want hij heeft het gevoel dat hijzelf met Theodoros zal verdwijnen. Uiteindelijk legt hij zich neer bij het besluit van zijn vader, indachtig de erecode van de Trojanen: ‘Gehoorzaam je vader, hij is je god.’
Als de Grieken Troje dan toch hebben ingenomen, vluchten Aeneas en zijn vader Anchises naar het Ida-gebergte. Creüsa blijft achter in het brandende Troje: ze had zich vastgeklampt aan de dode Theodoros, die ze voor haar man hield.
| |
| |
Na de roemloze vlucht uit de vernietigde vaderstad belanden de Trojaanse schepen in Carthago. Tussen Dido, de koningin van Carthago, en Aeneas groeit een stormachtige verhouding. Voor het eerst in zijn leven heeft Aeneas het gevoel zichzelf te zijn. Op bevel van Anchises komt een eind aan hun liefde: Aeneas moet kiezen tussen haar en het lot van zijn volk. Hij kiest (opnieuw) voor zijn plicht, maar verbeurt ook definitief de kans om zijn evenwicht en zijn innerlijke vrijheid terug te winnen. Na het afscheid van Dido, die zelfmoord pleegt, en een langdurige crisis, die hij doormaakt in het ruim van zijn schip, neemt een schijnbaar herboren Aeneas het leiderschap waar. Hij wil en zal zijn volk naar een nieuw land voeren. Wanneer Anchises, die zijn dood voelt naderen, zijn zoon de waarheid onthult omtrent diens afkomst - hij is niet de zoon van Afrodite, maar van een eenvoudig herdersmeisje - krijgen we de ontmaskering van de vaderfiguur: Anchises droomde van een grote toekomst voor zijn zoon omdat hij het zelf nooit tot leider heeft gebracht.
Na de dood van zijn vader landt Aeneas met zijn schepen in een gebied, dat hem aan het landschap van Troje herinnert. Uit staatsraison huwt hij Lavinia, de dochter van de koning van Latinum, na haar geliefde Turnus in een tweegevecht te hebben afgemaakt. Door de invloed van deze sterke en evenwichtige jonge vrouw komt Aeneas tot rust, maar weer slaat het noodlot toe. Als hij, op aandringen van Lavinia, zijn zoon Ascanius het geluk gunt dat hij zelf nooit heeft gekend en de relatie tussen Ascanius en Silvia niet verder wil dwarsbomen, wordt Ascanius gedood. Verteerd door wroeging, schuldgevoel en zijn brutale reacties tegenover Lavinia, wordt Aeneas een wrokkige oude man. Als Lavinia ziek wordt en sterft, beseft Aeneas te laat wat hij aan haar gehad heeft. Na haar dood laat hij de werken om de stad te bouwen gedurende jaren stilleggen, tot zijn dochter Elissa erop aandringt verder te werken. Aeneas stelt voor de stad op een andere plaats op te richten, maar de jonge Silvius keldert dit voorstel. Op dit moment zweert Aeneas nooit meer naar de werkzaamheden te zullen omkijken. Als hij dan verneemt dat Elissa verliefd is op Silvius, is hij bereid tot verzoening. Tijdens een bezoek aan de werven wordt hij getroffen door een hartinfarct.
In versneld tempo ziet Aeneas dan nog eens zijn hele leven voorbijflitsen. Hij geeft toe dat hij steeds tekortgeschoten is in de liefde. Zijn levensreis is een reis geweest van bestendig afscheid nemen. Uiteindelijk vindt hij in het aanschijn van de dood zichzelf terug en kan hij een ultieme, bewuste en bevrijdende daad stellen: hij zal Silvius tot opvolger benoemen en de liefde tussen zijn aanbeden dochter en de jonge architect la- | |
| |
ten zegevieren. Zo maakt hij een einde aan de zinloze kringloop die beheerst werd door de macht. Precies hierdoor ervaart hij de dood als een geboorte, als een begin van vrijheid. Een gevoel dat hij, wiens leven beheerst werd door de dichters en zangers die van hem een held tegen wil en dank maakten, nooit heeft gekend.
| |
Interpretatie
Aeneas of De levensreis van een man is, op een eerste niveau, uitgegroeid tot een perfect voorbeeld van creatieve imitatio. Aan de schitterende Van Wilderode-vertaling van Vergilius' epos èn aan persoonlijke motieven (de identificatie met de Aeneas-figuur) had Willy Spillebeen een ideaal vertrekpunt om een historiserende (niet: historische!) roman te schrijven. Hoe eigenzinnig de auteur Vergilius gevolgd heeft, blijkt, behalve uit de manier waarop hij zijn Aeneas tekent (zie verder), onder meer uit de talrijke bewuste verschuivingen en wijzigingen. Zo is een van de leidmotieven ontleend aan verzen van Martinus Nijhoff: ‘Was ik groter geworden, indien ik had liefgehad?’ (de vraag die na elke fundamentele keuze van Aeneas onbeantwoord blijft).
| |
Titel
Spillebeens roman brengt dus het verhaal van de Trojaanse held Aeneas, die (definitief) gestalte kreeg in het epos van de Romeinse dichter Vergilius (70 v.C.-19 v.C.). De ‘levensreis’ kan op twee manieren geïnterpreteerd worden: Aeneas is zijn hele leven lang op reis geweest en bovendien bericht hij in het boek over zijn leven. Het laatste bestanddeel, ‘van een man’, relativeert reeds de rol van Aeneas: hij was een gewone sterveling, niet een apart of buitengewoon iemand. De Aeneas van Spillebeen is, in tegenstelling tot wat de dichters (onder anderen Vergilius) van hem hebben gemaakt, geen bewonderenswaardige held: hij is niet de zoon van Afrodite, maar van het meisje Astarte; bovendien zijn de goddelijke interventies uit Homeros' Ilias en Vergilius' Aeneïs verdwenen. Opmerkelijk bijvoorbeeld is de manier waarop Spillebeen voor het in de mythen voorkomende bezoek van Aeneas aan de onderwereld een variant heeft bedacht: de ‘held’ ligt na de afvaart uit Carthago een week lang doodziek in het ruim van het schip naar de zoldering te staren. Hij daalt af in de onderwereld van zichzelf en die is ‘zoveel wreder dan de onderwereld die de zangers naderhand zouden bezingen’ (p. 178).
| |
Thematiek
Wordt Aeneas op die manier bevrijd van de ingreep van de goden in zijn leven, een echt vrij man wordt hij daardoor nog niet. Door zijn afkomst en door zijn opvoeding wordt hij ge- | |
| |
dwongen te kiezen voor de plicht en daarmee te verzaken aan zijn ware aard en zijn diepere gevoelens. De dwang gaat hierbij in de eerste plaats uit van zijn vader Anchises. Boven het in de literatuur traditionele generatieconflict uitstijgend verbeeldt de spanning tussen Anchises en Aeneas eveneens de tegenstrijdigheid tussen patriarchaat en matriarchaat. Het matriarchaat legt de nadruk op verbondenheid met bodem en natuur, op de gelijkheid tussen alle mensen en op liefde en geluk. Het patriarchaat geeft de voorrang aan het rationele denken, aan gehoorzaamheid en aan prestaties. De jonge Aeneas houdt van de herders en de boeren, ze zijn zo anders dan de adel van zijn soort, ‘die denken dat ze willekeurig over mensen mogen beschikken’.
Hoofdthematiek van Spillebeens roman is dus rede versus gevoel, macht versus liefde, plicht versus roeping, goed versus kwaad. Deze tegenstelling heeft als een fatum het leven van Aeneas beheerst en zijn persoonlijkheid ‘verbrand’. In die optiek vat het motto van T.S. Eliot het hele boek samen. In Carthago vooreerst heeft Aeneas de liefde beleefd met Dido (‘To Carthage then I came’). ‘Burning burning burning burning’: uit het brandende Troje is Aeneas gevlucht om in Carthago te belanden, waar hij brandt van liefde voor Dido, die later op de brandstapel zelfmoord pleegt, maar als een blijvend litteken in de herinnering van Aeneas zal gebrand blijven. Het tweemaal herhaalde ‘O Lord Thou pluckest me out’ kan wijzen op de heer, de meester Anchises die zijn zoon wegtrok uit Carthago en hem belette zichzelf te zijn. Het in het slot van het motto nog eens herhaalde ‘Burning’ overspant ten slotte het hele boek: op zijn sterfbed voelt Aeneas zijn lichaam branden.
| |
Motieven
Pas in het ultieme levensmoment zal Aeneas de cirkel van het afscheid nemen (naast het Nijhoff-leidmotief vormt de zin ‘wij hebben afscheid genomen bij de rivier’ een tweede, spanningsverwekkende leidraad) symbolisch doorbreken en de speurtocht naar zijn identiteit, een van de belangrijkste nevenmotieven in het werk, tot een goed eind brengen. Een ander (neven)motief is dit van de dubbelganger (Aeneas-Hectoor; Aeneas-Theodoros; Dido-Elissa). Ten slotte wijzen we hier op het Freudiaanse element in de relatie tussen Aeneas en zijn vader: reeds als jongen is Aeneas bang voor Anchises, die 's avonds vaak dronken en dreigend naar huis komt. Later ziet Aeneas in zijn ‘privé-onderwereld’ dat hij zijn vader vermoord heeft, hetgeen hij interpreteert als een verdrongen wens. In de relatie tussen Aeneas en Elissa herkennen we een omgekeerd Elektra-complex: Aeneas houdt van Elissa meer als man dan als vader. Die houding is wellicht te verklaren door het feit dat Aeneas in Elissa (het troetelnaampje overigens van Dido) als
| |
| |
het ware de reïncarnatie ziet van de gestorven Dido. Bovendien lijkt Elissa op Dido en bezit zij haar temperament.
| |
Vertelsituatie
Over de twaalf hoofdstukken heen vormt het vaak onverstaanbaar gemompel van de ijlende Aeneas een chronologisch geordende flashback, waarin zijn hele leven verteld wordt. Op die manier leeft de lezer mee met Aeneas' zwerftochten, waarvan de oppervlaktestructuur zijn innerlijke levensreis weerspiegelt. Binnen de aparte hoofdstukken past Spillebeen een afwisselend vertelperspectief toe: ik-, jij- en hij-fragmenten wisselen elkaar af en schetsen aldus een indringend beeld van een schizofreen iemand. In de ik-gedeelten wordt het numoment beschreven: de man die op sterven ligt, pijn heeft en registreert wat in en rond hem gebeurt. In de jij-stukken spreekt Aeneas tot zichzelf: hij recapituleert de vervlogen tijd, spreekt tot zichzelf om te achterhalen wie hij (werkelijk) was. De meer afstandelijke hij-passages, waarin Aeneas zichzelf als het ware op een afstand ziet ‘acteren’ in het verleden, beschrijven in een breed episch élan de levensloop van de hoofdfiguur. In het slothoofdstuk vloeien de drie perspectieven in elkaar over, zoals inhoudelijk dood en geboorte in elkaar vervloeien.
De twaalf hoofdstukken van de roman roepen de twaalf uren durende doodsstrijd van Aeneas op. Ook de Aeneïs van Vergilius is onderverdeeld in twaalf boeken, waarvan de eerste zes de zwerftochten van Aeneas verhalen (zijn Odyssea) en de tweede reeks verslag uitbrengt over de strijd (de Ilias) om het nieuwe land.
| |
Stijl
De hierboven aangestipte verwijzingen naar het oeuvre van Homeros (Ilias en Odyssea) en naar het epos van Vergilius (Aeneïs) kunnen het vertrekpunt vormen voor een grondige inhoudelijke en stilistische vergelijkende studie tussen deze werken en de roman van Spillebeen. De wisselende vertelstandpunten, die binnen de aparte hoofdstukken door Spillebeen worden gehanteerd, verklaren de wisselende toonaard inzake stijl: de nerveuze ik/jij-fragmenten staan er tegenover de breed-uitdeinende, klassiek-gekleurde hij-episodes.
| |
Context
Aeneas of De levensreis van een man kan worden opgevat als een synthese-werk, waarin de twee polen van Spillebeens schrijverschap naar elkaar toe worden omgebogen. Stond in zijn debuutromans vooral het introspectieve, ik-gerichte schrijven centraal (hoogtepunt: Steen des aanstoots, uit 1970), met romans als De vossejacht (1977) en Herinneringen aan de toekomst (1979), een uitvergroting van een deelverhaal uit De
| |
| |
vossejacht, werd de aandacht in een breder uitdijende epische dimensie toegespitst op de buitenwereld, zij het dat die dan nog beperkt bleef tot de eigen streek. Introspectie (vgl. in de Aeneas-roman de ik- en jij-stukken) en extravertie (de hij-fragmenten) vloeien in Aeneas samen tot een onverbrekelijk geheel. De schaalvergroting, die zich met Aeneas in de eerste plaats toespitst op het mytische verleden, zal in latere romans ook ruimtelijk worden doorgezet tot Latijns-Amerika: de roman Cortés of De val (1987) speelt zich grotendeels af in Mexico. Overigens staat de Aeneas-roman geenszins los van het dichterlijke oeuvre van Willy Spillebeen. In de bundel Voorbij de populieren (net als de roman uit 1982) komt een gedicht voor onder de titel Aeneas (ondertitel: ‘naar de levensreis van een man). Hoe nauw beide met elkaar aansluiten, moge blijken uit volgende verzen: ‘Jij blijft een hij/ naar wie een ik/ verwonderd kijkt.’
| |
Waarderingsgeschiedenis
Mede door het feit dat hij zo lange tijd bij verschillende, niet steeds professioneel georganiseerde uitgeverijen publiceerde, heeft Willy Spillebeen vrij lang op algemene erkenning moeten wachten. Toch werd zijn oeuvre, dat naast proza en poëzie ook jeugdboeken en essays omvat, met de regelmaat van een klok bekroond. Het is dan ook verwonderlijk te moeten vaststellen dat Aeneas of De levensreis van een man, over het algemeen aangezien voor een van de beste boeken die hij publiceerde, nergens in de prijzen is gevallen. Het boek kreeg wel een nominatie voor de Driejaarlijkse Staatsprijs voor Verhalend Proza, die in 1985 moest worden toegekend. Uiteindelijk ging de bekroning naar Het verdriet van België van Hugo Claus.
Aeneas of De levensreis van een man werd zeer lovend ontvangen door de kritiek. De meeste recensenten wezen in de eerste plaats op de veelomvattende thematiek, op de ‘adequate kunstgreep’ van de wisseling van de vertelsituatie, de bedachtzaam aangebrachte structuur. Een licht kritische noot klonk door in de bespreking van L. Deflo: ‘Aeneas of De levensreis van een man is een inhoudelijk veelomvattend en ongemeen rijk boek, vol symbolische, cultuurhistorische, mythologische en literaire verwijzingen, ook al lijkt de kernthematiek, de tragische keuze tussen liefde en macht bij een aristocratische volksleider, mij nogal geabstraheerd, romantisch en verwijderd van de dagelijkse realiteit van de modale sterveling. Maar geldt die bedenking ook niet voor de meeste klassieken, van Sofocles tot Shakespeare?’
| |
| |
De criticus van De Nieuwe Gazet is zowat de enige die een negatief oordeel uitspreek: ‘Een hooggemikt opzet, met als resultaat een klassiek, vaak archaïsch aandoend boek (...) in een hoogdravende, maar vaak ook dorre en levenloze schrijftrant.’
Ook in de studies ten slotte, waarin dieper wordt ingegaan op de vergelijking tussen Vergilius' epos en Spillebeens werk, wordt Aeneas of De levensreis van een man hoog gewaardeerd. A. Verhaeghe noteert bijvoorbeeld: ‘Het is niet zozeer van belang te weten welke elementen uit De levensreis voorkomen in de Aeneïs - al kan een dergelijke lectuur een bijkomend genot verschaffen -, maar wel waar het in De levensreis om gaat.’
Voor deze bespreking is gebruik gemaakt van:
Willy Spillebeen, Aeneas of De levensreis van een man, 1e dr., Antwerpen/ Amsterdam 1982.
| |
| |
| |
Secundaire literatuur
G. Durnez, Geluk ligt niet in de macht. In: De Standaard, 21-5-1982. |
L. Geerts, Spillebeens Aeneïs. In: De Nieuwe, 15-7-1982. |
F. Auwera, Willy Spillebeen en de mythologie: De levensreis van een man. In: De Nieuwe Gazet, 17-8-1982. |
J. Borré, De valse roep van de plicht. In: De Morgen, 11-9-1982. |
An., Geslaagde roman van Willy Spillebeen. In: De Werker, 25-9-1982. |
M. Dewinter, Jongste roman van Willy Spillebeen: Vergilius achterna. In: Het Volk, 30-9-1982. |
B. Peetersille, Willy Spillebeen en de levensreis van een man. In: Boek en Bibliotheek, juli/september 1982. |
A.R., Willy Spillebeen. De bewogen levensreis van een man. In: De Nieuwe Gazet, 6-10-1982. |
W. Copmans, Het innerlijke leven van een held. In: Nieuwsblad van Geel, 14-1-1983 (eveneens in: 't Kofschip, maart-april 1983). |
Ph. Calliau, Aeneas Spillebeen: Over ‘Aeneas of de levensreis van een man’ van Willy Spillebeen. In: Kreatief, nr. 2/3, 1983, p. 152-154. |
L. Deflo, Willy Spillebeens Aeneas of het masker van de mythe afgetrokkn. In: Dietsche Warande & Belfort, nr. 3, maart 1983, p. 202-209. |
G. Hendrix, Hij koesterde zich als een hagedis op de hete stenen van zijn land. In: Het Belang van Limburg, 7-3-1983. |
A.M. Musschoot, Willy Spillebeen Aeneas achterna. In: Ons Erfdeel, nr. 2, 1983, p. 272-273. |
J. Goris, Spillebeen: Aeneas of de levensreis van een man. In: De vrijzinnige lezer, nr. 4, december 1983. |
J. Ector, Aeneas wordt Spillebeen. In: Kultuurleven, nr. 5, 1984, p. 472-480. |
A. Verhaeghe, Het leven mythologisch doorgelicht. Een analyse van Spillebeens ‘Aeneas of de levensreis van een man’. In: Uit goeden jonsten. Studies aangeboden aan prof dr. P. Roose, Leuven 1984, p. 279-296. |
E. Vermeulen, Willy Spillebeen: De levensreis van een man. In: Randschrift, nr. 16, juni 1987. |
W. Spillebeen, De Aeneïs versus De levensreis van een man. In: Dietsche Warande & Belfort, nr. 3, juni 1989. |
lexicon van literaire werken 7
augustus 1990
|
|