| |
| |
| |
J. Slauerhoff
Het verboden rijk
door Eep Francken
Achtergronden en uiterlijke beschrijving
De roman Het verboden rijk van J. Slauerhoff (*1898 te Leeuwarden, †1936 te Hilversum) verscheen in oktober 1932 bij Nijgh en Van Ditmar in Rotterdam. Bij leven van de schrijver werd het boek niet herdrukt. In 1945 werd het opgenomen in de Verzamelde werken (deel 5, gedateerd 1944); in 1951 verscheen een tweede afzonderlijke druk, maar pas sinds de derde (1960) volgden de herdrukken elkaar snel op. In 1975 werd Het verboden rijk nog opgenomen in een tweedelig Verzameld proza, maar van meer belang is de elfde druk ('s-Gravenhage 1982), een nieuwe uitgaaf met verantwoording, van Slauerhoffs tekstverzorger K. Lekkerkerker. Sindsdien heeft men opnieuw een aantal herdrukken gemaakt. Voor scholieren verscheen er een geïllustreerde uitgave op goedkoop papier. Oplagecijfers zijn in het algemeen niet bekend.
In de jaren dertig heeft Albert Vigoleis Thelen de roman in het Duits vertaald; deze vertaling verscheen pas in 1986, na door de vertaler ‘überarbeitet’ te zijn.
Het verboden rijk is voor het eerst gepubliceerd als vervolgverhaal, in de eerste negen nummers van Forum; van november 1931 tot september 1932. Er zijn veel verschillen met de tekst van de boekuitgave. In Forum is Het verboden rijk opgedragen aan Albino Forjaz de Sampaio, schrijver van een Portugese literatuurgeschiedenis waarin ook ‘Joao Slauerhoff’ staat afgebeeld. In de boekuitgave krijgt Forjaz de Sampaio nog slechts de proloog, maar is de roman als geheel ‘Voor D.’, voor Slauerhoffs vrouw, de danseres Darja Collin.
Slauerhoff werkte al aan de roman in het voorjaar van 1929, tijdens zijn reizen als scheepsarts. Op 24 juni 1931 schreef hij Herman Robbers, de redacteur van Elsevier's Geïllustreerd Maandschrift: ‘Ik heb t wel nagenoeg af. (de 2 laatste hoofdstukken in klad)’. Maar Slauerhoff leverde nooit persklare kopij; voor Forum is het verhaal uiteindelijk gereedgemaakt door de redacteur E. du Perron.
Het verboden rijk telt, afgezien van de verantwoording, 148 bladzijden. Het bestaat uit een proloog en negen hoofdstukken.
| |
| |
Van deze gedeelten zijn de meeste weer gesplitst in vier genummerde stukken, hier aangegeven als paragraaf (§). Het zesde hoofdstuk kent geen onderverdeling, de hoofdstukken 2 en 7 hebben maar drie paragrafen.
| |
Inhoud
Proloog
In september 1540 werd Antonio Farria, de gouverneur van Lian Po, een Portugese vestiging in China, door een Chinese gezant bedreigd. Toen Farria de Chinese eisen naast zich neerlegde, werd Lian Po door een grote overmacht verwoest. Farria vertrok met vier schepen; vele Portugezen waren gedood. Het was volgens Farria de schuld van de machthebbers in Portugal, die nooit steun hadden gegeven, uit zucht naar onmiddellijke winst. Hij wilde uit wraak een betere kolonie stichten en die eventueel met de wapens verdedigen tegen zijn landgenoten. Maar de kolonie die hij uiteindelijk stichtte, Macao, bleef Portugal altijd trouw, ook nu nog.
| |
Hoofdstuk 1
De eerste § is gedateerd: ‘Lisboa, augustus 15...’ Iemand vertelt dat hij hield van de vrouw die voor de kroonprins bestemd was. Hij noemt haar Diana. De koning stuurt hem weg van het hof: hij mag nog een tijd bij zijn vader verblijven, maar dan moet hij naar de Portugese kolonie Goa (in India). In §2 blijkt deze minnaar de beroemde Portugese dichter Camoës te zijn. Hij realiseerde zich dat hij niet in staat was om te vechten voor zijn liefde, zelfs als Diana van hem hield; altijd zou hij ‘de vervolgde’ zijn, ‘al vlood hij naar het andere einde van de wereld’, want hij zou geen enkel verzet bieden en haar gewoonweg in de steek laten. Diana weigerde de kroonprins en ging in een klooster. Camoës reisde naar het landgoed van zijn vader en dacht daar terug aan zijn jeugd, aan zijn vergeefse verzet tegen de beschaving en de literatuur, die hem helemaal hadden bedorven. Hij was geen vrolijke jongen meer, geen vechter, maar een sombere man die zich nergens meer thuis kon voelen, almaar moest werken aan een groot gedicht. Het was de schuld van zijn vader, vond Camoës.
| |
Hoofdstuk 2
In Macao wilde Campos, als Portugese gezagsdrager opvolger van Farria, zijn half-Chinese dochter Pilar laten trouwen met kapitein Ronquilho, een stoere militair. Maar zij had meer belangstelling voor de godsdienst, en trad tot ergernis van haar vader op bij de processie van Macao. Ronquilho moest haar maar schaken, vond Campos.
Pilar had in een visioen gezien dat de vloot waar men in Macao al lang op wachtte, was vergaan. En zij had een man zien zwemmen met een staaf of een rol. Campos en Ronquilho be- | |
| |
dachten intussen plannen om de installatie van een nieuwe senator te dwarsbomen, de koopman Petro Velho.
| |
Hoofdstuk 3
Deze Velho was Chinees georiënteerd. Hij vond Campos, die allerlei veroveringstochten wilde ondernemen, belachelijk. Aan Velho was voorspeld dat hij zou sterven als zijn wijn hem bitter en zuur zou smaken; dat wist Ronquilho. Zo kwam het, dat Velho bij zijn installatie als senator bittere wijn te drinken kreeg. Hij schrok erg, en trok een dag later uit Macao weg, het Chinese binnenland in.
Ronquilho's schakingspoging liep op een mislukking uit; Pilar ging op de vlucht. Volgens Campos en Ronquilho moest zij wel in het dominicaner klooster zitten. Zij bedachten een opzetje om het te kunnen verwoesten.
| |
Hoofdstuk 4
Toen het schip van Camoës uit Lissabon vertrok, waren zelfs koning en kroonprins erbij. Zijn vader maakte een scène: hij schreeuwde dat de Portugese ontdekkingstochten krankzinnige ondernemingen waren en dat Vasco da Gama had moeten worden opgehangen. Onderweg had Camoës eigenaardige dromen. Toen de kapitein de lastbrief openmaakte, bleek het schip niet naar Goa te moeten, maar helemaal naar Macao. Camoës moest reizen als gevangene; in het vieze ruim werkte hij aan zijn gedicht. In §3 vertelt hij hoe het schip dichtbij Macao verging, en hij nog net aan land kon komen met zijn gedicht. Na een zwerftocht en een verblijf bij Chinezen belandde hij, helemaal uitgeput, in een wonderlijke, dichtbegroeide tuin.
| |
Hoofdstuk 5
Daar vond hij een vervallen gebouw, dat hij aanzag voor een jachthuis waar hij Diana eens had ontmoet. En haar zag hij zelfs buiten staan, maar dan met scheve ogen, als een Chinese. Maar hij vergiste zich, want het was Pilar, in feite naar een buitenverblijfje gevlucht en niet naar het klooster. Ze verzorgde hem en vertelde hem over haar situatie.
Op een nacht zag Camoës rook in Macao. Toen hij ging kijken wat er aan de hand was (het klooster was in brand gestoken), werd hij gevangengenomen.
| |
Hoofdstuk 6
Dan komt iemand anders aan het woord, in een andere tijd. Een twintigste-eeuwse marconist vertelt zijn geschiedenis. Hij kwam uit een Iers dorp, waar op zijn familie werd neergekeken, volgens de marconist omdat die afstamde van overlevenden van de Spaanse Armada, gestuurd om Engeland te veroveren (1588). Zijn naam blijft ongenoemd.
Na een schipbreuk was hij in een dorpshotel beland en in een crisis geraakt, in diepgaand isolement. Er was wel een vrouw bij hem, maar hij leefde langs haar heen. Hij monsterde aan voor een reis naar het Verre Oosten, maar deed zijn werk slecht; hij hoorde ook allerlei geluiden door de seinen heen. Later kwam hij terecht op een armetierig schip waar de bemanning voorna- | |
| |
melijk kaartte en dronk. Ook hier trok hij zich terug in zichzelf. De leegte die hij zelf gezocht had, kon hij alleen verdragen met een verdovende drank. Het was vrijheid, maar toch op den duur niet vol te houden. Hij verlangde naar een macht die bezit van hem zou nemen, maar geloofde, en betreurde, dat er op zee geen geesten waren die dat inderdaad zouden kunnen doen.
| |
Hoofdstuk 7
Terug naar het zestiende-eeuwse Macao. Campos leek te voelen dat Camoës iets van zijn dochter afwist, behandelde hem slecht en martelde hem zelfs om iets los te krijgen. Maar de dichter zweeg. De behandeling werd beter en Camoës mocht verderschrijven aan zijn gedicht. Maar dat werd juist zijn ondergang: in wat hij geschreven had, las Campos de verblijfplaats van Pilar. Camoës werd met gezanten naar Peking gestuurd; bij het vertrek zag hij Pilar terug, maar naast Ronquilho, de krijgshaftige militair.
De reis was een mislukking. Uiteindelijk bleef Camoës alleen over. Bij een steen, geplaatst door de Portugezen, beroofde hij een boer van eten en kleren. Hij liep verder, met het idee ‘dat spoedig iemand zijn plaats (...) zou komen innemen.’
| |
Hoofdstuk 8
De marconist wandelde in een tuin, waar hij eerder geweest moest zijn. Bij een tuinhuis gekomen, vluchtte hij voor zijn eigen gevoelens: ‘de tijd zou splijten, ikzelf zou een ander zijn’. Bij een volgend bezoek zag hij een man van eeuwen geleden in het huis zitten schrijven. Bijna werd hijzelf die man, weer vluchtte hij, maar hij was nu toch al niet meer helemaal zichzelf. Hij herinnerde zich allerlei dingen die - voor de lezer - direct naar Camoës verwijzen. Hij wilde terug: ‘ik werd een prooi als ik niet een sterker wezen tegenstellen kon, maar wat moest ik, de meest ontwortelde, rasloze van alle mensen?’
Maanden later werd zijn schip overvallen door zeerovers en hijzelf het binnenland ingebracht. Hij vond oude routestenen, en volgde ze. In een graf rustte hij uit: ‘de poort, waardoor ik mijn eigen leven verliet en het verleden binnenging’. Later zag hij zichzelf naar zich toelopen: ‘de twee waarvan ik niet meer wist wie ikzelf was, zouden samenvallen’. Hij verloor het bewustzijn en kwam bij in grote verwarring. In kleren die bij aanraking uit elkaar vallen, vond hij munten. De lezer begrijpt dat de marconist en Camoës één persoon zijn geworden.
| |
Hoofdstuk 9
In Hongkong, de handelshaven die het oudere Macao sinds 1850 helemaal over het hoofd gegroeid is, probeerde een haveloze zonderling die alleen Portugees verstond, maar tegelijk alleen Engels sprak, de boot naar Macao te betalen met antieke munten. Later raakte hij bij de resten van de kathedraal plotseling in een gevecht betrokken.
We zijn terug in het zestiende-eeuwse Macao. De Portugezen hadden een groot invasieleger verslagen, doordat een onbeken- | |
| |
de zich op een beslissend ogenblik in de strijd had gegooid: de doodgewaande Camoës. De dichter vluchtte naar een rotshol, waar Pilar hem zijn gedicht terugbracht, maar Campos stuurde hem na een tijdje weg, met het slechtste schip mee dat er was.
In het nieuwe Macao kwam de marconist weer wat tot zichzelf. Op weg naar Hongkong voelde hij zich bevrijd, maar toch ook treurig, omdat een ander vergeefs toevlucht bij hem gezocht had. De vreemde gedachten probeerde hij van zich af te zetten. Hij moest ‘in het leven blijven, dat waarin men altijd iets worden moet om niet te verworden’. Hij was nu gehard tegen dergelijke ontmoetingen en beter in staat zichzelf te blijven. Hij wilde vanuit Sjanghai recht het land intrekken, waar misschien het geluk te vinden was, ‘bij de oudste wijsheid, de verhevenste natuur en het zuiverste genot’.
| |
Interpretatie
Bronnen
Is Het verboden rijk een historische roman? Het speelt voor een deel in vervlogen tijden, dat is duidelijk. En een van de hoofdfiguren is een bekende figuur: Camoës, de zestiende-eeuwse dichter van De Lusiaden, het grote gedicht over de Portugese ontdekkingsreizen. Maar ook wie weinig van Camoës afweet, kan inzien dat Slauerhoff zich volstrekt niet aan de historische feiten houdt. Hij gebruikt weliswaar allerlei historische personages en gebeurtenissen, maar zonder eerbied voor de geschiedenis. Hij verplaatst, voegt toe of laat weg, zoals het hem literair uitkomt: wie inlichtingen wil over het leven van Camoës of de Portugese kolonie Macao, kan moeilijk een onbetrouwbaarder informatiebron vinden dan Het verboden rijk.
| |
Opbouw
Is Het verboden rijk een dubbelroman? Er lopen verschillende verhalen door elkaar. In de proloog vertelt Slauerhoff over de stichting van Macao; dit deel blijft tamelijk apart staan. Het tweede verhaal, over de belevenissen van Camoës, begint in hoofdstuk 1, en wordt afgewisseld met een derde, dat het Macao van diezelfde tijd tot onderwerp heeft. Dit tweede en derde verhaal komen in §3 van hoofdstuk 5 bij elkaar; daar wordt Camoës gevonden door Pilar.
In hoofdstuk 6 laat Slauerhoff nog een vierde verhaal beginnen: dat over de twintigste-eeuwse marconist. Het wordt op zijn beurt onderbroken door een volgend hoofdstuk over Camoës. Ook deze tegenstelling tussen de zestiende en de twintigste eeuw wordt tijdelijk opgeheven, als de dichter en de marconist één persoon worden.
Deze samenval van twee personages over vier eeuwen heen is voor de compositie van de roman erg belangrijk. Vóór de sa- | |
| |
menval hebben Camoës en de marconist moeilijk verklaarbare ervaringen, die de aandacht van de lezer wekken. Zijn het vooruitwijzingen? Waarheen dan? Langzamerhand wordt de samenval als mogelijkheid gesuggereerd, dan vindt hij werkelijk plaats en ten slotte herstelt de marconist zich ervan. Met dit verloop wekt Slauerhoff spanning. Wie het eenmaal kent, zal bij herlezing waarschijnlijk veel meer vooruitwijzingen zien dan de eerste keer.
| |
Thematiek
Is Het verboden rijk een spiritistische, of eerder een fantastische roman? Er is sprake van geesten en demonen; Camoës leeft honderden jaren na zijn dood, en de marconist in zekere zin zo'n zelfde periode vóór zijn geboorte; een samenval van twee mensen is volstrekt in strijd met de bekende natuurwetten. Gelooft Slauerhoff, dat dit alles werkelijk kan gebeuren? Hij is in een interview ingegaan op de gedachte van de reïncarnatie en ontkent daarin dat hijzelf een reïncarnatie van Camoës zou zijn. Duidelijk is hij er bepaald niet over, en men heeft zich afgevraagd of Slauerhoff, nogal een pestkop, hier wel serieus was. Een schrijver kan tenslotte alles laten gebeuren; Slauerhoff schrijft een roman, geen esoterisch tractaat. Maar uit zijn werk en zijn nagelaten papieren blijkt in elk geval een grote belangstelling voor het onderwerp.
| |
Vertelsituatie
Is Het verboden rijk een experimentele roman, dat wil zeggen een roman waarin de schrijver probeert werkelijk nieuwe romantechnische middelen aan te wenden voor zijn bedoelingen? De samenval, waarvan in deze vorm inderdaad geen eerder voorbeeld bekend is, beschouwt men eerder als inhoudelijk dan als technisch element, en elkaar afwisselende verhalen vindt men al lang vóór Slauerhoff.
Opvallend is zeker ook Slauerhoffs manier van vertellen. Natuurlijk was ook op dit gebied al veel geprobeerd, maar het is de vraag of in oudere verhalen de vertellers en de vertelperspectieven elkaar ooit zo snel afwisselen als in Het verboden rijk. Soms lijkt er een afstandelijke historicus aan het woord - Slauerhoff vertelt dan ‘auctoriaal’ zonder nadrukkelijk commentaar. In andere gedeelten werkt hij ‘personaal’, meestal vanuit Camoës.
Verschuivingen komen voor binnen de paragrafen, en vallen bij gewone lezing nauwelijks op. Anders ligt het, wanneer de personages als het ware zelf aan het woord komen. Zowel Camoës als de marconist spreken de lezer direct toe. De verhalen over de marconist worden zelfs allemaal door hemzelf vertelt, waarbij het fragment van het mengpersonage Camoës/marconist een uitzondering vormt: Slauerhoff vond het kennelijk tè gewaagd, ook nog aan deze figuur de pen te lenen.
Doordat de lezer het verhaal ten dele wordt aangeboden van- | |
| |
uit de visie van Camoës en (vooral) van de marconist, gaat hij zich met hen vereenzelvigen. De afwisselende vertelsituatie zorgt samen met de door elkaar lopende verhalen voor een bont geheel, dat ook wel als rommelig ervaren wordt.
| |
Thematiek
Is Het verboden rijk een avonturenroman? Ongelukkige liefdes, verovering, verbanning, wraak, schipbreuk, zeeroof en oorlog spelen er een rol, zodat de gedachte voor de hand ligt. Aan de andere kant zijn de helden misschien niet heldhaftig genoeg en is een originele opbouw als die van Het verboden rijk bij avonturenromans ongebruikelijk; het avontuur wordt niet bepaald verheerlijkt en er ligt een zware klemtoon op persoonlijke problemen van de hoofdfiguren.
Hebben we dan misschien een psychologische roman in handen? Ook dat is twijfelachtig. Die naam gebruikt men toch vooral voor boeken waar de psyche van de personages veel meer tot in details uiteengerafeld wordt. Vooral met de marconist heeft Slauerhoff geen gedetailleerde tekening van een levensechte persoon gegeven; het karakter blijft vrij schematisch.
Is Het verboden rijk dan een ideeënroman, zoals onder meer op grond van de tamelijk eenvoudige psychologie geopperd is? Inderdaad drukt Slauerhoff een idee uit, maar of dit voldoende gewicht heeft om er de hele roman aan op te hangen lijkt een zaak voor ieders interpretatie. Het is duidelijk: Slauerhoffs boek is maar moeizaam in bestaande romancategorieën in te delen. Pogingen in deze richting leiden niet tot een afdoende oplossing, laten hooguit zien dat het boek allerlei kanten heeft. Er zijn er meer dan tot hier genoemd.
| |
Poëtica
Zo geeft Slauerhoff in zijn tekening van Camoës uitdrukking aan een opmerkelijke kijk op het schrijverschap. Voor Camoës is deze kwaliteit, door anderen zo vaak hartstochtelijk maar hopeloos begeerd, niets minder dan een vloek, een ongeneeslijke ziekte die maakt dat hij zich nergens thuis voelt. Veel liever dan dichter was hij man van de daad geweest, jager of soldaat. Hij neemt het zijn vader kwalijk, dat die ‘de Odyssee in hinderlaag gelegd’ (p. 31) had, het grote gedicht van Homerus waardoor hij aan de poëzie verslaafd was geraakt. Hij is dichter tegen wil en dank, verscheurd door tegenstrijdige gevoelens: als het hem al lukt om overdag zijn dichterschap weg te denken, dan schrijft hij 's nachts. Bij de schipbreuk redt hij voor alles zijn gedicht.
De poëzie maakt hem zelfs tot een verrader. Diana, die hij eerst met zijn gedichten veroverd heeft, laat hij in de steek. Het verraad herhaalt zich versterkt tegenover Pilar, in wie hij Diana terug had gezien. Als hij in zijn gedicht een mythische tuin beschrijft, inspireert hem zijn herinnering aan de tuin waar hij bij Pilar geweest is. Ronquilho leest het gedicht, herkent in de fan- | |
| |
tastische beschrijving de reële tuin, en begrijpt kennelijk Camoës' onbewuste bedoeling: uitdrukking te geven aan zijn gevoelens voor Pilar/Diana. Daarmee is het geheim van haar verblijfplaats, waarvoor de dichter martelingen doorstaan heeft, weggegeven in een aantal versregels.
De hier uitgedrukte gedachten over het schrijverschap passen overigens niet bij de echte, de historische Camoës, die juist helemaal geleerde en kunstenaar was, een man met afkeer van het soldatenleven. Deze negatieve ‘poëtica’ is daarentegen wel een belangrijk motief in de verhalen en gedichten van J. Slauerhoff, de dichter die de literatuur omschrijft als: ‘een passie, en een van de slechte soort, een die haar slachtoffer maatschappelijk benadeelt en soms ten verderve voert’.
| |
Thematiek
De literatuur is dus in Het verboden rijk allerminst de mooie, verheven verworvenheid van de mens, die men in die tijd vaak in kunst wilde zien. Eerder het tegendeel. Ook in andere motieven van Het verboden rijk wordt afbreuk gedaan aan gangbare idealiserende opvattingen over het leven. Bij voorbeeld in wat Slauerhoff schrijft over de liefde.
Behalve in zijn schrijverschap ligt het noodlot van Camoës in zijn liefde voor Diana. Die liefde is aanleiding tot zijn verbanning, maar belangrijker dan dat is misschien zijn falen tegenover Diana: hij laat haar in de steek, niet in de eerste plaats onder druk van buiten maar vooral door eigen onmacht. Een herhaling van dit falen ligt in het verraad tegenover Pilar, dat al beschreven is. Net als de literatuur is de liefde een obsessie die naar de ondergang voert.
Dat Diana als het ware terugkeert in Pilar, de herkenning van een bepaalde vrouw in een andere (met als consequentie op de achtergrond de gedachte van de Ene Ware Vrouw, vanwie alle reële vrouwen verschijningsvormen zijn), is overigens een ander motief in Slauerhoffs werk. Het heet, naar een verhaal uit zijn bundel Schuim en as dat er helemaal op berust, het Larrios-motief. Een kolderieke variant ervan is herkenbaar in het laatste gedeelte van Het verboden rijk, als de marconist in een riksja achter een mooie dame aangaat, die de half-Chinese dochter van de - twintigste-eeuwse - gouverneur van Macao blijkt te zijn.
In het begin heeft de marconist overigens voor vrouwen geen belangstelling. Hij zoekt het isolement; een vrouw die bij hem komt, krijgt nauwelijks aandacht. Na zijn schipbreuk probeert hij een wending aan zijn suffe leven te geven: ‘maar ik zakte eronder; de traagheid van mijn ras, in de loop der jaren nog verergerd, trok mij naar het laagste punt’ (p. 93). Hij doet niets, zit maar en trekt zich niets aan van zijn omgeving. Ook als hij weer gaat varen, probeert hij ‘los van de aarde’ (p. 99 en 115) te komen. Hij wil mensen en dingen uit zijn gedachten bannen,
| |
| |
zijn bewustzijn uitschakelen, zelf als het ware leeg worden, versterven, maar hij kan deze weg toch niet ten einde gaan. Naast de drang tot ‘desolate vrijheid’ (p. 99) blijft er een tegenkracht, een verlangen naar iets waaraan hij zich hechten kan. Doordat hij ‘leeg’ is, kan hij, in de voorstelling van Het verboden rijk, makkelijk ‘gevuld’ worden door andere geesten: zijn persoonlijkheid dreigt verloren te gaan aan een ander. De samenval is hiervan het gevolg.
Aan het slot is de marconist van het streven los van de aarde te komen, teruggekomen. Hij wil nu het binnenland van China intrekken: ‘Als het geluk op aarde nog ergens te vinden was, dan moest het daar zijn’ (p. 148). Het verboden rijk vertelt dus over een mislukte poging om tot een draaglijk leven te komen: de methode van de uiterste eenzelvigheid heeft geen succes, en stelt de mens zelfs bloot aan onduidelijke, voor hemzelf niet meer beheersbare gevaren. Wie zichzelf niet meer meester is, wordt een prooi van wat in de roman demonen genoemd worden. Maar de roman heeft een open eind, want de marconist maakt zich op voor een nieuwe poging.
| |
Titel
Bijna alle figuren van Slauerhoff zijn op zoek naar het geluk op aarde, zo ook de marconist. In de titel kunnen we dit thema van de roman, en van heel het werk van Slauerhoff, terugvinden. Natuurlijk is het verboden rijk in de eerste plaats China (voor de Portugezen), en ook nog Portugal (voor de banneling Camoës), maar het is ook ‘het rijk van het geluk’, waartoe de marconist, de dichter, en in Slauerhoffs visie de mens in het algemeen, geen toegang hebben.
| |
Context
Een roman moet bekeken worden in het verband van het hele werk van zijn schrijver. Deze algemene waarheid is hier van bijzonder belang, omdat Het leven op aarde, de tweede roman van Slauerhoff, alleen begrepen kan worden als vervolg op Het verboden rijk; in Het leven op aarde doet de marconist precies wat hij zich aan het slot van Het verboden rijk voorneemt. De twee romans vormen samen een afgeronde eenheid. Eerst wilde Slauerhoff zelfs drie delen schrijven, maar bij de voltooiing van Het leven op aarde gebruikte hij al veel van de stof die oorspronkelijk voor het derde deel was bestemd; de rest is te vinden in Het China van Slauerhoff, een uitvoerige uitgave van nagelaten werk, onmisbaar voor wie belang stelt in het ontstaan van Slauerhoffs Chinese romans.
In een andere context, die van de literatuurgeschiedenis, is het bijzonder veelzeggend dat Het verboden rijk vanaf het aller- | |
| |
eerste nummer werd opgenomen in Forum. De roman begint zelfs onmiddellijk na de inleiding van de redactie, geschreven door Menno ter Braak, en dient op die manier automatisch als illustratie bij deze literaire beginselverklaring. In de inleiding staat bij voorbeeld: ‘Wij kiezen (...) partij tegen de vergoding van de vorm (...) ten koste van de creatieve mens; wij verdedigen de opvatting, dat de persoonlijkheid het eerste en het laatste criterium is bij de beoordeling van de kunstenaar.’ Dan komt Het verboden rijk.
In de praktijk blijkt die persoonlijkheid als maatstaf voor beoordeling moeilijk te hanteren. Het gaat er bij Forum in feite om dat literatuur als uitdrukking van een persoonlijkheid gelezen moet worden, en dus niet als een onpersoonlijke, fraaie, louter ambachtelijke constructie.
Indeling van schrijvers in stromingen en richtingen levert altijd veel moeilijkheden op. Slauerhoff is vanwege zijn centrale thema, de hang naar het onbereikbare geluk, heel vaak een romanticus genoemd. Maar wie hem daarmee ‘geplaatst’ acht in de literatuurgeschiedenis, moet bedenken dat het belangrijke motief van de vervloekte dichter hem verbindt met het vooral Franse symbolisme (Verlaine), terwijl Het verboden rijk als vaag historische roman kanten heeft van de Nederlandse neoromantiek, een richting waarvan Slauerhoff om andere redenen weer sterk verschilt.
| |
Waarderingsgeschiedenis
Hoewel zonder onderlinge vergelijking geen definitieve conclusies te trekken zijn, kan men aannemen dat de kritiek bij verschijnen buitengewoon omvangrijk is. De oorzaak is misschien, dat hier een tamelijk succesvolle en (zeker sinds het ‘Gesprek over Slauerhoff’ van Du Perron en Slauerhoffs weigering van het lidmaatschap van de eerbiedwaardige Maatschappij der Nederlandse Letterkunde) ophefmakende jonge dichter en verhalenschrijver zijn eerste roman publiceert.
De ontvangst was overigens helemaal niet enthousiast. De opbouw vond men niet sterk; er waren bedenkingen tegen de door elkaar lopende verhalen en tegen de samenval. Ook wees men op historische onjuistheid. Een aantal critici zag het boek als een traditionele historische roman die mislukt was doordat Slauerhoff zich niet aan de regels van dit genre hield. Anthonie Donker en Jan N. probeerden daarentegen wel een functie te geven aan de samenval.
Christelijke critici tekenden bezwaar aan tegen de naar hun opvatting te negatieve thematiek.
| |
| |
De kritiek maakt duidelijk, hoe ongewoon een romanopzet als die van Slauerhoff in die tijd was. De critici zaten overigens ook met het probleem, dat zij niets wisten van het vervolgdeel, Het leven op aarde; na de oorlog bekijkt men die twee boeken natuurlijk in hun onderling verband.
Ook in de laatste decennia is er weer uitgebreid over deze romans geschreven, het indringendst door H.A. Gomperts. Hij beschrijft de situatie van de marconist als ‘depersonalisatie’ en vat deze figuur op als een gesymboliseerde dichter, die ontdekt dat hij de depersonalisatie niet kan verdrijven door op te gaan in de persoonlijkheid van een andere dichter. W. Blok ontdekte dat de theorie van een zekere J.W. Dunne over het wegvallen van de tijd (1927) een rol speelde bij het ontstaan van Het verboden rijk.
De Duitse kritiek, die in staat zou moeten zijn tot een onbevangen, laat twintigste-eeuws oordeel, is nog slechts in één vertegenwoordiger over de grens gekomen. Ueding is enthousiast. Hij merkt op dat Slauerhoff motieven gebruikt uit twee genres: de populaire avonturenroman en de geromantiseerde kunstenaarsbiografie. Om boven de onbevredigende werkelijkheid uit te komen schept Slauerhoff een droomwereld. Hij sleept de lezer daarin mee, doordat hij tijden en plaatsen van handeling, vertellagen en personages op originele manier door elkaar laat lopen.
Voor deze bespreking is gebruik gemaakt van:
J. Slauerhoff, Het verboden rijk, 13e druk, verzorgd door K. Lekkerkerker, 's-Gravenhage 1987.
| |
| |
| |
Secundaire literatuur
Anton van Duinkerken, Het boek van de week. In: De Tijd op Zondag, 28 oktober 1932. (Gebundeld door Kroon.) |
Gabriël Smit, Letterkundige kroniek. In: Gooi- en Eemlander, 29 oktober 1932. (Samengevat door Kroon.) |
Anthonie Donker, Recensie. In: Nieuw Rotterdamsche Courant, 11 november 1932. (Gebundeld door Kroon.) |
B. van Noort, Letterkundige kroniek. In: Oprechte Haarlemsche Courant, 19 november 1932. (Gebundeld door Kroon.) |
J. van Heugten S.J., Recensie. In: Boekenschouw 26 (1932-1933), p. 289-295. (Samengevat door Kroon.) |
J. Ionker jr., Letterkundige kroniek. In: Utrechts Dagblad, 10 december 1932. (Samengevat door Kroon.) |
Albert Helman, Hollanders in het Verre Oosten. In: De Groene Amsterdammer, 31 december 1932. (Gebundeld door Kroon.) |
Herman Robbers, Kroniek. In: Elsevier's Geïllustreerd Maandschrift 42 (1932), deel 84, p. 425-419. (Gebundeld door Kroon. Een brief van Slauerhoff over deze kritiek, met antwoord van Rotters, bij C.J. Kelk, Leven van Slauerhoff, Amsterdam 1959, p. 197-199.) |
Hendrik Scholte, Een nieuwe roman der zeevaart. In: De Stem 12 (1932), deel 2, p. 1256-1258. (Samengevat door Kroon.) |
Gerard van Eckeren, De roep der verten. In: Den Gulden Winckel 373 (januari 1933) p. 8-11. (Samengevat door Kroon.) |
C. van Son, Recensie. In: Morks Magazijn, februari 1933, p. 106-107. (Samengevat door Kroon.) |
M. Nijhoff, Kroniek der Nederlandse letteren VI. ‘In: De Gids 97 (1933) deel 1, p. 342-348. Opgenomen in Verzameld werk, deel 2-2, Den Haag-Amsterdam 1961, p. 742-748, herdrukt Amsterdam 1982. (Samengevat door Kroon.) |
Henri Borel, Een roman van verleden en heden dooreen. In: Het Vaderland, 26 maart 1933. (Gebundeld door Kroon.) |
Jan H. de Groot, Recensie. In: Het Korenland 10 (1933) 2 (maart), p. 70-71. (Samengevat door Kroon.) |
Jan N., Schimmen en gestalten; een boek van de jongere generatie. In: De Maasbode, 1 april 1933. (Gebundeld door Kroon.) |
Marnix Gijsen, Kroniek. In: De Boekenkast, nieuwe reeks 1 (1933-'34), p. 1-6. (Samengevat door Kroon.) |
Jan Engelman, Recensie. In: De Nieuwe Eeuw, 13 april 1933. (Gebundeld door Kroon.) |
Maurits Uyldert, Recensie. In: Algemeen Handelsblad, 10 juni 1933. (Samengevat door Kroon.) |
Herman Middendorp, Recensie. In: De Nieuwe Gids 48 (1933) deel 2, p. 108-19. (Samengevat door Kroon.) |
Frans Coenen, Recensie. In: Groot Nederland 31 (1933) deel 1, p. 288. (Samengevat door Kroon.) |
| |
| |
K. Heeroma, Recensie. In: Opwaartsche Wegen 11 (1933-'34), p. 45. (Samengevat door Kroon.) |
Hendrika Kuyper-Van Oordt, Recensie. In: Zondagsblad van De Standaard, 17 december 1933. (Samengevat door Kroon.) |
Annie Salomons, Een zwervende zanger. In: Leven en Werken 18 (1933), p. 631-636. (Samengevat door Kroon.) |
M. de Jong, Slauerhoff en Portugal. In: Groot Nederland 34 (1936) deel 2, p. 410-420. (Gebundeld door Kroon.) |
J.A. Heberle, J. Slauerhoff en Reinhold Schneider. In: Verzamelde opstellen; geschreven door oud-leerlingen van prof. dr. J.H. Scholte. Amsterdam 1947, p. 346-348. |
Herman van den Bergh, Schip achter het boegbeeld, Den Haag 1958, p. 76-83, herdruk Utrecht 1979. |
Louis J.E. Fessard, Jan Slauerhoff (1898-1937); l'homme et l'oeuvre, Paris 1964, p. 202-224. |
F. Bulhof, Slauerhoff's Camoes novel ‘Het verboden rijk’. In: The Texas Quarterly, winter 1972, p. 39-46. |
Eep Francken, Over ‘Het verboden rijk’ van J. Slauerhoff, Amsterdam 1977. |
Dina van Berlaer-Hellemans, Slauerhoffs ‘reisverhalen’ (Een poging tot interpretatie). In: Spiegel der letteren 19 (1977), p. 130-149. (Gebundeld door Kroon.) |
Wim Roos, Wil de echte Camoës opstaan? In: LEKR 3 (1977-'78) nr. 4 (mei '78). (Samengevat door Kroon.) |
H.A. Gomperts, De holle man en de halve vrouw (Twee motieven van Slauerhoff). In: id., Intenties 2, Amsterdam 1981, p. 76-90. (Ook gebundeld door Kroon.) Samengesteld uit: 1) Demonization as literary motif in the work of the Dutch writer J.J. Slauerhoff (1898-1936). In: Dichtung, Sprache, Gesellschaft. Frankfurt/M. 1971, p. 427-437, en 2) De halve vrouw en de holle man. In: Jaarboek van de Maatschappij der Nederlandse letterkunde te Leiden 1971-1972, Leiden 1973, p. 3-14. Ook in: Tirade 17 (1973) 183 (januari) p. 2-14. |
W. Blok, Expérimentation temporelle dans le roman ‘Het verboden rijk’ de J. Slauerhoff. In: Ecriture de la religion, écriture du roman. Groningue-Lille 1979, p. 123-137. (In vertaling gebundeld door Kroon: Experimenten met de tijd in ‘Het verboden rijk’.) |
W. Blok, Het China van Slauerhoff. In: Juffrouw Idastraat 117 (1981) nr. 3 (december], p. 9-13. (Gebundeld door Kroon.) |
Dirk Kroon (ed.), Maar toen het lag ontdekt, leek het verraad; opstellen over het proza van J. Slauerhoff, 's-Gravenhage 1985. |
Pim Lukkenaer, Slauerhoffs Unvollendete. In: Meta 19 (1984-'85) nr. 5, p. 10-14 en nr. 6, p. 18-25. |
W. Blok en K. Lekkerkerker (eds.), Het China van Slauerhoff, 's-Gravenhage 1985. |
Jan Jacob Slauerhoff, Das verbotene Reich. Aus dem Niederländischen übersetzt von Albert Vigoleis Thelen, Stuttgart 1986. |
Gert Ueding, Kreuzfahrten in Paradies. In: Frankfurter Allgemeine Zeitung, 10 februari 1987. |
Arie Pos, Het onherroepelijk einde. In: Spektator 16 (1986-'87) nr. 4 (maart '87), p. 287-297. |
lexicon van literaire werken 3
oktober 1989
|
|