| |
| |
| |
Thomas Rosenboom
Zoete mond
door Steven Stroobants
Achtergronden en uiterlijke beschrijving
In augustus 2009 verschijnt Zoete mond. Nagenoeg een kwart eeuw na het uitbrengen van zijn debuutroman Vriend van verdienste (1985), is Zoete mond de vijfde roman van de Nederlandse auteur Thomas Rosenboom (* 1956, Doetinchem). De roman werd in 2010 genomineerd voor de Gouden Uil en in 2011 voor de Boek-delenprijs van 2011. Het boek telt 549 pagina's, ongeveer evenveel als Rosenbooms meest succesvolle romans Gewassen vlees (1994) en Publieke werken (1999).
De oorspronkelijk kaft van de roman toont een afbeelding van een jongen die een hond in zijn armen draagt. Enigszins hiermee vergelijkbaar prijkt op de kaft van de Rainbow Pocketeditie een afbeelding van een jong meisje dat een hond vasthoudt. Beide kaften symboliseren de dierenliefde, die een belangrijk onderdeel vormt van de thematiek in de roman. Op het omslag van de in dit stuk gebruikte versie van Zoete mond ziet de lezer een foto van een paviljoen dat langs de kant van het water (vermoedelijk de Rijn) staat. Deze afbeelding symboliseert de setting waarin het verhaal zich afspeelt.
| |
Inhoud
In de proloog maakt de lezer kennis met Moby, een witte beloegadolfijn die voor de kust van Canada door jagers in opdracht van een Engelse dierentuin gevangengenomen wordt. Moby, wiens naam verwijst naar de beruchte walvis uit Melvilles roman Moby Dick (1851), wordt op een schip gehesen en klaargemaakt voor het transport naar zijn nieuwe thuis. Tijdens een storm slaat de dolfijn echter overboord en zwemt hij na heel wat omzwervingen de Rijn op. In mei en juni 1966 wordt de dolfijn meermaals waargenomen in Duitsland en Nederland. De tocht van de dolfijn maakt deel uit van het hoofdverhaal in Zoete mond. In de roman zwemt hij ook door Angelen, het fictieve dorp aan de Rijn waar de twee protagonisten van het verhaal wonen, de dierenarts Rebert van Buyten en de excentriekeling Jan de Loper.
| |
| |
Dierenarts Rebert van Buyten is een eenzaat die zich na de dood van zijn vrouw Tine in Angelen vestigt. Op een van zijn schaarse tochten door het dorp opereert hij voor de ogen van tal van dorpskinderen een gewonde hond. De kinderen zijn daarna maar wat trots dat er een dierenarts in hun dorp woont en zonder het goed en wel te beseffen, ontketent Van Buyten een golf van dierenliefde: ‘“Dan moet u een bord naast uw deur ophangen met daarop uw naam en dan “dierenarts”... dan hebben we een dierenarts!”. Hij zag de ogen van de jongen stralend oplichten, begreep ook dat hij met “we” het hele dorp bedoelde, dat hij nu al trots was op Angelen en met een dierenarts erbij nog trotser zou zijn.’ Het epicentrum van die plotse dierenliefde is de zandbak van de plaatselijke speeltuin, waar de kinderen na schooltijd met hun dieren verzamelen en één voor één Van Buyten opzoeken. Voor de kinderen is hij een held, voor de volwassenen is hij niet meer dan een schim.
De enige volwassene die aanvankelijk Reberts aandacht weet te trekken, is Laura Banda, de moeder van Lieneke, één van de dorpskinderen. Na verschillende ontmoetingen duikt ze steeds vaker in zijn gedachten op. Zij raadt hem aan om de Fair Isle - het meest afgelegen eiland van het Verenigde Koninkrijk - te bezoeken. Rebert was van plan om er met zijn vrouw naartoe te gaan, maar door haar dodelijk ongeluk is het er nooit van gekomen. Volgens Laura zou Rebert er dichter bij de geest van zijn overleden vrouw kunnen komen. In de ogen van Rebert vormt de reis een soort van boetedoening omdat Laura steeds vaker in plaats van Tine in zijn gedachten opduikt. Laura zelf lijkt daarentegen minder geïnteresseerd te zijn in Rebert. Zo blijkt ze niet alleen getrouwd te zijn met een Schotse schipper, bovendien is ze zeer te spreken over Jan de Loper, een rijke en excentrieke grappenmakker die aan de rand van het dorp woont. Hoe positiever Laura en de andere dorpelingen over De Loper spreken, hoe minder Rebert hem waardeert.
Jan de Loper, wiens echte naam Jan Florian van Zuylen Rothaar is, stamt af van een welvarende handelsfamilie. Zijn bijnaam heeft hij te danken aan zijn gemediatiseerde voettochten en buitenissige fratsen. In plaats van na zijn middelbareschoolopleiding bij het familiebedrijf in dienst te gaan, zwierf hij rond over de wereld. Tijdens zijn reizen wandelde hij vaak van de ene plaats naar de andere. Over zijn avonturen vertelde hij in een veelgelezen krantencolumn. Op die manier verwierf hij al snel enige naamsbekendheid in Nederland. Toen hij na zijn terugkeer in Nederland te voet van Rotterdam naar Parijs liep, was zijn naam definitief gemaakt. Althans, dat dacht Jan de Loper zelf. Ruim dertig jaar later is zijn roem tanende. Terwijl
| |
| |
hij dwangmatig vasthoudt aan zijn fifteen minutes of fame, raakt zijn naam steeds meer in vergetelheid. De inwoners van Angelen herinneren zich zijn grappen nog, maar voor de Nederlandse media is De Loper niet langer een interessante figuur. Wanneer ook de aandacht in het dorp naar de nieuwe dierenarts verschuift, zinkt De Loper steeds verder weg in een moeras van weemoed en nostalgie: ‘Zo bleven de veranderingen van de moderne tijd zich tegen hem keren. De nieuwbouwwijk vulde zich met mensen die nog nooit van hem gehoord hadden, de Magirus-truck overschaduwde zijn Cadillac, de nieuwe speelplaats bond de kinderen aan de kom, en door de laatste verandering die zich in Angelen voltrok zou hij nooit meer met ze in feeërieke sinterklaasoptocht naar de burgemeester aan de andere kant van het dorp kunnen trekken.’
Terwijl De Loper niets anders wil dan in de belangstelling staan, wil Van Buyten het omgekeerde. Het liefste van al is de dierenarts rustig alleen thuis waar hij 's avonds op de bank ‘versterkte wijn’ drinkt (Van Buyten heeft de gewoonte om enkele druppels van het verdovende middel hypnine in zijn rode wijn te doen). Algauw wordt het de lezer duidelijk dat het voor de protagonisten anders loopt dan ze zelf voor ogen hadden. De Loper is jaloers op de aandacht die Van Buyten te beurt valt en die laatste raakt meer en meer geïrriteerd door de verhalen die over De Loper de ronde doen. Na wat onschuldig geplaag, wordt de rivaliteit tussen beide hoofdfiguren op de spits gedreven. Rebert belt De Loper om drie uur 's nachts op en doet zich voor als een geïnteresseerde biograaf. De Loper neemt weerwraak door Rebert tijdens een lezing voor de ogen van Laura en de andere dorpelingen publiekelijk te vernederen. Een echte climax blijft echter uit. In plaats van opnieuw terug te slaan, kiest Rebert voor de weg van de verzoening. Hij biedt De Loper aan om zijn biografie te schrijven en zo de vete tussen hen beiden te beëindigen.
| |
Interpretatie
Titel
De titel van de roman kan op verschillende manieren geïnterpreteerd worden. Een eerste mogelijkheid is de fascinatie van Rebert voor de mond van Laura Banda. Tijdens hun verschillende ontmoetingen verschuift de waarneming regelmatig naar haar mond en lippen. Dit is onder andere het geval in het volgende fragment: ‘Laura lachte nog steeds. Vuurrood bewoog haar mond in zijn ooghoek. Ze had haar lippen na het eten vast nog even bijgestift, ongeveer zoals hij thuis zijn tanden nog had gepoetst.’ Door de gevoelens die Rebert voor haar lijkt
| |
| |
te koesteren, kan de lezer bovendien vermoeden dat de woorden uit Laura's mond hem zoet in de oren klinken.
Een tweede mogelijkheid is aan het einde van de roman te vinden wanneer Rebert met De Loper over diens biografie aan het praten is. Rebert tracht De Loper zodanig te flatteren met zijn geveinsde interesse dat hij het gevoel krijgt dat zijn mond ‘zuur van zoetigheid’ wordt. Eerder dan het Nederlandse woord flatteren is het Engelse equivalent ‘sweet-talking’ hier van toepassing.
De auteur zelf geeft in een interview met De Standaard een eigen, autobiografische verklaring voor de titel. Als kleine jongen kreeg hij van zijn ouders geld om snoep te kopen, snoep dat hem tijdens het eten ervan een zoete mond gaf.
| |
Opbouw en vertelsituatie
Het boek bestaat uit een proloog, gevolgd door zesendertig hoofdstukken die verdeeld zijn over drie delen (‘Aan de Rijn’, ‘De Witte walvis’, ‘Mannen alleen’). Het hoofdverhaal begint met een lange aanloop waarin de voorgeschiedenis en het karakter van de twee protagonisten grondig besproken worden. Een alwetende verteller vertelt in afwisselende hoofdstukken over de hoofdfiguren. Op die manier volgt het ene puzzelstukje op het andere. Pas als de puzzel compleet is, ontmoeten Van Buyten en De Loper elkaar voor het eerst in Angelen.
De lezer krijgt daardoor het gevoel dat het verhaal naar een climax toewerkt, de ultieme confrontatie tussen de twee protagonisten. Zover komt het echter niet. In plaats van de aanval kiest Rebert voor de verdediging. Hij besluit om zelf de biografie van zijn tegenhanger te schrijven. Op die manier hoopt hij verschoning te vinden voor een grap die hij eerder met De Loper uitgehaald had.
| |
Thematiek
Net zoals in eerdere romans zoals Publieke werken grijpt Rosenboom in Zoete mond terug naar het thema van de vooruitgang. Tijdens de jaren zestig van de vorige eeuw raakten de televisie en de bijbehorende reclamefilmpjes steeds meer ingeburgerd in de westerse maatschappij. Zo ook in Angelen: ‘Na verloop van nog weer enige maanden kreeg Angelen dan daadwerkelijk zijn eerste televisie, maar daarna ging het snel, veel sneller dan met de koelkast of telefoon. Het leek of de antennes zomaar uit de daken groeiden, een zilveren filigrein van staven, gekrulde stangen en tuindraden overwoekerde de bebouwing als een lofwerk van de nieuwe tijd, en spoedig was er geen huis meer zonder zicht op de wereld.’ Wanneer Moby in de buurt van het dorp gesignaleerd wordt, strijken er tientallen camerawagens van binnen- en buitenlandse televisiezenders neer. Aandacht blijkt echter een tweesnijdend zwaard te zijn. Ondanks alle aandacht van honderden enthousiaste toeschouwers zwemt Moby helemaal alleen rond in het vervuilde Rijn- | |
| |
water. De ongewilde aandacht die Rebert te beurt valt, kan zijn melancholische teneur niet drukken, terwijl De Lopers ongezonde verlangen naar aandacht ervoor zorgt dat hij steeds meer van de realiteit afgesloten raakt.
| |
Personages
In het boek Moby Dick van Herman Melville jaagt kapitein Ahab als een bezetene op de walvis die eens zijn been afgebeten heeft. Terwijl een van de centrale motieven in die roman Ahabs verlangen naar wraak is, is dat in Zoete mond eerder een streven naar erkenning. Het beeld van de witte walvis kan ook in laatstgenoemde roman op twee manieren geïnterpreteerd worden. Aan de ene kant duikt Moby letterlijk in het verhaal op. Aan de andere kant jagen zowel Rebert als Jan de Loper op hun eigen ‘witte walvis’. Terwijl Rebert hunkert naar de aandacht van Laura en de vriendschap van Marc, snakt Jan de Loper naar de aandacht en de roem die hem eens te beurt gevallen zijn. Een streven dat voor beiden slecht afloopt. Jan de Loper sterft vlak voordat zijn biografie en het reclamefilmpje waarin hij de hoofdrol speelt verschijnen, en Rebert verlaat Angelen net zoals hij gekomen is: geruisloos en onopgemerkt. Laura en haar man zijn inmiddels naar de Fair Isle verhuisd en Reberts contact met Marc lijkt definitief tot het verleden te behoren.
De naam van Rebert van Buyten symboliseert zijn positie als outsider. Rebert valt ‘Buyten’ de gemeenschap. Tijdens zijn studententijd heeft hij weinig of geen vrienden (hij wordt maar zelden door Marc en zijn vrienden meegevraagd naar het populaire café Meijers). In het volgende fragment onderstreept de verteller Reberts status als sociale verschoppeling (Rebert weigerde zich aan te sluiten bij een studentenvereniging): ‘Pas veel later ving hij op dat zulke onaangesloten studenten nihilisten werden genoemd. Ze vormden een zeer kleine minderheid in de groep van zestig eerstejaars, wat zeker een onderlinge band zou geven als ze het daar van elkaar hadden geweten. Zo miste hij ook de aansluiting met de andere buitenstaanders, en daarenboven al het andere dat Utrecht aan een jonge student te bieden had.’ Later, na het overlijden van zijn vrouw, geeft hij zijn baan op en zondert hij zich af in Angelen. Daar leeft hij buiten de eigenlijke dorpsgemeenschap en valt hij uit de gratie van Laura. Tot op het moment waarop hij als dierenarts door de dorpskinderen aanbeden wordt, valt Rebert buiten de mazen van het sociale net.
Hoewel beide hoofdpersonages op het eerste gezicht elkaars tegenpolen zijn (een extraverte aristocraat versus een introverte dierenarts), beginnen ze naarmate de roman vordert steeds meer op elkaar te lijken. Ze zijn allebei eenzame, kinderloze mannen die onbegrepen aan de rand van de maatschappij staan. Aan het einde van de roman neemt Rebert de rol van
| |
| |
zijn overleden tegenhanger over: ‘De ongerepte sneeuw knarste onder zijn schoenen, voor wie hem nakeek loste hij op in de uitgestrekte witheid rondom. Niemand zou hem nog bij naam noemen, maar als hij bleef lopen werd hij vanzelf een loper.’
| |
Stijl
Rosenboom schrijft in een heldere en historiserende stijl. In zijn verhalen combineert hij vaak een archaïsch taalgebruik met duidelijke en gedetailleerde beschrijvingen van een realistische setting. De schrijver heeft oog voor detail zonder de grote lijnen van zijn verhaal uit het oog te verliezen. Rosenboom tracht in zijn werken de sfeer op te roepen van de periode waarin het verhaal zich afspeelt. De auteur verkiest de opbouw van een vlot leesbaar en onderhoudend verhaal boven het experiment. In deze roman besteedt hij bijzondere aandacht aan het schetsen van de gemoedstoestand van de protagonisten.
| |
Genre en intertekstualiteit
Zoete mond kan worden gekenschetst als een psychologische roman die zich afspeelt in een historische context, namelijk de jaren zestig van de vorige eeuw. Verschillende thema's, zoals eenzaamheid, het verlangen naar erkenning en het omgaan met verlies, onderstrepen de psychologische invalshoek van de roman. De couleur locale wordt op een realistische manier beschreven. In het verhaal wordt aandacht besteed aan de maatschappelijke veranderingen die zich op het moment van de vertelling in de Nederlandse maatschappij voordeden. Net als in Publieke werken worden de twee protagonisten voorbijgestreefd door de gestage maatschappelijke vooruitgang.
Aan het eind van de roman neemt de auteur een bladzijde met verantwoordingen op. Zo geeft Rosenboom aan dat hij het romanpersonage Jan de Loper gebaseerd heeft op de historische figuur Kees de Tippelaar. De ondertitel Een veelzijdig en buitenissig heer die Rebert op pagina 541 voor de biografie van De Loper voorstelt, is de titel van de biografie van De Tippelaar. Daarnaast blijkt de auteur inspiratie voor zijn verhaal te hebben opgedaan in de documentaire De witte walvis (2001) van Stephan Koester, de tv-serie All Creatures Great and Small (1978-1990) geproduceerd door Bill Sellars, en de Vlimmen-trilogie (1936-1957) van de Nederlandse schrijver Anton Roothaert. Zoals gezegd, kan de lezer ook thematische parallellen met Melvilles roman Moby Dick terugvinden.
| |
Context
In de essaybundel Aanvallend spel (2002) bundelt Rosenboom vier poëticale teksten over het schrijverschap en de literatuur. In het tweede essay geeft hij zijn visie op de romanfiguur, die
| |
| |
volgens hem een ‘strevend personage’ moet zijn. Vaak gaat het daarbij niet om grote maatschappelijke of politieke doelen, maar om persoonlijke ambities. Een van de voorbeelden die de auteur aanhaalt, is de Walt Disney-figuur Donald Duck. Rosenboom vraagt zich af wat Donald Duck wil. Zijn antwoord: ‘Donald Duck wil aan zijn eeuwige misère ontsnappen door van een buitenkansje te profiteren.’ In Zoete mond leert de lezer een personage kennen met nagenoeg dezelfde naam, namelijk Donald Duk. Zijn naam maakt hem tot het mikpunt van allerhande pesterijen. De Loper neemt het echter voor de jongen op en biedt hem de kans om handelaar te worden in Afrika. Een buitenkans die het leven van Donald Duk een nieuwe wending geeft: ‘De week daarna stond er een nieuw fotolijstje op het bureau, met een foto van Donald Duk. Hij zat wijdbeens op zijn brommer en had een zwart meisje achterop. Ze lachten naar de lens. Op de achtergrond verhief zich een berg. “Hij is gelukkig,” zei de Loper.’
In de romans van Rosenboom situeert het probleem van de hoofdpersonages zich vaak op maatschappelijk en sociaal vlak. Het doel van hun streven is maatschappelijke erkenning. Vedder en Anijs, de twee protagonisten uit Publieke werken streven naar erkenning van de hogere sociale klasse. De hoofdfiguren uit Zoete mond hunkeren respectievelijk naar de erkenning van een vrouw (Van Buyten) en naar algemene waardering (De Loper). Dit streven blijkt noodlottig. Van Buyten en De Loper krijgen met ‘tegenkrachten’ te maken. Hun ambities roepen hun noodlot op: ‘Geloofd zij dus het strevende personage, maar streven op zich is nog niet genoeg voor een verhaal, daar begint het alleen maar mee; de held moet zijn doel voorbijschieten en krachten ontketenen die hij niet heeft voorzien en niet meer beheerst, liefst met zijn eigen ondergang tot gevolg’, aldus Rosenboom in Aanvallend spel. Hoewel een echte climax uitblijft, loopt het voor beide hoofdpersonages slecht af. De Loper sterft en Van Buyten verlaat Angelen zoals hij gekomen is, als een dief in de nacht, zonder geluk (Laura) en verschoning (het schrijven van de biografie van De Loper) gevonden te hebben.
Rosenboom staat samen met onder anderen Nelleke Noordervliet en Margriet de Moor bekend als een van de belangrijkste hedendaagse Nederlandstalige auteurs van klassieke historische romans. In Gewassen vlees speelt het verhaal zich af tijdens de achttiende eeuw, in Publieke werken tijdens het negentiende-eeuwse fin de siècle, in De nieuwe man aan het begin van de twintigste eeuw en in Zoete mond ten slotte tijdens de jaren zestig. Deze werken hebben niet alleen een historische achtergrond gemeen, ze kunnen ook als ‘echte’ Rosenbooms beschre- | |
| |
ven worden. Zoete mond wordt op de flap op een dergelijke manier gekarakteriseerd. De lezer die reeds vroegere werken van Rosenboom gelezen heeft, zal dan ook bepaalde elementen herkennen, zoals de getormenteerde hoofdpersonages, de realistische vertelstijl en het regelmatig terugkerende archaïsche taalgebruik.
Rosenboom staat niet enkel geboekstaafd als historisch romancier, hij behoort samen met onder anderen A.F.Th. van der Heijden, Oek de Jong en P.F. Thomése tot de tweede generatie Revisor-auteurs. Rosenboom maakte in 1982 niet enkel zijn literaire debuut in De Revisor met het verhaal ‘Bedenkingen’, van 1989 tot 1991 bekleedde hij er bovendien een functie als redactiesecretaris. Naast zijn werkzaamheid bij De Revisor was hij in 1987 een jaar lang writer in residence aan de universiteit van Michigan en gaf hij tijdens de jaren negentig het vak proza aan de schrijversvakschool 't Colofon in Amsterdam.
| |
Waarderingsgeschiedenis
Thomas Rosenboom is de enige Nederlandse auteur die twee keer de Libris Literatuurpijs gewonnen heeft. Hij deed dat met Gewassen vlees en Publieke werken. Hoewel Zoete mond minder succesvol was, werd het boek door de critici toch overwegend positief ontvangen. Terwijl de roman door verschillende recensenten geprezen wordt als een ‘echte Rosenboom’ (Van der Meer, Lendering en Speet), zien sommigen onder hen een breuk met de vorige boeken van de schrijver (Demulder, Dessing en Vullings). Volgens Vandorpe put Rosenboom in Zoete mond meer dan in zijn vorige romans uit zijn eigen ervaringswereld. De roman speelt zich af tijdens de jaren zestig, een periode die de schrijver zelf meegemaakt heeft. Bovendien heeft een konijn ook in werkelijkheid bij Rosenboom een gevoel van dierenliefde opgeroepen, een gevoel dat vergelijkbaar zou zijn met datgene wat daarover in het boek verteld wordt.
De elementen die de roman tot een herkenbaar werk van Rosenboom maken, zijn in de eerste plaats het archaïsche en elegante taalgebruik (Speet) en de tragische hoofdfiguren (De Haes, Van Pijkeren). Volgens Schouten vormen de ‘kokette stijl’ en de ‘haast sadistische aandacht voor de zwakke kanten van zijn personages’ de ‘onweerstaanbare mix van Rosenbooms schrijverschap’. Heel wat recensenten (onder hen De Haes, Demulder en Vandorpe) onderstrepen het trage, ‘kabbelende’ ritme van de tekst. In de ogen van Start heeft de roman iets weg van ‘een langzaam leeglopende ballon’. Toch mag de lezer deze vergelijking niet al te negatief interpreteren. Het verstilde
| |
| |
ritme maakt deel uit van de gedetailleerde schildering van het Nederlandse dorpsleven en de aandacht die de auteur besteedt aan het schetsen van de voorgeschiedenis van de twee protagonisten.
In tegenstelling tot een roman als Publieke werken wordt er in dit boek niet naar een climax toegewerkt. Vullings bestempelt Zoete mond als ‘mild’, ‘niet duivels verontrustend en urgent’. Zijn mening wordt wat dit betreft gedeeld door Demulder. Hij heeft het over ‘kabbelen’ in plaats van het ‘bereiken van een narratieve climax’. Door het ontbreken van een dergelijke climax vraagt Heinen zich af wat de zin is van het verhaal. Volgens Serdijn ontbreekt er daarom wat ‘pit’ in vergelijking met eerdere romans van de schrijver. Het grootste verschilpunt met vorige romans is volgens Bakker, die de roman een van de ‘middenmoten van Rosenboom’ noemt, echter het feit dat de personages verschoning boven confrontatie verkiezen.
Voor deze bespreking is gebruikgemaakt van:
Thomas Rosenboom, Zoete mond, zesde druk, Amsterdam 2010.
| |
| |
| |
Secundaire literatuur
Pieter de Nijs, Stofwisseling. Over ‘Gewassen vlees’ en ‘Publieke werken’ van Thomas Rosenboom. In: Bzzlletin, nr. 270, 2000, jrg. 29, p. 48-60. |
Johan de Haes, Zoete mond: Op: Cobra.be, 2009. |
Bram Demulder, Zoete mond. In: De Leeswolf, nr. 8, 2009, jrg. 15. |
Arie Storm, Zoete mond. In: Parool, 26-8-2009. |
Daniëlle Serdijn, Trage wellevendheid: Een vorm van kunst. In: de Volkskrant, 28-8-2009. |
Sarah Vankersschaever, Roem is als een lekke emmer. In: De Standaard, 28-8-2009. |
Rob Schouten, Een fatale behoefte aan aandacht. In: Trouw, 29-8-2009. |
Fleur Speet, Twee eenzame walvissen. In: Het Financieele Dagblad, 29-8-2009. |
Jeroen Vullings, Zoete mond. In: Vrij Nederland, 29-8-2009. |
Maarten Dessing, Zoete mond. In: Knack, 2-9-2009. |
Annet de Jong, Zachtheid beklijft in ‘Zoete mond’. In: De Telegraaf, 4-9-2009. |
Arjen Fortuin, Rampen komen op de terugweg. In: NRC Handelsblad, 4-9-2009. |
Marja Pruis, Inkeer en boetedoening bij Rosenboom. In: De Groene Amsterdammer, 4-9-2009. |
Frank van Dijl, Kolderiek Dorpsdrama. In: HP/De Tijd, 4-9-2009. |
Diana Chin-A-Fat, Dierenarts te Angelen. In: AD Algemeen Dagblad, 5-9-2009. |
Irene Start, Zoete mond. In: Elsevier, 7-9-2009. |
Hans Gulpen, Een zachter boek. In: Haarlems Dagblad, 16-9-2009. |
Johan Bakker, In Zoete mond zoeken de personages ‘verschoning’. In: Nederlands Dagblad, 18-9-2009. |
Simone Dekkers, Geef iedere gevangene een hamster. In: HP/De Tijd, 18-9-2009. |
Frank Heinen, Alles golft. In: 8Weekly, 24-9-2009. |
Annick Vandorpe, Van mensen en dieren. In: De Morgen, 30-9-2009. |
Tjerk de Reus, Voortkabbelend verhaal. In: CV. Koers, 1-10-2009. |
Paul Steenhuis, Snoepgoed voor kind en volwassene. In: NRC Handelsblad, 12-10-2009. |
Ben Lendering, Nieuwe Wandelaars in de werkelijkheid. Op: Recensieweb, 18-10-2009. |
Bart Vervaeck, Nooit gedacht dat hij dood zou gaan: de historische roman volgens Thomas Rosenboom. Op: deReactor.org, 25-10-2009. |
Joris van der Meer, Verwanten in eenzaamheid. Op: Recensieweb, 6-12-2009. |
| |
| |
Hannah van Pijkeren, Een eeuwige zoektocht naar geluk. Op: Recensieweb, 13-10-2010. |
lexicon van literaire werken 96
november 2012
|
|