| |
| |
| |
Gerard Reve
De Vierde Man
door Ton Anbeek
Achtergronden en uiterlijke beschrijving
Eind november 1979 deelde Wim Hazeu, uitgever bij het literaire fonds van Elsevier, de schrijver Gerard Reve (1923-2006) mee dat hij zo goed als zeker het Boekenweekgeschenk voor het jaar 1981 mocht schrijven. Honorarium: 50.000 gulden. Reve reageerde verheugd op dit aanbod. Hij verklaarde dat hij zich voornam om ‘zonder afbreuk te doen aan mijn niveau, een boek te schrijven dat toegankelijk en begrijpelijk moest zijn voor mensen die misschien wel vaak van mij gehoord hadden, maar die nog nooit iets van mij gelezen hadden’.
Bij een overleg tussen Hazeu en Ouwehand, de directeur van de CPNB [Commissie voor de Propaganda van het Nederlandse Boek], benadrukte de laatste wel dat Reve's tekst niet kwetsend mocht zijn.
Half mei 1980 levert Reve een synopsis van De Vierde Man in. Daarin is sprake van een liefdesverhaal, maar van homoseksualiteit wordt niet gerept. Op 23 juli bespreekt de CPNB de eerste veertig pagina's van het boekje. Dan komen er bezwaren. Ouwehand stelt dat de tekst in deze vorm voor een groot aantal boekhandelaren onacceptabel zal zijn. Omdat men grote problemen voorziet wordt de tekst uiteindelijk afgewezen. Het grote struikelblok blijft de ‘herenliefde’.
Hoewel men probeert de zaak vertrouwelijk te houden, ontstaat er toch iets als een relletje. Wanneer De Vierde Man vervolgens in 1981 als ‘gewoon’ boek bij Elsevier wordt uitgegeven stimuleert deze deining mogelijk de verkoop. Reve ziet de afwijzing door de Commissie later dan ook als ‘een godsgeschenk’.
Het Boekenweekgeschenk voor het jaar 1981, dat uiteindelijk door de humorist Henri Knap geschreven is, werd door de kritiek de grond in geboord.
De geschiedenis rond de afwijzing heeft nog een interessant naspel. Een jaar of acht jaar later (op 19 maart 1988 om precies te zijn) schrijft Reve een brief aan minister Brinkman van WVC waarin over De Vierde Man staat te lezen: ‘De redenen tot de weigering zijn mij nooit zwart op wit medegedeeld,
| |
| |
noch werd mij enige vergoeding aangeboden. Men zoude zeggen hoe kan zoiets, maar bij God en in Nederland is alles mogelijk.’ Deze mededeling over het honorarium wordt overigens tegengesproken door Reve's verklaring in een aflevering die het televisieprogramma Andere Tijden (8-3-2001) aan de kwestie wijdde: ‘Maar ze hebben wel gewoon betaald, hoor, het waren geen socialisten, maar gewoon christenen.’ Of Reve de brief van de Commissie die aan zijn uitgever was gestuurd, zelf ooit onder ogen heeft gehad, blijft onduidelijk.
Naar de roman is een succesvolle film gemaakt geregisseerd door Paul Verhoeven, met Jeroen Krabbé en Renée Soutendijk als hoofdrolspelers. Er bestaan veel verschillen tussen de roman en het verhaal dat de film vertelt. In het boek ontmoet de hoofdpersoon de ‘vierde man’ niet, hij ziet alleen foto's van hem en hij leest diens brieven. Dat is te weinig visueel voor een film. ‘In de film verschijnt die Herman in levenden lijve, en doen hij en ik in die grafkelder onze tegennatuurlijke wil met elkaar,’ verklaart Reve, die hierover met Verhoeven en scenarioschrijver Soeteman discussieerde, zoals ook blijkt uit het volgende citaat: ‘In het boek verliest Herman één oog, in de film ook, maar wacht hem tevens de dood. “Geen half werk, Gerard,” hielden ze me voor.’
In 2005 komt opnieuw verrassende informatie over De Vierde Man vrij. Uit de briefwisseling tussen Reve en de uitgever Geert van Oorschot blijkt dat de novelle ‘voor een belangrijk deel autobiografies is in de historiese zin’. De gebeurtenissen hebben zich afgespeeld in Vlissingen. De fatale vrouw heet ook in werkelijkheid Christine. Na het verschijnen van De Vierde Man zoekt ze opnieuw contact met de schrijver, telefonisch en schriftelijk (‘brieven, in groot, onpersoonlijk handschrift op blauw of rose damespostpapier’). Reve houdt het contact af. Hij is bang dat ze ‘een heks’ is en dat de voorspellende droom die in de novelle voorkomt, alsnog in vervulling zal gaan. Nadat ze een keer Reve's vriend Joop aan de telefoon heeft gekregen, zoekt ze niet langer toenadering.
Wel blijkt uit een interview dat eerder in De Stem (dagblad voor West-Brabant en Zeeland) verscheen - en blijkbaar onopgemerkt bleef - dat Reve's contacten met de ‘echte’ Christine intensiever waren dan hij tegenover Van Oorschot voorgaf. Interessant zijn enkele details. Het blijkt dat de eerste man van Christine Inderwisch (zoals haar achternaam luidt) op jonge leeftijd aan een hartkwaal gestorven is. Haar latere vriend verloor in 1968 bij een auto-ongeluk een oog. Verder verbaast de interviewer zich erover dat de ‘echte’ Christine gitzwart haar heeft. Toen zij zelf aan Reve vroeg waarom hij haar in De Vierde Man blond gemaakt had, antwoordde de schrijver kort en
| |
| |
bondig: ‘In Nederland zijn fatale vrouwen altijd blond.’
De drukgeschiedenis van De Vierde Man is niet geheel doorzichtig. Van 1981 tot 1983 verschijnen er liefst zes drukken bij (Elsevier-)Manteau. De zesde is gedateerd mei 1983. Vreemd genoeg wordt er dan in 1989 nóg een zesde druk op de markt gebracht, en wel door uitgever Veen. De zevende druk is een Pandorapocket van uitgeverij Contact en de achtste een gebonden uitgave, in 2006 uitgebracht door de Bezige Bij.
Verder zijn er dan nog een uitgave als Muntinga-Rainbow-pocket (no. 43), een editie als Grote Lijster (no. 2) bij Wolters-Noordhoff (1996) en als Boektopper bij Malmberg (2001). In de beide laatste gevallen gaat het om reeksen die zich specifiek richten op middelbare scholieren. De tekst werd opgenomen in het vierde deel van Reve's Verzameld werk (2000).
Er is een Franse en een Duitse vertaling verschenen.
| |
Inhoud
De ik-figuur, de schrijver Gerard, wil een verhaal gaan vertellen aan zijn vriend Ronald. Het zal over een jonge weduwe gaan en wordt al bij voorbaat getypeerd als ‘zonderling’ en ‘geheimzinnig’. De geschiedenis speelt zich af in ‘de Zuidnederlandse havenstad V.’.
In de trein op weg daarheen heeft Gerard een nachtmerrie: ‘Ik ging een trap op. Ik kwam in een lange gang, waarvan het einde zich in schemer verloor. Waar was ik? Een hotel, naar alle waarschijnlijkheid... Er was niemand te zien, maar het langzame, alarmerende kloppen zwol aan, en naderde... Ik moest maken dat ik wegkwam, maar waarheen?...’
In V. maakt hij bij de lezing die hij moet geven kennis met Christine, de penningmeester van het genootschap dat hem heeft uitgenodigd. Zij stelt hem voor bij haar de nacht door te brengen. Bij hun eerste omhelzing overvallen hem sadistische fantasieën die hij weet te onderdrukken. Later stimuleert het jongensachtige in haar figuur zijn lustgevoelens. Maar de wat onhandige liefdesdaad bevredigt eerder de vrouw dan Gerard, die maar moeilijk de slaap kan vatten. Hij voelt zich onveilig. Opnieuw een angstdroom: weer de lange gang, een dreunend kloppen; een gestalte, een oude man, die op hem afkomt en iets op hem richt dat op de loop van een pistool lijkt, maar een sleutel blijkt te zijn. Met deze ouderwetse sleutel wordt een deur geopend. Dan begint de man met een angstaanjagende stem te zingen: ‘Tierelierelier.../ Wie is nummer vier...?’ Doodsbang wordt Gerard wakker: is Christine misschien een heks of vampier? Zij geeft zich opnieuw aan hem.
| |
| |
's Ochtends schenkt ze hem een paar overhemden. Gerard fantaseert dat hij in het huis blijft wonen. Christine, die een kapsalon bezit, knipt zijn haar.
Gerard vindt een brief gericht aan Christine met de foto van een jongeman die hem bijzonder opwindt, een zekere Herman.
Omdat Christine het komend weekend de stad uit zal zijn, stelt ze Gerard voor de stilte in het huis te gebruiken om te schrijven.
Wanneer hij op de afgesproken dag komt, is ze daar nog. Hij simuleert een telepathische sessie, waarin hij wat hij gezien en in de brieven gelezen heeft over Herman ‘raadt’. Maar op een zeker moment wordt hij werkelijk meegesleept door zijn bedrog en ziet hij de jongeman ‘echt’: ‘Hij stond aan een kade, of was het de rand van een afgrond?... En vlak achter hem, precies midden achter zijn gestalte, was de boeg van een schip... Eén oog hield hij dicht... tegen de zon?... Maar waarom was dat zoiets angstaanjagends om te zien?...’ Al met al maakt zijn ‘helderziendheid’ grote indruk op de vrouw.
Gerard bereikt hiermee dat Christine hem meer over haar leven gaat vertellen. Haar eerste man is overleden, al leek het ‘of hij er nog steeds was’. Op dit moment is Herman al sinds jaren haar aanbidder, maar hij is geen goede minnaar en bovendien op een gewelddadige manier jaloers. Gerard raakt hoe langer hoe benieuwder naar deze medeminnaar en bedenkt een plan: Christine zal naar Duitsland - waar Herman woont - reizen en met hem terugkeren naar V., waar Gerard hem dan zal ontmoeten. Opnieuw ‘ziet’ Gerard een levensecht beeld van Herman in een haven: ‘in een schemerige maar daardoor des te indringender, okeren gloed stond hij aan een havenfront, in dezelfde houding maar in andere kleren, op de rand van een kade, midden voor de scherpe boeg van een schip, en wederom met één oog dichtgeknepen...’
Later gaan Christine en Gerard naar de film Dial M for Murder (waarin een sleutel een cruciale rol speelt).
Denkend aan Herman bedrijft Gerard nogmaals de liefde met Christine. De volgende ochtend vertrekt zij naar Duitsland. Gerard dwaalt door het stadje V. op zoek naar een jongen die hij eerder heeft opgemerkt. Voor de bioscoop waar de film Dial M for Murder draait, spreekt hij een andere jongen (Laurens) aan met wie hij later seks heeft.
In de slaapkamer ontdekt Gerard bij toeval een geheimzinnige kistje met een sleutel. De sleutel herinnert hem aan de onaangename droom over de zingende oude man die hem eerder bang maakte. In de doos, die de vorm van een doodskist heeft, vindt hij drie enveloppen. De eerste bevat brieven
| |
| |
en foto's van een jonge soldaat, Gerard Verdonk, die bij een militaire oefening ‘door een noodlottig ongeval’ blijkt te zijn overleden. Deze Gerard (!) moet een jeugdliefde van Christine zijn geweest. De tweede envelop laat zien dat ook Christine's man Johan plotseling op drieëndertigjarige leeftijd gestorven is. En in de derde envelop zitten weer foto's en brieven van een andere overleden echtgenoot van Christine, Gerrit. Kortom, het geheimzinnige kistje bevat gegevens over drie jongemannen die alle drie ‘plotseling, geheel onverwachts, of door een noodlottig ongeval’ aan hun eind zijn gekomen. En eigenaardig genoeg herkent Gerard bovendien steeds zijn eigen gezicht in de foto's. Op dezelfde manier meent hij in het deksel van het kistje de deur uit zijn nachtmerrie te herkennen. Hij stopt de foto van Herman in de doos en vlucht weg naar het station.
Het laatste hoofdstuk herneemt de beginsituatie. Gerard vraagt zijn vriend Ronald wat hij van deze spookachtige geschiedenis vindt. Ronald interpreteert de nachtmerrie als een voorspellende droom.
Dan voegt Gerard nog een element toe aan het verhaal dat Christine hem twee dagen na zijn weekend in V. verteld heeft: Herman was inderdaad met haar meegekomen, maar hun auto reed tegen een schip in de haven van V. aan. De boeg van dat schip sneed dwars door de bijrijdersplaats heen. Herman raakte zwaargewond en verloor een oog. Zowel Christine als Gerard overwegen dat ook zij wel het slachtoffer hadden kunnen zijn. Maar Gerard is niet de voorspelde vierde man geworden.
| |
Interpretatie
Het laatste hoofdstuk bevat nog twee eigenaardige passages. Gerard uit zijn twijfels over de mogelijkheid om van de vertelde geschiedenis een verhaal te maken: ‘Is het een verhaal?... Er zit een verhaal in, op een bepaalde manier, maar tegelijkertijd is het zo hol, zal ik maar zeggen... Het is net of het in het midden leeg is... Het heeft geen... body, bij wijze van spreken...’ Met deze woorden relativeert Gerard zijn verhaal, dat hij zelf niet geheel gelukt acht.
Dubbelzinnig is ook de houding tegenover het bovennatuurlijke. Aan de ene kant gebruikt Gerard zijn ‘telepathie’ om Christine zover te krijgen dat ze de begeerde jongeman naar Nederland haalt, aan de andere kant lijkt de verteller toch wel degelijk over bijzondere gaven te beschikken. Tot tweemaal toe krijgt Gerard het beklemmende gevoel dat hij werkelijk helderziend is. Opvallend is ook de afloop: Herman botst op een schip en raakt zijn oog kwijt. Terecht merkt gesprekspart- | |
| |
ner Ronald op: ‘In je verbeelding, op dat beeld in je fantasie, dat je uit die foto van die Herman ziet oprijzen, daar knijpt hij toch aldoor één oog dicht?... En hij staat vóór de boeg van een schip ook...’ De beide keren dat Gerard door zijn eigen fantasie werd meegesleept, heeft hij dus een visioen gehad dat naar het latere ongeluk verwijst.
Dit zijn twee voorbeelden van Reve's ironie: het verhaal is mislukt, er ontbreekt iets aan, de schrijver weet zelf niet of hij er ooit een boek van kan maken - en tegelijkertijd houden we dit boek in handen. Gerard bedriegt Christine door allerlei feiten uit haar leven te ‘raden’ die hij kent van de foto en uit de brieven die hij eerder heeft bekeken. Maar tegelijkertijd krijgt de hoofdpersoon een visioen dat door de latere ontwikkelingen ‘bevestigd’ wordt.
| |
Genre
Het behoort natuurlijk tot het recept van het genre spookverhaal dat er veel te raden overblijft. Is Christine echt een ‘heks’ of een gewone vrouw die achtervolgd wordt door het noodlot dat al haar mannen de dood injaagt? We weten het niet. Overigens blijft het ook onduidelijk of Herman zijn botsing met het schip al of niet overleeft. Anders gesteld: is Herman de vierde man (die omkomt)? Op die vraag is ook een ander antwoord te geven. De verteller deelt namelijk helemaal aan het begin, op de derde bladzij van zijn tekst, bijna terloops mee: ‘En dan: het gebeuren is reeds ** jaren geleden; de vrouw in kwestie is vrij kort daarna met een Canadees zakenman gehuwd, inmiddels, als ik het wel heb, weduwe van hem geworden, en woont nu ergens in Italië.’ Deze Canadese zakenman lijkt de beste kandidaat voor de vierde man.
De Vierde Man is geen ideeënroman die men diepzinnig kan of moet interpreteren. Eerder lijkt het een vingeroefening, een amusant spel met bestaande genres als het spookverhaal of de gothic story. De volksschrijver Reve in de gedaante van een bestsellerauteur als Stephen King.
Opvallend zijn de vele verwijzingen naar de film. Niet alleen zien Gerard en Christine Dial M for Murder van Hitchcock, de meester van de suspense. Daarnaast benadrukt de verteller vaak het kunstmatige van de gebeurtenissen, vooral als het gaat om intiemer contact. Zo leest men: ‘Ik trok haar naar mij toe, sloeg mijn armen om haar heen en kuste haar, precies als in een film, met langzaam toenemende druk op haar mond.’ Of: ‘En moest ik nu werkelijk opnieuw een filmscène creëren, en Christine op de zitbank trekken (...)?’ En: ‘(...) sprak ik, in de fauteuil op welks leuning zij zat plaats nemend en haar, om de filmopnamen niet te saboteren, op mijn schoot trekkend.’ Deze laatste scène wordt afgesloten met de volgende zinnen:
| |
| |
Banaler kon het niet, maar als het niet in de film die we opvoerden paste, dan wist ik het niet meer.
Christine zuchtte. De camera behoefde de scène niet over te doen: op deze manier werden de draaikosten gedrukt.
| |
Stijl
Dit filmmotief onderstreept het gevoel van onwerkelijkheid dat de hoofdpersoon voortdurend ervaart.
Het boek bevat talrijke elementen die de Reve-liefhebber zal herkennen. Zo is daar de eigenzinnige spelling (‘konsentraatsie’, ‘injeksie’, ‘plestik’, e.d.), de ouderwetse woorden of woordvormen (‘zoude’, ‘zeide’, ‘automobiel’, e.d.), daarnaast ook spreektaaluitdrukkingen als ‘Christine haar huis’. Kenmerkend zijn ook grappen als ‘een jonge weduwe van het vrouwelijk geslacht’, ‘jongeman van het manlijk geslacht’ of ‘linea rectum’.
Op het inhoudelijke vlak vallen reviaanse zinnen op als: ‘Zoals nogal vaak in mijn leven, gevoelde ik voor de zoveelste maal de aanraking met het onwerkelijke, en met de leegheid.’
| |
Context
Typisch voor Reve zijn ook de seksfantasieën over het pijnigen van de partner en het aanbieden van een derde aan de geliefde persoon. In De Vierde Man krijgt deze fantasie een religieuze connotatie mee. Wanneer Gerard zijn spiritistische verhaal opdist, denkt hij: ‘door háár tot hèm [=Herman]’; later met haar in bed wordt dat: ‘“Door Maria tot Jesus...” dacht ik vol vervoering.’ Deze woorden vormen een directe verwijzing naar Reve's vorige boek Moeder en Zoon (1980), waarin het bezoek van de auteur wordt beschreven aan het bedevaartsoord Onze Lieve Vrouw ter Nood in Heiloo (‘een waar monument van wat opofferingsgezindheid en slechte smaak tezamen vermogen’), waar op de gevel de tekst DOOR MARIA TOT JESUS staat te lezen.
Zoals in veel teksten van Reve is de hoofdfiguur naamgenoot van de auteur, al kan Reve het niet nalaten deze dubbelganger te laten beweren dat hij ‘in ons Indië onder Harer Majesteits vaandel geleden had en gestreden’.
Opvallend in het boek zijn de heteroseksuele scènes, al had Reve al in Oud en Eenzaam een man-vrouwrelatie weergegeven. Ook de sfeer van het macabere verhaal vindt men in het vroegere werk, namelijk waar Reve in de bundel Tien vrolijke verhalen experimenteerde met korte verhalen in de trant van Roald Dahl. De combinatie seks en noodlot vindt men ook terug in de laatste brief van Nader tot U (1966).
| |
| |
In grote lijnen klopt wat Reve later in een brief aan Van Oorschot over De Vierde Man schreef: ‘Er zit meer aksie, meer expliciet konflikt en minder reflektie in dan in andere werken van mijn hand, maar het is een echte Reve.’
| |
Waarderingsgeschiedenis
In het algemeen werd De Vierde Man positief ontvangen. Veel critici laten zich smalend uit over de CPNB die de tekst niet als boekenweekgeschenk de wereld in wilde sturen (‘schijthuizen met wansmaak,’ noemt Herman Verhaar de commissieleden). Vrijwel alle recensenten wijzen op het speelse karakter van de tekst waarin klassieke horrorelementen als ‘krakende treden in het donker en geheimzinnige sleutels die in nog veel geheimzinniger deursloten worden gestoken’ knap worden gepersifleerd (Sitniakowsky). Ook heeft men het over ‘misschien wel een parodie op een verhaal’ (Verstappen) en ‘een parodie op wat men vroeger keukenmeidenromans noemde’ (Kossmann); of spreekt men over een satire op het magisch-realisme van iemand als Hubert Lampo (Verschoore). Een andere recensent stelt dat De Vierde Man zich laat lezen ‘als een combinatie tussen een romannetje, een detective en magisch realisme à la Hubert Lampo’ (Vooren).
Vrijwel alle recensenten wijzen er verder op dat Reve in de parodie/persiflage toch zijn eigen thematiek weet te verwerken, zoals de romantisch-decadente figuur van de ‘belle dame sans merci’ die in Christine gestalte krijgt (Kuipers). Maar deze herkenning van bekende Reve-motieven brengt de recensent van Hervormd Nederland tot het vermoeden ‘dat Reve is vastgeroest en niets anders meer kan schrijven’.
Toch wordt De Vierde Man over het algemeen ook door de positieve besprekers eerder gezien als een vermakelijk tussendoortje dan als een hoogtepunt in het oeuvre van de auteur. Deze taxatie komt overeen met het gegeven dat de novelle niet wordt vermeld in overzichtswerken als de Winkler Prins Lexicon van de Nederlandse letterkunde of Brems' handboek Altijd weer vogels die nesten beginnen. Geschiedenis van de Nederlandse literatuur 1945-2005. Wél geniet het boekje enige populariteit bij Nederlandse middelbare scholieren, waarbij naast de ‘spannende’ inhoud ook het geringe aantal bladzijden van de tekst een rol kan spelen. In zijn reeks ‘De literaire X-factor’ voerde Pieter Steinz het boek op als aanrader voor ‘beginnende en geoefende lezers’. Hij noemde het lezen van De Vierde Man ‘misschien wel de beste manier om aan zijn [Reve's] humor en vermogen tot ontroeren verslaafd te raken’.
| |
| |
Voor deze bespreking is gebruikgemaakt van:
Gerard Reve, De Vierde Man. In: Verzameld werk, deel 4, Amsterdam 2000.
| |
| |
| |
Secundaire literatuur
I. Sitniakowsky, Gerard Reve overtreft zichzelf in De vierde man. In: De Telegraaf, 10-4-1981. |
Jan Verstappen, Ironische thriller ‘De vierde man’. In: Het Binnenhof, 18-4-1981. |
Hans van Straten, ‘De vierde man’ van Gerard Reve: een kostelijk verhaal. In: Utrechts Nieuwsblad, 21-4-1981. |
Herman Verhaar, Gerard Reve heeft zijn eigen latijn: het ‘ganz Andere’ in De vierde man. In: Vrij Nederland, 25-4-1981. |
Louis Smit, Nieuwe novelle van Gerard Reve het oude liedje. In: Hervormd Nederland, 2-5-1981. |
Willem Kuipers, De manipulatie van Reve. In: de Volkskrant, 16-5-1981. |
N. Verschoore, Gerard Reve in een ander register en toch waarlijk zichzelf. In: Het Laatste Nieuws, 24-5-1981. |
Karel Osstyn, De vierde man. In: De Standaard, 5-6-1981. |
Alfred Kossmann, ‘Tussendoortje’ van Gerard Reve. In: Het Vrije Volk, 19-6-1981. |
M. Janssens, Nieuw werk van Hugo Claus en Gerard Reve. In: Dietsche Warande & Belfort 1981, jrg. 126, pp. 602-607. |
R. Vooren, De Vierde Man: heerlijke ruiker tussen kunstblommen. In: Leids Dagblad, 28-8-1981. |
Ivo Gay e.a. (red.), In Druk 83. Wat schrijvers schrijven, Bussum 1982, pp. 124-131. |
Herman Zeevoerder, ‘Ik heb niet voor niets geschreven.’ Gerard Reve over de verfilming van De Vierde Man, over homoseksualiteit en over zijn eigen werk. In: NRC Handelsblad, 1-2-1985. (Interview) |
K. Beekman, Omtrent ‘Lieve Jongens’ en ‘De vierde man’, twee boeken, twee films. In: Bzzlletin, nr. 138, 1986-1987, jrg. 15-16, pp. 3-11. |
R. Verstraten, Vlissingse kapster onthult, maar laat mysterie intact... In: De Stem, 17-5-1996. |
Toine Moerbeek, Reve tot de vierde macht; een leesverslag, Nijmegen 2004. |
Gerard Reve en Geert van Oorschot: Briefwisseling 1951-1987, tweede druk, Amsterdam 2005. |
Thomas van den Bergh, Hoe Reve week voor Knap. In: Elsevier 18-3-2006. |
Pieter Steinz, Door De vierde man tot Reve. In: NRC Handelsblad, 16/17-12-2006. |
lexicon van literaire werken 77
februari 2008
|
|