| |
| |
| |
Gerard Reve
Nader tot U
door G.F.H. Raat
Achtergronden en uiterlijke beschrijving
Nader tot U van Gerard Kornelis van het Reve (*1923 te Amsterdam) verscheen begin maart 1966 in de Stoa-reeks van uitgeverij G.A. van Oorschot te Amsterdam. In de door de auteur geschreven flaptekst, in handschrift afgedrukt, bestempelt hij het boek als ‘de voortzetting en voltooiing’ van Op weg naar het einde, de brievenbundel die in december 1963 in dezelfde reeks was uitgekomen.
Net als deze voorganger was Nader tot U een groot verkoopsucces. Op 9 juni 1966 kon de auteur tevreden melden dat er bijna 35 000 exemplaren waren verkocht (Gerard Reve, Brieven aan mijn lijfarts 1963-1980. Amsterdam 1991, p. 41). Precieze oplagecijfers zijn verder niet te geven en ook de drukgeschiedenis is nauwelijks te achterhalen. In 1969 verscheen een paperbackeditie, gesierd door een fotoportret van de auteur, en in 1977 een uitgave met een typografisch omslag. Voor de twintigste druk, die Veen, uitgevers in 1990 op de markt bracht, werd de tekst opnieuw gezet. De auteursnaam, sinds 1973 bekort tot Gerard Reve, werd nu ook in het boek zelf aangepast (vgl. p. 24 en 123 van de eerste druk met p. 27 respectievelijk 129 van de twintigste druk).
Nader tot U bestaat uit een vijftal brieven, alle geschreven in Greonterp (Friesland), de toenmalige woonplaats van Reve, gevolgd door een afdeling met gedichten: ‘Nader tot U (Geestelijke Liederen)’. De brieven beleefden tussen mei 1964 en januari 1966 een voorpublicatie in het tijdschrift Tirade, waarvan Reve in die tijd redacteur was. De eerste brief, ‘Brief uit huize Algra (De Landkruiser)’ werd bij bundeling sterk bekort. De auteur schrapte het grootste deel van zijn polemiek met de gereformeerde senator Algra, die geageerd had tegen het zedelijke gehalte van Reves werk, en aldus de verkoop ervan ongewild stimuleerde
Van de dertig gedichten waarmee Nader tot U eindigt, werd een dozijn eerder in Tirade gepubliceerd. Bovendien ging aan Nader tot U de bibliofiele editie Zes gedichten (1965) vooraf en Gezicht op Kerstmis, en andere geestelijke liederen (1965), een uit- | |
| |
gave in eigen beheer, die alle gedichten bevat uit Nader tot U. In 1987 werden deze gedichten, zonder wijzigingen en in dezelfde volgorde, opgenomen in de Verzamelde gedichten, waar zij deel uitmaken van de afdeling ‘Zangen van strijd (1962-1978)’.
Nader tot U is opgedragen aan Willem Bruno van Albada, toentertijd de levensgezel van Reve, die model heeft gestaan voor Teigetje, ‘de Nederlandse vertaling van Tigger, uit het beroemde kinderboek van A.A. Milne, Winnie the Pooh’ (Gerard Reve, Brieven aan Josine M. 1959-1975, Amsterdam 1981, p. 95-96).
In 1970 verscheen van Nader tot U een Duitse vertaling onder de titel Näher zu dir.
| |
Inhoud
Brief uit huize Algra (De Landkruiser)
Deze korte brief van 21 mei 1964 bevat herinneringen van de ikverteller, de schrijver Gerard Reve, aan een man die een uitvinding gedaan meende te hebben, ‘De Landkruiser’, die het leger van de Sovjet-Unie onoverwinnelijk zou maken. Met dit bizarre verhaal, typerend voor de herinneringen van de verteller, zal het ultieme literaire werk, Het Boek Van Het Violet En De Dood, wellicht moeten beginnen.
| |
Brief uit het verleden
De brief, gedagtekend 1 juli 1964, opent met de zin die tevens de beginzin is van Het Boek Van Het Violet En De Dood. Daarna volgen herinneringen aan Roosje en Sallie de G., dochter en echtgenote van Paul de G., de latere leider van de Communistische Partij Nederland. De twee vrouwen komen om in een Duits concentratiekamp. De herinneringen zijn gewekt door een foto die de schrijver enige maanden tevoren is getoond.
De brief gaat op 17 juli verder. Reve beseft dat hij diep in het verleden moet doordringen, op zoek naar de verklaring voor de verschrikking die zijn leven inhoudt. Maar eerst reageert hij op actuele uitlatingen van collega-schrijvers en critici over zijn persoon en werk.
Ook het laatste deel van de brief, gedateerd 7 augustus 1964, is gewijd aan de publiciteit die Op weg naar het einde heeft veroorzaakt. De schrijver geeft een karakteristiek van de calvinist Hendrik Algra, maar besteedt ook aandacht aan positieve reacties. De brief eindigt met gemengd nieuws, onder andere over de illustere uitvinder uit de eerste brief en over de ex-vriend van Reve.
| |
Brief door tranen uitgewist
De herinnering aan een bezoek aan ex-vriend Wimie gaat in deze brief, gedateerd 14 oktober 1964, over in een verslag van
| |
| |
het bezoek dat de oude, alcoholistische dichter Gerard d. B. heeft gebracht aan zijn collega Nico V. in Greonterp. De onthouding van alcohol, die d. B. is opgelegd, blijkt niet te handhaven, waarna ook de ikfiguur zich niet onbetuigd laat. Hij mijmert over de Schone en Meedogenloze Jongen, over wie hij zich voorneemt te gaan schrijven. Nadenkend over een werkplan, krijgt hij een visioen van een jongen in een marine-uniform, die hij waarschijnlijk naar de Meedogenloze Jongen moet brengen. Als de schrijver tenslotte dronken naar huis strompelt, toont een nieuw ‘gezicht’ hem de Meedogenloze Jongen, terwijl hij slaapt in een tent in de tuin van zijn paleis.
| |
Brief in de nacht geschreven
In een toestand van slapeloosheid denkt Reve in deze brief, gedagtekend 17 maart 1965, dwangmatig terug aan het verleden, in het bijzonder aan zijn middelbare school, die voor hem ‘de chaos, de eenzaamheid en angst vertegenwoordigt’.
Vervolgens wordt verhaald over het alcoholische samenzijn bij de bevriende etser Bullie van der K. De verteller weidt uit over de mogelijkheden die het werken in opdracht kunstenaars biedt en denkt terug aan de dood en de crematie van Thommy G., een gebeurtenis die rijkelijk met sterke drank wordt begoten.
Wanneer de voorraad van Bullie opraakt, wordt een tweetal cafés aangedaan. Bullie maakt zich zorgen over het voortschrijdende alcoholisme van mevrouw Oofi, een wederzijdse vriendin. Aan het einde van de dag oreert de inmiddels volkomen dronken ikfiguur over de identiteit van God en Liefde.
| |
Brief uit het huis genaamd Het Gras
De brief, gedateerd 27 augustus 1965, opent met een herinnering van Reve, waarin hij, wandelend langs de Amsterdamse haven en zich vermeiend in fantasieën over kleding en hiërarchie van Zeejongens, een jongen oppikt en mee naar huis neemt. Deze Gerard vertelt over zijn jonge vriend, die piloot is, en met wie het seksuele contact moeizaam verloopt. De ikfiguur raadt Gerard aan het liefdesspel te verlevendigen met verhalen over martelingen. Dit advies blijkt bij een nieuwe ontmoeting met Gerard zijn uitwerking niet te hebben gemist. Intussen beraamt Reve plannen om de piloot voor zijn eigen vriend te bestemmen - een opzet die mislukt, doordat de luchtheld verongelukt. Tenslotte onthult de schrijver de aanleiding tot het vertellen van dit verhaal: een toevallig teruggevonden circulaire over een prijsvraag van de klm, waarvoor een novelle over de luchtvaart ingestuurd kon worden.
Het tweede deel van de brief, gedagtekend 2 november 1965, behelst het verslag van het bezoek dat Reve brengt aan zijn café en, aansluitend, het kerkhof. Vol wroeging over zijn alcoholgebruik fantaseert de ikfiguur op weg naar huis over God, die na voltooiing van zijn boek in de gedaante van een
| |
| |
ezel aan de deur zal komen, om te getuigen van zijn ontroering, waarna zij zich geslachtelijk zullen verenigen.
De schrijver ontmoet Peter B., die in de buurt een huisje heeft gekocht. Samen stellen zij een aanvraag voor een woonvergunning op, drinken zij en poten zij bloembollen op het kerkhof van Greonterp. Als Peter naar bed is gegaan, denkt Reve na over de Meedogenloze Jongen, die hij in drie gedaanten heeft aanschouwd. Hij herleest curieuze aantekeningen en herkent dan in een herinnering een vierde verschijningsvorm, beschreven in een titelloos gedicht waarmee het brievengedeelte van Nader tot U eindigt.
| |
Interpretatie
Opbouw
Door de ongewone combinatie van proza in briefvorm en poëzie kent Nader tot U een hybridische structuur. Toch bestaan er allerlei verbanden tussen de brieven en de gedichten. Zo voelt de ikfiguur in ‘Brief in de nacht geschreven’ op een bepaald moment dat zijn gelaat ‘“een varkenslederen masker”’ wordt, een citaat uit het gedicht ‘Op mijn ouderdom’. In ‘Brief uit het huis genaamd Het Gras’ deelt Reve mee dat hij het gedicht ‘Allerzielen’ heeft geschreven, dat inderdaad in de afdeling ‘Geestelijke Liederen’ is te vinden. Deze afdeling bevat bovendien twee gedichten, ‘Tempo Doeloe’ en ‘Aan de engel’, die hij zich voorneemt te schrijven.
Het belang van de poëzie neemt sterk toe in de laatste brief van de bundel. Aan de twee delen waarin hij uiteenvalt, gaat als motto telkens een gedicht vooraf, terwijl de brief eindigt met het schrijven van een gedicht, dat onder de titel ‘Herkenning’ terugkeert in de afdeling poëzie.
| |
Titel
Dit gedicht fungeert aldus als scharnier tussen de brieven en de gedichten, mede doordat aan de slotregel (‘O Dood, die waarheid zijt: nader tot U’) zowel de titel van de afdeling poëzie is ontleend, als die van het boek als geheel.
| |
Opbouw
‘Nader tot U (Geestelijke Liederen)’ opent en besluit met een gedicht, waarin om bescherming wordt gevraagd voor Teigetje, die onder zijn werkelijke naam in de opdracht van de bundel figureert.
Het gedicht ‘Herkenning’, dat begint met de regels ‘Nu weet ik, wie gij zijt, / de Jongen die ik eenzaam zag te Woudsend en daarna, / nog op dezelfde dag, in een kafee te Heeg’, vormt de kroon op een inzicht dat de schrijver heeft verworven in de gestalten waarin de Meedogenloze Jongen zich heeft gemanifesteerd. Dit inzicht is op zijn beurt de voltooiing van het visioen, beschreven in de ‘Brief door tranen uitgewist’, waarin
| |
| |
hij deze vereerde figuur ziet slapen in een tent, in de tuin van zijn paleis. ‘Wat mij indertijd, [...] in het visioen van de paleistuin was aangekondigd, werd nu voltooid.’
Afzonderlijk kennen de twee genres, zoals zij in Nader tot U worden beoefend, een losse structuur. In de poëzie ziet Reve af van alle traditionele prosodische middelen, zoals rijm, metrum en een regelmatige strofenbouw. De briefvorm, bij uitstek geschikt voor een heterogene inhoud, beantwoordt in het gebruik dat Reve ervan maakt slechts gedeeltelijk aan de conventionele epistolaire kenmerken. Plaats en tijd worden trouw vermeld, maar een aanhef waarin de geadresseerden worden aangesproken, ontbreekt. De schrijver toont weinig consideratie met zijn lezers. Aan het einde van ‘Brief uit het verleden’ neemt hij weliswaar afscheid van hen (‘Vaarwel, vaarwel!’), maar zij zijn voor hem niet meer dan de noodzakelijke voorwaarde om zich in geschrifte te kunnen uiten. Sterker, zij lijken zelfs geminacht te worden, getuige het volgende citaat. ‘Het is nu eenmaal zo: hoeveel kloeke boekwerken ik nog zou schrijven, - al waren het er meer dan uw glas-in-lood-bedeurde dressoirtje en de ruimte tussen uw twee olifantsteunen op uw schoorsteenmantel te zamen zouden kunnen bevatten - iets nieuws zou ik u niet meer kunnen mededelen’ (p. 114). De leefomgeving die de lezers wordt toegedacht, doet in kleinburgerlijkheid niet onder voor die van de clichématige en fantasieloze Gerard N., in wiens kamer volgens de schrijver ‘het dressoir met de glas-in-lood-deurtjes’ evenmin ontbreekt als ‘twee door olifanten rechtopgehouden boekensteunen’ op de schoorsteenmantel (p. 103).
Binnen de afzonderlijke brieven wordt de samenhang vaak bewerkstelligd door leidmotieven, woorden en woordcombinaties die (vrijwel) letterlijk worden herhaald. In de ‘Brief door tranen uitgewist’ is het refrein van een gedicht tegen de alcohol, ‘tumblers vol met pareldroppen’ zo'n leidmotief en in ‘Brief uit het verleden’ ‘amateurfotografietjes met gegolfde randjes’, die een angstaanjagend verleden oproepen.
Elders zorgt de overeenkomst in situatie voor verband in een gemêleerde inhoud. Zo zit de ikfiguur in ‘Brief door tranen uitgewist’ aan het raam en staart hij naar buiten, zowel in het heden als twee keer in het verleden, vier maanden en tien dagen geleden. Daarbij wordt hij bezocht door visioenen en herinneringen, zodat een ware klontering ontstaat van simultaan aanwezige beelden.
| |
Vertelsituatie
Dit effect wordt versterkt door de retrospectieve vertelsituatie van de brieven, waarbinnen de vertellende ik domineert. Niet de belevende ik, de ikfiguur uit het verleden, met zijn toenmalige gedachten en gevoelens, staat in het middelpunt,
| |
| |
maar de ikfiguur met zijn visie in het vertelheden. De herinneringen aan Roosje en Sallie de G. worden bijvoorbeeld afgerond met het volgende commentaar: ‘Wat ik hierboven geschreven heb, zal wel bitter klinken, maar ik zie niet in waarom ik iets, waaraan ik alleen maar met bitterheid kan denken, anders dan bitter zou moeten neerschrijven.’
| |
Thematiek
De samenhang in Nader tot U wordt bovenal gewaarborgd door de thematiek. Reve snijdt een veelheid van onderwerpen aan, zoals de commotie rond zijn werk en persoon, het verafschuwde communisme, de al even gehate middelbare school van zijn jeugd, zijn alcoholconsumptie en de lustgevoelens die jongens in hem wakker roepen.
Dit laatste onderwerp krijgt een diepgang die het doet uitgroeien tot een thema. De liefde, gericht op het gelijke geslacht, is in Nader tot U steevast verbonden met offervaardigheid en wreedheid, die vrijwel steeds in de geest worden beleefd. In ‘Brief uit het huis genaamd Het Gras’ blaast Gerard N. het seksuele leven met de piloot Frans nieuw leven in door, op advies van de hoofdfiguur, in bed een jeugdherinnering te vertellen over een zeeverkenner die met zijn hoofddeksel op werd gefolterd. Intussen zint de protagonist op de mogelijkheid de jonge vliegenier in de armen van zíjn geliefde te drijven, de aanbeden Wimie, teneinde hem met dit offer te dienen. Het woordgebruik (aanbeden, offer, dienen) laat al uitkomen dat het revisme, zoals de auteur deze liefdesvariant aanduidt, een onmiskenbaar sacrale inslag vertoont. De mythische gestalte van de Meedogenloze Jongen, die net als de Godheid van het Christendom verschillende gedaanten aanneemt, heeft dan ook een goddelijke allure. Dit blijkt bijvoorbeeld uit het eerder aangehaalde gedicht ‘Herkenning’, waarin dood, liefde en religie samenkomen in de gestalte van de Meedogenloze Jongen. Het treffendst wordt de revistische liefde verbeeld in het gedicht ‘Leve onze marine’. De ikfiguur stelt zich voor welke genietingen hij een aanbeden matroos zal bereiden, zichzelf daarbij geheel wegcijferend. Het gedicht eindigt aldus:
Wanneer ik ooit nog rijk word gaat hij elke dag
met mij de stad in om van mij te drinken wat hij wil:
En elke mooie hoer die hij wil hebben wordt door mij betaald:
Ik zou zo graag erbij zijn, schat, maar niet als jij je schaamt:
dan hoeft het niet, en zal ik je nooit zien,
verborgen naakt in trui en broek, verheven ruiter,
aanbeden Dier, lief Broertje van me.
| |
| |
De ikfiguur drukt zijn onbaatzuchtige liefde uit via citaten uit de liturgie van de katholieke mis. Daardoor wordt hij zelf een - niet onverdachte - Christusfiguur.
De verwisseling van plaats met een goddelijke gestalte, tot wie normaliter een eerbiedige afstand wordt bewaard, is karakteristiek voor de religieuze verbeeldingswereld van Nader tot U. In de voorstelling van Reve is God, om het paradoxaal uit te drukken, niets menselijks vreemd. Het gedicht ‘Danklied voor het Lam’ begint als volgt.
Met zijn foto in mijn vrije hand
schiet ik mijn Zaad in de richting van de eeuwigheid,
waar Stu Sutcliff, zo jong tot heerlijkheid bevorderd,
door God, van geilheid door het dolle heen,
in ploegenstelsel wordt genaaid.
Het jonggestorven(!) lid van de popgroep The Beatles windt God evenzeer op als de ikfiguur, al moet hij zich met een foto behelpen. De fundamentele gelijkheid van God en mens spreekt ook uit ‘Dagsluiting’, dat eindigt met de volgende regels:
Maar soms, wanneer ik denk dat Gij waarachtig leeft,
dan denk ik, dat Gij Liefde zijt, en eenzaam,
en dat, in zelfde wanhoop, Gij mij zoekt
De verstrengeling van thema's, zo typerend voor het werk van Reve, komt in Nader tot U nergens zo duidelijk aan het licht als in de passage uit ‘Brief uit het huis genaamd Het Gras’, die hem op een vervolging wegens smadelijke godslastering kwam te staan. In zijn schitterende pleidooi voor het Amsterdamse gerechtshof, opgenomen in de documentaire van Jan Fekkes en ook afgedrukt in Vier pleidooien (1971) en Een eigen huis (1979), heeft de auteur dit fragment van commentaar voorzien. In het gewraakte tekstgedeelte houdt de ikfiguur zichzelf voor dat hij moet blijven streven naar het boek, ‘dat alle boeken overbodig zou maken, en na welks voltooiing geen enkele schrijver zich meer zou behoeven af te tobben, omdat gans het mensdom, ja zelfs de gehele, thans nog in haat en angst gekluisterde natuur, verlost zou zijn. Dan zouden de kinderen der mensen een zonsopgang zien als nimmer gezien was, en een muziek zou klinken, ruisend als van verre, die ik nooit gehoord had, maar toch kende. En God Zelf zou bij mij langskomen in de gedaante van een éénjarige, muisgrijze Ezel en voor de deur staan en aanbellen en zeggen: “Gerard,
| |
| |
dat boek van je - weet je dat Ik bij sommige stukken gehuild heb?”
“Mijn Heer en mijn God! Geloofd weze Uw Naam tot in alle Eeuwigheid! Ik houd zo verschrikkelijk veel van U,” zou ik proberen te zeggen, maar halverwege zou ik al in janken uitbarsten, en Hem beginnen te kusssen en naar binnen trekken, en na een geweldige klauterpartij om de trap naar het slaapkamertje op te komen, zou ik Hem drie keer achter elkaar langdurig in Zijn Geheime Opening bezitten, en daarna een presentexemplaar geven, niet gebrocheerd, maar gebonden - niet dat gierige en benauwde - met de opdracht: Voor de Oneindige. Zonder Woorden’ (p. 117-118). De liefde voor God wordt seksueel bekrachtigd. De dag waarop Hij langs komt is die van de parousie: de glorieuze wederkomst aan het einde der tijden. Vandaar de ‘zonsopgang [...] als nimmer gezien was’ en de muziek die op een vreemde manier vertrouwd is.
De terugkeer van God op aarde betekent volgens de christelijke leer verlossing. In het geciteerde fragment is het de literatuur die de bevrijding uit de kluisters van haat en angst inluidt. Waarmee behalve seksuele liefde en religie een derde thema is genoemd. Literatuur en religie vervullen in Nader tot U niet alleen dezelfde functie, duiding en bezwering van een door haar ongerijmdheid tergende en angstaanjagende realiteit, in de onderhavige passage komt de literatuur zelfs op de eerste plaats.
| |
Poëtica
Het schrijven vormt een dominant thema in Nader tot U, dat dan ook diverse poëticale passages bevat. Inzet van het schrijven is het streven de waarheid te achterhalen over het eigen bestaan. In de herinneringen die de hoofdfiguur kwellen, doordat zij elke zin en samenhang lijken te ontberen, ligt misschien een geheime betekenis besloten die zich door schriftelijke fixatie kan openbaren. Wellicht moet hij zelfs ‘de grens van de nog gestalte hebbende herinnering [...] overschrijden, want daarachter moet, van de verschrikking die “dit rampzalig leven” inhoudt, de verklaring te vinden zijn’ (p. 23). Pas met de verwerkelijking van het literaire ideaal dat Reve aanduidt als Het Boek Van Het Violet En De Dood, zal aan dit streven een einde komen.
| |
Stijl
Het niet aflatende pogen beelden en herinneringen nauwkeurig vast te leggen, opdat zij hun geheimen prijsgeven, leidt op stilistisch niveau tot lange zinnen, met veel detaillering, niet zelden uitmondend in een exclamatie: ‘Dan zal ik weten, [...] wat de hoefsmederij betekent waarachter, in een keuken, onder het gepleisterd licht van een binnenplaatsje, een oude vrouw, dun als een stervende vogel, met haar laatste krachten een rode kool in tweeën snijdt; wie de jongen was, die mondharmonika speelde en water uit de vaart dronk omdat hij dorst
| |
| |
had [...]; o, weemoed van een verloren jeugd die nooit geweest is, en die voor eeuwig stilstaat in de tijd’ (p. 23-24).
De heterogeniteit van de inhoud sorteert in het bovenstaande fragment een humoristisch effect. Dit wordt ook vaak bereikt door de abrupte veranderingen van stijlregister die Nader tot U laat zien. Binnen een vaak zeer kort bestek wisselen beschaafd Nederlands, platte taal, archaïsch Nederlands en bijbeltaal elkaar af. Ter illustratie enkele regels uit ‘Een nieuw Paaslied’:
Nochtans werd ik niet moede, U te loven,
Want onbegrijpelijk groot zijn al uw werken:
Gij, die het wezen gemaakt hebt
dat van achteren een kut en van voren een staart heeft.
Zoals gezegd, ik had niet eens gedronken, maar toch wilde ik
Uschreiend eren en in tranen voor U knielen,
O Meester, Slaaf en Broeder, Geslachte en Verrezen God.
Een aantal brieven kent een aanhef die geënt is op die van de psalmen. Een voorbeeld uit ‘Brief door tranen uitgewist’: ‘Dit is geschreven in ongekende zwaarmoedigheid en immer toenemende wanhoop; toen de schrijver 3½ dag niet had gedronken; nadat hij zich als een krankzinnige gedragen had. Voor de orkestmeester’ (p. 39). Zoals Pos heeft opgemerkt, alludeert Reve hier op psalm 34: ‘Van David, toen hij zich bij Abimelech als een waanzinnige gedroeg.’ De opdracht ‘Voor de orkestmeester’ komt in de aanhef van veel psalmen voor. De allusie suggereert een identificatie van de schrijver met de in geloofsnood verkerende psalmdichter David.
Verwijzingen naar bijbelplaatsen komen frequent voor in Nader tot U, ook in de gedichten, waarbij Reve niet schroomt de oorspronkelijke betekenis drastisch te deformeren. Een beroemd voorbeeld is de spreuk: ‘Seks, Drank en Dood, deze drie; maar de meeste van deze is de Dood’ (p. 46), een banaliserende variatie op de woorden van de apostel Paulus in zijn eerste brief aan de Corinthiërs: ‘Geloof, hoop en liefde, deze drie, maar de meeste van deze is de liefde’ (1 Corinthiërs 13:13).
Minder bekend is het bijbelcitaat in het eerder genoemde visioen van de Meedogenloze Jongen, slapend in zijn tent: ‘Wat kon het betekenen dat hij, de Meedogenloze Jongen, nu zelf even weerloos was als iedere jongen, die hij onderwierp en bezat? Zijn tent was onder de mensen’ (p. 59). Wat hier, zo letterlijk mogelijk, een kampeerattribuut is, fungeert in ‘De Openbaring van Johannes’ in een figuurlijke betekenis. In vers 21:3 wordt uitgedrukt dat God in de nabijheid van de mensen zal verkeren: ‘En ik hoorde een luide stem van de troon zeggen: Zie, de tent van God is bij de mensen.’
| |
| |
| |
Context
Reeds via de titel dient Nader tot U zich aan als een vervolg op Op weg naar het einde. In beide brievenbundels komt een aantal thema's uit het vroege werk tot volle ontplooiing: de homoseksuele liefde, gekruid met sadistische en masochistische fantasieën, het schrijven om een bedreigende werkelijkheid te bezweren en de religie die eenzelfde functie vervult. In de religieuze opvattingen van Nader tot U komt God op de eerste plaats. Die zal hij in het volgende werk van Reve afstaan aan Maria, een verandering in de hiërarchie waarop wordt gepreludeerd in het volgende gedicht.
Aan de maagd, vierde persoon gods
Gij, die niet veel gesproken hebt,
maar alles in Uw hart bewaard -
U groet en troost ik, lieve Moeder,
Net als God is Maria een uiterst menselijke gestalte, een moeder. Zij, die bekend staat als troosteres, wordt nu zelf getroost.
Aan de standpunten die Reve in zijn brievenboeken verkondigt, verbindt hij in deze jaren maatschappelijke consequenties. Hij is enige tijd redacteur van Dialoog, tijdschrift voor homofilie en maatschappij en treedt op 27 juni 1966 toe tot de katholieke kerk.
Het zijn stappen die passen in een literair klimaat, waarin de nadruk wordt gelegd op de maatschappelijke betekenis van literatuur. Een uitvloeisel hiervan is de gegroeide populariteit van niet-fictionele genres als de reportage, de autobiografie en de brief, die in deze jaren ook door gerenommeerde auteurs als Hermans, Mulisch en Wolkers worden beoefend.
De losse literaire vorm, waarbinnen voortdurend de grens tussen fictie en werkelijkheid wordt opgezocht, kenmerkt ook de gedichten. De wending van Reve naar de poëzie duidt op een neiging tot verinnerlijking, die Nader tot U onderscheidt van Op weg naar het einde, dat, zeker in de eerste brieven, een journalistieker karakter heeft.
| |
Waarderingsgeschiedenis
Na de publicatie van Nader tot U zijn de loftuitingen niet van de lucht. Alain Teister spreekt van ‘heel grote schrijverskunst’ en looft de ‘prachtige humor en relativering’. Dubois prijst ‘de
| |
| |
meesterlijke zakelijkheid van Van het Reve's stijl’ en situeert zijn poëzie ‘op een hoog plan’.
Verschillende critici constateren dat er in Nader tot U minder buitenwereld wordt toegelaten dan in zijn voorganger. Warren spreekt in dit verband van een ‘sterk geworden mystieke inslag’. Een volstrekt negatief oordeel velt Willem Brandt, die ‘gebrek aan verfijnde humor’ vaststelt en de inhoud afdoet als ‘merendeels ziekelijk van geestesgesteldheid’.
In het christelijke kamp valt Van Doorne over de passage waarin de schrijver seksuele gemeenschap heeft met God in de gedaante van een ezel: ‘Dit is walgelijk. Ontucht met dieren op God betrekken is wel héél erg.’ In deze opvatting stond hij niet alleen, want verschillende representanten van reformatorisch Nederland drongen aan op maatregelen tegen de schrijver. Het kwam tot een proces wegens godslastering, waarin Reve tenslotte werd vrijgesproken.
Vermomd als de jezuïtische pater Anastase Prudhomme distantieert Willem Frederik Hermans zich van Reve in het polemische geschrift ‘Verder van mij’. Hij laakt Reves geldzucht en vooral diens bekering tot een kerk die in het begin van de jaren vijftig vijandig stond tegenover de moderne Nederlandse literatuur, zoals Hermans aan den lijve ondervond.
Voor een komische noot in de publiciteit rond Nader tot U zorgt de gereformeerde hoogleraar Lindeboom. In zijn pamflet God en ezel veronachtzaamt hij niet alleen het verschil tussen fantasie en werkelijkheid, maar doorziet hij ook de mystificatie van Hermans niet.
Nader tot U wordt tegenwoordig beschouwd als een hoogtepunt in het oeuvre van Reve. Daarvan getuigt ook de grote hoeveelheid publicaties die intussen aan dit boek is gewijd.
Voor deze bespreking is gebruikgemaakt van:
Gerard Reve, Nader tot U. Twintigste druk, Amsterdam 1990.
| |
| |
| |
Secundaire literatuur
M.L. Nijdam, Schrijven als spel en als opdracht. In: De nieuwe linie, 12-3-1966. |
Huug Kaleis, Nieuwe zendbrieven. In: Het parool, 26-3-1966. |
K.L. Poll, Het boek van het violet en de dood. In: Algemeen handelsblad, 26-3-1966. |
Gabriël Smit, Melancholie in het nieuwe boek van G.K. van het Reve. In: De volkskrant, 2-4-1966. |
Kees Fens, Herinneren als poging tot verklaring. G.K. van het Reve's ‘Nader tot U’. In: De tijd, 2-4-1966. |
J. van Doorne, ‘Nader tot u’: een akelig boek. In: Trouw, 9-4-1966. |
Alfred Kossmann, Brieven en gedichten van G.K. van het Reve: clown en profeet niet van elkaar te onderscheiden. In: Het vrije volk, 9-4-1966. |
Pierre H. Dubois, ‘Nader tot U’ - beklemmende suggestiviteit van G.K. van het Reve. In: Het vaderland, 9-4-1966. |
Hans Warren, Gerard Kornelis van het Reve: ‘Nader tot u’. In: Provinciale Zeeuwse courant, 9-4-1966. |
Alain Teister, ‘Maar de meeste van deze is de dood’. Huisbrieven van G.K. van het Reve. In: Vrij Nederland, 16-4-1966. |
W. Grossouw, Van het Reve en de religie of lezen en lezen is twee. In: De nieuwe linie, 16-4-1966, |
Willem Brandt, Nader omtrent Gerard Kornelis van het Reve. In: Bussumse courant, 23-4-1966. |
Jan Hanlo, Ernstig maar voorlopig. Zuivere koek en broodschrijverij. In: Elsevier, 23-4-1966. |
Ab Visser, Gerard van het Reve: een echte mysticus. Oprecht schreien in ‘Nader tot u’. In: De telegraaf, 6-5-1966. |
A. den Doolaard, Van het Reve's ‘Nader tot u’: modieuze vrijheid die verantwoordelijkheid mist. Een onverwerkt sadisme en een pseudo-artistieke neuspeuterij. In: Dagblad van Oost Noord-Brabant, 17-5-1966. |
Renate Rubinstein, G.K. van het Reve: Nader tot U. In: Avenue, mei 1966, p. 38. |
Kees Fens, Kanttekeningen bij Van het Reves Brieven. In: Merlyn, nr. 3, mei 1966, jrg. 4, p. 227-234. |
W.G. Wolters, Het onzegbare gesuggereerd. In: De groene Amsterdammer, 4-6-1966. |
R.P. Anastase Prudhomme, Verder van mij. In: Hollands maandblad, nr. 228, augustus-september 1966, jrg. 7, p. 3-7. (Ook in: Het parool, 1-10-1966 en in: Willem Frederik Hermans, Mandarijnen op zwavelzuur. Tweede, herziene en uitgebreide druk, Amsterdam 1967, p. 248-253.) |
Joke Forceville-van Rossum, Een zeer oorspronkelijk katholiek. Begenadigd Christen. In: Kruispunt, nr. 10, oktober 1966, jrg. 2, p. 16-19. |
Kees Fens, Loodlijnen. Amsterdam 1967, p. 107-109. |
Th. Govaart, Lezen en leven. Vingerwijzingen en handreikingen. Utrecht 1967, p. 118-149. |
| |
| |
G.A. Lindeboom, God en ezel. Van het Reve's ezelgod in het oordeel van enige gereformeerde theologen. Een protest. Franeker z.j. [= 1967]. |
J.J. Oversteegen, Gerard Kornelis Franciscus van het Reve: Eens christens reize naar de eeuwigheid. In: Kees Fens, H.U. Jessurun d'Oliveira & J.J. Oversteegen (samenst.), Literair lustrum. Een overzicht van vijf jaar Nederlandse literatuur 1961-1966. Amsterdam 1967, p. 225-241. |
Jan Fekkes (samenst.), De God van je tante. Ofwel het Ezel-proces van Gerard Kornelis van het Reve. Een documentaire. Amsterdam 1968. |
Klaus Beekman & Mia Meijer (samenst.), Kort Revier. Gerard Reve en het oordeel van zijn medeburgers. Amsterdam 1973, p. 119-134. |
Hedwig Speliers, Gerard Kornelis van het Reve & de groene anjelier. Triagnose van een mythe: deel 3. 's-Gravenhage/Brugge 1973, p. 200-214. |
P.M. Reinders, De brievenboeken van Gerard Reve. In: NRC Handelsblad, 4-4-1980. |
Sjaak Hubregtse, Over Op Weg Naar Het Einde en Nader Tot U van Gerard Reve. Amsterdam 1980. |
Huug Kaleis, Van het Reve en de meedogenloze jongen. In: Sjaak Hubregtse (samenst.), Tussen chaos en orde. Essays over het werk van Gerard Reve. Tweede, vermeerderde druk, Amsterdam z.j. [= 1983], p. 216-231. |
Jürgen Hillner, Gerard Kornelis van het Reve: ‘Ik ben een romantisch decadent auteur’. In: Sjaak Hubregtse (samenst.), Tussen chaos en orde. Essays over het werk van Gerard Reve. Tweede, vermeerderde druk, Amsterdam z.j. [= 1983], p. 232-241. |
Anneke Reitsma, ‘Nu weet ik, wie gij zijt...’ Over de poëzie van Gerard Reve. In: Arnold Greidanus, Hans Hafkamp & Jos Paardekooper (red.), Reve Jaarboek 1. Utrecht 1983, p. 40-49. |
Evert Peet, Gerard Reve en de Decadentie. In: Arnold Greidanus, Hans Hafkamp & Jos Paardekooper (red.), Reve Jaarboek 2. Baarn 1985, p. 67-88. |
Lucas Ligtenberg & René van Stipriaan, ‘Het leven is een kruisdraging’. Alcohol en Religie in het werk van Reve. In: Optima, nr. 9-10, winter 1985 - lente 1986, jrg. 3-4, p. 15-39. |
Lucas Ligtenberg & René van Stipriaan, Een ridder uit Betondorp. De Schone & Meedogenloze Jongen en de revist. In: Optima, nr. 3, najaar 1986, jrg. 4, p. 334-359. |
Arie Pos, Wat neuzen in de Schrift. Bijbelplaatsen in Nader tot U. In: Arnold Greidanus & Hans Hafkamp (red.), Revejaarboek 4. Baarn 1988, p. 111-123. |
Maaike Meijer, Reve's geestelijke liederen. In: Bzzlletin, nr. 170-171, november-december 1989, jrg. 19, p. 80-90. |
Jaap Goedegebuure, Nederlandse literatuur 1960-1980. Amsterdam 1989, p. 56-73. |
Peter Carolus Hendricus Willems, Een ongedwongen vorm. Over de epistolariteit van Gerard Reve's brieven. Z. pl. 1993. |
| |
| |
Frans de Rover, 20 oktober 1966: Proces naar aanleiding van Reve's Nader tot U. Confrontatie tussen literatuur en godsdienst in Nederland. In: M.A. Schenkeveld-van der Dussen (hoofdred.), Nederlandse literatuur, een geschiedenis. Groningen 1993, p. 788-795. |
Ton Anbeek, Het donkere hart. Romantische obsessies in de moderne Nederlandstalige literatuur. Amsterdam 1996, p. 105-109. |
Jaap Goedegebuure, De veelvervige rok. De bijbel in de moderne literatuur 2. Amsterdam 1997, p. 16-25, 29-31. |
lexicon van literaire werken 35
augustus 1997
|
|