| |
| |
| |
Marc Reugebrink
Het grote uitstel
door Sven Vitse
Achtergronden en uiterlijke beschrijving
Het grote uitstel, de derde roman van Marc Reugebrink (Goor, 1960), verscheen in 2007 bij uitgeverij Meulenhoff/Manteau. Het boek werd in 2008 bekroond met de Vlaamse literaire prijs Gouden Uil. De kaft toont in close-up een paar vrouwenbillen in een kort afgesneden en beschadigde jeans. In 2008 verscheen de vijfde druk van de roman.
| |
Inhoud
Het grote uitstel bestaat uit drie delen, die elk een belangrijke periode in de ontwikkeling van de hoofdfiguur Daniël Winfried Rega beschrijven. Uit de talrijke verwijzingen naar de actualiteit - bijvoorbeeld de dood van de Duitse terroriste Ulrike Meinhof - blijkt dat het eerste deel, ‘Che’, zich afspeelt rond het jaar 1976. In het jeugdhuis Che maakt Rega kennis met linkse politieke ideeën en met de diepe meningsverschillen tussen de verschillende stromingen binnen de socialistische familie. Hoewel hij de achterliggende ideologische conflicten niet helemaal begrijpt, voelt Rega zich heen en weer geslingerd tussen twee van de oprichters van het jeugdhuis. De meeste sympathie voelt hij voor de arbeider Puut, die een revolutionair marxisme verkondigt en dweept met Mao, maar hij heeft evengoed oren naar de pragmatische sociaaldemocratische visie van Keyzer, een student uit de middenklasse. Het conflict escaleert wanneer Puut het jeugdhuis met maoïstische leuzen bekladt en wanneer vervolgens een brandende fakkel in de brievenbus van Che wordt geduwd.
Terwijl in Che voor Rega de wereld van de politiek opengaat, leert hij in de slaapkamer van zijn vriendin Mireille de wereld van de liefde kennen. Al snel wordt duidelijk dat beide werelden niet gemakkelijk met elkaar te combineren zijn, want Mireille dwingt Rega om te kiezen tussen hun relatie en het jeugdhuis. Uiteindelijk verliest de besluiteloze Rega toegang tot beide werelden: in de nacht waarin een einde lijkt te komen
| |
| |
aan zijn eerste liefde wordt het jeugdhuis Che door een brand in de as gelegd.
Het tweede deel van de roman, ‘Rabenhaupt’, is gesitueerd in Groningen, waar Rega aan een hogeschool de lerarenopleiding voor het vak Nederlands volgt. Verwijzingen naar politieke gebeurtenissen, zoals de Russische invasie in Afghanistan, geven aan dat deze episode zich rond het jaar 1980 afspeelt. Net als in Che is Rega in zijn opleiding getuige van een ideologisch conflict waarvan de essentie hem lijkt te ontgaan. Zijn studiegenoten Van Parys en Werda drijven de spot met de antiautoritaire onderwijsvisie van hun docent Bama, die zich laat inspireren door linkse cultuurkritische ideeën uit de jaren 1960. In zijn vrije tijd experimenteert Rega met relaties en seksualiteit, maar zijn zoektocht naar de ultieme liefde loopt andermaal slecht af. In een moment van zinsverbijstering verkracht Rega de Spaanse vriendin van zijn huisgenoot Van Parys. Tezelfdertijd breekt in het studentenhuis brand uit, zodat voor de tweede keer een ruimte die een belangrijke rol speelt in Rega's volwassenwording in vlammen opgaat.
In de derde episode, getiteld ‘Dat Rote Kabinett’, verblijft Rega in een kamer boven een stripteasetent in West-Berlijn. Hij is in dit Duitse hoofdstuk getuige van een historische gebeurtenis: op 9 november 1989 openen de Oost-Duitse autoriteiten de grens tussen beide stadsdelen en valt de Berlijnse Muur. Opgewonden door dit moment van hereniging loopt Rega bij een grensovergang de toestromende Oost-Berlijners tegemoet, waarna hij onder de voet gelopen wordt door de euforische menigte. De formulering ‘[zijn lichaam] verdween en kwam niet meer boven’ suggereert dat hij daarbij sterft.
| |
Interpretatie
Titel
De titel Het grote uitstel verwijst in de eerste plaats naar het verlangen van het hoofdpersonage Rega om te ontsnappen aan de tijd en op die manier een bevredigende situatie eindeloos in stand te kunnen houden. Het uitstel is in dit opzicht de periode waarin het voortgaan van de tijd kan worden opgeschort. In zijn sociale relaties streeft Rega steeds naar een ervaring van onveranderlijkheid en eeuwigheid en het ultieme geluk bestaat voor hem in het gevoel dat de verbondenheid met de ander altijd zal voortbestaan. Als tiener ervaart hij zijn relatie met Mireille als een openbaring van de eeuwigheid in het dagelijks bestaan. ‘Het zou altijd zo blijven, altijd, eeuwig, in onverwisselbaarheid.’ De liefdesrelatie en de daarbij horende seks laten volgens Rega toe dat de partners niet alleen de tijd ontstijgen
| |
| |
maar ook het onderscheid tussen het ik en de ander. Zijn verlangen naar Mireille is een verlangen naar ‘de zalige overgave aan wat niet langer apart van hem of haar te onderscheiden was. Ver weg van de tijd. Vrij’.
Aangezien Rega deze eeuwige verbondenheid het meest intens ervaart tijdens het liefdesspel, verwijst het grote uitstel heel concreet naar het uitstel van het orgasme. Wanneer hij Mireille oraal bevredigt, bouwt hij tot ergernis van zijn vriendin af en toe een pauze in ‘om te kunnen uitstellen wat als summum van hun samenzijn alleen gelijktijdig bereikt diende te worden’. Bovenstaand citaat legt een belangrijke paradox bloot: het orgasme is tegelijk het ‘summum van hun samenzijn’ en het moment dat een einde aan de seksuele intimiteit maakt. Om de verbondenheid te kunnen ervaren moet Rega de totale realisatie ervan zo lang mogelijk uitstellen. De seksuele verhouding tussen beide jongeren impliceert bovendien dat het verlangde samenzijn nooit plaatsvindt, aangezien hij enkel haar bevredigt en ze dus het orgasme niet samen beleven. Het uitstel verwijst dus evengoed naar het wachten op een moment van verbondenheid en versmelting dat nooit komt.
In het jeugdhuis Che zoekt Rega dezelfde eenheid die hij in zijn relatie met Mireille nastreeft. Het is bovendien de belofte van een eeuwigdurende staat van harmonie die hem onweerstaanbaar aantrekt in het communisme van Puut. Wanneer hij de verf wegkrabt waarmee Puut de deur van het jeugdhuis heeft beklad, voelt het alsof hij verraad pleegt aan de droom ‘om ooit in eeuwigdurende zaligheid de verbondenheid van allen met allen deelachtig te worden’. Ironisch genoeg komt de verbondenheid van Che al snel in de weg te staan van Rega's verbondenheid met Mireille. Wanneer hij uiteindelijk die eerste verbondenheid wil opgeven ten gunste van de tweede, door Mireille 's avonds laat zijn liefde te verkondigen, verliest hij alles.
De verwoording van Rega's verlangen op die noodlottige avond om één te worden met Mireille heeft niet toevallig seksuele connotaties. ‘Zoals hij kwam nu, bezig was te komen, geen woorden meer nodig had om uit te stellen, om tegen te spreken en zo tegen te houden wat nu ontegenzeggelijk in hem opwelde.’ Rega wil niet langer uitstellen, hij wil zijn verlangen volledig bevredigen en beseft niet dat de bevrediging enkel genoten kan worden in en dankzij het uitstel. In het tweede deel van de roman formuleert Werda dit inzicht als volgt: ‘Uitstel van geluk maakt gelukkig, Daniël.’ Wie definitief een einde wil maken aan het uitstel ontzegt zichzelf de kans om de uitgestelde situatie ooit te beleven.
| |
| |
| |
Verteller
Het grote uitstel heeft een bijzondere vertelsituatie, die moeilijk onder te brengen is in een van de traditionele categorieën. In vele passages lijkt de vertelwijze personaal: het centrum van waarneming ligt bij het personage Rega, wiens ervaringen in de derde persoon worden beschreven. De volgende passage geeft nauwkeurig weer wat Rega ziet, hoort en voelt in het jeugdhuis Che: ‘Behalve Puut en Phillie herkende Rega niemand en even had hij het gevoel dat alles om hem heen abrupt tot stilstand kwam. Hij hoorde een hoge, nog in sterkte toenemende pieptoon [...].’ Ook in de andere delen van de roman zijn tal van passages te vinden waarin de verteller de waarnemingen en gedachten van het hoofdpersonage in detail tracht te volgen. In het volgende fragment zit Rega met zijn huisgenoten op het dak van hun studentenwoning: ‘terwijl alles om hem heen bewoog en sprak, voorbijtrok en langsflitste [...]; terwijl de avond viel, dacht Rega, voelde hij meer: ik wil dit niet [...]’. Het centrum van waarneming ligt geen enkel moment bij een ander personage dan Rega.
Ondanks deze duidelijke focus op het personage Rega treedt de verteller van deze roman geregeld zelf expliciet op de voorgrond. Doorgaans gebeurt dit in de vorm van reflecties op de juistheid van de beschrijving van Rega's handelingen en gedachten. Al in de derde alinea van het eerste deel stelt de verteller zijn eigen typering van Rega's gevoelsleven ter discussie. ‘Maar Rega, Daniël Winfried Rega, was in- en ingelukkig. Ik denk tenminste dat hij dat was, gelukkig. Iets anders lijkt me in zijn situatie niet mogelijk.’ Dit vertellerscommentaar geeft aan dat de verteller niet alwetend is en veeleer een interpretatie van Rega's innerlijk geeft dan een objectieve representatie ervan. Evenmin als over Rega's gedachteleven heeft de verteller zekerheid over de geschiedenis van Che, hoewel hij meent te kunnen inschatten welke verhalen plausibel zijn. Het personage Buks ‘vertelde waarschijnlijk de waarheid, denk ik, al was het maar omdat elk ander scenario in een dorp als D. hoogst onwaarschijnlijk geacht moest worden’.
De verteller expliciteert de afstand in de tijd die hem van de beschreven gebeurtenissen en personages scheidt. Over een vrijpartij tussen Rega en Mireille merkt hij op: ‘Hier was, vind ik achteraf, meer mogelijk geweest dan de wat benarde positie.’ Het woord ‘achteraf’ suggereert dat de verteller destijds bij de beschreven handeling aanwezig was, wat dan weer de indruk wekt dat de verteller over zijn eigen jeugd vertelt in de derde persoon. Ook het vertellerscommentaar bij de scène waarin Rega een studente naar huis begeleidt, geeft aan dat de verteller betrokken was bij de beschreven gebeurtenis: ‘Ik geloof nog steeds dat hij het werkelijk uit eenvoudige goedertierendheid
| |
| |
vroeg [...].’ In onderstaand citaat zijn de verteller en het hoofdpersonage dan weer nauwelijks van elkaar te onderscheiden: ‘En er was even een rilling door Rega heen gegaan, een ontroering denk ik dat het was.’ De verteller kent Rega's fysieke ervaring (de rilling) en interpreteert die. De verhouding tussen de verteller en het hoofdpersonage vertoont veel overeenkomsten met die tussen het vertellende ik en het belevende ik in een ik-vertelsituatie.
De bijzondere vertelsituatie gaat daarnaast gepaard met een consequente reflectie op de formulering en het taalgebruik. Voornamelijk in passages die de innerlijke beleving van Rega schetsen, wijst de verteller vaak op de ontoereikendheid van zijn woorden. Zo beschrijft de verteller hoe Rega het vrijen ervaart: ‘En Rega gehoorzaamde, al was het het laatste wat hij zelf deed - ik bedoel, niet dat hij een ander werd [...]. Ik zeg dit niet goed.’
| |
Thematiek
Het abstracte thema van het uitstel, waarnaar de titel van de roman verwijst, krijgt een concrete invulling in de politieke en cultuurhistorische thematiek die in de gesprekken tussen de personages behandeld wordt. In Che komt Rega in aanraking met marxistisch geïnspireerde maatschappijkritiek en met het revolutionaire gedachtegoed van Mao, de leider van de Chinese communistische partij die sterft in het jaar waarin ‘Che’ zich afspeelt. Ondanks zijn sympathie voor de communist Puut en voor diens verlangen naar revolutie blijft Rega's houding ten opzichte van het marxisme ambivalent.
In die politieke theorie trekken hem vooral die concepten aan die aansluiten bij zijn eigen existentiële situatie, zoals de analyse van de kapitalistische vervreemding en de daaruit volgende belofte van een vrij en harmonieus bestaan na de revolutie. ‘Vrij is de mens wanneer hij volledig bij zichzelf is’, aldus Puut. In de kapitalistische maatschappij is die vrije zelfontplooiing niet mogelijk, aangezien de mens in dat systeem ‘vervréémd’ is. De sociaaleconomische verhoudingen en meer bepaald de ongelijkheid tussen de sociale klassen veroorzaken niet alleen conflicten tussen individuen of tussen bevolkingsgroepen, ze zorgen er bovendien voor dat geen enkel individu ooit zichzelf kan zijn en bevrediging vindt in zijn eigen situatie. Volgens Puut ‘[is] het juist de uiterlijke wereld [...] die je afhoudt van de volledige verwezenlijking van je bewustzijn’.
Het verlangen om die vervreemding op te heffen, die ‘begéérte’ herkent Rega in zijn verlangen om volledig samen te vallen met de ander en op te gaan in het gevoel van verbondenheid. Vrijheid impliceert voor hem dan ook niet dat het individu absolute soevereiniteit verwerft; integendeel, het individu ervaart zijn vrijheid pas wanneer de scheiding tussen ik en an- | |
| |
der wordt opgeheven. De verhouding tussen individu en collectief blijft in Puuts redenering een heikele kwestie. Wanneer Buks wijst op de (vermeende) tegenstrijdigheid tussen de vrijheid van het individuele bewustzijn en de onderwerping aan een collectief bewustzijn in de communistische maatschappij, komt Puut niet verder dan een abstracte en daardoor weinig overtuigende tegenwerping: ‘het individuele bewustzijn dat zichzelf heeft bevrijd, is universeel, snap je?’
Hoewel het marxistische begrip ‘vervreemding’ Rega vertrouwd in de oren klinkt, heeft hij meer moeite met de radicale verandering die het revolutionaire socialisme nastreeft. Volgens Puut moet de wereld drastisch veranderen, terwijl Rega vooral verlangt naar continuïteit. Hij wil de verbondenheid van Che bewaren en de verandering van de situatie zo lang mogelijk uitstellen: ‘het [ging] veeleer om voortzetting dan om verandering. Het ging erom dat wat was, tot in het oneindige te laten voortduren’. Tijdens zijn lerarenopleiding komt Rega tot de conclusie dat verandering en stilstand elkaar niet uitsluiten. Werda overtuigt hem ervan dat de revolutie heimelijk een verlangen naar stilstand veronderstelt: de revolutionair wil immers een einde maken aan de geschiedenis en een situatie van eeuwigdurende harmonie creëren. ‘Maar die verandering vindt plaats uit naam van een uiteindelijk star concept. Revolutie is zo bezien een streven naar absolute stilstand.’ De revolutie streeft naar de absolute gelijkheid van allen, aldus Werda, terwijl het verschil tussen mensen en situaties de motor van elke beweging en ontwikkeling is.
Zoals de spanning tussen individu en collectief, en tussen verandering en stilstand aangeeft, speelt op een wat abstracter niveau het thema van de tegenstelling of de paradox een belangrijke rol in de roman. De situatie waarnaar Rega verlangt, kan in de termen van Hegel en Marx omschreven worden als de dialectische synthese van tegendelen. Rega's ideaalbeeld van de liefde wordt door de verteller getypeerd als ‘de synthese van tegenkrachten die elkaar wederzijds opheffen’. Het ik wordt volgens deze dialectische redenering zichzelf door op te gaan in de ander, het vervult zijn eigen verlangen door het verlangen van de ander te vervullen.
Waar Rega in zijn liefdesleven en Puut in zijn politieke visie nog dromen van de synthese van tegendelen, confronteert de kunstenaar Herz hen met de contradictie zonder synthese - ‘(d)e tegengestelde delen die tezamen de paradox uitmaken’. Door de ene helft van zijn lichaam (en dus ook van zijn hoofd) volledig kaal te scheren, creëert hij een tegenstelling die volgens hem de tegenstellingen blootlegt waarop de kapitalistische maatschappij steunt. Het verlangen naar een zingevende
| |
| |
interpretatie van zijn verschijning, naar een synthese die de tegenstelling betekenis geeft en daardoor opheft, beschouwt Herz als een bij uitstek burgerlijke reflex die hij door zijn kunst wil ontmaskeren.
Met zijn artistieke optreden laat Herz zien dat gangbare tegenstellingen als normaal/abnormaal niet geschikt zijn om de werkelijkheid te beschrijven. Herz belichaamt naar eigen zeggen de waarheid ‘als paradox, als een in zichzelf verdeelde waarheid, als het ware’. Die onbepaaldheid brengt Puut in verwarring, hoewel hij zelf ‘het verlangen naar de zuivere eenduidigheid’ als een wezenskenmerk van het fascisme beschouwt. Buks merkt dan ook op dat ook Puuts communistische utopie een hang naar eenduidigheid verraadt, aangezien ook die gericht is op eenheid en gelijkheid, en op de opheffing van elke tegenstelling.
| |
Stijl
Het meest karakteristieke kenmerk van de schrijfstijl in deze roman is, zoals de titel al aangeeft, het uitstel. Reugebrink construeert lange, samengestelde zinnen die hun eigen voltooiing lijken te willen uitstellen. Een relatief kort fragment uit het eerste deel van de roman kan dit stijlprincipe illustreren. Rega betreedt op de kermis een zogeheten ‘cakewalk’:
Telkens wanneer Rega aan een nieuwe cyclus begon, wanneer hij na beneden te zijn aangeland en op de schouders werd geslagen door Hans Veerling en door Kuno, die er maar niet genoeg van konden krijgen, hij toegelachen werd door een achteromkijkende Betty, die zo snel als mogelijk opnieuw omhoog wilde, over wild bewegende planken naar de steile helling en Keyzers grote, warme handen - telkens voelde Rega zich dan wat misselijk worden.
Deze samengestelde zin is een tangconstructie: de hoofdzin (‘Telkens wanneer Rega aan een nieuwe cyclus begon, voelde hij zich wat misselijk worden’) wordt onderbroken door een complexe reeks bijzinnen. Daardoor ontspoort de zin en kan hij nog slechts door een gedachtestreepje en een herneming van het woord ‘telkens’ (‘telkens voelde Rega zich dan wat misselijk worden’) worden rechtgetrokken. Typerend voor de ‘uitstellende’ vertelstijl is de nevenschikking van bijzinnen, waarbij vooral de herhaling van het voegwoord opvalt. Ook in onderstaand (sterk ingekort) citaat kan de zin enkel met behulp van een gedachtestreepje worden afgewerkt.
Als het ergens om ging, als hij met Mireille samen was, als hij 's ochtends na een korte omweg met zijn fiets bij haar tuinhek stond te wachten [...]; als op school de bel voor de pauze luidde [...]; als zij beiden [...] weer huiswaarts fietsten [...] - telkens ging het veeleer om voortzetting dan om verandering.
| |
| |
Het zoekende en omcirkelende karakter van de vertelstijl wordt nog versterkt door passages waarin de verteller zichzelf corrigeert of nadrukkelijk zoekt naar het juiste woord. Wanneer hij beschrijft hoe de student Rega een meisje probeert te versieren kan de verteller niet op het woord ‘tango’ komen: ‘[...] en dan met zijn lippen in haar hals... als in een... hoe heet het... zo'n dans... tango... dat hij als in een tango [...]’. Vertellend over de muzikale activiteiten van Van Parys kan de verteller zich de titel en de maker van een bepaald schilderij niet herinneren: ‘naar een schilderij van... van dinges... van... enfin, naar een of ander schilderij, ik ben vergeten welk’. Naar dit schilderij, L'origine du monde van Gustave Courbet, verwijst de verteller even twijfelend in het eerste deel van de roman: Mireille lag erbij ‘als op dat schilderij van... van... kom... Salut au monde heet het geloof ik [...]’. Daarnaast heeft de verteller het moeilijk om kleuren juist te benoemen: het groen van een paar meisjesogen duidt hij aan als ‘het zee-... nee, het opaal-... of loof-...’.
Deze twijfelende vertelstijl kenmerkt zich daarnaast door een relativerende en ironische toon. Op een hoogdravende bespiegeling van Rega over ‘het verraad aan het ongedeelde heden’ laat de verteller laconiek de woorden ‘of zoiets’ volgen. Telkens wanneer de verteller raakt aan de kern van Rega's gevoelsleven voegt hij een relativerende opmerking toe, zoals in deze beschouwing over het verlangen de tijd te ontstijgen: ‘geen eeuwigheid... nee, ontijdig... nee, tijdloos, een tijdloos rijk of zoiets’. Belangrijke ideologische reflecties worden geïroniseerd door aarzelingen en haperingen in de uiteenzetting. Puut lijkt zijn marxistische uitspraken veeleer na te praten dan te begrijpen: ‘de tegenstelling tussen productieve en de eh... eh... de productieverhoudingen’. Wanneer de verteller Rega's pedagogische twijfels weergeeft, hapert de formulering op een cruciaal moment: de gezagsstructuur in het traditionele onderwijs, zo leert Rega, is verbonden ‘met de destructieve organisatievorm van de hedendaagse eh... postindustriële samenleving’.
De aarzeling creëert niet alleen een orale stijl, ze stelt bovendien op subtiele wijze het doctrinaire karakter van de geformuleerde stelling ter discussie. Deze vertelstijl nodigt uit om de maatschappijkritische uitspraken die de personages in de roman doen met frisse en kritische ogen te overwegen in plaats van ze eenzijdig te verwerpen of te reproduceren.
| |
| |
| |
Context
De talrijke cultuurhistorische verwijzingen geven Het grote uitstel een documentair karakter: de roman schetst een tijdsbeeld van de periode tussen de opstandige jaren 1960 en de val van de Berlijnse muur. Dit is de periode waarin het sociaaldemocratische politieke beleid, zoals dat van het kabinet Den Uyl (1973-1977) in Nederland, vervangen wordt door een neoliberale koers, belichaamd door de ambtstermijnen van de Amerikaanse president Ronald Reagan (1981-1989) en de Britse premier Margaret Thatcher (1979-1990). Reugebrink refereert daarnaast aan een traditie van gewelddadig politiek activisme - bijvoorbeeld de aanslagen van het Japanse Rode Leger, de Molukse treinkapingen - die in de periode waarin de roman zich afspeelt steeds meer tot het verleden gaat behoren.
Het tweede deel van de roman laat zien hoe de maatschappijkritische geest van de jaren 1960 aan het einde van de jaren 1970 de academische visie op het onderwijs kleurt, terwijl de politieke rol van die ideeën is uitgespeeld en ook een nieuwe generatie studenten dit gedachtegoed niet langer serieus neemt. Het personage Bama vindt als onderwijskundige inspiratie in de geschriften van Herbert Marcuse en verwijst expliciet naar diens werk One-dimensional man (1964), een neomarxistische kritiek op de westerse consumptiemaatschappij. Bama's visie op ‘de eendimensionale mens’ en het ‘op productie en consumptie gebaseerde wereldbeeld’ wordt door Werda en Van Parys echter op spot onthaald.
Evengoed blijkt de veranderende tijdgeest echter uit de muzikale referenties: vooral uit het tweede deel van de roman blijkt dat de muzikale erfenis van de jaren 1960 - ‘de overdaad van de symfonische en psychedelische rock’, aldus Van Parys - moet wijken voor het meer eigentijdse geluid van de punk.
Het historische karakter van deze contextuele verwijzingen blijkt uit de aantekeningen, waarin namen en gebeurtenissen worden toegelicht.
Hoewel deze reflectie op de erfenis van de jaren 1960 geen dominante tendens is in de Nederlandse en Vlaamse literatuur aan het begin van de eenentwintigste eeuw, staat Reugebrink met Het grote uitstel zeker niet alleen. Bespiegelingen over de tijdgeest en het opgroeien zijn terug te vinden in onder meer het proza van A.F.Th. van der Heijden, die met zijn thematiek van ‘het leven in de breedte’ iets beschrijft wat op het grote uitstel lijkt.
Als Nederlander die al jarenlang in Vlaanderen woont en werkt, en bovendien van 2001 tot 2008 redacteur was van het Vlaamse literaire tijdschrift yang, sluit Reugebrink evenzeer
| |
| |
aan bij Vlaamse literaire ontwikkelingen als bij Nederlandse. Zijn recente proza (na Het grote uitstel verscheen in 2010 de eveneens politiek geëngageerde roman Menens) vertoont met name ideologische overeenkomsten met contemporaine romans van Vlaamse auteurs als Jeroen Theunissen (Een vorm van vermoeidheid, 2008), Walter van den Broeck (Terug naar Walden, 2009) en Jeroen Olyslaeghers (Winst, 2012). Niet alleen de aanslagen van 11 september 2001, maar ook de anti-kapitalistische protesten rond de eeuwwisseling en vooral de kredietcrisis van 2008, zetten ideologische debatten opnieuw op de literaire agenda. In die context onderzoeken deze auteurs de intellectuele erfenis van de jaren 1960 en de mogelijkheden van utopisch denken in de eenentwintigste eeuw.
| |
Waarderingsgeschiedenis
De kritische receptie van Het grote uitstel valt uiteen in een periode voor de uitreiking van de Gouden Uil en een periode daarna. De recensies uit de eerste periode zijn overwegend (gematigd) positief. Over de stijl lopen de meningen uiteen, maar als tijdsbeeld en ontwikkelingsroman kunnen de meeste critici Reugebrinks roman wel waarderen.
In een zeer enthousiaste bespreking gaat Erik de Smedt uitvoerig in op de filosofische inzet van de roman: de dialectische spanning tussen eenheid en tegenstelling. Hij concludeert dat Reugebrink niet alleen een hoogstaand maar ook een belangrijk boek heeft geschreven, dat het persoonlijke koppelt aan het maatschappelijke. Die geslaagde koppeling ‘is in de huidige literaire constellatie iets wat aandacht verdient’. Hoewel De Smedt, zoals de meeste recensenten, het tweede en het derde deel minder sterk vindt, is hij zeer lovend over stijl en compositie van de roman. In Het grote uitstel sluiten een hoog intellectueel niveau en ‘lezersvriendelijkheid’ elkaar niet uit.
Even lovend zijn Kees 't Hart en Ewout Kieft. Die eerste prijst het boek als ‘een pakkende, vaak ontroerende en ook geestige roman’ over de tragiek en de ideologische twijfels van een ‘zichzelf als verloren beschouwende generatie’. Reugebrink slaagt erin de erfenis van de jaren 1960 op een relativerende maar nooit rancuneuze manier te beschrijven en weet door ‘een ingenieus vertellerssyteem’ de lezer tot het einde te boeien. Conclusie: ‘een mooi en belangrijk boek’. Kieft bevestigt dit oordeel en noemt de vervlechting van het persoonlijke en het politieke in deze roman ‘subliem’. Reugebrinks stilistische meesterschap creëert bovendien een ‘aanzuigend’ ritme waardoor de roman ‘net zo rockt’ als haar punksoundtrack.
| |
| |
Voorzichtige kritiek op de stijl is te vinden in de recensie van Sofie Gielis. Zij schrijft met sympathie over ‘Reugebrinks belevende, proevende proza’ en noemt de roman ‘slim en gevarieerd’, maar acht het boek niettemin ‘minder vlot dan Reugebrinks vorige romans’. De kritiek van Jeroen Versteele is explicieter: de lange beschrijvingen van gedachten en gesprekken ‘leveren niet altijd de boeiendste lectuur op’. Niettemin leidt die ‘uitwaaierende’ stijl ook tot ‘enkele intense, boeiende passages’ en maakt dit boek het persoonlijke drama van zijn hoofdpersoon ‘knap invoelbaar’. Ook Rob Schouten heeft gemengde gevoelens bij de roman, die zich als ‘een geestige mentaliteitsroman’ laat lezen maar ontsierd wordt door ‘Reugebrinks kokette twijfelzinnen’. De relativerende en zoekende toon van de verteller verzandt in ‘een heuse tic’ en ‘begint op den duur te storen’. Daarnaast vindt Schouten dat het slothoofdstuk niet goed geïntegreerd is in de roman.
Na de bekendmaking van de nominaties voor de Gouden Uil weegt Filip Huysegems de kansen van de roman. Het grote uitstel biedt een geslaagd tijdsbeeld, maar de stijl gaat ook deze recensent ‘knap vervelen’. De roman is goed ‘maar niet onvergetelijk’; hij maakt dan ook weinig kans om de Gouden Uil te winnen. Lies Schut noemt Reugebrink ‘de meest verrassende naam’ op de shortlist. Toch is het boek terecht genomineerd: als evocatie van de jaren 1970 en 1980 weet de roman te overtuigen en door de bijzondere stijl ‘krijgt het boek iets bezwerends’. Minder te spreken is Schut over de in haar ogen oppervlakkige psychologische uitwerking van het hoofdpersonage.
Dirk Leyman reageert kritisch op de verrassende toekenning van de literaire prijs aan Reugebrink. Het grote uitstel heeft als tijdsbeeld ‘zijn kwaliteiten’, maar ‘wordt ontsierd door een (bewust?) hortende, vaak zwoegende stijl’. Enkele weken na de uitreiking laat Max Pam zich nog negatiever over de roman uit. Hij citeert een lange passage en haalt vervolgens scherp uit: niet alleen schiet de weergave van het tijdsgewricht tekort, bovenal slaat de vertelstijl ‘meedogenloos om in verveling’.
Voor deze bespreking is gebruikgemaakt van:
Marc Reugebrink, Het grote uitstel, eerste druk, Antwerpen 2007.
| |
| |
| |
Secundaire literatuur
Erik de Smedt, Het grote uitstel. In: De Leeswolf, 1-11-2007. |
Rob Schouten, En verder wordt er veel punk gedraaid. In: Trouw, 3-11-2007. |
Herman Jacobs, We moeten de wereld verbeteren - maar hoe? In: Knack, 14-11-2007. |
Sofie Gielis, Toogrevoluties. In: De Standaard, 16-11-2007. |
Jeroen Versteele, Alwetende voyeur op speed. In: De Morgen, 5-12-2007. |
Kees 't Hart, Politiek en beffen. In: De Groene Amsterdammer, 7-12-2007. |
Ewout Kieft, Laat mij er maar niet zijn. In: NRC Handelsblad, 18-1-2008. |
Filip Huysegems, Geen borduurwerkje. In: De Standaard, 7-3-2008. |
Lies Schut, Revolutie, jongen, daar gaat het om. In: De Telegraaf, 21-3-2008. |
Dirk Leyman, Reugebrink kaapt Gouden Uil weg. In: De Morgen, 31-3-2008. |
Max Pam, Hoei, hoei. In: HP/De Tijd, 18-4-2008. |
lexicon van literaire werken 104
november 2014
|
|