| |
| |
| |
Sybren Polet
De cirkelbewoners
door Bart Vervaeck
Achtergronden en uiterlijke beschrijving
In 1970 verschijnt De sirkelbewoners (toen nog geschreven met ‘s’), de vierde roman in de Lokiencyclus van Sybren Polet (* 1924 te Kampen). Het boek wordt in 1975 herdrukt in de Bij reeks. Een derde druk, in reguliere spelling, verschijnt in 2006 in het kader van de volledige publicatie van de Lokienreeks door uitgeverij Wereldbibliotheek. De ondertitel blijft in de drie drukken onveranderd: ‘Een model’.
Het voorplat van de eerste druk bevat een tekening van twee mannen - ongetwijfeld de hoofdfiguren Lokien en Kilo -, een vrouw en een kind. Deze vier figuren bevinden zich in een cirkel. De flaptekst meldt dat de roman een nieuwe ‘sekwentie’ inluidt in de Lokiencyclus. De eerste sequentie bestaat uit de eerste drie titels van de reeks, Breekwater, Verboden tijd en Mannekino. Voorts verklaart de flaptekst de titel vanuit de ‘sirkelgang’ die de twee hoofdfiguren met elkaar verbindt.
De eerste en tweede druk tellen 216 pagina's, de derde 199. De drie versies maken gebruik van verschillende lettertypes voor verschillende personages en hebben geen duidelijke indeling in hoofdstukken. De laatste pagina bevat een lijst van een zestal studies die in de roman geciteerd worden.
Polet heeft in het tweede deel van zijn autobiografische drieluik Een geschreven leven kort gewezen op de achtergrond van De cirkelbewoners: de toenemende rol van de politiek in de literatuur (o.m. in het werk van Vogelaar), de voorkeur voor spel en experiment, en tot slot het gebruik ‘van eigen herinneringsmateriaal’, vooral in de constructie van Lokiens nieuwe verleden.
| |
Inhoud
Het verhaal van De cirkelbewoners begint met twee cursief gedrukte fragmenten. In het eerste gaat een man (later blijkt het om Lokien Perdok te gaan) slapen. Net voor hij inslaapt, heeft hij ‘het gevoel dat een onzichtbare aanwezigheid buiten voor
| |
| |
het raam hem observeerde’. Die zwevende aanwezigheid komt aan bod in het tweede fragment. Ze wordt aangeduid als ‘het’, zweeft boven de stad Amsterdam en laadt zich op aan de (mentale en sociale) energie van de stadsbewoners. Later, wanneer deze levensvorm geëvolueerd is tot een (primitieve) mens, wordt dit tweede personage Kilo genoemd.
De ontwikkeling van Lokien is de omgekeerde versie van Kilo's evolutie. Lokien moet voor zichzelf een nieuw verleden creëren, Kilo bouwt aan een nieuwe toekomst. Als gevolg van het ingebeelde contact met Kilo net voor het slapengaan, blijkt de wereld van Lokien flink door elkaar geschud. Hij dacht dat hij, na zijn scheiding van Mirjam (met wie hij getrouwd was in Mannekino, de roman net voor De cirkelbewoners), samenwoonde met Fried. Maar Ingrid, de vrouw ‘die hij in de huiskamer aantrof was niet de zijne’. Bovendien blijkt hij de vader van drie kinderen te zijn, ‘dochter Thessa, 18 jaar, zoon Daco, 16 jaar, jongste dochter Stelleke, 9’.
Ook zijn beroep is veranderd. Voor de imaginaire ontmoeting met Kilo was hij pr-man voor de stad Amsterdam, nu blijkt hij leraar geschiedenis en links activist met ‘een grote poster van Che Guevara’ op zijn kast. Hij ziet zich verplicht zijn persoonlijke geschiedenis te herschrijven. Wat is er gebeurd met Fried, met haar dochtertje, Gwen, met zijn baan als pr-man? Gaandeweg slaagt hij erin voor zichzelf een (nieuw) verleden te scheppen. Daarin is plaats voor nieuwe ouders en voor herinneringen aan de Tweede Wereldoorlog, die de lezer van de Lokiencyclus herkent uit het tweede deel van de reeks, Verboden tijd. Na een tijd kan Lokien zich verzoenen met zijn nieuwe leven: ‘Ik ben nu (bijna) gewend. De onwerkelijkheid is werkelijkheid geworden, wat werkelijkheid geweest was is het niet meer, wat het niet was is het geworden.’
Terwijl Lokien zijn nieuwe verleden ontdekt, bouwt Kilo aan zijn toekomst. Aan het begin is hij een zwevende geest. Door het contact met belichaamde wezens als mensen en dieren, krijgt ook hij een lichaam. Hij wordt een dier, een kind en een primitieve mens. Hij leeft in een hol, sleept eten, drank en huisraad aan. Zijn driften kan hij niet beteugelen of uitstellen, wat leidt tot moord en verkrachting. Zijn eerste zogenaamde vriend, Teunis, doodt hij; zijn vrouw, Edde, is oorspronkelijk zijn slachtoffer. Hij heeft haar immers ontvoerd, vastgebonden en verkracht. Gaandeweg verfijnt hij zich echter op sociaal, psychologisch, ethisch en motorisch vlak. Hij leert de sociale omgangsregels, ontdekt wat liefde en medelijden is, begint onderscheid te maken tussen goed en kwaad, en kan steeds fijnere taken uitvoeren. Met Edde sticht hij een gezin. Hun kind heet
| |
| |
Koter. Hij leert schoonheid en humor waarderen, wat erop wijst dat hij het dierlijke stadium ver achter zich gelaten heeft.
De twee personages en verhaallijnen kruisen elkaar dankzij de politiek. Lokien en Kilo zijn lid van dezelfde Revolutionair Socialistische Partij. Samen met ‘kameraad Roothaan’ bezoekt Lokien Kilo om te zien of die ‘betrouwbaar’ is. De partij wil immers ‘G.K.F. Ridder van Blomdaele’, voorzitter van de rechtse ‘Liberale Staatspartij’, ontvoeren. Van Blomdaele beschouwt zichzelf als een voorstander van ‘een verlicht despotisme’ en als doodgraver van ‘de welvaartstaat met zijn bespottelijke weekhartigheid’. Hij wil ‘een sterk vereenvoudigde samenleving, waarin ieder zijn plaats weet’.
Voor de partij van Lokien en Kilo is Van Blomdaele het ‘symbool van alles wat star, conservatief, autocratisch, paternalistisch, slaafs-koningsgezind, anti-socialistisch en pro-apartheid is’. Ze besluiten de man te laten voelen wat despotisme en vereenvoudigde samenleving inhouden. Van Blomdaele wordt ontvoerd, opgesloten in de kelder van een afgelegen gebouw, waar hij constant geobserveerd wordt terwijl hij allerlei simpele, huiselijke taken moet vervullen, linkse tijdschriften moet lezen, enzovoort. Bedoeling is de man zo verregaand te brainwashen dat hij een linkse activist zou worden: ‘Na doorgelicht te zijn, ontleed, geanalyseerd en misschien enigszins veranderd, al gelooft niemand van ons daarin, zal hij worden vrijgelaten: zijn ervaringen een waarschuwing voor anderen.’
Maar wat op het politieke niveau een haalbaar streefdoel leek (de herprogrammering van een geest), blijkt op het menselijke vlak een illusie. Lokien krijgt medelijden met Van Blomdaele - hij leert dus dezelfde emoties kennen als Kilo: ‘Iedere eenling, ieder mens geïsoleerd wekt nu eenmaal medelijden op, zelfs de grootste misdadiger, kijk maar naar...’ Omgekeerd gaat Van Blomdaele zich steeds meer inleven in de geest en wereld van Lokien en Kilo. Als hij er aan het eind in slaagt te ontsnappen, fietst hij naar huis. Net als Kilo zoekt hij naar bruikbare, weggegooide objecten (in dit geval een handtas); net als Lokien blijkt hij getrouwd met Ingrid: ‘Dan aan de zijkant van de weg zie ik een tasje liggen, ik stap af, raap het op. Het is nog in zeer goede staat; als Ingrid het niet kan gebruiken is het misschien iets voor Thessa.’ Aan het eind zijn de drie hoofdfiguren - Lokien, Kilo en Van Blomdaele - dus in elkaar overgegaan.
| |
| |
| |
Interpretatie
Titel
De cirkel waarvan de titel spreekt, maakt een gesloten circuit van twee lijnen en een punt: de vooruitstrevende lijn van Kilo, de terugblikkende van Lokien en het starre, conservatieve punt van Van Blomdaele. Dat deze drie tegengestelde figuren en tijdsopvattingen een cirkel vormen, heeft zowel een negatieve als een positieve betekenis. Negatief is de implicatie dat er geen uitweg is uit de cirkelgang van de geschiedenis, in tegenstelling tot het in de jaren zestig gangbare geloof in een betere toekomst. De cirkelbewoners is een roman over politieke utopieën - in de eerste plaats socialistische en liberale. Het boek citeert utopische geschriften, bijvoorbeeld over de commune van Oneida, die in theorie de mens wil bevrijden maar in realiteit de mens opsluit in een saai, geritualiseerd en onpersoonlijk leven. Utopieën blijken vormen van indoctrinatie en geweld: ze eisen dat iedereen hetzelfde denkt en doet.
Positief aan de cirkel is de menselijke verbondenheid tussen politieke tegenstrevers. Kilo, Lokien en Van Blomdaele komen steeds dichter bij elkaar, tot niet meer duidelijk is waar de een begint en de ander eindigt. Zo zocht de jonge Lokien, net als de volwassen Kilo, zijn toevlucht soms in een hol. Kilo krijgt gedachten en ziet toekomstbeelden die eigenlijk herinneringen van Lokien zijn: ‘De laatste tijd verschijnen de wonderlijkste dingen in mijn hoofd. [...] Misschien, denk ik, ben ik wel een copywriter aan het worden of een PR-manager.’ De copywriter verwijst naar de baan die Lokien had in Mannekino.
| |
Ondertitel / Personages
Zoals Polet in zijn poëticaal essay Literatuur als werkelijkheid. Maar welke? (1972) schreef, werkt hij niet met volledig uitgetekende personages, maar met ‘open vormen’, exemplarische personages vol hiaten die de lezer zelf moet invullen. Hij bepleit het gebruik van open ‘strukturen, modellen, exemplarische situaties [...]; als modellen zijn het invul- en aanvulmodellen, die aan de lezer ruimte laten om met eigen bewustzijn in te vullen, aan te vullen, mee te verbeelden’. Vandaar: ‘geen statiese maar fluktuerende romankarakters, m.a.w.: niet invullen waar het niet nodig is, waar de kreatieve leegte een grotere werking heeft dan het ingevulde, geen verbindingen leggen die de lezer zelf kan leggen’. Dat geldt voor de drie hoofdfiguren van De cirkelbewoners. Kilo staat voor de geest die lichaam en mens wordt, Lokien voor de mens die zijn verleden herschrijft en Van Blomdaele voor de verstarde figuur die een nieuw heden ontdekt. De ondertitel ‘een model’ verwijst zowel naar de personages, die exemplarische invulfiguren zijn, als naar de wiskundige figuur van de cirkel die samengesteld wordt uit twee lijnen en een punt.
| |
| |
| |
Thematiek
De cirkelbewoners is tegelijkertijd een sociaal-politieke roman over zogenaamd objectieve verschillen tussen partijen én een psychologisch spel van identificaties. In zijn poëtica verbindt Polet die niveaus. Als ‘mentaal avontuur’ moet de roman onze verstarde psychische mechanismen doorbreken. Mogelijkheden en transformaties - in dit geval: de transformatie van Lokiens verleden, Kilo's toekomst en Van Blomdaeles heden - nemen de plaats in van zekerheden en vaste gegevens. Zo zou de lezer zijn starre bewustzijn en taal achter zich moeten laten en dat zou meteen sociale en politieke repercussies hebben. In die zin is literatuur een vorm van ‘depropagandisering’.
De politieke thematiek van De cirkelbewoners omvat minstens twee aspecten. Ten eerste toont de roman dat geïnstitutionaliseerde politiek steeds een vorm van indoctrinatie is. De rechtse partijen onderstrepen het individu ten koste van de gemeenschap, maar dat individu mag niet afwijken van de liberale norm. Voor kunstenaars is hier geen plaats: ‘En vooral dient men zich te keren tegen de grenzeloze vrijmoedigheid waarmee een kleine kliek van schrijvers, wier voornaamste talent is dat zij schuttingwoorden kunnen vervoegen, de moraal aantasten.’ De linkse partijen onderstrepen de gemeenschap ten koste van het individu, dat zijn eigen naam verliest en ‘kameraad’ wordt. Ook hier kan de artiest niet op begrip rekenen: ‘het was dan ook weer een typisch voorstel van een artiest, een auteur in dit geval. Gevaarlijk gevaarlijk. Ze weten blijkbaar niet waar buiten de literatuur de realiteitsgrenzen liggen...’
Ten tweede toont De cirkelbewoners hoezeer het kapitalisme drijft op overproductie in plaats van op de zogenaamd perfecte balans tussen productie en consumptie, aanbod en vraag. Kilo leeft in een afvalmaatschappij; alles wat hij nodig heeft, vindt hij op straat. Hij is tegelijkertijd de primitieve verzamelaar - de eerste levensvorm van de mens - en de verwende laatkapitalist die nooit genoeg heeft en steeds meer wil bezitten. Van zijn partij krijgt Kilo een groter huis, wat de socialistische partij tot een ongewilde bondgenoot maakt van de kapitalistische ideologie. Die verketteren ze nochtans expliciet, onder meer in hun afwijzing van Amerika. Bovendien gebruiken ze, net als hun gehate tegenstanders, geweld, bijvoorbeeld in een bomaanslag op de ambassade, of in straatgevechten waarbij politiewagens in brand worden gestoken. Er is zelfs sprake van het vergiftigen van leidingwater. Net als hun opponenten, maken de socialisten zich schuldig aan hersenspoeling.
Op psychologisch vlak laat De cirkelbewoners de vele transformaties van de menselijke geest zien. De motor achter die gedaanteveranderingen is de empathie, het vermogen zich in te leven in de ander. Kilo wordt als Lokien, die als Van Blomdaele
| |
| |
wordt, die als Lokien en Kilo wordt. Deze empathie ondermijnt de sociale en politieke opdelingen en toont iets dat uitstijgt boven die veranderlijke constellaties, namelijk het algemeen menselijk vermogen zich in te leven in een ander. Dat is de ‘creatieve factor’ die Polet in zijn gelijknamige studie uit 1993 heeft onderzocht.
| |
Vertelstructuur
Het vertelstandpunt illustreert de transformatie en de spanning tussen politiek en psychologie, objectiviteit en subjectiviteit. In het begin zijn Lokien en Kilo geen vertellers, maar centra van waarneming. Over Lokien wordt door de verteller gesproken in de hij-vorm, over Kilo in de het-vorm. Gaandeweg nemen de personages zelf het woord en worden ze ik-vertellers, elk met een eigen lettertype. Dat van Kilo is groter en rechtlijniger dan dat van Lokien, wat wellicht wijst op zijn primitieve aard. Wat met Kilo en Lokien aan het begin van de roman gebeurt, herhaalt zich aan het eind met de ultraliberale Ridder van Blomdaele. Eerst is hij niet meer dan een proefkonijn, een object dat van buitenaf geobserveerd wordt door een verteller. Daarna wordt ook hij een mens en een verteller.
Naast deze drie subjectieve vertellers zijn er nog onpersoonlijke, objectieve stemmen, fragmenten uit bestaande studies als Zesduizend jaar brood en Het Iron Mountain Mountain-rapport over manieren om een oorlog te vermijden. Die objectieve stemmen maken gebruik van een vet lettertype. Alles bij elkaar, illustreren de vele stemmen in de roman de centrale spanning tussen mens en object, individu en wereld, geest (waarneming) en taal (vertellen).
| |
Stijl
Ieder personage heeft aan het begin zijn eigen taal. Kilo hanteert een primitieve stijl, met korte zinnen die getuigen van zijn groeiend vermogen dingen te doorgronden met het zogenaamd gezonde verstand. Dat zorgt soms voor ironische passages, bijvoorbeeld wanneer Kilo zijn diefstal van een portefeuille goedgepraat ziet door de Revolutionair Socialistische Partij: een partijfunctionaris ‘zegt dat de wereld fout is ingericht en dat het geld niet goed is verdeeld. Dat is juist. Ik weet dit uit eigen ervaring. Het geld in de ene portefeuille of portemonnee is soms aanzienlijk meer dan in de andere. Dit moet veranderd worden. Wat nodig is is een rechtvaardiger verdeling, zodat de één niet te veel heeft en de ander te weinig’. Ook de kinderen zijn ongelijk verdeeld, wat Kilo op een idee brengt: ‘Eigenlijk zijn ook de baby's ongelijk verdeeld, formuleer ik, kunnen we daar ook niet een programmapunt van maken? [...] Wie dit doet, draagt bij tot een redelijke verdeling van de samenleving.’
De stijl van Lokien is zoekend en ingewikkelder dan die van Kilo, maar soms gebruikt hij een taal die op die van Kilo lijkt,
| |
| |
bijvoorbeeld wanneer hij zegt: ‘Ik zal proberen na te gaan wat de oorzaak hiervan kan zijn wanneer ik voldoende feiten kan achterhalen.’ Van Blomdaele hanteert een sloganeske stijl, maar door zijn opsluiting verandert die en duiken passages op die aan de zoekende taal van Lokien en de gezondverstandretoriek van Kilo herinneren. Zo illustreert ook de stijl de transformatie van de drie personages.
| |
Genre / Stijl
Daarbij komt dat de stijl de soms haperende werking van de geest en de soms chaotische complexiteit van de realiteit zo direct weergeeft dat de lezer wel moet besluiten dat hier sprake is van een experimentele roman. De abrupte overgangen in het denken en waarnemen worden gesuggereerd door ontsporende zinnen, tussenwerpsels, weglatingstekens, opsommingen enzovoort: ‘/ En zweefde verder (het), geladen met een lichte hilariteit, elektriciteit van een vrolijk karakter :: niet langer neutraal zoals vroeger (hoe lang al) - en verder/ waar, op wie het stootte en stuitte een kettingreactie teweegbrengend van schrik, verwondering, ongeloof, geloof, mutaties, transformaties...’ Dat experimentele gehalte wordt verhoogd door de collagevorm (de geciteerde fragmenten uit de studies die vermeld worden op de laatste bladzijde van de roman) en door de verschillende lettertypes.
De experimentele vorm gaat hier hand in hand met politieke kritiek en met het creëren van suspense door de vele raadselachtigheden in het verhaal. Dat maakt van De cirkelbewoners een politieke en utopische roman met enkele trekjes van een detective. Als detective is het boek ongewoon, aangezien de raadsels niet opgelost worden. De transformatie van een zwevende geest herinnert dan weer aan science fiction - een genre dat Polet in zijn essays met waardering bespreekt en dat hij regelmatig verwerkt in zijn proza.
| |
Context
Als vierde aflevering van de Lokiencyclus, die in 2007 werd afgerond met het elfde boek, Bedenktijd, is De cirkelbewoners deel van een roman fleuve, een reeks romans rond een of meer centrale personages. Wie het vijfde deel van de cyclus leest, De geboorte van een geest, ontdekt dat het eind van die roman net voorafgaat aan het begin van De cirkelbewoners. Kilo blijkt de ontwikkelde versie te zijn van de geest (alias ‘het psychoon’) die geboren wordt in dat vijfde deel. Ook de initiële gezinssituatie (met Fried en Gwen) en het oorspronkelijke beroep van Lokien (publicrelationsman voor de stad Amsterdam) zijn ontleend aan De geboorte van een geest.
| |
| |
De experimentele vorm van De cirkelbewoners is typisch voor de neo-avant-garde van de jaren zestig en zeventig uit de vorige eeuw. Deze prozavernieuwing beriep zich zowel op de historische avant-garde (bijvoorbeeld het proza van Theo van Doesburg en Paul van Ostaijen) als op eigentijdse vernieuwingen, bijvoorbeeld de nouveau roman. Polet bracht die neo-avant-garde in kaart in zijn bloemlezing Ander proza (1978). In het voorwoord onderscheidt hij twee soorten ander proza: totaalproza, dat uiteenlopende tekstsoorten combineert in de vorm van een collage, en absoluut proza, dat zuiver taalspel wil zijn. De cirkelbewoners is een voorbeeld van totaalproza.
Door de bloemlezing plaatste Polet zijn werk in de buurt van dat van auteurs als Bert Schierbeek, Jacq Firmin Vogelaar, Ivo Michiels en C.C. Krijgelmans. In andere geschriften en in zijn driedelige autobiografie Een geschreven leven wees Polet op zijn verwantschap met internationale neo-avant-gardisten en dan vooral met Arno Schmidt, die hij enkele weken voor diens dood in 1979 ‘de grootste levende prozaïst’ noemde. Ook Schmidt combineerde verschillende tekstsoorten en stijlen in collageromans, ook hij boog zich over de beschrijfbaarheid van de realiteit en de herschrijfbaarheid van het verleden. In zijn herlezing van De cirkelbewoners vergelijkt De Wispelaere (2008) de roman met het werk van Julio Cortázar, die, net als Polet, politiek en fantastiek verbindt in een roman als collage.
Misschien rekent Polet in De cirkelbewoners niet alleen af met politieke ideologieën, maar ook met een bepaalde literaire traditie. De verstarde Ridder van Blomdaele verwijst onmiskenbaar naar de conservatieve politicus Louis Rudolph Jules ridder van Rappard (1906-1994), maar de initialen G.K.F. doen denken aan Gerard Kornelis van het Reve, die zich toen als aartsconservatief profileerde en zich graag als markies omschreef. De behoudsgezinde, pro-Amerikaanse zoon van Lokien, Daco, alludeert misschien op W.F. Hermans, die immers promoveerde in de fysische geografie, niet toevallig de studierichting die Daco wil volgen.
| |
Waarderingsgeschiedenis
Hoewel Polet na de publicatie van Ander proza als woordvoerder van dat proza beschouwd werd, was er van die beeldvorming nog geen sprake rond 1970. Verschillende recensenten, zoals Cornets de Groot en Bulthuis, onderstrepen dat Polet ‘tot geen enkele groep’ hoort en dat zijn werk afwijkt van ‘alles wat traditioneel of experimenteel kan worden genoemd’ (Bulthuis). Ze noemen Polet een intellectueel schrijver en Lokien
| |
| |
een moderne Elckerlyc. Dat laatste duikt ook bij andere critici op, onder meer Fons Sarneel en Jos Panhuijsen.
Politiek en structuur vormen de rode draden van heel wat besprekingen. Een van de meest positieve recensies komt van Jacq Firmin Vogelaar. Hij looft de politieke analyse van de roman, want die maakt het boek tot ‘een gelukkige uitzondering’ in de Nederlandse literatuur die meestal ‘in een maatschappelijk vacuüm’ geschreven wordt. Hij heeft ook bewondering voor de ‘heldere en ekonomiese manier waarop dit boek geschreven is’ en voor het gemak waarmee de complexe structuur opgebouwd is. Willem M. Roggeman waardeert Polets combinatie van politieke werkelijkheid met fantastische verbeelding. Voor hem is De cirkelbewoners een rijk en intelligent werk, ‘één van de belangrijkste boeken die het laatste jaar zijn verschenen’. Sarneel is minder lovend over de politieke dimensie van de roman. Hij vindt dat Polet zijn ‘vakmanschap dienstbaar heeft gemaakt’ aan een strekking waar zijn boek niet beter van wordt. Toch komt hij tot een positief eindoordeel, onder meer door de beschrijving van Kilo en de veelkantige structuur van de roman. Hij rekent Polets werk ‘tot de belangrijkste réussites [...] van het moderne Nederlandse proza’.
De ingenieuze constructie van het boek, die zorgt voor spanning en raadsels, is een tweede constante in de recensies. Meestal wordt ze positief beoordeeld, bijvoorbeeld door Ad Zuiderent en Jos Panhuijsen. Cornets de Groot zegt: ‘Polet heeft met dit boek het raadsel van wie we nou eigenlijk zijn op ongewone en indringende wijze belicht.’ Sommige recensenten hebben waardering voor de knappe structuur van het boek maar vinden het geheel toch te moeilijk. ‘De lezer moet het raadsel zelf oplossen, en dat valt niet mee!’ schrijft Bulthuis. Bernlef vindt dan weer dat de drie figuren en verhaalniveaus ‘niet even sterk uit de verf zijn gekomen’. Het best vindt hij Kilo, en daarin wordt hij bijgetreden door Panhuijsen, die waardering heeft voor de humoristische karakterisering van dit personage.
Ben Bos noemt de structuur ‘interessant’, maar hij vindt hem ook ‘te pretentieus’ en te intellectualistisch: ‘Je wordt als lezer niet meegenomen in de identiteitsverwarring.’ Ook Fens heeft woorden van lof voor ‘de opzet van het boek’, maar hij vindt ‘de schrijfwijze’ te monotoon en de oorlogsherinneringen te traditioneel. Zuiderent zegt iets soortgelijks: de structuur is boeiend, maar de beschrijving van Kilo is ongeloofwaardig en valt terug op ‘de taal die slechte schrijvers mensen in de mond geven die primitiever zijn dan de westerling’. Voor Geerts is de structuur van de roman wat ‘omslachtig’, waardoor ‘het boek in de eerste 50 bladzijden te langdradig lijkt’,
| |
| |
maar de opbouw zorgt wel voor vervreemding en weerbarstigheid, wat Geerts een positief tegengif vindt voor ‘het konsumptieve leesvoer’.
Voor deze bespreking is gebruikgemaakt van:
Sybren Polet, De cirkelbewoners. Een model, derde druk, Amsterdam 2006.
| |
| |
| |
Secundaire literatuur
R.A. Cornets de Groot, Raadsel van de mens belicht in een cirkel. In: Het Parool, 24-12-1970. |
Rico Bulthuis, Puzzelen met Polet in een boze droom. In: Haagsche Courant, 30-1-1971. |
J. Bernlef, Knappe beschrijving van een geleidelijke hersenspoeling. In: Algemeen Dagblad, 6-2-1971. |
Jacq Firmin Vogelaar, De literatuur verlossen uit de binnenkamer van de schrijver: ‘De Sirkelbewoners’ van Sybren Polet. In: De Groene Amsterdammer, 20-2-1971. |
Willem M. Roggeman, Sybren Polet, schepper van een invulpersonage. In: Het Laatste Nieuws, 4-3-1971. |
Kees Fens, De rondedans van de geschiedenis: De sirkelbewoners van Sybren Polet. In: de Volkskrant, 6-3-1971. |
Fons Sarneel, De sirkelbewoners, een daad van geweld: Sybren Polet kleedt rechts Nederlands uit. In: Vrij Nederland, 20-3-1971. |
Ad Zuiderent, Sybren Polet: De sirkelbewoners. In: Trouw, 3-4-1971. |
Jos Panhuijsen, Sybren Polet presenteert nieuwe Lokien. In: Het Binnenhof, 8-5-1971. |
Ben Bos, Sybren Polet zet met ‘De sirkelbewoners’ te veel op z'n kop. In: De Nieuwe Linie, 20-5-1971. |
Leo Geerts, De mens wordt gespeeld. In: De Nieuwe, 7-4-1972. |
Jacq Firmin Vogelaar, Sybren Polet: De hoofdpersoon heet niemand. In: Kees Fens, H.U. Jessurun d'Oliveira en J.J. Oversteegen (red.), Literair Lustrum 2. Amsterdam 1973, p. 238-250. |
Eddy Naassens, Vervreemding en kollagevorm in ‘De sirkelbewoners’ van Sybren Polet. In: Nieuw Vlaams Tijdschrift, nr. 6, 1975, jrg. 28, p. 539-546. (Bewerkt in: H.R. Heite, H. Verdaasdonk en Paul de Wispelaere (red.), De liternatuur van Sybren Polet. Amsterdam 1980, p. 307-317) |
Georges Wildemeersch, De auteur als literaire cirkelbewoner. In: De Vlaamse Gids, nr. 5, 1976, jrg. 60, p. 36-47. |
Paul de Wispelaere, Omtrent Sybren Polets roman ‘De sirkelbewoners’. In: Nieuw Vlaams tijdschrift, nr. 8, 1977, jrg. 30, p. 636-656. (Bewerkt in: H.R. Heite, H. Verdaasdonk en Paul de Wispelaere (red.), De liternatuur van Sybren Polet. Amsterdam 1980, p. 243-305) |
Sybren Polet, De creatieve factor: kleine kritiek der creatieve (on)rede, Amsterdam 1993. |
Sybren Polet, Een geschreven leven 2. Amsterdam 2005. |
Bart Vervaeck, Op zoek naar een mens. Lokien en wij. Amsterdam 2008. |
Paul de Wispelaere, ‘De sirkelbewoners’ herlezen. In: Parmentier, nr. 3, 2008, jrg. 17, p. 35-38. |
lexicon van literaire werken 103
september 2014
|
|