| |
| |
| |
Willem Jan Otten
Specht en zoon
door Daniël Rovers
Achtergronden en uiterlijke beschrijving
In 2004 publiceerde de essayist, dichter, toneelschrijver, criticus en romancier Willem Jan Otten (* 1951 te Amsterdam) de roman Specht en zoon. De roman telt 142 pagina's, iets minder dan de voorgaande twee romans van de schrijver, te weten De wijde blik (1992) en Ons mankeert niets (1994). Op de kaft van de eerste druk was de afbeelding van een geschilderd jongenshoofd tegen een groene achtergrond te zien, mogelijk een verbeelding van het schilderij dat een centrale plaats inneemt in de roman. Vanaf de tweede druk sierde een collagefoto van twee hoge kerkramen en een winterse boom de voorkant van het boek.
Op de achterkant wordt onder de auteursfoto een korte beschrijving gegeven van het boek dat gaat ‘over de wens iemand op de wereld te zetten’. Het boek zelf is opgedragen aan ‘Kees Otten, mijn vader’. Het werd bekroond met de Libris Literatuurprijs 2005 en de inktaap 2006. In oktober 2005 verscheen de twaalfde druk. Het boek werd onder meer vertaald in het Frans, Duits en Italiaans.
| |
Inhoud
Felix Vincent is een veelgevraagd portretschilder. Zijn grote talent, aldus hemzelf, is dat mensen op zijn portretten het onzichtbare kunnen ervaren: ‘Op een ding van mij is alles te zien en toch krijg je iets te zien wat je niet ziet.’ De portretten schildert hij in opdracht, een lucratieve bezigheid waarmee hij ooit het landgoed Nimmerdor hoopt te kunnen kopen, voorlopig nog het bezit van de familie van zijn vrouw, Lidewij Langebeen. Van de puissant rijke, enigszins louche baggeraar en kunstverzamelaar Valéry Specht krijgt Vincent het verzoek zijn zoon, Singer, te schilderen. Specht adopteerde de jongen ooit op achtjarige leeftijd in een vluchtelingenkamp in Sierra Leone. De grootste bijzonderheid aan deze opdracht: de zoon is inmiddels gestorven aan de gevolgen van een ongeluk waar- | |
| |
over Specht verder niets kwijt wil. Wel wil hij toelichten waarom hij van mening is dat juist Felix Vincent dit werk zou moeten schilderen. Specht had in een interview gelezen dat Vincent graag nog eens een piëta zou willen schilderen. Hij dicht de schilder een bijzondere gave toe: Vincent bezit volgens Specht het onwereldse talent iemand levend te maken.
Felix Vincent neemt de opdracht aan, niet in de laatste plaats omdat hij een voorschot van 50.000 euro ontvangt en hem hetzelfde bedrag in het vooruitzicht wordt gesteld als het werk af is. Vincent denkt twee maanden nodig te hebben om het doek te schilderen, precies tot Pasen. Hij stelt voor om, op grond van een overgeleverde korte video-opname van de twaalfjarige Singer, een naaktportret van de jongen te schilderen. Specht gaat hiermee akkoord, maar waarschuwt: ‘Onschuld is het allermoeilijkste. [...] En het zeldzaamst. Het schandaligst dus ook.’ De oude Specht, die in een slechte gezondheid verkeert, stelt slechts één voorwaarde: niemand anders dan de schilder en Specht mag het schilderij onder ogen krijgen en er mag evenmin een foto van het schilderij worden gemaakt. Specht spreekt niet van mogelijke sancties als Vincent zich niet aan deze voorwaarde zou houden, maar de twee kaalgeschoren bodyguards die hem vergezellen, maken duidelijk dat er met de machtige kunstverzamelaar niet te spotten valt.
Felix Vincent gaat aan het werk en even voor Pasen is het schilderij inderdaad gereed. Aan de gestelde voorwaarde houdt de schilder zich echter niet. Zijn vrouw Lidewij neemt het eindwerk in ogenschouw, zoals ze dat altijd doet bij het werk van haar man. Vincent zelf maakt een polaroid-opname van het schilderij. Lidewij is erg getroffen door het portret en wil graag weten wie haar man voor ogen had toen hij het liggende naakt schilderde. In eerste instantie laat Felix Vincent niets los, maar later vertelt hij zijn vrouw over Tijn, zijn boezemvriend tijdens de eerste twee jaar van de middelbare school. De jongen had op een avond in mei aan zijn vriend zijn piemel laten zien, of eigenlijk: het gebrek daaraan. Aan Tijn, en aan diens schuwe blik toen hij zijn schaamte - een ‘soort dopje’ - liet zien, had de schilder gedacht bij het vervaardigen van het portret. Lidewij concludeert dat Tijn zich erg veilig bij haar man moet hebben gevoeld. Blijkbaar, zegt ze hem, heeft hij erg veel van je gehouden.
Het wordt Pasen, maar Specht haalt het portret niet af op het afgesproken tijdstip. Vincent krijgt, via de telefoon, de opdracht het werk alvast in te pakken en zich verder te houden aan de afspraak; de assistent van Specht benadrukt dat niemand het werk onder ogen mag krijgen. Specht zelf laat niets
| |
| |
meer van zich horen. Ondertussen is Lidewij zwanger geraakt. Dat gebeurde op de dag dat ze het portret van Singer onder ogen kreeg. In de zevende maand van haar zwangerschap treden er echter complicaties op, zodat ze de laatste weken zal moeten doorbrengen in het ziekenhuis. Tijdens de afwezigheid van zijn zwangere vrouw wordt Vincent geïnterviewd door de journaliste Minke Dupuis, een oude vriendin van de middelbare school. Zij is bezig aan een ‘onthullend’ portret over Valéry Specht, die, vertelt ze, kanker heeft en stervende is. Na enig aandringen laat Vincent haar het portret zien dat hij in opdracht van Specht geschilderd heeft en ten slotte, in het midden van een vrijpartij in het atelier waaraan de twee zich overgeven in afwezigheid van de vrouw des huizes, geeft de schilder ook de identiteit van de jongen prijs. Op het moment dat hij dat doet, verliest Minke Dupuis haar interesse in hem. Ze heeft de informatie die ze hebben wilde. Zij onthult nu de ware identiteit van de relatie van Specht en zijn zoon. Singer was, beweert de journaliste, maar een van de vele jongens die de homoseksuele Specht de afgelopen jaren als seksslaaf dienden; het portret dat Vincent schilderde is er één in een lange reeks. De journaliste laat de schilder weten dat hij min of meer medeplichtig is aan een misdrijf. Felix Vincent voelt zich diep schuldig, in de eerste plaats schuldig aan goedgelovigheid.
De volgende ochtend krijgt de schilder een telefoontje. Zijn vrouw is voortijdig aan het bevallen in het ziekenhuis. Hij raakt in paniek. Voordat hij zich naar het ziekenhuis spoedt, verbrandt hij in de tuin al het beeldmateriaal van Singer, de cheque van 50.000 euro die hij van Specht ontving en ten slotte ook het portret van Singer zelf. Alleen de polaroid die hij van het schilderij maakte, bewaart hij, nadat hij hem eerst in tweeën heeft gescheurd.
De bevalling verloopt niet voorspoedig. Er treden complicaties op waardoor zelfs even voor het leven van Lidewij en het kind wordt gevreesd. Uiteindelijk schenkt ze het leven aan een gezonde zoon, Stijn geheten. In de wetenschap dat moeder en kind het goed maken, keert de schilder dolgelukkig op de fiets terug naar huis. Maar eerst fietst hij naar de plek waar Tijn hem ooit, in een ver verleden, zijn schaamte liet zien, en vraagt de jongen, en met hem zijn nieuwe zoon, om vergiffenis en vertrouwen. ‘Vertrouw me’, zegt Vincent op de open plek in het bos, ‘ik wil te vertrouwen zijn’. Als Felix Vincent uiteindelijk terugkeert naar huis, wordt hij daar opgewacht door Valéry Specht en diens bodyguards. Specht raadt meteen dat de schilder zich niet aan de opdracht heeft gehouden. Vincent heeft het portret aan de journaliste Minke laten zien en het schilderij daarna verbrand. Specht doet nu de waarheid uit de doeken,
| |
| |
een waarheid die niet overeenkomt met het verhaal van de journaliste. Specht vertelt het ware verhaal van Singer, zijn adoptiezoon uit Sierra Leone, die niet stierf, maar verslaafd raakte aan heroïne, en die vervolgens probeerde zijn pleegvader te chanteren met een internetsite waarop hij hem beschuldigde van pedofilie. Specht vertelt Vincent dat hij per se het portret wilde laten schilderen opdat Singer zou weten, nadat Specht gestorven zou zijn, hoeveel zijn pleegvader van hem gehouden had.
Specht is vergevingsgezind. Minke Dupuis kan weinig kwalijk worden genomen, vindt hij. Ze heeft alleen haar eigen ogen geloofd, ze ‘wist niet wat ze deed’. En als Felix Vincent Specht ten slotte de gescheurde polaroid overhandigt van het verbrande schilderij, verzoent hij zich ook met de schilder. Specht geeft hem de opdracht het portret opnieuw te schilderen: ‘Schilder hem opnieuw. Zoals hij is. Hij leeft. Eens komt hij om zichzelf te zien.’
| |
Interpretatie
Thematiek
Om te scheppen is er geloof nodig. Zo zou het thema van Specht en zoon in één zin geformuleerd kunnen worden. Dat woord ‘scheppen’ moet ruim worden geïnterpreteerd; en ook het geloof heeft bij Otten een ruimere betekenis dan in de christelijke traditie. Zoals Goedegebuure laat zien, is geloof voor Otten geen passieve overgave maar een actieve beslissing, waarin de gelovige het op zich neemt God te verbeelden. Hij weet dat God zijn eigen schepping is, maar hij wil wél geloven in die schepping. Daarin lijkt zijn houding op die van de kunstenaar en de lezer, die, om Coleridge aan te halen, gekenmerkt wordt door een ‘willing suspension of disbelief’.
Het scheppen dat dankzij het geloof mogelijk wordt, heeft dan ook direct betrekking op de kunst. De kunstenaar Felix Vincent is in staat de gestorven zoon van Specht tot leven te wekken, omdat hij gelooft dat hij dat kan. Maar ook in een vriendschap is er sprake van ‘scheppen’. Een vriend wordt geschapen doordat hij zich vertrouwd voelt bij en door een ander; doordat er geloof aan hem wordt gehecht. In die zin is geloof ook altijd wederkerig. Op het moment dat de jonge Felix zijn vriend Tijn niet meer vertrouwt, en hij dus niet meer in de vriendschap gelooft, betekent dat het einde ervan. En het portret van Singer wordt vernietigd als Felix Vincent niet meer in zijn opdracht kan geloven.
In Specht en zoon lijkt de schrijver Willem Jan Otten te suggereren dat mensen elkaar uiteindelijk geen vertrouwen of lief- | |
| |
de kunnen schenken zonder het idee te hebben dat er iemand bestaat die altijd vertrouwen in hen stelt. Die iemand, al wordt dat niet met zoveel woorden gezegd, is God, een metafysische vaderfiguur. De verteller in het verhaal concludeert: ‘Ze [de mensen] denken dat er een vader is, geloof ik. Ook al weten ze niet of hij er is, ze denken het. Dat moet het zijn. Ze hebben iemand nodig die hen nooit nooit laat schieten.’
Specht en zoon kan een religieuze parabel genoemd worden. Het boek bevat veel verwijzingen naar de christelijke traditie. De dagen van de religieuze kalender, zoals Pasen, Driekoningen en de Aanbidding van de wijzen, spelen een belangrijke rol in het boek. Een belangrijk religieus motief in het werk is dat van de wederopstanding. In het portret van Singer, dat de schilder belooft gereed te hebben tegen Pasen, het feest waarbij christenen de dood en de verrijzenis van Jezus Christus vieren, leeft de eens verraden Tijn voort. Nadat ook dat portret ‘verraden’ (verbrand) wordt, ziet de zoon van de schilder het leven. De jongen heet Stijn, een naam waarin de namen van de verraden Tijn en Singer doorklinken. Van het vernietigde portret blijft niet meer over dan een verscheurde polaroid. Dit kan als een teken van de afwezige Singer worden opgevat, zoals de lijkwade van Turijn de sporen bevat van een afwezige, verrezen Jezus Christus. Daar moet men dan wel geloof aan kunnen hechten. Om die ‘gave’, zoals de schrijver het zou omschrijven, daar draait het om in Specht en zoon.
Specht en zoon gaat zoals gezegd over het geloof dat nodig is om een mens te verbeelden en te scheppen. In die zin gaat het over de ‘Menswording’, zoals de schrijver dat uitdrukte. Op twee beslissende momenten in zijn leven ontbeert de schilder Felix Vincent, in het boek ‘schepper’ genoemd, dit geloof. De eerste keer gebeurt dit als zijn jeugdvriend Tijn hem zijn schaamte wil laten zien. De jonge Felix durft eerst niet te kijken, en als hij dat dan toch doet, ziet hij niet wat hij had moeten zien, namelijk dat Tijn zich kennelijk erg veilig voelt bij hem. Felix vlucht weg, en beschaamt aldus het vertrouwen dat in hem gesteld werd. Hij staat niet toe dat Tijn zich als mens in al zijn naaktheid toont. De tweede keer dat Felix Vincent het geloof ontbeert is als hij het portret van Singer - waarin hij juist het schuldgevoel over Tijn had verwerkt - verbrandt omdat hij meent dat hij niet de zoon, maar de seksslaaf van Valéry Specht heeft geschilderd. Hij slaagt er dus niet in om geloof te hechten aan het ‘allermoeilijkste’, namelijk de onschuldige liefde van een vader voor zijn zoon. In het boek luidt het oordeel van de verteller over de schilder Vincent op het einde: ‘Niet gekeken hebben, niet echt met ogen die kunnen zien. Daar kwam zijn lot op neer.’ Dit niet kijken (ook wel: wegkijken) is
| |
| |
het onvermogen om lief te hebben. En ook: het onvermogen de liefde van anderen op waarde te kunnen schatten. Zo kan Felix Vincent niet geloven in de onschuldige liefde van de vader Specht voor zijn zoon Singer.
Op twee momenten in zijn leven laat de schilder Felix Vincent na te zien. Dat wil zeggen: twee keer is hij niet in staat de juiste verhouding tussen mensen in te schatten, waardoor hij anderen de mogelijkheid ontzegt mens te zijn. Daardoor verandert hij van een mogelijke schepper in een vernietiger. Toch is Felix niet gedoemd. Dit heeft hij te danken aan zijn naasten, die hem op beslissende momenten in vertrouwen nemen. Zijn vrouw bijvoorbeeld, die wel in hem gelooft, en hem een zoon schenkt en hem aldus vader laat zijn, iemand die vertrouwen schenkt, die te vertrouwen is. En aan Valéry Specht, die de schilder uiteindelijk een tweede opdracht toebedeelt, om op grond van de overgebleven polaroid een tweede schilderij te vervaardigen.
| |
Titel
De titel ‘Specht en zoon’ is ontleend aan een dagdroom die Valéry Specht heeft nadat hij een zoon heeft geadopteerd uit een vluchtelingenkamp. Het is de droom van een vader, die hoopt dat wat hij mooi en de moeite waard vindt voort zal leven in het hoofd van zijn zoon. Specht droomt, zo staat in een van de laatste hoofdstukken geschreven, ‘van een raam met daarop Specht en zoon en binnen alles wat hij het mooiste vond en wat ik bezeten heb, alles wat hij aangewezen had omdat het hem trof’. Specht en zoon is ook nadrukkelijk een roman over het vaderschap. Het boek is opgedragen aan de vader van Willem Jan Otten. In De letterpiloot valt te lezen dat de ouders van de schrijver jong scheidden, waarna de zoon zijn vader maar heel sporadisch zag.
In de roman is de schilder Felix Vincent de geestelijke vader van het doek met daarop de zoon van Specht; later wordt hij zelf ook echt vader, van het jongetje Stijn. Dat eigen vaderschap komt op het spel te komen staan als de schilder denkt dat hij medeplichtig is aan het nep-vaderschap van Specht, die door de journaliste Minke Dupuis als pedofiel te kijk wordt gezet. Juist daarom reageert Vincent zo heftig.
| |
Stijl / Poëtica
Willem Jan Otten staat bekend om zijn nauwkeurige, tastende en toch trefzekere stijl. De schrijver heeft de gave om schijnbaar ‘zoekende’ zinnen te schrijven die toch zo stellig klinken dat ze nog moeilijk te weerleggen lijken. Met name in zijn essays ontwikkelde hij zijn schrijverschap. In de essaybundel De letterpiloot zei Otten: ‘Ik verval al snel in verveling zodra proza denksystemen weergeeft of uitwerkt. Alles wat ook door anderen in eigen bewoordingen zou kunnen worden gezegd of samengevat, verliest onwillekeurig mijn aandacht.’ Deze woor- | |
| |
den zijn tekenend voor het werk en de poëticale opvattingen van deze auteur.
Toch bevat Specht en zoon een aanzienlijk aantal zinnen die evengoed door anderen gezegd en geschreven hadden kunnen worden. Met andere woorden: clichétaal. Over het cliché, en, ruimer genomen, de kitsch, wordt in Specht en zoon opgemerkt: ‘Alles van waarde balanceert op de rand van de kitsch.’ Over waardevolle zaken, zoals vriendschap, liefde en geloof, gaat het in deze roman beslist, en zo balanceert ook Specht en zoon soms op de rand van de kitsch. Als Felix Vincent bijvoorbeeld aan zijn vrouw heeft verteld aan wie hij dacht toen hij Singer schilderde, merkt de verteller op: ‘Dat het een traan was, die ze had weggeveegd, met haar vingertoppen, Lidewij, dat wist ik zeker.’ Maar dit past wellicht bij de bedoelingen die Otten expliciet heeft geformuleerd: hij wil zonder ironie over het geloof schrijven, en hij deinst er niet voor terug daarbij gebruik te maken van wat sceptische geesten kitsch zouden noemen.
| |
Verteller
De verteller in Specht en zoon is wat Willem Jan Otten in een essay over de auteur Willem G. van Maanen een ‘zware verteller’ heeft genoemd: ‘[E]en ik-persoon voor wie het vertellen van het verhaal van urgent belang is, omdat hij de enige is die weet wat er gebeurt. [...] Hij richt zich over het algemeen tot één oor; wat hij te vertellen heeft neigt tot een bekentenis, zelfs tot een biecht.’ Alle romans van Willem Jan Otten, te weten Een man van horen zeggen, De wijde blik en Ons mankeert niets, kennen zo'n verteller.
Bijzonder aan Specht en zoon is dat deze zogeheten ‘zware verteller’ een schildersdoek is. Een Zeer Dicht Geweven Vier Maal Universeel Geprepareerd Linnen, van twee meter bij een meter twintig, gekocht bij een winkel in kunstenaarsbenodigdheden genaamd Van Schendel. Dit is het doek waarop de schilder Felix Vincent het portret van de zoon van Specht schildert. Het doekt neemt de wereld waar als een ‘pasgeborene’, zoals het linnen ook zichzelf in eerste instantie omschrijft. De verteller is dus onwetend en naïef. Dit verschaft de schrijver de mogelijkheid om de lezer na te laten denken over zaken waar hij normaliter niet al te lang bij stilstaat. Over het bestaan van spiegels bijvoorbeeld, die aan eenieder die erin kijkt iets anders laten zien. Of over schaamte, waarover de verteller opmerkt: ‘Dus dit, deze toestand van onbeschermdheid, dit onvermogen om je te bedekken tegen blikken, noemen mensen schaamte.’
Dit vertelstandpunt doet een beroep op het geloof van de lezer. Het dwingt tot een ‘willing suspension of disbelief’. Als Lidewij Langebeen aan het bevallen is, waarbij haar man haar eerst telefonisch bijstaat, merkt de verteller bijvoorbeeld opvallend onwetend op: ‘Ik kreeg de indruk dat een wee iets is wat
| |
| |
pijn doet.’ Het schilderij weet evenmin wat een spiegel is, maar kan wel de naam van Vincent van Gogh plaatsen. De schrijver Otten lijkt zich echter wel bewust van de onmogelijkheid van het gekozen vertelstandpunt en de inconsequenties waartoe dat leidt. Hij laat de verteller - het doek - bijvoorbeeld opmerken, op het moment dat deze van de rol schilderslinnen wordt afgesneden: ‘Had ik de gave van het woord, dan zou ik nu beschrijven hoe het voelt om eindelijk een doek te zijn.’
| |
Context
In Specht en zoon keren verschillende thema's terug die het oeuvre van Willem Jan Otten hebben vormgegeven. Het belangrijkste thema is dat van het geloof. In 1999 bekeerde Willem Jan Otten zich tot het katholieke geloof, zoals zijn vrouw Vonne van der Meer dat al eerder had gedaan. Een hoogst ongebruikelijke stap voor een contemporaine Nederlandse schrijver - Reve deed het voor hem, maar die werd niet door iedereen serieus genomen. Datzelfde jaar hield Otten op de Vrije Universiteit van Amsterdam ‘Een rede tot de ontwikkelden onder de verachters van de christelijke religie’, getiteld Het wonder van de losse olifanten. Otten vertelde dat hij zich had laten dopen omdat hij een steeds krachtigere verlatenheid had ervaren op momenten dat hij voelde niet meer te geloven in het bestaan van een God. Zijn geloof moest letterlijk bekrachtigd worden. Otten stelde dat zijn bekering ook tegelijk een omkering was, dat hij als schrijver nu ook het ‘geschrevene’ werd. Kernpunt van het christelijk geloof was voor hem het lijden en de wederopstanding van Christus, belichaamd in Pasen. Deze wederopstanding kan alleen voltrokken worden door overgave van de gelovigen. De schrijver stelde: ‘Met altijd meer overgave dan het geval is’.
In dit opzicht is het onvermogen van de schilder Felix Vincent om zich over te geven niet meer dan normaal. Eerst geeft Vincent zich niet aan Tijn, en vervolgens deinst hij terug voor het portret van Singer. Normaal, omdat het geloof, zoals dat ervaren wordt door Otten, in principe om meer overgave vraagt dan van een mens verwacht kan worden. In de essaybundel Waarom komt u ons hinderen (2006) schrijft Otten over de diepgelovige Gerard Reve dat die zichzelf altijd een ‘zieke ziel’ heeft gevonden; diens zielenheil zou hebben afgehangen van ‘iemand die hem desondanks aanvaardt’. Otten schrijft: ‘Deze goddelijke afhankelijkheid van mensen, juist en bij uitstek van iemand die zichzelf zo grondeloos onaanvaardbaar kan denken als Reve, is de Menswording.’
| |
| |
In 1985 had Willem Jan Otten ook al eens opzien gebaard met een essayistische bekentenis. Destijds betrof het zijn poging om onder woorden te brengen waarom hij een gepassioneerd consument van porno was. Het essay heette dubbelzinnig Denken is een lust. Met porno bezweert volgens Otten de man zijn angst voor de inwisselbaarheid van de romantische liefde. Sterker: het verlangen naar inwisselbaarheid en vooral de gedachte daaraan, was een lust op zich. ‘Niet gezien worden, onkenbaar zijn, de ceremoniemeester zijn van je eigen geheim - het verlangen daarnaar is even groot als het verlangen naar iemand door wie je gezien wordt, gekend, en gekoesterd als was je haar geheim.’
Gedachten en overwegingen uit dit essay worden hernomen en heroverwogen in Specht en zoon, waarin de schilder Felix Vincent een stapeltje pornovideo's koopt als zijn vrouw naar het ziekenhuis is vertrokken. Later, als de schilder in zijn atelier (voor de spiegel) de liefde bedrijft met de journaliste Minke Dupuis, merkt de verteller op dat zij de monsterende blik heeft van de vrouw uit een van de video's, en dat de schepper naar haar keek, ‘zoals zij naar zichzelf in de spiegel keek’. Dit sluit aan bij de these, in Denken is een lust, dat een man naar porno kijkt zoals een vrouw die zichzelf opmaakt in de spiegel naar zichzelf kijkt; beiden zouden zij hun begeerte willen bezweren, beiden zouden zij zo de lust de baas willen blijven die bezit van hen dreigt te nemen. In interviews gaf Otten recentelijk overigens aan dat zijn positieve waardering van porno sterk was afgenomen; porno zou de huwelijksband schade toebrengen. Eerder al zei hij zich in Denken is een lust vergist te hebben in de afkeer die vrouwen volgens hem koesterden van porno.
De titel Specht en zoon verwijst onder meer naar het boek Moeder en zoon van Gerard Reve. Daarin legde Reve uit hoe hij ertoe kwam zich te bekeren tot het katholieke geloof. De winkel in kunstbenodigdheden waar het doek (de verteller) wordt gekocht heet overigens Van Schendel. Niet toevallig ook de naam van de schrijver aan wie Otten in De letterpiloot een lovend essay wijdde. Otten noemde Van Schendel toen een schrijver die altijd vanuit een ‘postuum standpunt’ werkte, die hoofdpersonages schiep van wie het einde van tevoren vaststond.
| |
Waarderingsgeschiedenis
De roman werd over het algemeen lovend ontvangen. Bart Vervaeck stelde in De Tijd dat Specht en zoon weliswaar minder briljant was dan Ottens vorige roman Ons mankeert niets, maar
| |
| |
noemde het toch ‘een indrukwekkende en rijke constructie’. Vervaeck merkte op dat alles wat in de roman geschapen wordt de blik en de aandacht van anderen nodig heeft. De recensent verbond dit met het christelijke wereldbeeld van Otten, zoals verwoord in Het wonder van de losse olifanten, namelijk ‘de onthutsende ontdekking dat je je eigen werk niet bent’. Arjen Fortuin vond juist het wereldbeeld dat uit het boek spak erg problematisch. Hij stelde geen prijs op de Bijbelse verwijzingen en leek bij lectuur van het boek het (akelige) gevoel te krijgen dat iemand hem wilde bekeren. Ook voor Arjen Peters was het duidelijk dat Otten een religieus thema behandelde in zijn boek. Voor hem was dit geen probleem. Hij oordeelde erg positief over het werk: ‘Er blijft genoeg ruimte over voor het antwoord dat iedereen moet beamen die zich ooit heeft gebogen over de overeenkomsten tussen kunst en religie: er is een geheim in het scheppingsproces, dat je eert door te geloven.’
Thomas van den Bergh stelde in Elsevier dat Specht en zoon in wezen handelde over vaderschap. Felix Vincent krijgt een zoon, terwijl Valéry Specht een zoon verliest. Beide mannen worden dan weer op hun eigen manier vader van het portret van Singer. Dat sluit aan bij wat de auteur zelf zei in interviews, waarin hij stelde dat hij met zijn roman een verhaal wilde schrijven over vaderschap. Aan interviewer Pieter Steinz vertelde Otten een jaar later: ‘Ik ben een kind uit een gebroken gezin, opgegroeid zonder vader. Toen ik zelf vader werd, op mijn 33ste, had ik het gevoel dat ik die rol helemaal zelf moest invullen; ik had geen voorbeelden. Als je wilt psychologiseren, kun je zelfs zeggen dat mijn religieuze oriëntatie daardoor bepaald is: ik ben een vaderzoekende gelovige, geen Maria-vereerder.’
Jaap Goedegebuure meende in het Haarlems Dagblad dat de schrijver de ‘leegte van het nulmoment’, het moment voor de schepping, voelbaar wilde maken, vandaar dat de schrijver het woord verleende aan een verteller die ‘letterlijk blanco’ genoemd kon worden. Ingrid Hoogervorst prees het boek in De Telegraaf als een spannend verhaal, maar stelde dat het gekozen vertelstandpunt soms tot passages leidde ‘die kinderachtig zijn en vervelend om te lezen’. Leonie Breebaart noemde in Trouw de religieuze symboliek in het boek soms wat te opdringerig en zelfs kitscherig. Maar ze zag daar tegelijkertijd Ottens esthetische programma in. Otten zou zijn lezers doelbewust kitsch voorschotelen, in de hoop dat zij ontvankelijk zouden worden voor kwetsbare (religieuze) gevoelens.
Arie Storm noemde Specht en zoon een roman die ‘gaat over de trouw aan dat wat je hebt gemaakt en dat onder je handen een eigen leven kan gaan leiden waardoor het gevaar dreigt dat
| |
| |
het kunstwerk groter wordt dan zijn maker’. Volgens Storm een thematiek die doet denken aan het werk van Frans Kellendonk.
Specht en zoon deed ook Stephan Sanders aan het werk van Frans Kellendonk denken, met name diens roman Mystiek lichaam. Sanders noemde Specht en zoon het werk van een geboren essayist én calvinist, ‘die zich wil loszingen van de zelfopgelegde verplichtingen’.
Voor deze bespreking is gebruikgemaakt van:
Willem Jan Otten, Specht en zoon, twaalfde druk, Amsterdam 2005.
| |
| |
| |
Secundaire literatuur
Arjan Peters, Geloven in wat je maakt: Willem Jan Otten laat een schildersdoek vertellen. In: de Volkskrant, 20-2-2004. |
Arjen Fortuin, Het schilderij schaamt zich: Willem Jan Ottens roman over geloof en twijfel. In: NRC Handelsblad, 27-2-2004. |
Leonie Breebaart, Uw zoon is klaar met Pasen: Kitsch in het esthetische program van Willem Jan Otten. In: Trouw, 28-2-2004. |
Onno Blom, Creatief zijn is beangstigend. In: De Standaard, 4-3-2004. |
Thomas van den Bergh, Vaders en zonen. In: Elsevier, 6-3-2004. |
Jaap Goedegebuure, Geloof en moraal, daar gaat het om. In: Haarlems Dagblad, 6-3-2004. |
Stephan Sanders, Zuiver scheppingsverhaal. In: Vrij Nederland, 6-3-2004. |
Arie Storm, Het wonder van de ogenschijnlijke eenvoud. In: Het Parool, 19-3-2004. |
Ingrid Hoogervorst, Verhalen van schildersdoek. In: De Telegraaf, 2-4-2004. |
Bart Vervaeck, De man die vader wilde zijn. In: De Tijd, 3-4-2004. |
Jaap Goedegebuure, Geloof als kunstgreep; christendom in de spiegel van romantiek en (post)moderniteit, Radboud Universiteit Nijmegen, 2005. |
Pieter Steinz, Zo zegt de schepper het: Librisprijs-nominee Willem Jan Otten over geloof in literatuur. In: NRC Handelsblad, 29-4-2005. |
lexicon van literaire werken 74
mei 2007
|
|