| |
| |
| |
Charlotte Mutsaers
Rachels rokje
door Odile Jansen
Achtergronden en uiterlijke beschrijving
Drie jaar lang werkte Charlotte Mutsaers (*1942 te Utrecht) aan Rachels rokje, beginnend in de lente van 1990 (te Amsterdam) en eindigend op Kerstmis 1993 (te Cizely). In maart 1994 verscheen de roman bij uitgeverij Meulenhoff te Amsterdam. Een negende herdruk beleefde het in 2000 als pocketuitgave in de Rainbow pocketboekenreeks van uitgeverij Maarten Muntinga te Amsterdam. Het dubbeltalent Mutsaers dat voordat zij aan haar literaire carrière begon, al naam gemaakt had als beeldend kunstenaar, ontwierp zelf de omslag voor de Meulenhoff editie. Het is een ietwat naïeve, surreële voorstelling van een in een rood gewaad geklede meisjesfiguur, die gedragen wordt door een gele vogel. De achtergrond wordt gevormd door een groen/oranjekleurig veld bezaaid met witte distels. Beide figuren, de vogel en het meisje verwijzen naar de belangrijkste personages in Mutsaers' roman, het meisje Rachel Stottermaus en haar leraar Nederlands Douglas Distelvink waarvoor Rachel een onvervulbare passie koestert. Mutsaers heeft Douglas op de omslag een metamorfose tot vogel laten ondergaan. Rachel verkeert daarentegen nog in een tussenstadium. Mutsaers beeldt haar af als een hybride verschijning, half mens, half zwaluw. De drie punten van haar taps toelopende japon verlenen aan haar onderlichaam de karakteristieke vorm van een zwaluwstaart.
Rachels rokje wordt voorafgegaan door een motto, het gedicht ‘Jeugd’ van de Russische Marina Tsvetajeva. Het lyrische ‘ik’ in dit gedicht brengt een ‘elegische’ ode aan haar jeugd, verzinnebeeld onder andere door een frambozen rood rokje. Op de grens tussen ‘zwaluw’ (jong meisje) en ‘toverkol’ (volwassen vrouw), wordt voor een allerlaatste keer met weemoed de tomeloze levensdrift van de jeugd opgeroepen.
Verder is de roman voorzien van een voorwoord, getiteld ‘Wandeling vooraf’. Mutsaers verdedigt in deze tekst haar procédé van de ‘vrije associatie’. Daarnaast bevat deze apologie een waarschuwing aan het adres van lezers en critici die niet houden van verrassingen, rechtlijnigheid verlangen en zoeken naar de feiten achter het verhaal. Er moet tussen of onder de
| |
| |
‘plooien’ door gelezen worden, maant de auteur. ‘... dat is het enige wat telt. En bijvoorbeeld niet of die plooien GOED zijn of FOUT, laat dat maar aan de stomerij over. Of het waarheidsgehalte: luister slechts naar het frou-frou.’
Rachels rokje bestaat naast het voorwoord uit twee delen. Het eerste deel, ‘Rachels rokje’, telt 37 hoofdstukken of ‘plooien’. Elk hoofdstuk wordt voorafgegaan door een summiere inhoudsbeschrijving. Een korte tekst met de titel ‘Skatsjok’ biedt vervolgens een inleiding op het tweede deel. (‘Skatsjok’ is een term uit de Russische volksmuziek en betekent de overgang van majeur naar mineur.) Een gedicht van Vladimir Majakovski vormt het motto van deze ‘inleiding’:
weer bedrijft de hemel judasstreken met
een handvol ster bezoedeld door verraad.
Het tweede deel ‘Rachels rokje revisited’ omvat een zevental zogenaamde sessies, dialogen tussen Rachel en enkele rechters.
| |
Inhoud
Van een chronologisch geordend verhaal is in Rachels rokje geen sprake. De textuur van ‘het rokje’, het verhaal dat Mutsaers weeft, bestaat uit een associatieve keten van gedachtes, herinneringen, gedichten, liedjes en miniverhaaltjes.
In het eerste deel van de roman, dat 37 langere of kortere ‘plooien’ beslaat, introduceert de vertelinstantie in de eerste ‘plooien’ de familiaire omstandigheden waaronder Rachel opgroeit. Er wordt onder andere verhaald van een schrijnend gebrek aan moederliefde. Speciale aandacht krijgt de mysterieuze gebeurtenis die plaatsvindt als Rachel tien is. Daags voor Kerstmis komt er een taxi voorrijden. Er verschijnt een vrouw uit die haar geliefde vader doodschiet. Rachel fluistert ze toe: ‘Je foute achternaam zal je achtervolgen als een zwarte vlerk’; een verwijzing naar het NSB-verleden van haar vader. Na deze gebeurtenis is Rachel lang depressief. Als de buren haar lievelingshondje doodschieten, omdat zij menen dat het Blondi heet (Blondi= de naam van de herdershond van Hitler) wil ze naar haar vader in de hemel. Een ander teken dat Rachels vader ‘fout’ was in de oorlog, biedt zijn testament dat eindigt met de NSB-groet ‘houzee’. Rachel erft een bloemstilleven waarop een distelvink is afgebeeld.
Een andere ‘distelvink’ ontmoet Rachel op twaalfjarige leeftijd in de gedaante van haar leraar Nederlands Douglas Distel- | |
| |
vink. De liefde voor hem slaat in als een ‘blikseminslag’. Dat zijn vader dood is, in de oorlog vermoord, roept herkenning op. Dertig jaar later ontmoet Rachel Douglas Distelvink, alias Rokriem, weer. De ontmoeting vindt plaats tijdens het spitsuur in Amsterdam, op een besneeuwde vluchtheuvel. Distelvink roept haar naam, Rachel luistert als een hondje: ‘De wet van de hartstocht zegt: Baas en Teef.’ Distelvink stelt voor dat ze hem ingenieur Rokriem noemt. Dat Rachel jarenlang vergeefs gepoogd heeft hem uit haar hoofd te zetten, blijkt onder meer uit de tatoeage van een distelvink op een dennetakje die één van haar liesplooien siert. Ze herinnert zich haar vroegere verliefdheid en hoe haar moeder in haar dagboek met rode letters KALVERLIEFDE schreef.
Dan volgt een intermezzo over het bezoek van de kinderen Bormann aan mevrouw Pothast, de maitresse van Himmler. Dit intermezzo sluit af met het onbegrip dat de buitenwereld toont voor de liefde van zoon Bormann voor zijn vader. Na deze onderbreking wordt er gereflecteerd over de betekenis van Kerstmis voor Rachel. Elk jaar vertelde haar vader het door ene mevrouw Pothast geschreven verhaal van ‘De kerstauto’. Daarbij speelde hij zelf voor kerstauto/paard. Suggestieve opmerkingen van derden over zijn ‘foute’ verleden besmeurden deze herinnering. Hierop volgt een intermezzo over André Breton en zijn vriendin Nadja die met hem de dood in wil rijden.
De vertelinstantie brengt verslag uit van een bezoek aan de buurt waar Distelvink woonde. De ‘ik’ vertelt hoe Rachel/zij na een mislukte poging om haar liefde te verklaren aan Distelvink, treurig in een ijssalon zat. Terugkeer naar de scène als de veertienjarige Rachel kort voor Kerstmis Distelvink in zijn Amsterdamse woning bezoekt. Daarna wordt de lezer weer teruggevoerd naar de vluchtheuvel. Distelvink belooft Rachel ‘spoedig’ te bezoeken. Die belofte wordt ingelost in het voorjaar. Hij blijkt dan vergeten te zijn dat Rachel hem ooit bezocht heeft. Tijdens die visite durfde Rachel het niet aan om hem haar liefde te bekennen.
Na een kort gesprek neemt Rokriem afscheid: hij zal wel iets van zich laten horen. Rachel wil zeggen: ‘Als je me niet uitlaat waarom heb je me dan in godsnaam aangelijnd’, maar doet dat niet. Na deze passages over de twee visites, volgt weer een intermezzo. Ditmaal is het gewijd aan de ‘Kleine Catechismus van de rok’. In een vraag-en-antwoordspel worden de eigenschappen en kwaliteiten van het rokje en haar plooien beschreven. De functie van de rokriem wordt getypeerd als het bijeensnoeren van de hart- en schaamstreek. De vertelinstantie beschrijft vervolgens een ontmoeting tussen een jaloerse Rachel, Distelvink en zijn echtgenote Teddy op een debutantenbal.
| |
| |
Situatie in de klas, Distelvink schrijft een gedicht van Vestdijk op het bord, ‘De Lucifersmerken’. Rachel begrijpt de laatste regels niet:
‘Mij heeft vooral die zeemeermin gespeten
Die ik niet los kon krijgen van een vrindje,
Al werd zij snel voor 'n ander spel vergeten.’
Distelvink meent dat zij dat ook niet kan begrijpen. Rachel zou daarvoor eerst ervaring moeten opdoen in plaats van gezelschapspelletjes te spelen. 's Avonds gooit Rachel haar spellen weg.
Ruim een maand na zijn eerste bezoek komt Rokriem weer, vergezeld van een pak kaarsen. Rachel bekent haar verlangen naar hem, maar het komt niet verder dan een kus en wat gestreel.
| |
Skatsjok
De ‘ik’ vertelt over de dood van Rokriem 24 uur na hun laatste ontmoeting. Rokriem zei toen ‘...mocht ik maar als fiets in je voort blijven leven straks als ik er niet meer ben...’. Na zijn dood, nu het rokje kapot is zoals de ‘ik’ zegt, neemt ze afscheid van Rachel. Het leven gaat niet door, verkondigt ze. ‘Tenzij de verbeelding te hulp schiet.’ Na een beschrijving van haar bezoek aan de dode, inviteert zij een aantal rechters om met behulp van het rokje, het corpus delicti te bepalen wie er schuldig is aan zijn dood.
| |
Rachels rokje revisited
Eerste sessie. In een ‘verhoor’ wordt Rachel aan de tand gevoeld over onder meer: haar voorkeur voor laarzen; haar afkeer van katten met uitzondering van ‘de Gelaarsde Kat’; haar behoefte ‘om haar vader wit te wassen’ en de keer dat ze in een namaakpanterjas huilend afscheid nam van Rokriem. Ter sprake komt ook een bezoek aan Douglas en Teddy.
Tweede sessie. Rachel wordt verder ondervraagd over haar bezoek aan het echtpaar. Rachel vertelt onder andere dat Douglas voor haar een ster uit de hemel had willen plukken en daarbij met zijn hand door de ruit ging. Rachel gaf hem vervolgens een raadsel op over de poolster, met dit hemellichaam wordt ze later door hem geïdentificeerd. Ze vertelt verder dat ze gekleed ging in een rokje en dat ze voor Douglas een rokje had willen maken dat hem compleet had moeten overdonderen. Maar na drie jaar toen driekwart van het rokje af was, ging hij dood. De ‘ik’ verhaalt verder van een bezoek aan een psychiater. Deze stelt vragen over de beleving van haar vrouwelijkheid en constateert een Elektra-complex. De sessie eindigt met de afwijzing op een leesclubbijeenkomst van haar voorstel om Kleists Penthesilea te lezen. Kleist is verdacht vanwege zijn zelfmoord bij de Wannsee. Deze ‘guilt by association’ treft ook Rachel. Zowel haar vader als haar geboortejaar 1942 zijn ‘fout’.
| |
| |
Derde sessie. Onderwerp van het verhoor is voornamelijk het bezoek. Besproken wordt onder meer een conversatie over een proefschrift over Flauberts' Madame Bovary. Rachel wordt ondervraagd over de overeenkomst tussen haar en Madame Bovary. Er is veel aandacht voor de rol van een distelvink in Madame Bovary.
Vierde sessie. Rachel vertelt daarin een droom en beschrijft hoe het bezoek aan Douglas en Teddy eindigde. Douglas bracht haar naar haar auto en zei dat ‘het’ tussen hen niet kon. Tot besluit liet hij haar zijn Italiaanse sportauto zien.
Vijfde sessie. Rachel wordt verhoord over wat er gebeurde toen ze met Douglas de auto bekeek. Rachel vertelt over een geplande rit naar Brussel, die strandt bij een Amsterdamse vluchtheuvel. Daar toont Rachel haar tatoeage waarop een (ingebeelde) vrijage volgt. In plaats van gekust, werd Rachel mond op mond beademd door Douglas. Een koolmonoxide-vergiftiging is haar bijna noodlottig geworden. Douglas vertelt haar dat het tussen hen niet kan, zij moet hem ‘in zichzelf... ombrengen’.
Zesde sessie. Rachel vertelt dat Douglas' dood een ‘deus ex machina’ oplossing was, zij kon geen afstand van hem nemen. Verder verslag van hun laatste ontmoeting bij een lezing over Madame Bovary. Madame Bovary en haar romantische opvatting van de liefde worden tot verdriet van Rachel belachelijk gemaakt. In de pauze vertelt ze Douglas dat ze dagelijks denkt aan de keer dat hij als leraar met gebaren en geluiden de etymologie van het woord fiets verklaarde. Hij antwoordt daarop dat hij graag als fiets in haar verder wil leven. Als ze hem een dag later wil bellen, is Douglas dood.
Zevende en laatste sessie. Na het bericht bereidt Rachel een diner voor twee voor en gaat daarna bij Teddy langs. Ze neemt afscheid van de dode, kruipt even bij hem in bed en laat haar laarsjes achter. De volgende dag ontvangt Rachel een brief van Douglas. Daarin staat een jiddisch liedje over een kalfje dat geslacht moet worden en dat beter een vrije vogel had kunnen zijn, een zwaluw misschien. Douglas zegt Rachel zichzelf los te zingen van haar betekenis, het lied uit haar hoofd te leren en het op de fiets te zingen. En zingend vertrekt Rachel uit het postkantoor.
| |
Interpretatie
In haar essaybundel Kersebloed (1990) schrijft Charlotte Mutsaers in een beschouwing over de autobiografische roman Poil de carotte van de Franse auteur Jules Renard, die door zijn
| |
| |
moeder hartgrondig werd gehaat: ‘Hoe slaagt iemand er in hemelsnaam in om zonder een enkele klacht en zonder zichzelf nadrukkelijk als slachtoffer voor te stellen het dodelijke gemis uit zijn jeugd vorm te geven?’ ‘...Dat is het stijlgeheim van Poil de carotte en daarin schuilt de grote ontroerende kracht.’ Deze twee uitspraken zouden met evenveel recht toegepast kunnen worden op Mutsaers' eigen semi-autobiografische roman Rachels rokje.
| |
Thematiek
Want hoewel de roman rijk is aan thema's springt één onderwerp eruit, namelijk het onverzadigbare verlangen naar (ouderlijke) liefde dat voortkomt uit een peilloos gemis. Rachels moeder, een kille vrouw, accepteert haar dochter niet, waardoor deze zich bovenmatig hecht aan de vader. Na zijn voortijdige dood is ze voorgoed verweesd. Als een drenkeling klampt ze zich daarom vast aan haar onmogelijke liefde voor haar leraar Nederlands.
| |
Stijl
De centrale, ambigue metafoor van het rokje in de roman, vormt eigenlijk Mutsaers' ‘stijlgeheim’. Het laaiende, frambozenrode rokje dat nu eens het leven of het levensverhaal verbeeldt, dan weer de hartstocht, is dé manier om Rachels verlies vorm te geven en verteerbaar te maken. De lichtheid van Rachels rokje is om met Mutsaers te spreken, lichtheid die uit lijden geboren is. De grillen van het noodlot worden luchtig verpakt in de minstens zo grillige plooival van het rokje.
| |
Poëtica
Dit op een dergelijke manier oproepen of tonen van een psychische werkelijkheid is typerend voor Mutsaers poëtica. De vorm is voor de auteur het esthetische ‘plaatstaal’ dat een kolkende inhoud bedwingt, zoals ze schrijft in ‘Plaatstaal, bloed en de logica van het gevoel’. Daarnaast onthult zich voor Mutsaers in de vormen die ze onbewust kiest de ‘logica van haar eigen gevoel’. De weergave van het ‘frou-frou’ van het rokje, van de ruis van het leven, dient niets minder dan de ontdekking van een hoogstpersoonlijke gevoelsgrammatica. In die zin is ‘verbeelding noodzaak’, zoals Mutsaers zegt in de essaybundel Zeepijn (1999). Het is niet toevallig dat de sporen die in Rachels rokje gevolgd worden, bestaan uit herinneringen, liedjes, gedichten en verwijzingen naar onder meer personages uit de wereldliteratuur waartussen allerlei (intertekstuele) dwarsverbanden worden gelegd. Zoals Marcel Proust in A la recherche du temps perdu door de smaak van een Madeleine cakeje plotseling herinneringen aan zijn jeugd deelachtig wordt, zo ‘proeft’ Mutsaers objecten en herinneringsbeelden. Het gaat daarbij niet alleen om onwillekeurige herinneringen, maar ook en vooral om ‘symptomatische’ herinneringen, die zich verraden in de herhaling. Wie wil zou Rachels rokje in dit opzicht als één groot herinneringsspoor kunnen beschouwen. Herhaling vormt de basisstructuur van dit boek, waarin voortdurend naar
| |
| |
eerdere gebeurtenissen wordt teruggegrepen. Nu eens om daar later nieuwe en andere betekenissen aan toe te kennen, dan weer om er uitgebreider op in te gaan. Die repeterende kleurrijke (herinnerings)beelden maken van de roman een zwierig ‘carroussel’ van het geheugen. Typerend voor dit proces is de verschuiving of verdichting van de betekenis van deze beelden. Een voorbeeld daarvan bieden de paarden, auto's en fietsen in de roman, als symbolen van (dodelijke) versmelting: de ‘Taxi’ die de dood brengt voor haar vader; Rachels vader als Kerstauto/paard; de auto waarmee Nadja zichzelf en André Breton de dood in wilde jagen; de fiets waarin Distelvink na zijn dood transformeert enzovoort.
Een ander voorbeeld van verplaatsing in de roman levert de rol van de vader (zie ook Mertens 1995). Want Douglas is vooral in het eerste deel meer een vadersurrogaat dan een geliefde. (Douglas is overigens niet alleen een ‘vervang-ouder’. Rachel identificeert zich ook met hem omdat hij zijn (joodse?) vader in de oorlog verloor.) De liefde van Rachel voor Douglas is even ‘onmogelijk’ als haar liefde voor haar ‘foute’ NSB-vader, zoals Rachels omgeving haar inpepert.
| |
Relatie leven/werk
De vraag in hoeverre Rachels rokje in deze en andere opzichten autobiografisch is (‘Rachel Stottermaus’ is bijvoorbeeld een anagram van Charlotte Mutsaers), is volgens de auteur volkomen irrelevant. Niet alleen in het voorwoord, maar ook in het essay ‘Dennenstraat of Denneweg, wat is omgeving?’, waarschuwt Mutsaers tegen het gelijkstellen van de romanrealiteit met ‘de werkelijkheid’. Want het gaat hier ‘...om de metamorfose van een hoogst persoonlijke beleving die door de herinnering werd vertekend en door de verbeelding ingekleurd.’
De enige zekerheid die de lezer heeft, is dat de roman is opgezet als een reconstructie van een jeugd. Deze jeugd wordt nog kort aangehaald voor het finale afscheid. Rachels rokje is zoals Tsvetajeva's gedicht ‘Jeugd’, een ‘letzte Aufforderung zum Tanz’.
| |
Vertelsituatie
De magische kinderwereld wordt in Rachels rokje opgeroepen door een (alwetende) vertelinstantie. Deze instantie, de ‘ik’ in de roman, vertelt het ‘sprookje’ van Rachels leven. Dat Rachel, de protagoniste van Rachels rokje en de vertelinstantie een en dezelfde persoon zijn, wordt duidelijk als ze gaandeweg meer en meer in elkaar overvloeien. Dit vertellen over zichzelf in de derde persoon is een verteltechnisch procedé dat zowel de afstand in jaren markeert, als de emotionele afstand die de ‘ik’ van haar alter ego scheidt. Maar die splitsing van de eigen identiteit is vooral een manier van de ‘ik’ om om te gaan met het afhankelijke kind dat in haar is blijven voortleven. Het procedé leidt in het verhaal automatisch tot een concentratie op de ontwikkelingsgang van Rachel/de ‘ik’, een verhaal van
| |
| |
scheiding en hereniging op een hoger plan. Dit groeiproces vergt namelijk van de ‘ik’, zoals ze beseft, een afscheid van de afhankelijke, in de kern kinderlijke liefde voor Douglas. Alleen is haar verlangen sterker dan haar wil. De oplossing die Distelvink aanreikt voor dit conflict, luidt verinnerlijking. Als ‘fiets’ (lees: nieuw innerlijk object) kan hij in haar voort blijven leven. Kortom: ‘verbeelding als reddingsbrigade’.
De metamorfose van Douglas is zogezegd een alternatief voor Rachels wens naar versmelting. Deze wens is het motief achter haar handelingen in het nogal duistere ‘Rachels rokje revisited’. De verschuiving in dit deel van kinderlijke aanbidding naar volwassen erotiek, leidt tot een omslag in de tekst. Niet voor niets duidt de titel van de inleiding ‘Skatsjok’ op een ‘peripetie’, een overgang van majeur naar mineur. Het afscheid van de jeugd nadert. Het samenvloeien van vertelinstantie en Rachel biedt daarvoor een duidelijk signaal. En met het verlies van de kinderlijke onschuld en de entree van de seksualiteit meldt zich ook de dood aan. De dood lijkt de vereniging te kunnen bieden waarnaar Rachel verlangt. De schuldgevoelens van Rachel na de dood van Douglas in dit deel, zijn te herleiden tot dit donkere verlangen. ‘Guilt by association’ is het sleutelwoord. De verwijzing naar een Madame Bovary, die als een roofzuchtige kat haar klauwen uitslaat naar een man (sessie 3), laat in dit opzicht weinig te raden over.
Het verwarrende, hermetische karakter van dit tweede deel berust met name op dit spel van Mutsaers met dader- en slachtofferidentificaties. De grote vraag op de achtergrond daarbij luidt: wie is de gevangene van wie in de liefde? Rachel transformeert bijvoorbeeld van een Maus of hondje in een Gelaarsde Kat. Ook haar vereenzelviging met een ster in sessie twee, is een niet mis te verstane verwijzing naar het gedicht van Majakosvski. Daar komt bij Rachels ondubbelzinnige zelfpresentatie als verrader in ‘Skatsjok’ met haar vraag aan de rechters ‘ben ik het heren?’, een echo van Judas' ‘Ben ik het, Heer?’ bij het Laatste Avondmaal (Mattheüs 26:25). Toch is Rachels profilering van zichzelf als ‘Judas’ ten spijt, Distelvink de enige die ‘verraad’ pleegt. Niet alleen houdt hij Rachel op gepaste afstand, hij laat haar ook ‘in de steek’ door dood te gaan. Als we de wet van de herhaling in Rachels rokje serieus nemen, lijkt zijn plotselinge heengaan een repetitie van de onverwachte dood van Rachels vader. In beide gevallen bleef Rachel alleen achter met haar rivale in de liefde. Het heeft er dus alle schijn van dat Rachel de werkelijke rolverdeling in haar relatie met Douglas negeert. Wil zij liever de ‘verrader’ zijn, dan degene die verraden wordt?
De dood van Distelvink is overigens in meer dan één op- | |
| |
zicht een ‘deus ex machina’ oplossing. In de eerste plaats is het een voorwaarde voor Rachel om zich te bevrijden van haar afhankelijke liefde. Zoals de in het jiddische liedje verpakte boodschap luidt gaat het erom om de ‘kalfstatus’ af te leggen en vrij te worden. Want: ‘Wie vleugels heeft, vliegt naar de hoogste hemelen en is niemands knecht’. In de tweede plaats bestaat het verhaal van Rachel nu eenmaal bij de gratie van haar onvervulde liefde en haar kinderlijke onschuld. Rachel kan alleen Rachel blijven zolang zij haar rokje aanheeft en niet in de laarsjes van een toverkol rondstapt. Het slot waarin Douglas van zijn erotische Rokriemfunctie is ontdaan biedt zo de mogelijkheid om Rachels rokje toch nog te eindigen als een celebratie van de liefde voor de vader, waarmee begin en einde van de roman zich sluiten.
| |
Context
In Rachels rokje, de eerste en tot nu toe enige roman van Mutsaers, komen de kernthema's van de auteur één voor één aan bod. In de eerste plaats is dat het gemis van moederliefde, zoals al eerder werd verwoord in De markiezin (1988). In deze verzameling prozaminiaturen vormen de ouders, ‘Papa’ en ‘de moeder’ genoemd, de Scylla en Charybdis waartussen een klein meisje door moet laveren. Ook in de essaybundels van Charlotte Mutsaers keert dit thema keer op keer terug, met name in Kersebloed (1990) waar het accent ligt op de analyse van herinneringssporen en ‘ontroering’ als vormkwestie. Een interpretatieve context voor de roman bieden ook de essaybundels Paardejam (1996) en Zeepijn (1999) waarin onder meer elementen en thema's uit Rachels rokje nader uitgewerkt worden. Zo spelen mens-dier metamorfoses en dieren(liefde) in Paardejam een grote rol. Hier vinden we onder andere het kalfje terug uit het jiddische liedje en Flauberts distelvink. In Zeepijn vormt de relatie tot de ouders het achterliggende motief voor een zoektocht. De geheugensporen die Mutsaers hier navorst, cirkelen rond de zee als symbool van de moeder en dennenbomen en andere ‘evergreens’ als zinnebeelden van de vader en Mutsaers zelf (denk aan Distelvinks voornaam Douglas!). Interessant is de summiere verwijzing in deze bundel naar Der Mann im Jasmin van de Duitse schrijfster en dichteres Unica Zürn (1916-1970), die in Frankrijk in kringen van surrealisten verkeerde. In Der Mann im Jasmin en de niet door Mutsaers genoemde prozatekst Dunkler Frühling schetst Zürn de verwarring van een meisje dat het geslachtsverschil ontdekt. De problematische verhouding tot haar moeder en de liefde voor een
afwe- | |
| |
zige vader vormen de kern van deze vertellingen. In beide teksten is er sprake van een surrogaatvader waaraan eeuwige trouw wordt gezweerd, in Dunkler Frühling betekent dit zelfs een trouw tot in de dood. De centrale zin in Der Mann im Jasmin ‘Sie bleibt ihrer Kinderhochzeit treu’ zou ook het ‘Leitmotif’ van Rachels rokje genoemd kunnen worden.
De procédé's die Mutsaers toepast in Rachels rokje om het verlies, maar ook om de magische en ‘unheimliche’ aspecten van een verloren kinderwereld op te roepen bestaan hoofdzakelijk uit de ‘vrije associatie’ en een ‘animistische’ benadering van objecten. Deze worden als ‘bezielde’ wezens benaderd en uit hun alledaagse betekenis en context losgezongen. De fascinatie van Mutsaers voor de kindertijd en haar verlangen om de ontregelende, ‘absurdistische’ blik van het kind op de wereld te herstellen, is typerend voor haar oeuvre. Herkenbaar in dit opzicht zijn de invloeden van het Russisch absurdisme (Daniil Charms) en het surrealisme (André Breton, Henri Michaux en anderen). Van belang is met name het werk van de ‘Oberioeten’. Deze beweging van experimentele Russische dichters en schrijvers in het interbellum, stierf onder druk van het sovjetregime een vroege dood. In hun manifest uit 1928 verklaart Charms: ‘... dat zijn aandacht zich concentreert, niet op de statische figuur, maar op de botsing van een aantal objekten op elkaar, op hun onderlinge relatie. In de handeling krijgt het objekt een aantal nieuwe facetten...’ Een ontregeling van de werkelijkheid door een vorm van absurd concretisme, is ook typerend voor een andere belangrijke inspiratiebron van Mutsaers: het werk van Francis Ponge. Andere geliefde auteurs zijn Jan Hanlo, Stevie Smith, Dora Carrington, Gerrit Krol, Maurice Gilliams en Robert Walser. Mutsaers laat zich naar eigen zeggen ook inspireren door de kleurrijkdom en de verbeeldingskracht van Oudierse sagen. Favoriet onder de filosofen zijn Roland Barthes, Jules Lequier en Gilles Deleuze, waarvan de invloed in Rachels rokje meer of minder expliciet aanwezig is. Bijvoorbeeld in de nadruk op het esthetische genot dat de tekst moet verschaffen (Barthes) en in de (kinderlijke) neiging om waar mogelijk
verbanden te leggen en zo de chaos te bedwingen (Lequier). Ook de pogingen van Mutsaers om de werkelijkheid ‘te schrijven’ in plaats van te beschrijven, met name als zij in de huid van dieren kruipt, leggen van die invloed getuigenis af (Deleuze).
Naast deze intertekstuele elementen, verdient ook de sociaal-historische context waarin Rachels rokje is ontstaan aandacht. Decennialang rustte er een maatschappelijk taboe op het leed van NSB-kinderen, die ongevraagd de gevolgen moesten dragen van de ideologische keuze van hun ouders. Deze
| |
| |
‘door de oorlog geschonden groep’ zoals de historicus Lou de Jong hen heeft aangeduid in zijn Het Koninkrijk der Nederlanden in de Tweede Wereldoorlog doorbrak begin jaren tachtig het stilzwijgen. Voor de Nederlandse literatuur betekende dit de ontginning van een nieuw thema. In de periode 1980-2000 verschenen onder andere de volgende (autobiografische) romans en egodocumenten: Sytze van der Zee Potgieterlaan 7 (1997); Jean-Paul Franssens Een gouden kind (1991); Duke Blaauwendraad-Doorduijn Niemandsland (1989); P. Berserk De tweede generatie: herinneringen van een NSB-kind (1985) en A. ten Hooven Lemmingen (1982).
| |
Waarderingsgeschiedenis
De receptie van Rachels rokje is tot nu toe beperkt gebleven tot recensies en enkele beschouwingen in literaire tijdschriften. De roman werd zonder uitzondering positief beoordeeld. (Enkele recensenten maakten wel een voorbehoud voor het tweede deel, dat als kwalitatief minder werd gewaardeerd.) Het positieve oordeel berustte vooral op de als origineel geprezen vorm.
In de kritieken nemen Mutsaers vorm- en stijlkeuzes een centrale plaats in. Met name de bespreking van Carl Peeters in Vrij Nederland (12-3-1994) is in dit opzicht illustratief. Hoe de vorm de inhoud van de roman bepaalt, beschrijft Peeters onder meer als volgt: ‘Dat tot de verbeelding sprekend rokje is een literaire vondst. Door dat rokje kan Mutsaers het hebben over alles wat Rachel hoog zit, van krenkingen tot hoop. [...] Rachels rokje is een persoonlijk universum van verhaaltjes, herinneringen, essayistische uitweidingen en associaties rond die radicale verliefdheid.’ - ‘Er ontstaat geleidelijk een persoonlijke mythologie van Rachel: alles wat samenhangt met haar haat voor haar moeder, haar liefde voor haar vader en de liefde voor Distelvink wordt geladen met betekenis, alles wordt ermee in verband gebracht en er door gekleurd.’ - ‘Rachels rokje is een roman over samenhang. Het persoonlijk emotioneel universum is geweven uit emotionele associaties, de enige wereld die er voor Rachel toe doet.’ Dit ‘universum’ is uiteenlopend beschreven in de diverse kritieken. De meeste recensenten beperken zich voornamelijk tot de verhouding tussen Rachel en haar (ex-)leraar. Een analyse van het liefdesthema in de roman waarbij de rol van de ouders wordt uitgelicht, bieden vooral de kritieken van Carl Peeters en Anthony Mertens. Mertens analyseert in zijn artikel voor De Groene Amsterdammer het liefdesverlangen in Mutsaers' roman als ‘... een gevoel waarvan ooit een deel werd weggeschoten, en waarvan de fan- | |
| |
toompijn wordt bestreden met het verhaal van een onmogelijke coup de foudre.’ Jaap Goedegebuure en Piet Piryns belichten een ander opmerkelijk element van Rachels rokje als het gaat om de liefde, namelijk Mutsaers' traditionele visie op heteroseksuele relaties. Mutsaers' ‘wet van de hartstocht’ zou mannelijke overheersing
en vrouwelijke onderwerping dicteren.
In de receptie valt verder de aandacht op van enkele critici voor de romantische literatuuropvatting van de auteur. Met name Jaap Goedegebuure benadrukt dit aspect in zijn bespreking, waarin hij onder meer de verwantschap aanstipt tussen Rachel en het literaire alter ego van Multatuli in diens Max Havelaar.
Voor deze bespreking is gebruikgemaakt van:
Charlotte Mutsaers, Rachels rokje, negende druk, Amsterdam 2000.
| |
| |
| |
Secundaire literatuur
Berg, Annemarie van den, Het ruisen van Rachels rokje. In: Vooys: instituutsblad van het Instituut De Vooys voor Nederlandse Taal- en Letterkunde, dl. 13, nr. 1, 1994, pp. 64-67. |
Peeters, Carel, Gemaakt van schrikkeldraad. In: Vrij Nederland, 12-3-1994. |
Deel, Tom van, Een rokje dat zijn weerga niet kent. In: Trouw, 17-3-1994. |
Heumakers, Arnold, Kalverliefde in koeieletters. In: de Volkskrant, 18-3-1994. |
Luis, Janet, De hartstocht van Rachel Stottermaus voor Douglas Distelvink, alias ingenieur Rokriem. In: NRC Handelsblad, 18-3-1994. |
Mertens, Anthony, Fantoompijn, een onontkoombare behoefte aan versmelting. In: De Groene Amsterdammer, 30-3-1994. |
Oomens, L., Exotische bloem in Hollandse tuin. In: Algemeen Dagblad, 31-3-1994. |
Meijsing, Doeschka, Lof der liefde: Prachtige pirouette van Charlotte Mutsaers. In: Elsevier, 2-4-1994. |
Anker, Robert, Een rokje zonder weerga. In: Het Parool, 6-4-1994. |
Goedegebuure, Jaap, In-spin, uit spuit. In: HP/De Tijd, 8-4-1994. |
Piryns, Piet, Baas en Teef. In: Knack, 18-5-1994. |
Matsier, Nicolaas, De logica van het eigen gevoel: van het circus van de geest tot Rachels rokje. In: Bzzlletin, jrg. 24, nr. 225, maart 1995, pp. 3-10. |
Mertens, Anthony, De giftige woorden van mevrouw Potharst - Over Rachels rokje. In: Bzzlletin, jrg. 24, nr. 225, maart 1995, pp. 24-31. |
Reugebrink, Marc, Zonder diagnose. In: Bzzlletin, jrg. 24, nr. 225, maart 1995, pp. 68-73. |
lexicon van literaire werken 50
mei 2001
|
|