| |
| |
| |
Charlotte Mutsaers
Koetsier Herfst
door Bart Vervaeck
Achtergronden en uiterlijke beschrijving
In januari 2008 verscheen Koetsier Herfst, de derde roman van Charlotte Mutsaers (* Utrecht 1942). Het boek is volgende de eerste bladzijde ‘opgedragen aan alle prisoners of compassion in verleden, heden en toekomst’. Het bestaat uit drie delen: een korte ‘Introductie’, gevolgd door ‘Use Your Illusion I’, dat 37 hoofdstukken en goed 200 bladzijden telt, en tot slot ‘Use Your Illusion II’, dat ongeveer even lang is en uit 40 hoofdstukken bestaat. Volgens de laatste bladzijde van het boek heeft Mutsaers van de lente 2001 tot de herfst van 2007 aan de roman gewerkt. De twee delen en de introductie waaruit het boek nu bestaat waren echter al afgerond eind 2005. In een gesprek met Peter Steinz zei Mutsaers dat ze de hoofdfiguur Maurice Maillot niet meer kon loslaten. Ze ‘wilde ook zijn einde beschrijven. Zo ontstond een deel III van nog eens 200 pagina's, met als titel “Appetite for destruction”, net als “Use your illusion I” en “Use your illusion II” ontleend aan cd's van Guns N' Roses, waarvan de titels tijdens het schrijven sterke stimulantia waren’. De gepubliceerde editie is, ondanks de 461 pagina's tekst, dus bekort.
Het boek, dat in 2010 zijn vijftiende druk kende, werd vertaald in het Duits en genomineerd voor de Libris Literatuurprijs. Het belandde ook op de AKO-tiplijst en kwam in aanmerking voor de vijfjaarlijkse KANTL-prijs.
Het voorplat van de eerste drukken toont een blauw paard, geschilderd door Jan Cremer. In een gesprek met Theo Hakkert zegt Mutsaers dat ze de prent van de kunstenaar gekregen heeft: ‘Op een boek dat Koetsier Herfst heet, moet uiteraard geen koetsier staan maar een paard.’ Dat sluit aan bij de cruciale rol van dieren en erotiek (Jan Cremer werd bekend als vitalistisch romancier) in de roman. De achterkant toont Charlotte Mutsaers voor het Oostendse Hotel Polaris, waar de twee hoofdpersonen van Koetsier Herfst logeren. Daardoor wordt de werkelijkheid van schrijfster betrokken op die van haar personages.
| |
| |
| |
Inhoud
In de ‘Introductie’ komt Maurice Maillot aan het woord, hij is vijftig geworden, schrijver van beroep en auteur van het boek dat de lezer in zijn hand heeft. Zijn ouders bliezen in 1953 een circus op dat een oud nijlpaard levend had gekookt om ‘een forse poet van de verzekering [te] incasseren’. Er vielen 61 doden bij hun aanslag en kort na hun veroordeling pleegden Maurice' ouders zelfmoord in de gevangenis. Hun zoon, die altijd trots bleef op zijn ouders, werd opgevoed door rijke pleegouders en heeft daardoor het gevoel dat hij zijn toekomst steeds moet bevechten. Zijn verhaal toont dat door een terugblik op zijn leven.
Het eerste deel van dat verhaal, ‘Use Your Illusion I’, begint in de lente, meer bepaald de meimaand, wanneer Maurice in het Amsterdamse Vondelpark een mobieltje vindt. Hij snuffelt aan de Nokia, die hij als zijn droomvrouw herkent, en ruikt ‘de geur van mijn toekomst’, ‘die rook naar Sisley's Eau du Soir’. ‘Ik had de plot van mijn eigen toekomst in handen,’ zegt hij extatisch. Hij kan deze hoopvolle dromen goed gebruiken, want hij zit in een diep dal. Zijn kat, Grappa, stierf acht jaar geleden en sedertdien kan hij, auteur van de bestseller Zomerchloor, niet meer schrijven. De Nokia heeft als beltoon het gemiauw van een kat. Zijn vriendin Yeppie Carton heeft hij aan de kant gezet en hij leeft nu eenzaam, heen en weer geslingerd tussen hoop en pessimisme. Troost zoekt hij in de Buffalo Grill, waar alleen mannen komen, ‘ruwe bolsters blanke pit, tot de nek vol testosteron en hunkerend naar broederschap’.
Door het mobieltje verandert het leven van Maurice. In de Buffalo Grill spreekt Freddy Blondeel hem aan over het telefoontje. Die man wordt de vriend van Maurice. Bij een tweede bezoek aan het park waar hij de Nokia vond, krijgt Maurice het aan de stok met de ‘nietige fictieschrijver’ Dolf van Beesd, die hem kleineert. Hij slaat Van Beesd bewusteloos met de Nokia en gaat ervan door met diens poedel, Slava, eigenlijk de hond van Dolfs nichtje. Dankzij een sms die gericht was aan Dora, de eigenares van de gevonden telefoon, ontmoet Maurice de achtentwintigjarige Adolphe Klein, die Eau du Soir als parfum gebruikt. Hij wordt verliefd.
Aangemoedigd door al deze tekenen, besluit Maurice alles weg te gooien wat hem aan zijn verleden bindt. Na een grote schoonmaakbeurt loopt hij door Amsterdam. Als hij wordt aangevallen door een groep jongens probeert hij zich voor te houden dat met de gsm ‘de voortgang van mijn toekomst werd gegarandeerd’, maar de jongens gooien de telefoon in het water.
| |
| |
Als Maurice het nummer draait, hoort hij geruis van water. Hij treurt om het ding als acht jaar geleden om zijn dode kat. Hij zoekt Freddy op, kruipt bij hem in bed en vertelt zijn verhaal. Freddy wijst hem erop dat Dora en Adolphe waarschijnlijk een en dezelfde vrouw zijn en dat hij erin geluisd wordt. Maurice voelt zich daardoor ten dele bevrijd en begint zijn verhaal op papier te zetten.
Met Adolphe gaat hij naar bed - ze houdt van plasseks - maar hij betwijfelt of er sprake is van liefde. Wanneer ze op een terrasje het gedicht ‘Koetsier Herfst’ van Osama Bin Laden opzegt, valt hij echter helemaal voor haar. Ze blijkt een dierenactiviste, werkt voor het LLF (Lobster Liberation Front), aanbidt Osama en dwingt Maurice vegetariër te worden. Hij belooft haar te helpen bij haar ‘geheime missie’, die over zes maanden in Oostende plaats zal vinden. Tot dan wil Do - zo moet hij haar vanaf nu noemen - hem niet meer zien. Maurice werkt aan zijn roman, die hij Koetsier Herfst zal noemen.
Het tweede deel van het boek speelt zich af in Oostende, vroeger ‘de koningin der badsteden’, nu ‘de Europese draaischijf voor levende kreeft’. Het is net winter geworden. Do en Maurice nemen hun intrek in Hotel Polaris, naast de Good Meat Shop. Hoewel ze hun Oostendse verblijf als een huwelijksreis zien, wordt hun uitstapje voortdurend ontsierd: door een vette man die met het speelgoedautootje van zijn zoon Slava lastigvalt (waarop Do de man afranselt), door de talloze dode dieren die als voedsel moeten bijdragen tot de gezelligheid van Kerstmis, door het gerestaureerde schip dat ze bezoeken en dat een ‘vissenkerkhof’ blijkt. Dat alles ‘spande geweldig samen’ volgens Maurice. En Do zegt: ‘Er moet iets zijn wat ons constant tegenwerkt.’
Toch zijn er ook gelukzalige momenten, bijvoorbeeld wanneer Do, Maurice en Slava een strandwandeling maken. Als ‘toekomstsouvenir’, ‘aandenken aan iets wat nog komen gaat’, schenkt Do Maurice een munt met daarop het schip dat ze bezocht hebben. Tijdens de huwelijksnacht, die tegenvalt, geeft ze toe dat ze bang en sentimenteel is. Maurice hoort in het geruis van de zee het geluid van ‘een dodelijke snelweg’.
Om zeven uur staat Do op voor haar eerste LLF-actie. In een ‘zilverkleurig, nauwsluitend latex pak’ gaat ze kreeften bevrijden bij de supermarkt van Delhaize. Ze laat Maurice achter, die Oostende verkent en voor Do een parelketting koopt. Wanneer Do 's avonds nog steeds niet terug is, gaat Maurice in zijn eentje eten. Hij neemt vis, wat hij als verraad tegenover Do beschouwt. Terug in het hotel, hervindt hij Do, die langer wegbleef omdat de kreeftenactie naar Engeland werd verplaatst. Ze zegt Maurice dat hij binnenkort zal zwemmen in de
| |
| |
vrije tijd, maar hij begrijpt de dreigende taal niet. Ze vrijen en beschouwen deze nacht als hun huwelijksnacht.
De dag erna - donderdag 24 december (wat het verhaal in 1998 zou situeren, of in 2009) - geeft Maurice Do het halssnoer van parels, maar zij wordt woedend: hier zijn oesters voor gestorven. Om het goed te maken, helpt Maurice Do bij het vervullen van haar hartenwens: uit het Ensormuseum stelen ze een kunstzinnige asbak. Maar Maurice voelt hierbij ‘de ademtocht [...] van een nog in nevelen gehulde, naderende dood’. Ze bestellen trouwringen, en Do zegt: ‘Zo kan degeen die de ander overleeft twee ringen aan dezelfde vinger dragen’. Tijdens het kerstdiner, dat ze op hun hotelkamer gebruiken omdat ze geen vegetarisch restaurant gevonden hebben, belt Freddy. Dat ontroert Maurice, waarop Do beweert dat hij zo kwetsbaar is dat hij binnenkort ‘arbeidsongeschikt’ zal zijn. Ze vertelt ook over haar eigen achilleshiel: Fanny, een medeactiviste op wie ze verliefd was en die haar een broche gaf. Over die broche maakten ze ruzie - was het een engelbewaarder of een cupido? - en een week later kwam Fanny bij een actie om.
Op kerstdag bezoeken Do en Maurice een kerkhof aan de rand van Oostende. Daar, zegt Do, wil ze begraven worden. Maurice hoort het ruisen van de zee en de snelweg en begint ‘te vrezen dat mijn toekomst een misser werd’. Daarop volgen vijf dagen waarin Do kreeften bevrijdt en Maurice aan zijn boek werkt. Woensdag 30 december heeft Do een rotbui. Ze zweeft naar eigen zeggen boven de afgrond. Op oudejaarsavond bevrijdt ze samen met Maurice en het LLF kreeften uit een restaurant. De volgende dag zal ze meedoen aan de traditionele duik in het ijskoude zeewater. Ze vergeet haar broche. Wanneer Do in het water verdwijnt en niet meer terugkeert, gooit Maurice de broche in zee, in de hoop dat deze, als engelbewaarder, zijn geliefde zal redden. Maar Do komt niet terug. Maurice hervalt in zijn oude gewoontes: hij eet vlees en vis, kan niet meer schrijven.
De volgende dag moet hij het aangespoelde lichaam van Do identificeren. Met Driekoningen haalt hij hun huwelijksringen op en doet ze - zoals Do had voorspeld - beide aan zijn ringvinger. Maurice wordt niet erkend als erfgenaam; Do heeft alles aan het LLF nagelaten. De doodsoorzaak blijft onduidelijk.
In een plaatselijk krantje leest Maurice over de ‘telefoonengel’, ‘een gsm [...] die ons in staat stelt te bellen met een dierbare overledene’. Met de overledene moet een zwarte doos begraven worden, zodat de nabestaande kan telefoneren met de dode. Do wordt op 23 februari begraven, met zo'n zwarte doos en op het kerkhof dat ze voor zichzelf had uitgekozen. Als Maurice haar met de telefoonengel opbelt hoort hij niets an- | |
| |
ders dan ‘het ruisen van de zee en van de snelweg’. 's Nachts, in zijn droom, verschijnt Osama Bin Laden, alias Koetsier Herfst. Die maant hem terug te keren naar Amsterdam en naar Freddy. De volgende ochtend verlaat Maurice Oostende: ‘Ik prent me in dat ik op weg ben naar een nieuwe toekomst.’
| |
Interpretatie
Thematiek
Het eerste centrale thema van de roman wordt aangegeven door de titels van de twee delen: ‘Use your illusion’. De illusie is noodzakelijk om te overleven. Als product van de verbeelding druist ze in tegen alle banaliteiten van de nuchtere realiteit. Zo trekt ze zich niets aan van geld, nochtans de basis van de dagelijkse realiteit: ‘zoals elk paradijs helemaal gratis is omdat elk paradijs berust op fantasie’. Ook van ingesleten gewoonten trekt de verbeelding zich niets aan. Ze vormt het tegendeel van de ‘drie griezels’ waarvoor Maurice' ouders waarschuwden: ‘kennis, consensus en diepgang’. Als ‘kampioenverbeelders’ hebben Do en Maurice lak aan traditionele kennis omdat die een vorm is van politiek correct denken en omdat ze het idealisme afdoet als naïef. Daartegenover staat ‘dat het ware intellect, het dierlijke, tot actie aanzet en een afkeer heeft van pasjes op de plaats’. In de mens neemt dat dierlijke instinct de vorm aan van intuïtie en verbeelding.
Zonder fantasie wordt de mens inert en aanvaardt hij de dagelijkse realiteit, dat wil zeggen: de consensus over die realiteit. Wie nog illusies koestert, is bereid tot actie over te gaan. De illusie is dus niet alleen een gevolg van de verbeelding, maar ook een aanzet tot actie. Dat is haar dubbele waarde. Het Lobster Liberation Front en, algemener, het terrorisme verdedigen die waarde tegen ‘het monsterlijke’ van ‘de middelmaat’, de ‘normaalridder’.
Volgens de romanopdracht zijn deze idealisten, net als de ouders van Maurice Maillot, ‘prisoners of compassion’. Ze laten zich leiden door een cruciaal aspect van de fantasie: het vermogen - hoe illusoir ook - zich in te leven in een ander wezen, en zelfs in een niet-levend object. De kreeftenbevrijders leven zich in in het lijden van de kreeften. Do bewondert Osama Bin Laden, onder meer omdat ze via hem het lijden van zijn volk kan aanvoelen. Maurice ziet in de Nokia die hij vindt een vrouwelijk wezen dat hij koestert en dat hem opwindt. Hetzelfde overkomt hem met de poedel Slava en nog later met Do. Deze stapsgewijze ontplooiing van zijn medeleven haalt hem uit zijn depressie. Maar de extase die er het gevolg van is, is erg kwetsbaar: de ander moet meewerken (daarin
| |
| |
zijn dingen en dieren gemakkelijker dan mensen) en Maurice wil zelf ook medeleven ontvangen. Daar schort het vaak aan. Medeleven is er duidelijk niet genoeg in onze rationele wereld. Koetsier Herfst kan zonder veel moeite gelezen worden als een pleidooi voor meer empathie. Wie kan voelen wat de ander (of het andere) voelt, zal die ander niet willen vernietigen.
Dat leidt naar het tweede hoofdthema van de roman, het vaak herhaalde ‘gelijke monniken gelijke kappen’. Wat voor mensen geldt, geldt niet alleen voor álle mensen, maar ook voor dieren en zelfs voor dingen. Dat het voor álle mensen geldt, blijkt uit ‘Bin Ladens meesterlijke uitspraak Volgens welke doctrine is uw bloed bloed en het onze water?’. Dieren lijden niet minder dan mensen. De politiek correcte verontwaardiging geldt het terrorisme, maar niet de terreur van de vlees- en visindustrie. ‘Ik beweer niet dat ik het doden van mensen niet ernstig neem,’ zegt Maurice. ‘Ik vind het even erg als laten we zeggen het doden van een koe of van een paard.’ Maar wie zo denkt, wordt door de maatschappij uitgestoten: ‘Zo zit de wereld in elkaar. Wie kreeften redden wil van een wrede dood, moet zich begeven in de illegaliteit. Wie zoogdieren laat vermoorden en verkoopt, mag openbaar reclame maken.’ Er is blijkbaar geen medeleven voor wie meeleeft.
| |
Personages
De roman begint en eindigt met de vondst van een telefoon: eerst de Nokia in het Vondelpark, dan de telefoonengel in een Oostends krantje. Voor de ontwikkeling van het verhaal zijn die twee zogenaamd levenloze objecten van essentieel belang. In de Nokia investeert Maurice zijn verlangen naar liefde en naar een nieuwe toekomst. Daardoor ontmoet hij Freddy en Do. De telefoonengel laat hem toe te rouwen en te praten met zijn dode geliefde. Dingen zijn dus niet zomaar dingen: ze worden door mensen gebruikt en krijgen daardoor menselijke eigenschappen. Ze staan in voor ‘connecting people’, zoals de volgens Maurice geniale slogan van Nokia luidt.
Niet alleen dingen krijgen in Koetsier Herfst de status van personage. Ook dieren fungeren op die manier. Zo is Slava evengoed een geliefde van Maurice als Do. De poedel neemt dan ook deel aan de vrijpartijen van Do en Maurice.
Een essentiële stap in de vermenselijking van de dieren en dingen is de naamgeving en algemener, de individualisering. Zo geeft het LLF de kreeften namen: ‘Zonder naam worden ze abstract.’ Als individuen zijn dieren evenveel waard als baby's. Wie kreeft eet, heeft volgens Do niet het recht babymoordenaars te veroordelen. Wie vlees eet, moet niet verontwaardigd doen over een kinderverkrachter als Marc Dutroux: ‘Wie dat [vlees eten] wel wil, gaat zijn gang maar. Alleen moeten ze dan
| |
| |
niet moeilijk doen over Dutroux of protesteren als ze zelf in de pan worden gehakt.’
Do gaat het verst in deze individualisering en inleving. Maurice volgt haar op de voet, maar zijn oude gewoonten blijken taai. Slechts een tijdje houdt hij het vegetarische dieet vol en als hij op de begrafenis van Do gevraagd wordt lid te worden van het LLF, bedankt hij. Hij blijft een buitenstaander, terwijl Do op zijn minst een groep gelijkgestemden om zich heen had. De enige met wie Maurice een band heeft, is Freddy, een vleeseter die niet oordeelt of veroordeelt. Hij luistert en leeft mee zonder zich mee te laten slepen. De andere personages in de roman blijven flat characters. Zij krijgen geen uitgewerkte persoonlijkheid omdat zij niet meeleven en omdat met hen niet meegeleefd wordt door de hoofdfiguur.
Zorgt de empathie voor individualisering en voor de uitdieping van de persoonlijkheid, dan leidt ze tegelijkertijd tot het opheffen van de traditionele grenzen tussen de verschillende individuen. Zelfs het verschil tussen mens, dier en ding wordt diffuus. Wie zich inleeft in de ander, wordt gedeeltelijk de ander. Identiteit is in Koetsier Herfst dan ook erg veranderlijk. Do is Dora en Adolphe, Maurice identificeert zich met haar en hervindt zichzelf door zich aan haar over te geven. De seksuele dubbelzinnigheid van de hoofdfiguren past bij deze onduidelijke identiteit: de relatie tussen Maurice en Freddy heeft iets homoseksueels en dat geldt ook voor de intense band tussen Do en haar vriendin Fanny.
| |
Opbouw en vertelling
De empathische inleving is niet alleen belangrijk voor de karakterisering van de personages, maar ook voor de evolutie van de vertelling. Aan het begin zit Maurice Maillot, de ik-verteller, opgesloten in zijn eigen kleine wereld. Door de Nokia slaagt hij erin zich op anderen te richten, zelfs zozeer dat hij uiteindelijk niet meer te onderscheiden valt van Do. Zolang ze leeft, blijft er een verschil tussen beide figuren. Zo verzet Maurice zich tegen Do's visie op de markt en de winkel als een slachtveld. Het perspectief van beide figuren blijft gescheiden: ‘Do had prachtogen, daar niet van, maar soms keek ik toch liever door de mijne.’ Na haar dood, neemt Maurice haar blik én haar woorden over. Als hij door de politie ondervraagd wordt, spreekt hij als Do: ‘Opnieuw roert Do zich door mijn mond.’ Ook tegen de hotelbazin valt hij uit: ‘Do's stem steekt weer op in mijn hoofd, nu met tornadokracht.’ De dode Do leeft op die manier voort in de woorden van Maurice, en dat is een perfecte weergave van het boek dat Maurice schrijft over zijn dode geliefde.
Maillot vertelt zijn verhaal vanuit de terugblik. In de introductie spreekt hij de lezer toe en geeft hij kort aan wat hij heeft
| |
| |
meegemaakt. Dan vertelt hij zijn verhaal grotendeels chronologisch, vanaf de vondst van de Nokia tot de begrafenis van Do. De twee delen spelen zich af in twee verschillende tijdruimten: deel één is gesitueerd in Amsterdam en toont de nieuwe lente met het nieuwe geluid (het gemiauw van de Nokia); deel twee speelt zich af in de winter, te Oostende. Aan het eind ziet Maurice dat de lente zich alweer aanmeldt: ‘Ik ontdek zelfs knopjes van speenkruid in de berm.’ De schijnbaar rechtlijnige evolutie van lente naar winter zou dus wel eens een cirkelgang kunnen zijn.
| |
Thematiek
De spanning tussen rechtlijnige voortgang en cirkelvormige herhaling vormt het derde kernthema van Koetsier Herfst. Het gaat om de strijd tussen een actief mensbeeld - waarbij de mens de baas is van zijn eigen leven - en een passieve visie op het individu als slachtoffer van het lot en het toeval. Aan het begin draait Maurice rond in cirkeltjes: hij keert telkens opnieuw terug naar de trauma's van het verleden (de dood van zijn ouders en van Grappa). Dan, door een toeval (de Nokia) en door zijn verbeelding, probeert hij zijn eigen lot in hand te nemen. ‘Mijn eigen richting volgen,’ dat wil hij.
De centrale vraag die de roman stelt is in hoeverre je eigen richting de richting van anderen is. Misschien is de Nokia neergelegd door Do en is alles wat Maurice overkomt het gevolg van haar plan. Misschien is zijn strijd voor de dieren wel voorbeschikt, meer bepaald door zijn ouders: ‘Hoe had de predestinatie het zo uitgemikt?’ vraagt hij zich af. Kan een mens dan nog wel kiezen? Volgens Do, altijd wat rechtlijniger dan Maurice, wel: ‘De kaarten zijn geschud, dat wel, maar door niemand anders dan mijzelf.’ Misschien is zelfs haar dood haar eigen keuze. Dat zou verklaren waarom ze zoveel macabere voorspellingen over haar dood doet. Het wordt ook bevestigd door de woorden van de verdronken Nokia die Maurice in zijn verbeelding hoort: ‘Geen gesabbel om Do - stop - ze heeft de beste keus gemaakt.’
Keuze of determinisme - in beide gevallen wordt de wereld voor Maurice een verzameling van tekenen die je moet leren lezen om je lot te volgen of je keuze te bepalen. Alles in deze roman heeft dan ook symbolische betekenis. Zo is er het spel, dat aan de ene kant vrijheid - zelfs vrijblijvendheid - suggereert, maar dat tegelijkertijd braaf in de pas loopt van allerlei regels. Het wordt dan ook door Do en Maurice verworpen. Een ander terugkerend symbool is het water, dat staat voor de stormachtige liefde en de dierlijke levensdrift in de relatie tussen Maurice en Do (geen wonder dat Do van plasseks houdt), maar ook voor de dood die uit de zee komt.
| |
| |
Het messiasmotief illustreert de spanning tussen keuze en determinisme. Een messias is een tussenfiguur, een mens met de macht van een god. De volgelingen van die verlosser nemen hun eigen leven in handen door het uit handen te geven. Koetsier Herfst plaatst het messianisme van de radicale islam - meer bepaald de figuur van Osama bin Laden - tegenover de christelijke verlossingsleer. Dolf ziet zich in Oostende verplicht ‘een daad te stellen’ die ‘de waarde van een offer’ heeft. Hij gebruikt daarvoor de woorden van Christus aan het kruis: ‘“Vader,” sprak ik lijdzaam, “in uw handen beveel ik mijn geest.”’ Uiteindelijk is het Do die het offer brengt: als zij dood uit de zee gehaald wordt, heeft zij een ‘vleeswond in haar zij à la Jezus Christus’.
Op het abstracte vlak plaatst de roman het vaak vermelde ‘heen en weer’ tegenover het al even vaak aangehaalde ‘met volle vaart vooruit van a naar b’. Het heen en weer zit onder meer in het herkauwen van trauma's, het afwisselen van extase en neerslachtigheid, het geven en nemen, het vrijen, het zwerven, de eeuwige wederkeer en de bus die Maurice van het kerkhof naar de stad brengt. Dat zijn dus niet eenduidig negatieve of positieve elementen. De ontwikkeling van a naar b is al evenmin eenduidig: ze is te vinden in de pijlen aan boord van het moordende vissersschip, maar ook in het zingen van Do (van do naar re, enzovoort), de rechtlijnige afwijzing van vlees en vis eten en, in het vrijen: ‘Met volle kracht vooruit van a naar b!’ Koetsier Herfst kiest niet voor het rechtlijnige of de cirkelgang, het boek toont hoezeer het ene opgaat in het andere, wat aansluit bij de centrale empathie en inleving.
| |
Stijl
De overgang van de ene pool in de andere werkt ook op het niveau van de stijl. Zo zijn er de woordspelingen, die de grenzen opheffen tussen termen die volgens de regels ver uit elkaar liggen. Het Vondelpark wordt de plaats van het vinden, en de aanslag van Maurice' ouders wordt gecatalogiseerd ‘als de ‘affaire-Maillot de bain’ (wat verwijst naar een badpak en naar het nijlpaard dat ‘in zijn bassin opgewarmd werd tot meer dan honderd graden’). Ook de beeldspraak verbindt tegenpolen. Zo worden mensen vaak als dieren omschreven. Na de dood van Do lijkt Maurice een vis op het droge: ‘Kijk hem nu eens spartelen en droogzwemmen.’
De roman verbindt voorts het hoge met het lage: de strips van Kuifje zijn even artistiek als de schilderijen van Ensor; de idealiserende taal van de terrorist en de bevrijder staat naast de haast pornografische beschrijving van allerlei seksuele activiteiten; de grillige sprongen van de verbeelding en de schijnbaar lichtvoetige taal gaan hand in hand met de tragische loop van het verhaal en de dieper liggende melancholie.
| |
| |
| |
Titel
Die laatste tegenstelling zit in de titel van de roman. Enerzijds is er de herfst, die wijst op het voorbijgaan en het verval. Anderzijds is er de koets, een sprookjesachtig voertuig uit een voorbije tijd, dat de inzittenden naar avontuurlijke bestemmingen brengt. ‘Zoals Koetsier Herfst vitaliteit met vergankelijkheid verzoent, alleen al dat.’
Maar er is veel meer. Met Freddy drinkt Maurice ‘een sterk koetsiertje’, een andere naam voor Hollandse cognac. De herfstige koetsier is bovenal het symbool voor de liefde tussen Do en Maurice: ‘Koetsier Herfst, dat was onze postillon d'amour.’ ‘Sommige mensen noemen een bed een koets’, en voorts heeft de koets iets van een boot, meer bepaald het huwelijksbootje: ‘De koets staat klaar. We gaan op huwelijksreis.’
Bij dit alles is Koetsier Herfst de titel van een gedicht waarin Osama Bin Laden de koetsier omschrijft als een ‘vermoeide oude man’ die de dichter langs ‘raadselachtige wegen’ kan wegvoeren ‘van de wereld en de mensen, naar de goddelijke betovering en de stilte’. Hieruit spreekt weer het verlangen naar extase en het gevoel nergens bij te horen.
| |
Intertekstualiteit
De gedichten van Bin Laden die Mutsaers citeert zijn makkelijk op het internet terug te vinden (http://www.battl.nl/bingedicht1.html). Hoewel het vermelde boek een mystificatie is, zal de poëtische inborst van Bin Laden voor heel wat (politiek correcte) lezers een verrassing zijn. Zo wordt hij door Do ook beschreven: als een zachtaardige dichter, een sensuele man, een gevangene van zijn medelijden. De onverwachte intertekstuele verwijzing sluit aan bij het onverwachte beeld dat van de man opgehangen wordt. Zijn gedicht wordt ingeschakeld in een reeks van referenties aan grote westerse literatuur, zoals Moby Dick van Herman Melville, Der Zauberberg van Thomas Mann en de poëzie van Lucebert. Ook op die manier wordt het andere of de ander (de vijand, Osama) opgenomen in het eigene (de westerse canon).
De controleerbare verwijzing naar gedichten van Bin Laden past in een nadrukkelijk realistische vertelstrategie. De parken, straten en locaties die in de roman genoemd worden, bestaan allemaal en dat geldt ook voor de gebeurtenissen die vermeld worden. Zo heeft Do zich aangesloten bij de actie in het Engelse Worth Matravers, waaraan ook de acteur Edward Furlong deelnam. Do leest achteraf het verslag in The Guardian, dat woordelijk op het web terug te vinden is (http://www.guardian.co.uk/society/2004/jul/30/animalrights.environment).
De datum klopt dan weer niet: het verslag dateert van 30 juli 2004. De hoofdzetel van het LLF is in ‘Charlottesville’, wat niet alleen klopt in werkelijkheid, maar wat Do ook verbindt met Charlotte Mutsaers.
| |
| |
| |
Literatuuropvatting
Toch ligt het realistische gehalte van Koetsier Herfst volgens de uitspraken van Maurice niet in de controleerbare verwijzingen naar de feitelijke realiteit, maar in de trouw aan de persoonlijke belevenis daarvan: ‘Er zijn feiten en er zijn ervaringsfeiten. Dit boek bestaat uit ervaringsfeiten,’ luidt het aan het begin van de roman. En aan het eind: ‘Er is maar één realiteit, die van jezelf.’ Dat neemt niet weg dat de sociale werkelijkheid, inclusief de politiek, expliciet aan bod komt in het boek. Ook hier ontmoeten de extremen - het individuele en het sociale - elkaar.
Zonder die ontmoeting is de literatuur waardeloos. Estheticisme en intellectualisme worden door Do en Maurice even scherp veroordeeld als het brave realisme dat de clichébeelden voor werkelijkheden neemt. Een goede roman geeft hoop en wekt illusies in het besef dat die voortdurend aangetast worden: ‘Aan iets wat hoop geeft, moeten smetten kleven.’ De literatuur lijkt op het terrorisme: ze drijft op meeleven en inleven, ze maakt acties van illusies. Geen wonder dat Maurice het terrorisme van het LLF als volgt omschrijft: ‘Het was toverkunst wat ik daar meemaakte, virtuoze toverkunst met de nadruk op kunst.’
| |
Genre
Door de centrale rol van de vermenging in thematiek, stijl en poëtica, is het onmogelijk Koetsier Herfst tot een bepaald genre te rekenen. Het boek is ongetwijfeld een liefdesroman, maar het is ook een maatschappijkritisch werk en een ideeënroman - dat laatste dan wel in een heel concrete en zintuiglijke stijl. De ideeën worden meer getoond (in de vorm van acties) dan besproken.
| |
Context
Vorm en inhoud van Koetsier Herfst bouwen voort op het vroegere werk van Mutsaers. In het algemeen komen die vorm en inhoud samen in wat Mutsaers in de essaybundel Paardejam (1996) ‘bevlogen lichtheid’ noemt: de combinatie van een lichte stijl met een grote aandacht voor de verbeelding. Lichtheid is hier geen frivoliteit of speelsheid: ze verwoordt de onttovering en de desillusie die de donkere grondtoon vormen van Mutsaers' hele oeuvre. Lichtheid staat ook niet in de weg van kritiek: alle boeken van Mutsaers bekritiseren de mens en de maatschappij. Al in haar debuut, de bundel emblemen Het circus van de geest (1983), rekent de auteur af met het politiek correcte denken (‘Van alles wat men u ooit leerde/ Geldt evenzeer het omgekeerde’) en heeft ze het openlijk over seksualiteit. In haar tweede beeldverhaal, Meneer Donselaer zoekt een vrouw
| |
| |
(1986), zorgde die vrijmoedigheid zelfs voor een rel. In al haar werken speelt het dier een cruciale en veelzijdige rol, onder meer van onschuldig slachtoffer, beminde betere helft en instinctief wezen dat toont hoe onbeholpen het menselijke verstand is.
Al deze elementen zijn opnieuw aanwezig in Koetsier Herfst. Geen wonder dat Arjan Peters opmerkt dat deze roman een voortzetting is van het typische Mutsaers-proza. Toch zijn er twee cruciale nieuwigheden in de manier van vertellen. In vergelijking met de korte, fragmentaire en springerige eerste roman De markiezin (1988) lijkt Koetsier Herfst meer op een traditionele vertelling met een spanningsboog tussen een duidelijk begin en eind. De tweede roman, Rachels rokje (1994) had die spanningsboog ook, maar was nog veel grilliger qua vertelvorm. Daarbij komt het volume van het boek, dat uitzonderlijk is voor een auteur die vaak geassocieerd wordt met korte, puntige essays, verhalen en beschouwingen.
Afgezien van volume en vertelvorm continueert Koetsier Herfst de inhoud en vorm die eigen is aan het werk van Mutsaers. ‘Koetsier Herfst past perfect in Mutsaers' oeuvre’, zegt Sofie Gielis. Wanneer Vaessens beweert dat deze roman voor Mutsaers ‘de wending naar de werkelijkheid’ inhoudt, lijkt dat discutabel. Alles wat Mutsaers ooit gepubliceerd heeft, is nadrukkelijk op de realiteit gericht. De door Vaessens gesignaleerde band met Februari's De literaire kring (2007) ligt dan wel weer voor de hand, vanwege de expliciete maatschappijkritiek.
Mutsaers zelf wijst vooral naar internationale auteurs als verwante geesten: in Francis Ponge, Franz Kafka en Julio Cortázar bewondert ze de combinatie van een schijnbaar realistische, direct tonende vertelstijl met een grillige verhaalontwikkeling en een aandacht voor het kleine. In het Nederlandse taalgebied vindt ze iets soortgelijks in het werk van Jan Hanlo en Gerrit Krol. Ook Maurice Gilliams ziet ze als een verwante geest vanwege de poëtische aandacht voor de verbeelding en de onttovering.
| |
Waarderingsgeschiedenis
Bijna alle recensenten loven de roman. Af en toe, bijvoorbeeld in de bespreking van Jann Ruyters, valt de term ‘magnum opus’. De Morgen spreekt van ‘een vuistdik meesterwerk’. Koetsier Herfst ‘is een wervelende roman die vol wonderlijke ideeën en gebeurtenissen staat,’ oordeelt Onno Blom. Mutsaers' verbeeldingskracht en originaliteit worden vaak aangehaald. Arjan Peters heeft het over de ‘creatieve explosie’ van een ‘oor- | |
| |
spronkelijke geest’. Overmars spreekt van een ‘opzwepende ode aan de verbeeldingskracht’ en Jelle van Riet noemt het boek ‘volstrekt origineel’. Meermaals wordt aangegeven dat de roman de lezer niet onberoerd of onveranderd achterlaat. Ook de stijl oogst lof. Luis waardeert ‘de frisse woordkeus’, Versteele de ‘wonderlijke volzinnen vol ritme’. ‘De zinnen zijn allemaal even prachtig,’ meent Overmars. En volgens Dieben-Frerichs bevat ‘elke bladzij wel een zinnetje [...] dat het hart van de lezer doet opspringen’.
Als er afwijzende kritiek komt, geldt die meestal het tweede deel. Keikes vindt dat deel te lang en meent dat het ‘de betoverende complexiteit’ van het eerste deel mist. Johan Bakker schrijft: ‘Het boek verliest gaandeweg aan kracht omdat humor en speelsheid plaatsmaken voor dodelijke ernst en weinig interessante echtelijke ruzies’. Voorts meent hij dat de hoofdfiguren ‘als moreel ijkpunt [...] nauwelijks serieus te nemen’ zijn. Hellemans vindt dat het boek soms te nadrukkelijk vecht ‘tegen de kleinburgerlijke clichés’ en verkiest in het genre van de maatschappijkritische roman De overgave van Arthur Japin.
Uitzonderlijk is de kritiek van Pam, die beweert niet te begrijpen waar het boek eigenlijk over gaat: er komt geen normaal mens in voor, het geheel is ‘een absurdistisch schouwspel’. Ook Fleur Speet vraagt zich af waartoe alle ‘grotesken’ van Mutsaers dienen. Ze vindt de ideeën in de roman vreemd en vaak overtrokken. Dubbelzinnig is de waardering van Goedegebuure, die zich door de roman geprovoceerd voelt en zegt dat hij ‘regelmatig op het puntje van’ zijn stoel heeft ‘gezeten. En dat lang niet altijd van ergernis’.
Heumakers, die kort de receptie van de roman doorloopt, gaat dieper in op de kritische boodschap van de roman. In haar gesprek met Steinz looft Mutsaers dergelijke kritieken, die zich niet blindstaren op de betoverende stijl en de humor, maar doordringen tot de ernstige grondlaag.
Voor deze bespreking is gebruikgemaakt van:
Charlotte Mutsaers, Koetsier Herfst, tiende druk, Amsterdam 2009.
| |
| |
| |
Secundaire literatuur
Arjan Peters, Smullen van vegaburgers en sexy latex. In: de Volkskrant, 11-1-2008. |
Mischa Cohen, Schuld en medelijden. In: Vrij Nederland, 16-1-2008. |
Karin Overmars, Een klopjacht op geluk. In: Het Parool, 17-1-2008. |
Sofie Gielis, Muze uit een biefstukbar. In: De Standaard, 18-1-2008. |
Jelle van Riet, Duizend vormen van liefde. In: De Standaard, 18-1-2008. |
Lies Schut, Wonderlijke avonturen van Maurice Maillot. In: De Telegraaf, 18-1-2008. |
Onno Blom, Ik ben geen betweter, maar een weter. In: Trouw, 19-1-2008. |
Maartje den Breejen, Gevang in je eigen kop. In: Het Parool, 19-1-2008. |
Jann Ruyters, Een liefdesverklaring aan hemelbestormers. In: Trouw, 19-1-2008. |
André Keikes, Mutsaers op zoek naar ‘de terrorist’. In: Leeuwarder Courant, 25-1-2008. |
Joke Dieben-Frerichs, Verliefd op een benig kwekdoosje. In: Haarlems Dagblad, 26-1-2008. |
Jaap Goedegebuure, Slanke, maar stevige damesvuist. In: Brabants Dagblad, 26-1-2008. |
Frank Hellemans, Vrijen met Bin Laden. In: Knack, 30-1-2008. |
Janet Luis, Koetsier Herfst. In: Opzij, 1-2-2008. |
Max Pam, Gouden regen. In: HP/De Tijd, 1-2-2008. |
Diana Chin-A-Fat, Allemaal echt verzonnen. In: Algemeen Dagblad, 2-2-2008. |
Fleur Speet, De shock als aanjager. In: Het Financieele Dagblad, 9-2-2008. |
Jeroen Versteele, Nieuwe roman van Charlotte Mutsaers is een explosie van stijl en creativiteit. In: De Morgen, 20-2-2008. |
Theo Hakkert, ‘Mijn mobieltje is een belangrijke muze’. In: Dagblad van het Noorden, 22-2-2008. |
Johan Bakker, Gek op Nokia. In: Nederlands Dagblad, 29-2-2008. |
Bart Vervaeck, Een druppel plas. In: De Leeswolf, 1-3-2008. |
Arnold Heumakers, Charlotteske kanten: waar gaat ‘Koetsier Herfst’ over? In: De Revisor, nr. 2-3, juni 2008, jrg. 34, p. 147-154. |
Pieter Steinz, Iedere gedreven schrijver is een terrorist. In: NRC Handelsblad, 4-7-2008. |
Thomas Vaessens, De revanche van de roman. Literatuur, autoriteit en engagement. Nijmegen 2009, p. 184-195. |
lexicon van literaire werken 95
september 2012
|
|