| |
| |
| |
Harry Mulisch
Het stenen bruidsbed
door Jaap Goedegebuure
Achtergronden en uiterlijke beschrijving
De roman Het stenen bruidsbed van Harry Mulisch (*1927 te Haarlem) verscheen in 1959 als eerste deel van de serie Literaire Reuzenpockets, uitgegeven door De Bezige Bij te Amsterdam. In de tot nu toe verschenen herdrukken zijn door Mulisch geen wijzigingen aangebracht. Van het boek zijn tot op heden 156000 exemplaren verkocht.
Het stenen bruidsbed werd geschreven in opdracht van het Ministerie van Onderwijs, Kunsten & Wetenschappen, en ontstond tussen 1956 en 1958. Blijkens een vermelding op de slotpagina begon Mulisch eraan tijdens een verblijf in Dresden, de stad waar de geschiedenis is gesitueerd. Hij reisde op dat moment door de ddr om zich te documenteren voor de nooit voltooide roman Gratie voor de doden, die zou moeten gaan over een Duitse oorlogsmisdadiger. Dat Het stenen bruidsbed zich afspeelt in de periode van Mulisch' bezoek aan Dresden blijkt uit de vermelding van berichten in de media over ongeregeldheden in Boedapest. Deze gebeurtenissen vormden de aanloop tot de Hongaarse opstand van oktober-november 1956 tegen het communistische bewind.
De roman, die inclusief het voorwerk en de inhoudsopgave 221 pagina's beslaat, telt vijf delen en elf hoofdstukken. De verdeling van de hoofdstukken over de delen is als volgt: I (1), II (1) III (3), IV (4) en V (2). Een bijkomende eigenaardigheid is nog dat de delen II, III en IV worden besloten met een zogenoemde zang.
De schrijver heeft zijn tekst vooraf laten gaan door twee motto's, die zijn ontleend aan de Ilias van Homerus en de Annalen van de Romeinse historicus Tacitus.
| |
Inhoud
Deel I
De 35-jarige tandarts Norman Corinth, wonend in Baltimore, ontvangt op een ochtend in september (van het jaar 1956) een uitnodiging voor een congres in Dresden. Zoals later zal blijken is hij bij het bombardement op die stad (13 februari 1945) neerge- | |
| |
schoten en in zijn gezicht verminkt. Toch roept deze herinnering geen emotie bij hem op. Als hij zich al ergens druk om maakt, dan is het eerder een mogelijke beschuldiging van sympathie met het communisme waaraan hij in het Amerika van de jaren vijftig bloot kan komen te staan nu hij door een Oostblokland is geïnviteerd.
| |
Deel II
Bij het begin van het tweede deel is Corinth in Dresden aangekomen. Hij maakt er kennis met de pensionhouder Ludwig, die hem vertelt over de slag bij Dresden (1813), de laatste die door de Franse keizer Napoleon werd gewonnen, en met het huisknechtje Eugène. Denkend aan de Oostduitse gids Hella, die hem in Berlijn van het vliegveld heeft afgehaald, besluit Corinth dat hij ‘haar hebben’ wil. Ludwig laat hem de woning zien waarin het pension is gehuisvest. Het gaat om ‘de nauwkeurige nabootsing van een huis in Rome, dat zekere Krschowsky hier had laten verrijzen om er de dag na de voltooiing, terwijl het overal naar verf rook, zelfmoord in te plegen’.
Nadat Corinth zich op zijn kamer heeft teruggetrokken, en daar verpozing zoekt bij een fles cognac, wordt hij besprongen door allerlei herinneringen, aan het oorlogsverleden én aan het korte verblijf in Berlijn waar hij de ruïne van Hitlers bunker heeft gezien. Deel II eindigt met de cursief gezette ‘Ie zang’, waarin verslag wordt gedaan van het bombardement op Dresden zoals Corinth dat als boordschutter van een bombardementsvliegtuig heeft meegemaakt.
| |
Deel III
Bij het begin van het derde deel is het avond geworden en blijkt Corinth te zijn opgehaald door de chauffeur Günther. Ze rijden langs de nog altijd niet opgeruimde puinhopen, en ondertussen vertelt Günther hoe hij als lid van de Hitler Jugend heeft deelgenomen aan de slag om Berlijn. Vervolgens begeeft Corinth zich naar de eerste zitting van het congres. Hij ontmoet er de Westduitser Schneiderhahn, met wie hij discussieert over de filosofische aspecten van het begrip tijd. Corinth beweert dat het verleden te ver weg is om nog gekend te kunnen worden.
Nog tijdens de begroetingsrede verlaat Corinth de zaal. Hella, en weldra ook Schneiderhahn voegen zich bij hem. Gedrieën worden ze door Günther naar een café gereden. Terwijl ze daar zitten, wordt er buiten een man afgetuigd die verschillende vrouwen met geslachtsziekte heeft besmet. Even later raken ze in gesprek met een echtpaar dat hen vertelt over de wreedheid en zinloosheid van het bombardement op Dresden, waarbij binnen een uur 250000 mensen werden gedood. Schneiderhahn deelt mee dat hij tijdens de oorlog werkte aan het ‘binnenlands front’, dat gelegen was ‘in stille bossen, of op vredige heuvels’. Zodra Hella dit heeft gehoord, rent ze lijkwit naar de wc om over te geven. Corinth gaat haar achterna en neemt haar mee
| |
| |
naar zijn kamer. Hij uit het vermoeden dat Schneiderhahn als tandarts in een vernietigingskamp heeft gewerkt, en dat Hella zelf tijdens de oorlog slachtoffer van de nazi's is geweest. Tevens vertelt hij dat hij dienst heeft gedaan als oorlogsvlieger, maar houdt achter dat hij bij het bombardement op Dresden betrokken was. Na een korte aanval van panische angst gaat hij met Hella naar bed. De beschrijving van de coïtus gaat over in de IIe zang, die het relaas over het bombardement voortzet. In dit vervolg wordt verteld hoe Corinth vluchtende burgers mitrailleert.
| |
Deel IV
Bij het begin van het vierde deel is de ochtend aangebroken. In de encyclopedie waar Corinth het lemma over Dresden opzoekt, bevindt zich een door Krschowsky ondertekend krantebericht. Hij stopt het bij zich. Na een gesprek met Ludwig over de vooroorlogse schoonheid van Dresden denkt hij opnieuw na over tijd en geschiedenis. Als Günther hem omstreeks het middaguur komt halen gaan ze na een korte rondrit door de stad naar de Gemäldegalerie. Naar verwachting ontmoet hij daar Schneiderhahn, die hij confronteert met zijn overpeinzingen over de tijd en de geschiedenis. Als ze daarna komen te spreken over Hella, waagt Schneiderhahn de veronderstelling dat ze is opgegroeid in een nationaal-socialistisch milieu. Corinth vertelt hoe het werkelijk zit, en beschuldigt hem er vervolgens van dat hij zelf aan de verkeerde kant heeft gestaan.
Enige tijd later is Corinth in de congreszaal aangekomen. Hij herhaalt zijn beschuldiging aan het adres van Schneiderhahn, maar deze zweert dat hij onschuldig is. Corinth begint te flirten met het meisje Karin dat bij de congresorganisatie werkt, iets waarover Hella hem enige tijd later verwijten maakt. Daarna deelt ze mee dat Schneiderhahn tijdens de oorlog betrokken was bij de strijd tegen nazi-Duitsland. Op een verzoeningspoging van Hella gaat Corinth niet in. Nadat hij zich nog eenmaal door Günther rond heeft laten rijden, gaat hij terug naar het pension. Zijn gewaarwordingen en herinneringen gaan over in de IIIe zang, die verhaalt over het neerstorten van het vliegtuig.
| |
Deel V
Het vijfde deel begint met een monologue intérieur van Hella, die met de hoed van Corinth op haar knieën in bed zit te treuren over het vertrek van haar geliefde. Corinth zelf wordt midden in de nacht wakker en hoort van de homofiele huisknecht Eugène dat Schneiderhahn naar hem heeft gevraagd. Onmiddellijk laat Corinth zich door Günther naar het hotel rijden waar zijn Duitse collega logeert. Onder de uitroep dat hij hem zal leren zijn leugens uit te kiezen, slaat hij Schneiderhahn in het gezicht. Schreeuwend van het lachen verlaat hij het hotel, en rijdt met Günthers auto weg. In zijn hilariteit rijdt hij tegen een puinhoop aan. Hij kruipt uit het wrak, steekt het in brand en in het
| |
| |
schijnsel van het vuur leest hij het kranteknipsel waarin Krschowsky schrijft over de vijftigste sterfdag van Schliemann, de archeoloog die Troje ontdekte. Ook dit knipsel wordt door Corinth aan de vlammen prijsgegeven.
| |
Interpretatie
Titel
In combinatie met de (door Mulisch zelf uitgekozen) omslagillustratie bevat de titel van de roman al meteen een aanwijzing voor de richting die de interpretatie dient uit te gaan. Het omslag laat immers een in negatief afgedrukte foto van het verwoeste Dresden zien. Daardoor is het al op voorhand mogelijk een verband te leggen tussen de aanduiding ‘het stenen bruidsbed’ en de gebombardeerde stad in Duitsland. De titel wordt dan opgevat als een metafoor. Niettemin komt er in het boek een scène voor waarin ‘bruidsbed’ in de betekenis van ‘plek waar voor de eerste maal de liefde bedreven wordt’ van toepassing is. Dat is de passage aan het slot van deel III waarin Corinth met Hella naar bed gaat. De koppeling van de letterlijke en de metaforische betekenis heeft een belangrijk gevolg voor de totaalinterpretatie van de roman. Oorlog c.q. vernieting komen op één lijn te staan met de liefde.
| |
Thematiek
Metaforisch gezien is Dresden de bruid die vanuit de hemel wordt benaderd door haar bruidegom: Norman Corinth in zijn bommenwerper. Daarmee wordt ook duidelijk waarom er van een stenen bruidsbed sprake is. De vereniging in liefde, in feite een vernietiging, vindt plaats doordat een stad in puinhopen wordt veranderd.
In de feitelijke handeling herhaalt zich het vernietigende bombardement op een ander niveau. Corinth knoopt immers een kortstondige verhouding met Hella aan. Nu hij zich gedraagt als de misdadiger die terugkeert naar de plaats van de misdaad, dringt zich als vanzelf een relatie tussen Dresden en Hella op. Zij symboliseert de stad die elf jaar eerder werd vernietigd. Corinth beperkt zich er namelijk niet toe haar voor de bevrediging van zijn lust in bed te krijgen, maar maakt haar ook geestelijk kapot door haar de volgende dag alweer te laten vallen.
Er zijn tal van passages waarin dit thema (liefde als vernietiging, vernietiging als liefde) wordt uitgewerkt. Wanneer Corinth Hella voor de eerste maal ontmoet, worden zijn gewaarwordingen als volgt beschreven: ‘Zijn geilheid blafte, een koud dier van plicht, en hij dacht, natuurlijk, natuurlijk, ik wil haar hebben.’ Het ‘blaffen’ komt terug als beeldende omschrijving voor het geluid van geschut, ‘plicht’ verwijst naar de periode dat Corinth als kanonnier steden hielp vernietigen.
Mulisch heeft de feitelijke handeling (een soldaat keert na ja- | |
| |
ren terug naar het strijdtoneel en beleeft daar een kortstondige relatie met een vrouw) ingebed in historische en mythische perspectieven. Het historisch perspectief dat het meest voor de hand ligt, is het recente oorlogsverleden. Talrijk zijn de toespelingen op de twaalfjarige geschiedenis van het naziregime (1933-1945). Daarnaast zijn er verwijzingen naar de antieke mythologie en naar de bijbel.
Een voorbeeld van zo'n mytisch perspectief is de naam Hella, waarin de verbinding tussen de motieven ‘onteerde vrouw’ en ‘verwoeste stad’ terug te vinden is. Hella is een variant op Helena, de vrouw die aanleiding gaf tot de oorlog tussen de Grieken en de Trojanen zoals die bijvoorbeeld in de Ilias van Homerus is beschreven. Na een beleg van tien jaar werd Troje ingenomen en in brand gestoken. Vandaar dat Corinth kan zeggen dat hij een onder Agamemnon (zwager van Helena en legeraanvoerder) gesneuvelde Griek is. De homerische zangen waarin van het bombardement op Dresden wordt verhaald onderstrepen deze mythische verwijzing.
Een ander voorbeeld, waarin het historisch perspectief wordt verbonden met een verwijzing naar de bijbel, is te vinden op p. 82-83: Corinth zit met Hella en Schneiderhahn in het café waar een Duits echtpaar hen vertelt over het bombardement. Zijn gedachten dwalen af naar de laatste dagen die Hitler in zijn bunker doorbracht: ‘eindelijk voelde hij zich thuis in de wereld, zij was de zijne geworden, niemand herkende haar; het was hem gelukt in 12 jaar: de 12 poorten van de heilige stad, het Nieuwe Jeruzalem, dat nu uit de hemel op hem neerdaalde, toebereid als een bruid, die voor haar man versierd is’. Mulisch varieert hier op de stijl van de Openbaringen, het laatste bijbelboek, waar in lyrische bewoordingen het einde van de wereld wordt geprofeteerd, en het Hooglied, waarvan de bruidssymboliek vaak wordt uitgelegd als een beeld voor de verhouding tussen Christus en zijn kerk. Hier wordt de verhouding omgedraaid: het Nieuwe Jeruzalem is de bruid, Hitler ‘het hete, loopse bronstige beest’.
Niet alleen in de hierboven genoemde passage is sprake van omkering. In feite gaat het om een procédé dat bepalend is voor de hele roman. In bepaalde interpretaties is er dan ook op gewezen dat Corinth en Hitler in zekere zin elkaars spiegelbeelden of tegenvoeters zijn: Hitler is een agressor die de joden heeft vernietigd, en oorlog voerde tegen de Amerikanen, Corinth is een Amerikaanse jood die als agressor nazi-Duitsland vanuit de lucht bestookt.
Een andere visie op de thematiek is te vinden bij Schmitz-Küller. Zij ziet Het stenen bruidsbed als een roman over de onmogelijke taak de tijdens een oorlog bedreven gruweldaden in hun volle omvang en consequenties onder ogen te zien, en er de
| |
| |
verantwoordelijkheid voor te dragen. In een dergelijke interpretatie krijgen de twee motto's die aan de roman voorafgaan een duidelijke betekenis. Het eerste motto is een citaat uit de Ilias. Helena wordt er uitgenodigd om vanaf de muren van Troje een blik te werpen op de strijders die uitrusten van het gevecht. Het tweede motto stamt uit het portret dat de Romeinse historicus Tacitus (circa 100 na Chr.) tekent van de wrede kunstenaarkeizer Nero. Naar verluidt liet deze in 64 na Chr. Rome in brand steken om ruimte te creëren voor een nieuw paleis, en om de juiste sfeer te scheppen voor de declamatie van een door hem geschreven epos over de brand van Troje. Het onaangedaan beschouwen van gruwelen komt als motief op allerlei manieren in Het stenen bruidsbed terug.
De homerische zangen die het derde, vierde en vijfde deel van de roman besluiten, hebben dus niet alleen een functie met betrekking tot het al genoemde mythische perspectief, maar verwijzen ook naar Nero's houding tijdens de brand van Rome. Voor Corinth vormen ze de enige mogelijkheid zijn betrokkenheid bij het bombardement op Dresden onder ogen te zien. Schmitz-Küller legt er daarom de nadruk op dat het verleden alleen langs indirecte weg, dat wil zeggen met behulp van geïroniseerde epiek in de trant van Homerus, benaderd kan worden. Daarnaast dient het parodiërende karakter van de drie zangen om de lezer te wijzen op het onaanvaardbare van de heroïsch-epische en artistieke kijk op de oorlog, die nu eenmaal een wrede en au fond weinig heldhaftige aangelegenheid is.
| |
Poëtica
Zowel het element van de zangen als het ermee verbonden Nero-motief geven aan dat Het stenen bruidsbed meer is dan alleen maar een roman over de verwerking van het recente oorlogsverleden. Het is ook een verhaal over kunst en kunstenaarschap, over het ironische verschil tussen getransformeerde werkelijkheid en echte werkelijkheid, en over de destructieve tendensen die aan de kunst nu eenmaal eigen zijn. De Rover heeft gesteld dat de motieven ‘liefde’ en ‘oorlog’ samenkomen in het thema ‘vernietiging’. Stéphane Mallarmé (1842-1898), de belangrijkste vertegenwoordiger van het symbolisme waarvan Mulisch de literaire erfgenaam is, zei eens dat dichten voor hem identiek was met het dag in dag uit vernietigen van het leven. In zijn teksten wilde hij het ‘Niets’ oproepen, dat dan in de plaats kwam van de werkelijkheid.
Het begrip ‘niets’ keert terug in Corinths bespiegelingen over tijd en geschiedenis. Hij maakt onderscheid tussen de canonieke historie van gebeurtenissen als de slag bij Marathon en de slag bij Dresden, die hun zin aan een breder verband ontlenen, en de apocriefe anti-historie van zinloze feiten als de vernietigingen die werden aangericht door Attila, Djenghiz Khan en Hit- | |
| |
ler, of de bombardementen op Hiroshima en Dresden: ‘Hekatomben aan het niets, brandend in een eeuwige, dode ruimte buiten de geschiedenis.’ In Het stenen bruidsbed komen onmenselijke, of op zijn minst demonische kunstenaars voor die hun inspiratie uit de destructie peuren: de dichter Nero, de schilder Hitler, de schrijver Poe (afkomstig uit Corinths woonplaats Baltimore die in 1904 in vlammen opging) en de architect Krschowsky (die na de voltooiing van zijn huis zelfmoord pleegt, net als Nero en Hitler).
| |
Thematiek
Een aparte vermelding verdient de gedetailleerd uitgewerkte parallellie tussen thema's en nevenmotieven. De geschiedenis over Corinth als agressieve wellusteling, of wellustige agressor, wordt in een aantal nevengeschiedenissen gevarieerd. Een voorbeeld is de passage waarin de geslachtszieke erotomaan wordt afgerost. Een ander voorbeeld vindt men in de berichten die Ludwig verstrekt over de brandstichter, die een spiegelbeeld van Nero, en dus ook van Corinth is. Ludwig zelf figureert in de verbeelding van Corinth als iemand die het brandende Dresden gadeslaat en zich daarbij op de banjo begeleidt. Op die manier wordt nogmaals verwezen naar de brand van Rome zoals Nero die zou hebben ervaren.
Aan het slot van de roman wordt een aantal van de hiervoor behandelde aspecten van de thematiek met elkaar verbonden. Niet toevallig eindigt de roman ermee dat Corinth het door Krschowsky geschreven bericht over Schliemann in het vuur werpt. Daarmee levert hij niet alleen een bijdrage aan de anti-historie, maar maakt hij ook zijn eigen geschiedenis ongedaan. Het door Schliemann opgegraven Troje is immers een voorafspiegeling van het Dresden dat Corinth met zijn bezoek uit de puinhopen van zijn geheugen heeft opgegraven. Mede dank zij zijn onbewogenheid is hij ook zelf een spiegelbeeld (of zoals De Rover zegt een ‘masker’) van de vernietiging.
| |
Vertelsituatie
In Het stenen bruidsbed is sprake van een personale vertelsituatie. Er wordt over Norman Corinth en de andere personages gerapporteerd in de derde persoon enkelvoud. Het point of view ligt doorgaans bij Corinth, het belangrijkste personage. Hoezeer het personale vertellen met hem verbonden is, blijkt onder andere uit de omstandigheid dat hij de enige is die ‘het groene gefluister’ (cursief gedrukte gespreksflarden) kan horen. De functie van ‘het groene gefluister’ is onduidelijk, en laat zich moeilijk omschrijven daar een duidelijke relatie met de rest van het verhaal ontbreekt. De een ziet het als noodrem op emoties die Corinth niet aankan, de ander houdt het op de stem van het geweten. Een enkele keer verschuift het perspectief naar Hella (p. 21, 76, 78, 98 en 102) of Günther (p. 42).
De drie zangen geven Corinths ervaringen tijdens het bom- | |
| |
bardement weer, zonder dat het een getrouwe weergave van zijn herinneringen en gewaarwordingen betreft. Hier is dan ook sprake van een verschuiving van standpunt in de richting van de verteller, of mogelijkerwijs in de richting van de auteur. In de eerste zang figureert zelfs nog een ‘kaartenlistige Harry’ (de navigator, die de koers van het vliegtuig uitzet en controleert), een personage van wie in de tweede en derde zang, die het bombardement beschrijven, niet langer melding wordt gemaakt.
Het eerste hoofdstuk van het vijfde deel bestaat, op een in- en uitleiding van een anonieme verteller na, vrijwel geheel uit een monologue intérieur van Hella die treurt over het verlies van Corinth. Hoewel men het met Schmitz-Küller eens kan zijn dat deze perspectiefwisseling dient om de hoofdpersoon van een andere kant te kunnen bezien, is er echter ook sprake van een zoveelste literair-historische allusie. Mulisch verwijst hier naar de slotmonoloog van Molly, de vrouw van Leopold Bloom, die op zijn beurt de hoofdpersoon van Joyce's beroemde roman Ulysses is. De zin van deze verwijzing is mede gegeven door het feit dat Ulysses geldt als een culminatiepunt van de westerse literatuur van Homerus tot heden, in welks traditie ook Mulisch zich plaatst.
| |
Stijl
Het netwerk van verwijzingen maakt evengoed deel uit van de stijl als de vertelsituatie en de stilistische eigenaardigheden in engere zin. Van de laatste noemen we het bloemrijke en zeer beeldende taalgebruik, dat door sommige critici als overladen is gekarakteriseerd. Niet zelden doet zich in dat verband een antropomorfiserende metaforiek voor, die af en toe aan het idioom van de expressionisten herinnert. Enkele voorbeelden: ‘Ook dit waren vliegvelden - blinkende feesten van licht en ruimte en kabaal’ (p. 10); ‘De stille burcht vrat het geluid en hij keek naar haar. De schemerende kamer rolde in zijn ogen.’ (p. 91).
| |
Context
Mulisch heeft eens gezegd dat de Tweede Wereldoorlog in geen van zijn boeken ontbreekt. Toch zijn er in de thematisering van de periode 1939-1945 wel enige pieken en dalen in zijn oeuvre aan te wijzen. De roman De aanslag gaat in zijn geheel over die tijd en de nawerking daarvan, maar in een novelle als De pupil of een gedichtencyclus als Opus Gran is er slechts terloops of indirect sprake van. Eigenlijk is Het stenen bruidsbed de enige roman die met De aanslag te vergelijken valt, tenzij we een uitzondering moeten maken voor het autobiografisch essay De toekomst van
| |
| |
gisteren, dat gaat over de mislukte roman die Mulisch wilde schrijven op basis van het idee ‘hoe zou de wereld er hebben uitgezien wanneer Hitler de oorlog niet verloren maar gewonnen had’. Wanneer we Mulisch' tijdgenoten in de beschouwing betrekken, dan valt er melding te maken van betrekkelijk veel romans en verhalen die zich tijdens de Tweede Wereldoorlog afspelen. Bekende titels zijn De nacht der Girondijnen (1957) van Jacob Presser, Het bittere kruid (1957) van Marga Minco en De donkere kamer van Damokles (1958) van W.F. Hermans.
Wanneer we Het stenen bruidsbed niet thematisch, maar vormtechnisch in het werk van Mulisch proberen te plaatsen, dan is het duidelijk dat het boek in diens eerste periode, die begint met de conceptie van de novelle Tussen hamer en aambeeld (geschreven in 1947, gepubliceerd in 1952), en eindigt met de publikatie van Voer voor psychologen (1960). Daarna breekt een decennium aan dat Mulisch vult met het schrijven van beschouwelijk werk. Stilistisch hoort Het stenen bruidsbed nog duidelijk bij een roman als Archibald Strohalm, die minstens zo lyrisch van taalgebruik is, en in die hoedanigheid af en toe doet denken aan een expressionist als Marsman en een experimentele dichter als Lucebert. Poëticaal gezien is er verwantschap met een Vijftiger als Kouwenaar, die in de cyclus ‘weg/verdwenen’ (in de bundel Zonder namen, 1962) een zelfde soort relatie tussen kunst en vernietiging legt als Mulisch doet in Het stenen bruidsbed.
| |
Waarderingsgeschiedenis
Anbeek schrijft dat Het stenen bruidsbed het eerste boek van Mulisch was dat niet overwegend positief werd besproken. Veel recensenten roemden de knappe compositie en de briljante stijl, maar merkten tevens op dat de hoofdpersoon een schim was gebleven. Anderen zagen het talent van de schrijver als een gevaar dat hem er bij een te geringe zelfbeheersing toe zou kunnen verleiden om het ‘te mooi te doen’. Een enkeling maakte bezwaar tegen de voorstelling als zou het bombardement op Dresden onder de categorie ‘oorlogsmisdaden’ vallen.
Afgezien van deze kanttekeningen is de meest gehoorde conclusie dat deze roman de beste uit Mulisch' oeuvre tot dan toe is. De toegankelijkheid van het boek wordt geroemd, ook al rept de bespreker van de Provinciale Zeeuwse Courant van een ‘typisch voortbrengsel van deze tijd (...) van wanorde, buitensporigheid, ontworteling, mateloosheid en gril’. Dezelfde recensent laakt de ‘in kennelijk verlustigen neergeschreven aartsvieze woorden’, en formuleert daarmee een klacht die destijds algemeen was ten aanzien van de moderne literatuur.
| |
| |
Later neemt de waardering voor Het stenen bruidsbed sterk toe. Het boek geldt als een hoogtepunt van de naoorlogse Nederlandse literatuur. Bij de verschijning van de 30e druk in 1985 schreef J.A. Dautzenberg dat het de beste Nederlandse roman was die hij ooit had gelezen.
Het enige negatieve geluid van recente datum komt van Van Stipriaan die Mulisch ervan beschuldigde Stephen Spenders verhaal Engaged in Writing (1958) te hebben geplagieerd. Hoewel de schrijver deze beschuldiging onmiddellijk van de hand wees en zich beriep op zijn onbekendheid met Spenders tekst, werd met deze aantijging een discussie opgerakeld die ook al kort na de verschijning van Het stenen bruidsbed speelde. D'Oliveira wees er op dat de homerische zangen ook al voorkwamen in Norman Mailers oorlogsroman The Naked and the Dead (1948); verder signaleerde hij parallellen met De avonden van Gerard Reve. Tot verdediging van Mulisch moet worden gezegd dat het in alle gevallen gaat om overeenkomsten op tamelijk ondergeschikte punten. Weliswaar lijkt de plot van Engaged in Writing enigszins op die van Het stenen bruidsbed (de hoofdpersoon bezoekt een congres, en knoopt er een relatie met een vrouwelijke tolk aan), maar de thematiek is totaal verschillend. (Spenders verhaal gaat over het onbegrip tussen Oost en West.)
Voor deze bespreking is gebruik gemaakt van:
Harry Mulisch, Het stenen bruidsbed, 31e druk, Amsterdam 1985.
| |
| |
| |
Secundaire literatuur
An., Het Stenen Bruidsbed. Een roman van Harry Mulisch ‘in ministeriële opdracht’. Aaneenschakeling van nergens toe leidende gebeurtenissen. In: Provinciale Zeeuwse Courant, 13-6-1959. |
An., Terugkeer naar Dresden. In: Nieuwe Rotterdamse Courant, 20-6-1959 (Letterkundige kroniek). |
W. Wagener, Harry Mulisch tracht over te gaan op de roman voor iedereen. Maar Het Stenen Bruidsbed is nog zéér experimenteel. In: Rotterdams Nieuwsblad, 27-6-1959. |
P.H. Dubois, Harry Mulisch, Het Stenen Bruidsbed - roman van apocalyptische allure. In: Het boek van nu, juli 1959. |
An., Hem die de prijzen liefhebben. Harry Mulisch' Stenen Bruidsbed. In: Haagse Post, 4-7-1959. |
Gabriël Smit, Romans en verhalen van jonge schrijvers. Harry Mulisch spant de kroon. In: de Volkskrant, 11-7-1959. |
Van D., Het Stenen Bruidsbed. Nieuwe roman van Harry Mulisch. In: Trouw, 18-7-1959. |
Eelke de Jong, Harry Mulisch. Absurditeiten van het oorlog voeren. In: De Telegraaf, 24-7-1959. |
Garmt Stuiveling, Begaafdheid met gevaren. In: Haags Dagblad, 25-7-1959 (Litteraire kroniek). |
An., Mulisch tussen de ruïnes. Van vernielde levens en verwoeste zielen. In: Algemeen Handelsblad, 8-8-1959. |
J.H.W. Veenstra, Veel wat aanstellerij lijkt is wel degelijk echt. Harry Mulisch: Het Stenen Bruidsbed. In: Vrij Nederland, 22-8-1959. |
Ben Hulsing, Het Stenen Bruidsbed door Harry Mulisch. In: De Waarheid, 24-9-1959. |
H.U. Jessurun d'Oliveira, De weg van Tohu naar Bohu en terug. In: Tirade, nr. 34, oktober 1959, p. 309-315. |
J. Greshoff, Het Stenen Bruidsbed van Harry Mulisch. Roman die gebeurtenis vormt in de Nederlandse letterkunde. In: Het Vaderland, 17-10-1959. |
W.J. Simons, Harry Mulisch, romanschrijver van betekenis. In: Periscoop, november 1959. |
Paul de Wispelaere, De ziel gaat te paard. In: Periscoop, november 1959. |
C.J. Kelk, Boek van de maand. Harry Mulisch: Het Stenen Bruidsbed. In: De Groene Amsterdammer, 23-1-1960. |
J.H. Donner, Het Stenen Bruidsbed. In: Podium, 1960-1961, p. 198-219. |
Eric Bor, Mulisch' meerduidigheid in Het Stenen Bruidsbed. In: Spektator, 1974-1975, jrg. 4, p. 112-127. |
Helbertijn Schmitz-Küller, Over Het Stenen Bruidsbed van Harry Mulisch, Amsterdam 1976. |
J.H. Donner en Helbertijn Schmitz-Küller over Het Stenen Bruidsbed. In: Bzzlletin, nr. 48, 1978, jrg. 6, p. 62-65. |
| |
| |
H.A. Gomperts, Intenties 2 (Terug tot Simon Vestdijk en andere essays), Amsterdam 1981, p. 182-187. |
J.A. Dautzenberg, Schliemann zijn Troje, Corinth zijn Dresden. In: de Volkskrant, 15-3-1985. |
Ton Anbeek, Na de oorlog: de Nederlandse roman 1945-1960. Amsterdam 1986, p. 126-130. |
R. van der Paardt, Sporen van de dichter; invloed van Homerus sinds Tachtig. In: Literatuur, nr. 3, 1986, jrg. 3, p. 170-176. |
R.R. Somann, Waarom was Nero Nero?; herhalingen in ‘Het Stenen Bruidsbed’. In: Bzzlletin, nr. 135, 1986, jrg. 14, p. 41-51. |
Frans C. de Rover, De weg van het lachen; over het oeuvre van Harry Mulisch, Amsterdam 1987. |
E.G.H.J. Kuipers, Ongepubliceerde werken van Harry Mulisch. In: Literatuur, nr. 6, 1987, jrg. 4, p. 317-327. |
René van Stipriaan, Het bruidsbed van Karinthy en Corinth. In: Hollands Maandblad, nr. 2, 1987, jrg. 29, p. 37-44. |
lexicon van literaire werken H
januari 1989
|
|