| |
| |
| |
Harry Mulisch
De procedure
door Ton Anbeek
Achtergronden en uiterlijke beschrijving
De roman De procedure werd in augustus 1998 door Harry Mulisch (*1927 te Haarlem) op diskette overhandigd aan de directeur van De Bezige Bij. Op 25 oktober verscheen de gebonden uitgave in een oplage van liefst 50.000 exemplaren. Al in mei van het volgende jaar waren er 100.000 exemplaren van de roman verkocht. Ter gelegenheid daarvan kreeg de schrijver in het Amstelhotel een Gouden Boek aangeboden.
Twee televisieprogramma's geven een interessant beeld van de ontstaansgeschiedenis. Op 4 oktober 1998 zond de AVRO een documentaire van Roel van Dalen uit die laat zien hoe Mulisch verschillende deskundigen raadpleegt tijdens het schrijven van zijn roman, een hoogleraar Hebreeuws en een microbioloog bij voorbeeld. Eerder was Mulisch te gast bij het programma Spoorloos (26 januari 1997) waarin hij informatie probeerde te krijgen over zijn drie ‘melkbroers’, de drieling die met de melk van zijn moeder in leven was gehouden. Het bleek dat ze helaas alledrie overleden waren. Mulisch gebruikte dit motief van de melkbroers in De procedure, maar week op verschillende punten af van de realiteit: in de roman leven ze nog, wonen ze verspreid over de aarde en oefenen ze een beroep uit dat met drukken te maken heeft. En ze krijgen de naam van hun moeder mee, die Johanna Doodemond heette. Dit laat zien hoe Mulisch autobiografische gegevens op zijn eigen, volstrekt eigenzinnige manier inpast binnen de roman.
De roman is vertaald in het Duits. Op dit moment is onder meer een vertaling in het Engels, die bij Penguin/Viking zal verschijnen, in voorbereiding.
| |
Inhoud
Akte A Het spreken
Eerste stuk: De mens. De verteller concentreert zich op het begin van zijn verhaal. Verschillende versies van het bijbelse scheppingsverhaal worden besproken, onder meer die waarin Adam van klei wordt gemaakt tot golem die vervolgens bezield
| |
| |
wordt. De verteller gaat in op het joodse mystieke geschrift ‘Het Boek der Schepping’, waarin de 22 letters van het Hebreeuwse alfabet een essentiële rol spelen.
Tweede stuk: Het personage. Nu de ‘onreine’ (gemakzuchtige) lezers op de vlucht zijn geslagen, kan de auteur zich tot de echte belangstellenden richten met zijn uiteenzettingen over het scheppen. Er wordt een verbinding gelegd tussen God als schepper van het heelal en van de mens, de schrijver met zijn personages en zijn verhaal, en een barende vrouw: in alledrie de gevallen vormt het geschapene ten dele zichzelf, buiten de wil van de schepper om. Wil er een meesterwerk ontstaan dan zijn zowel de man als de vrouw daarbij betrokken, ‘het woord en het bloed’.
Na deze overwegingen verschijnt het personage ten tonele: Victor Werker, een man wiens elegante verschijning alleen ontsierd wordt door een huidziekte. Hij kijkt naar een foto van een vrouw, Clara Veith, en barst in snikken uit.
Derde stuk: De golem. Het verhaal over Victor wordt nu onderbroken voor de occulte geschiedenis van de golem. In 1592 wordt Rabbi Löw uit het ghetto van Praag ontboden door keizer Rudolf II. De keizer, die sterk geïnteresseerd is in alchimie, gebiedt hem een golem, dat is een kunstmens te maken. Met zijn schoonzoon Isaac (vader van een manlijke drieling) gaat hij vervolgens op basis van Het Boek der Schepping aan de slag. Overigens blijft het de vraag of het scheppen van een kunstmens geen heiligschennis is.
In de beslissende nacht vormen de rabbi en zijn schoonzoon bij de rivier een goedgelukt beeld dat na langdurige incantaties tot leven moet komen. Maar daarbij maakt Isaac een fout waardoor het wezen een vrouw blijkt. Niet Adam, maar Lilith is ontstaan. De vrouw van de rabbi wil haar niet in huis hebben. Isaac biedt aan haar onderdak te geven. De volgende ochtend blijkt hij vermoord. De rabbi brengt het monster om door het woord ‘waarheid’ op haar voorhoofd in ‘dood’ te veranderen. Het zand dat overblijft wordt op de zolder van de synagoge weggesloten.
Vierde stuk: Victor Werker. Victor Werker is de zoon van beroepsmilitair Fredinand en zijn tien jaar jongere vrouw Gretta. De vrouw moet haar weinig gepassioneerde echtgenoot verleiden. De bevalling verloopt bijzonder moeizaam. Op 20 augustus 1952 wordt Victor in het ziekenhuis geboren.
| |
Akte B De zegsman
Vijfde stuk: Eerste schrijven. Deze tweede ‘Akte’ bestaat uit de brieven die Victor, 41 jaar oud, schrijft aan zijn vrouw Clara, al zijn ze schijnbaar gericht aan ‘onze kleine Aurora’. De eerste brief is geschreven in Berkeley, San Francisco, waar ook Victors
| |
| |
66-jarige moeder, een beeldhouwster, woont. Zij vertelt hem dat haar moedermelk ook een te vroeg geboren drieling in het leven heeft gehouden. Victor reageert gefascineerd op dit verhaal.
Hij vertelt over zijn vak, de microbiologie, onderzoek van DNA. (Overigens heeft hij eerder schrijver willen worden). Dit stuk eindigt met een herinnering aan de eerste ontmoeting met zijn vrouw, Clara.
Zesde stuk: Tweede schrijven. De tweede brief is afkomstig uit Venetië. Victor schrijft over de haat van zijn ex-medewerker Brock, die vindt dat Victor ten onrechte alleen met de eer van zijn spectaculaire ontdekking is gaan strijken. Als aanzet tot een populair-wetenschappelijk boek over zijn werk, legt hij zijn dochtertje de betekenis van zijn vondst uit. Hij heeft namelijk een primitief organisme uit anorganische materie geproduceerd, de eobiont (afgeleid van het Griekse woord voor ‘dageraad’, in het Latijn: Aurora). Het gaat om een ‘chemisch hoogwaardig opgetuigd organisch kleikristal’ dat zich kan voortplanten.
Victor overweegt zijn boek een motto uit Frankenstein mee te geven en verdiept zich in het leven van de schrijfster van het boek, Mary Shelley. Hij ontmoet in Harry's bar een mysterieuze man met wie hij het over zinloosheid heeft. Victor bekent dat zijn dochtertje dood is.
Zevende stuk: Derde schrijven. De brief is geschreven in Caïro, waar Victor het DNA van mummies onderzoekt. Hij bezoekt de piramiden. Vertelt het verhaal van Aurora's geboorte. Nadat ontdekt is dat het kind dood is, moet Clara nog drie dagen de geboorte afwachten (als ‘een levende sarcofaag’). Zo zal ze op natuurlijke wijze een dode ter wereld brengen. Victor kan dit niet aanzien, hij rent weg. Dat is voor Clara aanleiding hem te verlaten. Hij is radeloos. Op weg naar Jeruzalem slaat de vlam in de motor van zijn vliegtuig.
| |
Akte C Het gesprek
Achtste stuk: Avond. Victor is terug in zijn woning, onderdeel van een omgebouwde basiliek. Hij krijgt de opgespoorde eeneiige drieling op bezoek die ooit met behulp van de melk van zijn moeder in het leven is gehouden: Albert, Marnix en Sjoerd Dodemont. Hij legt hun zijn probleem voor: hoe krijg ik Clara terug. Ze suggereren hem haar op te bellen.
Negende stuk: Nacht. Wil hij Clara eigenlijk wel terug? Hij geeft een freudiaanse interpretatie van zijn vlucht bij de bevalling. Vervolgens voert hij drie denkbeeldige telefoongesprekken met Clara. Ten slotte draait hij werkelijk haar nummer en laat een korte boodschap achter op het antwoordapparaat. Draait Orpheus und Eurydike van Gluck en ontdekt dat de Orpheusrol gezongen werd door de minnaar van zijn vrouw.
| |
| |
Tiende stuk: Ochtend. Hij wil 's ochtends Clara weer opbellen maar vangt een mysterieus gesprek in het Engels op waarin de opdracht wordt gegeven iemand te vermoorden. Victor probeert zonder succes de politie in het geval te interesseren. Hij bestudeert een plattegrond om de route van de huurmoordenaar te reconstrueren. In deze passages beginnen Amsterdam en Praag in elkaar over te vloeien.
Elfde stuk: Middag. Hij zwerft door de stad, waarbij hij meent de huurmoordenaar te zien. Opnieuw ontmoet hij de mysterieuze man die hij eerder in Venetië tegenkwam - die blijkt Kurt Netter te heten. Netter neemt deel aan een tribunaal dat de grootste kunstenaar van de twintigste eeuw moet aanwijzen. Het debat gaat al snel over de rol van de man en de vrouw in de beeldende kunst. Is kunst iets dat vooral door mannen wordt gemaakt als compensatie voor hun onvermogen om te baren? Netter wijst Victor als kandidaat aan, ‘de grootste surrogaatkinderenmaker’. Victor vlucht in verwarring.
Twaalfde stuk: De afspraak. Victor eet, gaat naar huis. Als hij op het punt staat de kamer van Aurora te openen, wordt er gebeld. Twee mannen, een legt zijn handen om zijn keel, de ander opent een stiletto. De telefoon gaat (Clara? de Nobelprijs?), Victor beseft dat het afgeluisterde gesprek over hém ging en wordt vermoord.
| |
Interpretatie
De procedure is een boek over scheppen, meer in het bijzonder het scheppen van leven of, zoals Mulisch het zelf bondig formuleerde: ‘leven maken’. Alle verhalen in de roman laten zich tot dat thema herleiden: de beschouwingen over Adam en Eva in het begin (met als Eva's voorgangster de gevaarlijke Lilith), de geschiedenis van de golem, de verwijzingen naar andere geconstrueerde wezens (Frankenstein, de Pygmalion-mythe), de uitzettingen van Victor over zijn eobiont. Verder speelt ook de ‘natuurlijke’ voortplanting een belangrijke rol (verwekking en geboorte van Victor, de geboorte van Clara). En ten slotte is er dan de schrijver die schept of denkt te scheppen, want het verhaal ‘vertelt zichzelf’.
Al deze scheppingsdaden hebben gemeen dat er tekens bij te pas komen: de 22 letters van het Hebreeuwse alfabet, de 26 die in het Nederlands gebruikt worden, het DNA (‘een taal met een alfabet van niet meer dan vier letters’).
Deze scheppingsdaden hebben nog iets overeenkomstigs, namelijk dat er gevaar aan verbonden is. Dit gevaar is tweele- | |
| |
dig. In de eerste plaats kan er bij iedere schepping iets misgaan. Zo verandert de golem door een fout bij de rituele handelingen van geslacht. Een defect in de genetische code leidt tot ziekte (Victor lijdt aan een huidziekte). Maar belangrijker dan zulke fysieke fouten is ‘het immanente levensgevaar waarin (...) iedere schepper van een groot werk verkeert’. Zowel in het golemverhaal als in Victors leven leidt het morrelen aan de grens tussen dood en leven tot een gewelddadige dood. Bovendien leggen zowel Victor als zijn belager een relatie tussen de dood van Aurora en het kunstmatig scheppen van de eobiont. (De wrange ironie is dan dat Victor, ‘de wereldberoemde levenmaker’, die dood niet onder ogen kan zien.)
De enige schepper die dit gevaar niet loopt, is de schrijver. Kennelijk is het de mens alleen op deze wijze geoorloofd Godgelijk te zijn.
| |
Poëtica
Aan het begin van het boek zet de verteller uiteen dat alles in een verhaal ondergeschikt is aan de almacht van de voorbeschikkende verteller. Dat houdt in dat ook in De procedure elk detail betekenis heeft.
| |
Opbouw
Zo heeft Mulisch in zijn boek een hecht netwerk geknoopt waardoor de verschillende scheppingsdaden met elkaar verbonden worden. Opvallend is bij voorbeeld de mysterieuze zin waarmee de eerste alinea eindigt: ‘Alvorens verder te schrijven en te lezen gaan wij nu dus eerst een dag vasten, vervolgens baden in koel, zuiver water, waarna wij ons hullen in een gewaad van het allerfijnste, witte linnen.’ Deze handelingen krijgen betekenis wanneer op pagina 60 blijkt dat ze behoren tot de rituele handelingen die de rabbi en zijn schoonzoon verrichten voor zij de golem gaan maken. Het is dan niet verwonderlijk dat Victors moeder ‘een zelfgemaakte, wijde jurk van gebleekt linnen’ aantrekt wanneer zij haar man wil verleiden.
Ook op kleiner niveau zijn er talloze correspondenties. Zo is er een parallel tussen de drie kinderen van Isaac in het golem-verhaal en de drie ‘melkbroers’ van Victor: in beide gevallen gaat de moeder ervandoor en komt de vader gewelddadig om het leven. Het getal drie speelt overigens een belangrijke rol in de tekst. De procedure zelf bestaat uit drie akten, drie geliefdes van Victor worden met name genoemd (Ada, Bea, Clara- in alfabetische volgorde!). Bij elke vorm van schepping zijn steeds drie instanties betrokken: de golem wordt gemaakt door de rabbi en zijn schoonzoon, de eobiont door Victor en zijn medewerker en latere opponent Brock, en bij de menselijke voortplanting zijn uiteraard ook drie mensen betrokken. Ten slotte blijkt ook het scheppen van de roman een procedure waarbij drie factoren een rol spelen: de schrijver, het product of het verhaal en als ‘tweede ouder’ de lezer die enkele keren wordt toegesproken.
| |
| |
Sommige overeenkomsten zijn raadselachtig. Zo doet de stad Jeruzalem zich aan Victor voor als een ‘fata morgana’. Precies hetzelfde wordt gezegd van de piramiden van Gizeh. Kennelijk krijgen deze plaatsen voor Victor de mythische betekenis als kernen van de joodse en de Egyptische cultuur die zij voor Mulisch hebben.
Een figuur die de verhaallijnen verbindt is Franz Kafka. Eerst is hij (anachronistisch) zichtbaar in de Alchimistengasse in de burcht van Praag: ‘ogen als de zwarte plassen in een park, daar achtergebleven na een regenbui. Door het midden van zijn dikke, zwarte haar loopt een scherpe scheiding, wit hoofdvel tonend, alsof een secure beul daar plaats heeft gemaakt voor de bijl, die zijn schedel moet klieven.’ Deze omschrijving keert op pagina 217 vrijwel letterlijk terug, maar heeft daar betrekking op de bediende Frank. Diens hulp heet ‘Felia’ - mogelijk een verwijzing naar de naam van een van Kafka's geliefdes, Felice. Zowel Felice als Milena (een andere vriendin van Kafka) komt voor op de lijst van potentiële namen voor het kind van Victor en Clara.
Het motto van de derde Akte is aan Kafka's Proces ontleend: ‘Iemand moest (...) hem overleven.’ Wie dit citaat wil traceren moet wel even zoeken. Het gaat namelijk om de eerste en de laatste woorden van de roman. Daarmee wordt een nauwe relatie gelegd tussen Der Prozess en De procedure. De overeenkomst is tweeledig. Het eind van de twee romans komt overeen, want in beide boeken wordt de hoofdpersoon door twee mannen vermoord. Maar belangrijker is dat in beide gevallen de hoofdpersoon niet precies weet waarom hij wordt verwoord, al kent Victor net als Jozef K. zeker schuldgevoelens.
Naast Kafka's Prozess kan nog de roman van een andere Tsjechische jood worden genoemd, namelijk Der Golem (1915) van Gustav Meyrink. Het verhaal komt weinig overeen met De procedure, maar wel vindt men daar eenzelfde mystiek-alchimistische achtergrond en natuurlijk gaat het ook bij Meyrink om de creatie van een kunstmens.
Hoewel veel verwijzingen te duiden zijn, blijft de tekst zijn geheimen houden. Zo wordt twee keer uitvoerig een foto van Clara beschreven waarin zij met een appel in de hand voor een grot aan de voet van de Acropolis zit, waar Oedipus ooit een schuilplaats zou hebben gevonden. Victor en Clara zochten daar tevergeefs de laatste geliefde van Victors vader, Bea. Zowel de figuur van de onheilbrengende Bea als de Oedipusverwijzing zijn mysterieus, al hebben zij ongetwijfeld betrekking op Mulisch' eigenzinnige interpretatie van de Oedipusmythe (zie de inleiding bij zijn toneelstuk Oidipoes Oidipoes en vergelijk de pagina's 65-66 van De zuilen van Hercules). En vormt bin- | |
| |
nen dit mythologisch kader de appel die Clara in haar hand houdt een verwijzing naar Persefone, die ook wel met Euridice wordt geïdentificeerd?
Misschien is het ook niet mogelijk al deze verwijzingen op te lossen en is het zinvoller het laatste van Mulisch' ‘Manifesten’ (in Voer voor psychologen) in gedachten te houden: ‘Het beste is, het raadsel te vergroten.’ Zo zal Victor Werker nooit weten wat de gesloten kamer van Aurora bevat - en wij als lezers dus ook niet. Op precies dezelfde manier moest in de eerdere roman De ontdekking van de hemel de hoofdfiguur Max Delius zijn hang naar kennis met de dood bekopen. En op exact dezelfde wijze zullen wij ook nooit weten wat de hoofdpersoon in de latere roman Siegfried ontdekt vlak voor zijn dood...
| |
Context
De strekking van De procedure vertoont overeenkomsten met Mulisch' succesvolle opus magnum De ontdekking van de hemel. Ook uit De procedure blijkt een sterk wantrouwen tegen de mogelijkheden van de moderne wetenschap met al haar technologische hulpmiddelen. In de Proloog van De ontdekking van de hemel zegt een van de engelen over de mensen: ‘Ze hebben ons diepzinnigste concept ontsluierd, namelijk dat leven uiteindelijk lezen is. Zij zelf zijn het Boek der boeken. In hun jaar 1869 ontdekten die verdraaide wezens het DNA in de celkern, en wij maakten onszelf wijs dat dat weinig te betekenen had, want dat ze nooit de ingeving zouden krijgen dat dat zuur een code behelsde, en dat ze die in elk geval nooit zouden kunnen breken,- maar honderd mensenjaar later hadden ze het genetische geheimschrift tot in de finesses ontcijferd. Met diezelfde code hebben wij ze veel te slim gemaakt.’ De procedure kan dus worden gezien als de uitwerking van een motief dat al in De ontdekking van de hemel wordt aangeduid.
Een constante in Mulisch' oeuvre is zijn grote belangstelling voor de alchimie en meer in het algemeen wat hij noemt ‘de magisch-occulte traditie van het hermetisme’. Aan de debuutroman Archibald strohalm (1952) voegt hij in 1957 een Naschrift toe waarin al de naam van Paracelsus (1493-1541) valt. Deze medicus had de reputatie dat hij erin geslaagd was een homunculus, een kunstmens, te maken - het hoogste wat een alchimist kon bereiken. Naar hem wordt dan ook in het gesprek aan het hof van Rudolf II op de Burcht in Praag verschillende keren verwezen.
In zijn essaybundel De zuilen van Hercules (1990) speelt Mulisch met de gedachte dat de moderne wetenschap allerlei denkbeelden waarvan men in de hermetische traditie een ver- | |
| |
moeden had, lijkt te bevestigen. In die zin kan men Victor zien als een moderne Paracelsus.
Zo zijn er vele motieven die De procedure verbinden met andere teksten van Mulisch - de schrijver beschouwt niet voor niets zijn oeuvre als één groot organisme ‘waarin elk onderdeel met alle andere verbonden is door ontelbare draden, zenuwen, spieren, stengen en kanalen’. Nog twee voorbeelden daarvan. In het laatste (hoofd)stuk van De procedure komt de Egyptische god Thoth ter sprake. Deze uitvinder van het schrift en vader der hermetische wetenschappen is een leidsfiguur voor Mulisch, zoals blijkt uit zijn Voer voor psychologen (pp. 145-150). In het negende (hoofd)stuk probeert Victor weer met zijn verdwenen geliefde Clara in contact te komen. Niet toevallig draait hij Glucks Orpheus und Eurydike. Ook de figuur van Orpheus speelt een belangrijke rol in de Mulisch-mythologie. Eerder schreef Mulisch Paralipomena Orphica (1970) en ook in het essay ‘Grondslagen van de mythologie van het schrijverschap’ krijgt hij een belangrijke plaats: als schutspatroon van de schrijver, iets lager dan de god van het schrijven: Thoth (De zuilen van Hercules, pp. 25-51).
Ten slotte lopen er ook nog verschillende lijnen van De procedure naar het leven van Mulisch. Zo valt het niet moeilijk in de gedistingeerde verschijning die Victor in Venetië ontmoet, de auteur te herkennen. De naam van deze mysterieuze heer blijkt later Kurt Netter te zijn. Mulisch' grootmoeder van moederskant heette Bella Netter. Mulisch zelf heet trouwens voluit: Harry Kurt Victor Mulisch - Kurt Netter en Victor Werker vindt men hierin allebei terug. Op pagina 17 heeft Victor het over de letters A M SH, de initialen van ‘mijn bloedeigen joodse moeder’. Dat laatste geldt ook voor Mulisch' moeder, die Alice Mulisch-Schwarz heette. Ook zij verliet het gezin toen haar zoon acht was en ging later in Amerika wonen.
Een aardige transformatie van leven en werk laat ook de ontwikkeling van Victor Werker zien. Eerst wilde hij schrijver worden, later koos hij de exacte wetenschap. Precies het omgekeerde vond in Mulisch' leven plaats: in zijn jonge jaren experimenteerde hij driftig in zijn eigen ‘laboratorium’, later legde hij zich op het schrijven toe. Auteur en hoofdpersoon hebben dus wat hun belangstellingen betreft stuivertje gewisseld. Grappig is in dit verband de volgende zin uit De procedure: ‘Urenlang kon ik met opa rebussen maken en oplossen: een huis tekenen en daarnaast schrijven: h=m.’
Verder heeft Mulisch gebruikgemaakt van eigen ervaringen bij voorbeeld als Regents' Lecturer in Berkeley (1986). Ook de brand in de vliegtuigmotor beschreven op de pagina's 211-212 heeft de auteur zelf meegemaakt.
| |
| |
Wat betreft de bredere context van Mulisch' werk kan nog worden opgemerkt dat De procedure in verband is gebracht met het postmodernisme, waarbij men onder meer wijst op de expliciet anti-realistische literatuuropvatting (pp. 19-20) en de vele intertekstuele verwijzingen.
| |
Waarderingsgeschiedenis
De procedure werd natuurlijk, zoals dat gaat bij elk nieuw werk van de oude meester Mulisch, onmiddellijk gerecenseerd. De bespreking in NRC Handelsblad opende zelfs de boekenbijlage. Ar-nold Heumakers concludeert dat De procedure geen meeslepende roman is geworden, ‘de lezer moet eerder een beetje duwen. Maar wie daar niet te beroerd voor is, ziet zich verplaatst in een literair en intellectueel avontuur, dat hij elders niet gauw zal tegenkomen’. Lijnrecht daartegenover staat de bespreking in de Volkskrant die dezelfde dag verscheen. Daarin schrijft Arjan Peters ironisch dat het boek vooral een genot is ‘voor pluizer en puzzelaar’. Het slot van de recensie is ronduit denigrerend: ‘Och heden, hoezeer is De procedure smetteloos geconstrueerd. Wie een rustgevend boekske zoekt in deze onttoverde tijden, weet waar hij terecht kan.’
Toch werd Mulisch' ‘boekske’ (de roman telt 300 pagina's) over het algemeen zowel in Nederland als in Vlaanderen positief ontvangen, waarbij superlatieven zelfs niet gemeden werden. Zo noemt Xandra Schutte De procedure in De Groene Amsterdammer een ‘virtuoos en vermakelijk boek’.
Dissonanten in dit koor zijn (behalve Peters) Robert Anker in Het Parool die zich wel vermaakt heeft maar vermaak niet genoeg vindt voor serieuze literatuur; en Max Pam die zich in HP/De Tijd ergert aan de manier waarop de autodidact Mulisch met zijn geleerdheid pronkt.
Op 17 mei 1999 krijgt Mulisch voor de roman de Libris Literatuurprijs van dat jaar. Het rapport van de jury (waarin overigens ook Arjan Peters zat) spreekt over ‘een fascinerend intellectueel en poëticaal experiment’. Maar niet alleen het intellect wordt aangesproken: ‘De beschrijving van de geboorte van het dode dochtertje in de vorm van een brief aan de overledene behoort tot de ontroerendste passages in de moderne Nederlandse literatuur.’ Anderen (bij voorbeeld Rudi van der Paardt) spreken expliciet hun grote waardering uit voor het golem-hoofdstuk.
Voor deze bespreking werd gebruikgemaakt van:
Harry Mulisch, De procedure, eerste druk, Amsterdam 1998.
| |
| |
| |
Secundaire literatuur
Xandra Schutte, De schepper vertelt. In: De Groene Amsterdammer, 1-10-1998. |
Herman Jacobs, Liliths wraak. In: De Morgen, 1-10-1998. |
Jeroen Vullings, Scheppen kan ook zonder God. In: De Standaard, 1-10-1998. |
Arjan Peters, De radicalen hebben de hele wereld. In: de Volkskrant, 2-10-1998. |
Menno Schenke, Het noodlot van de tovenaar. In: Algemeen Dagblad, 2-10-1998. |
T. van Deel, Dood baren uit leven en leven baren uit dood. In: Trouw, 2-10-1998. |
Arnold Heumakers, Het raadselachtige continent van Harry Mulisch. In: NRC Handelsblad, 2-10-1998. |
Robert Anker, De nerd en de schepping. In: Het Parool, 2-10-1998. |
C. Peeters, Een machine die zichzelf bouwt. In: Vrij Nederland, 3-10-1998. |
Jean Paul Bresser, Een Imitatio Dei. In: Elsevier, 10-10-1998. |
Max Pam, Te zwak voor een B-boek. In: HP/De Tijd, 16-10-1998. |
Kasper Jansen, Mulisch als Awater. In: NRC Handelsblad, 5-11-1998. |
Rudi van der Paardt, De metaforische procedure van Mulisch. In: Ons Erfdeel, nr. 1, 1999, jrg. 42, pp. 107-109. |
B. Vervaeck, ‘Scheppen en opscheppen; het werk van Harry Mulisch.’ In: Bzzlletin, nr. 1, 1999, jrg. 29, pp. 3-16. |
H. Reitsma, De Procedure van Harry Mulisch. In: S. Turnhout (red.), Postmodernisme in de literatuur, Amsterdam 2000, pp. 67-72. |
lexicon van literaire werken 53
februari 2002
|
|