| |
| |
| |
Marcel Möring
In Babylon
door Nora van Laar
Achtergronden en uiterlijke beschrijving
Oorspronkelijk werd In Babylon van Marcel Gerard Möring (Enschede, 5 september 1957) uitgegeven door Meulenhoff. Tijdens de laatste en veertiende druk van 2005 nam De Bezige Bij de roman over. Intussen zijn er van het werk in Nederland en België samen meer dan 100.000 exemplaren verkocht. De uitgave van 1998 is een groteletterboek van Uitgeverij XL, de elfde druk uit 2000 verscheen als Rainbow Pocket bij Maarten Muntinga. Hiernaast zagen vertalingen in het Zweeds, Duits, Deens, Engels, Ivriet, Frans en Spaans het licht.
Möring gebruikte vijf jaar om zijn roman te schrijven; sommige stukken zijn zelfs tien tot vijftien jaar oud. Het boek werd aan het begin van de Boekenweek van 1997 gepresenteerd in het Rotterdamse hotel New York. Dit hotel speelt in het verhaal een rol als logeeradres van protagonist Nathan Hollander en als het vroegere kantoor van de Holland Amerika Lijn. In Babylon stond op de shortlist van de Generale Bankprijs (nu AKO Literatuurprijs) 1997 en werd bekroond met de Gouden Uil en de Jonge Gouden Uil 1998.
Wat opzet betreft, opent de roman met een inhoudsopgave waaruit een vierledige indeling blijkt. Elk deel wordt aangeduid met (een) uitgeschreven getal(len) en is op zich weer verdeeld in hoofdstukken met titels. Na de verantwoording volgt een motto, ontleend aan het werk van de journalist/historicus Isaac Deutscher (1907-1967). Het boek eindigt met een verantwoording waarin de auteur geraadpleegde secundaire literatuur en internetadressen noemt.
| |
Inhoud
Een
Het is 1995. Ik-verteller Nathan Hollander (60) komt vanuit zijn New Yorkse appartement over naar Nederland om met zijn nicht en literair agente Nina (30) te overleggen over de biografie die hij over zijn oom Herman heeft geschreven. Daarvoor gaan zij naar het jachthuis in het oosten van het land, dat
| |
| |
Nathan in ruil voor de levensbeschrijving van Herman heeft geërfd. Het huis staat op een heuvel die ‘de Berg’ wordt genoemd.
Maar de twee raken ingesneeuwd. Gelukkig blijkt de kelder gevuld met eten en kan het meubilair, dat iemand op de bovenverdieping heeft gestouwd, dienen als haardhout. Maar tussen het huisraad blijken allerlei vallen gezet. Zo is de vleugel gevaarlijk boven het trapgat gehesen en klinkt er plotseling via een oude bandrecorder: ‘Wie is daar?’ en ‘Nathan’ door het huis. De stem lijkt op die van Zeno, Nathans jongere broer en Nina's veronderstelde vader. Tevergeefs doet Nina een ontsnappingspoging.
Voor het haardvuur in de bibliotheek leest Nathan Nina voor uit de biografie. De tekst is een familiegeschiedenis geworden, beginnend bij betovergrootoom Chaïm Levie, klokkenmaker in het grensgebied tussen het huidige Polen en Litouwen. Na de moord op Chaïm, tijdens de pogrom van 1648, zwierf zijn neef Magnus eenentwintig jaar rond om zich uiteindelijk te vestigen in Rotterdam. Zijn nakomelingen bleven klokkenmakers totdat Nathans grootvader natuurkundige werd en diens zonen Herman en Emmanuel (Manny) socioloog en ingenieur/uitvinder. Toen in 1939 de oorlogsdreiging toenam, emigreerden de laatsten, samen met Manny's vrouw Sophie en kinderen Zoë, Zelda en Nathan, naar New York. Kort daarop verhuisde Manny met zijn gezin naar New Mexico om mee te werken aan de ontwikkeling van de atoomboom. Daar werd in 1944 Zeno geboren.
Al vertellend beseft Nathan dat hij en Nina de laatstlevenden van de familie zijn. Ze gaan slapen in het grote bed in de tegenover de bibliotheek gelegen jachtkamer. Nina dommelt al snel in, maar zoals elke nacht verschijnt Zeno aan Nathan, deze keer minder doorschijnend dan anders.
| |
Twee
De volgende dag leest Nina het deel uit de biografie over haar vader, die in 1948 met zijn moeder, broer en zusjes naar Rotterdam terugkeerde, Manny en Herman in New York achterlatend.
Herman schreef Nathan een brief waarin hij de Tweede Hoofdwet van de Thermodynamica uitlegde. Deze wet betreft de entropie, die inhoudt dat een besloten systeem gaandeweg zijn ontwikkeling steeds verfijnder wordt, maar daarmee ook chaotischer, met de ondergang als gevolg. Nathan paste de wet voor Zeno toe op het heelal, dat hij voorstelde als een klok die energie gebruikt terwijl hij steeds meer tijd produceert: ‘De energie zit in de tijd, het product, en kan daar niet meer uit worden gehaald om de klok opnieuw op te winden. Het is onomkeerbaar. Dat is entropie.’
| |
| |
Verder vertelde Nathan zijn broertje dat de werkelijkheid alleen als persoonlijke indruk kan worden ervaren. Zeno verwierp daarop fictie als onvolledige imitatie.
Enkele jaren later besefte Zeno dat het heelal eindig moest zijn. Een apathische periode volgde, waarin hij alleen maar las en de basis legde voor zijn enorme - vooral kabbalistische - bibliotheek. Uiteindelijk werd hij sekteleider om in 1968 te verdwijnen. Nathan meende dat zijn broer de stilte, zoals hij die tijdens zijn predikingen als de begintoestand van de wereld had omschreven, had opgezocht.
Nathan verklapt Nina dat hij als geheugensteun Breugels afbeelding van de Toren van Babel gebruikt door in gedachte verhalen en herinneringen op de gaanderijen neer te leggen. Dat hij zoveel van Chaïm en Magnus weet, komt omdat deze aan hem verschijnen. Nina laat zich door haar oom zijn sprookje ‘De Toren’ voorlezen waarin een toren-in-aanbouw ten onder gaat door gebrek aan communicatie tussen de arbeiders. Als het sprookje uit is, vertelt Nathan dat hij zich in het huis wil vestigen.
Gedurende de dag ontdekken ze nieuwe vallen achter de meubels. Zo menen ze een man te zien, die echter het geschilderde portret van de vorige huiseigenaar blijkt te zijn; bovendien treft Nathan in zijn oude slaapkamer een pop aan die op hem lijkt. Ze verdenken Zeno.
Die nacht droomt Nathan van een vrijpartij met zijn eerste vrouw, Molly. Herman herkende in haar overeenkomsten met de roodharige Reisele, dochter van de socialistische voorman Schlomo Minsky, met wie Nathan speelde tijdens de bootreis van 1939 naar Amerika. Nina, die naar de droom vraagt, beseft ook rood haar te hebben. Later droomt Nathan ook van zijn tweede vrouw, Eva. Voor beide echtgenotes was hij weggevlucht, omdat hij zich niet had kunnen overgeven.
| |
Drie / Vier
De volgende morgen wast Nina haar oom in bad. Hij herkent trekken van Molly in haar; ze vrijen. Daarna vertelt hij haar weer een van zijn sprookjes.
Die middag, wanneer ze een volgende kamer openbreken, wordt Nathan knock-out geslagen door een zandzak aan een touw. Later vertelt Nathan Nina over de periode kort na Hermans overlijden. Met het hoertje Rolinda dat daarbij aanwezig was, was Nathan een dagje uit geweest. Helaas kreeg hij een ongelukje en moest Nina, die voor de begrafenis was overgekomen, een arts roepen. Rolinda vond Herman en Nathan als vader en zoon op elkaar lijken; de dokter zag in Nathan en Nina vader en dochter.
Nathan en Nina speculeren over deze opmerkingen, waarbij de eerste het idee Hermans zoon te zijn aannemelijk vindt;
| |
| |
Herman en Sophie konden het namelijk goed met elkaar vinden. Nina acht dit geen bewijs. Nathan vertelt verder nog dat Zeno in overgave geloofde en niet in onderwerping. Daarbij raakt Nathan diep in gedachten en beseft dat hij zich overgegeven heeft aan Nina.
Nina verdwijnt opnieuw. Chaïm en Magnus verschijnen. De laatste vertelt dat hij tijdens zijn zwerftocht rebbe Sabbatai Zwi was gevolgd, die zich de nieuwe Messias noemde. Hij was diens klokkenmaker geworden: ‘Hij zorgde voor de tijd. En de tijd was niet meer ver verwijderd dat er helemaal geen tijd meer zou zijn en uren, dagen, maanden, jaren geen betekenis meer hadden.’ Maar Sabbatai had zich uiteindelijk bekeerd tot de islam en Magnus was verder getrokken en in Rotterdam terechtgekomen.
Nu Magnus levensverhaal verteld is, begint Chaïm te vervagen. Magnus vergezelt Nathan naar de zolder in de hoop sporen van Zeno te vinden, die deze weg wel moest zijn gegaan toen hij de meubels achter zich opstapelde.
| |
Vijf
Nathan ligt in een huis in de Israëlische woestijn op zijn sterfbed, onder invloed van morfine. Heden en verleden lopen door elkaar. Hij ziet zichzelf met Magnus op de zolder van het huis terwijl hij er een verkleumde Nina ontdekte. Dan krijgt hij een flits van de test met de atoombom in New Mexico. Ook herinnert Nathan zich Hermans definitie van tijd, waarin de tijd niet wordt beschreven als voorwaartsgerichte beweging, maar als eenheid die ‘het verschil tussen twee vastgestelde momenten’ meet. Dan is hij weer terug in het huis op de Berg, maar nu is het Nina die hém onderkoeld aantreft, nadat het haar gelukt is hulp te halen. Na verpleging in het ziekenhuis was hij bij haar in Amsterdam ingetrokken. Daar had hij haar beschuldigd de vallen te hebben gezet; Zeno moest immers wel dood zijn. Nina had ontkend en de ruzie was ontaard in een vechtpartij. Meteen daarop had Nathan het vliegtuig naar Israel genomen. Maar tijdens de reis had hij al bedacht dat hij niet zeker kon weten dat zijn nicht de dader was; evenmin kon hij Herman als zijn vader aanwijzen of beweren dat Zeno dood was. Bovendien wist hij niet waarom hij de vrouw van wie hij hield, had verlaten. Uiteindelijk had hij zichzelf weer als kind gezien, met Reisele op Minsky's schoot, en hij had gedacht: ‘Ik ben een verstekeling. Ik ben alleen gekomen, ik ga alleen weer weg.’
| |
| |
| |
Interpretatie
Opbouw / Vertelsituatie / Stijl
Bovenstaande samenvatting volgt In Babylon slechts in grove lijnen. Daardoor valt de voor de roman zo kenmerkende fragmentarische en a-chronologische presentatie niet op. In hoog tempo wisselen scènes van het verblijf in het huis zich af met beschrijvingen van onder meer herinneringen, dromen en sprookjes, dit alles bezien door de ogen van ik-verteller Nathan Hollander. In het verlengde van deze wisselingen verspringt de stijl gemakkelijk van sprookjesachtig naar meer essayistisch wanneer ernstiger onderwerpen ter sprake komen. Maar in alle gevallen wil Nathan, toch sprookjesschrijver van beroep, vertellen, en dat doet hij op een heldere, beeldende en zeer gedetailleerde manier.
| |
Genre / Thema
Binnen dit geheel worden thrillereffecten niet geschuwd. De vallen, de geestverschijningen, een jachthuis als uit een gothic novel, ze zijn alle traditioneel. Ze roepen het idee op van de queeste, waarbij de hoofdfiguur onder avontuurlijke omstandigheden een geheim moet ontrafelen. Hier ligt een link naar de door Nathan expliciet genoemde levensbeschrijvingen van mystici die een (spirituele) tocht ondernemen met overgave als resultaat. Nathans verblijf in het huis kan zo worden opgevat: op zijn weg naar boven overwint hij verschillende moeilijkheden en verandert hij van eenling die zijn leven controleert, in een man die zich overgeeft aan een vrouw. Voor korte tijd dan, want noodlot is niet te veranderen.
Door de combinatie van al deze bestanddelen kan In Babylon, naast de familieroman die het boek al vanzelfsprekend is, worden getypeerd als een griezel- en liefdesroman. Maar ook als een psychologische en ideeënroman, vanwege de ontwikkeling in Nathans karakter en de discussies over wetenschap, politiek en godsdienst.
| |
Poëtica / Opzet / Thema
De spannende en fantastische elementen plaatsen In Babylon in de traditie van de joodse heilige geschriften als de Thora, Talmoed en Midrasj. Hier vindt ook Nathans opvatting haar oorsprong dat men verhalen kan gebruiken als middel om het leven te interpreteren. Magnus zegt het als volgt: ‘De enige manier om de wereld te begrijpen [...] is door een verhaal te vertellen. De wetenschap [...] brengt alleen kennis van de werking der dingen. Verhalen brengen begrip.’
Maar Nathan heeft ook een persoonlijker visie op het verhaal. Verhalen met een afgebakend begin en einde komen volgens hem niet overeen met de werkelijkheid; mensen stappen immers op onbestemde momenten elkaars levens(verhalen) in en uit. Hierdoor krijgt de lezer van niet alle personages de complete levensgeschiedenis mee en zal hij bijvoorbeeld nooit weten wie de vallen heeft gezet.
| |
| |
| |
Thema
Deze wijze van vertellen komt overeen met Hermans definitie van tijd als periode tussen twee willekeurig gekozen momenten. Nathan hanteert deze tijdsomschrijving wanneer hij Chaïm aan het beginpunt van de familiegeschiedenis zet. Dat aanvangsmoment wordt bepaald door de ondergrens van zijn formidabele geheugen waarvan hij constateert dat het begint in de zeventiende eeuw. Daarbij is het jaartal 1648 belangrijk, want dan vindt de grote pogrom plaats tijdens welke ook Chaïm Levie sterft; vanaf dat moment trekken de joden niet meer naar het Oosten maar naar West-Europa. Ook Magnus komt daar uiteindelijk terecht en wordt er de officiële stichter van de familie Hollander.
Magnus' tocht tekent zijn nakomelingen. Zij vormen een familie van reizigers die weliswaar enige generaties in Rotterdam verblijft, maar uiteindelijk verder trekt naar de VS. De reis is daarmee vooral een vlucht, die zich niet alleen in de familiegeschiedenis aftekent, maar ook binnen de levens van de afzonderlijke leden. Nina probeert het ingesneeuwde huis te verlaten; haar oom verlaat zijn partners omdat hij zich niet kan onderwerpen. Niet voor niets heet hij Nathan (= ‘vriend’), waardoor hij zich meteen als geliefde diskwalificeert.
| |
Motto / Thema
Het thema van de reis/reiziger wordt gekoppeld aan het motief van de Wandelende Jood, die volgens de legende tot eeuwig zwerven is gedoemd nadat hij Jezus op Diens kruisweg heeft geweigerd bij te staan. Het motief wordt benadrukt door Deutschers motto: ‘Trees have roots, Jews have legs.’ Aardig in dit verband is trouwens de achternaam Deutscher, die evenals de naam Hollander niet alleen een familienaam is, maar ook een verwijzing naar het lidmaatschap van een volk. Wie Deutschers levensgeschiedenis opslaat, zal meerdere overeenkomsten ontdekken met die van leden van de familie Hollander.
| |
Thema
Magnus' keuze voor de nieuwe achternaam kwam voort uit bewondering voor het nieuwe vaderland en de familie leek er werkelijk te kunnen aarden. Maar noodlot laat zich niet dwingen en de laatste Hollanders pakken opnieuw hun koffers. Möring gebruikt voor die generatie overigens een verwijzing naar nog een andere mythe, namelijk die van De Vliegende Hollander, over de kapitein die tot de jongste dag de Kaap de Goede Hoop moet ronden. Dit motief past beter bij hen die niet meer te voet rondtrekken, maar schip en vliegtuig nemen. Dat reizigers zich niet aan een bepaalde plek hechten, komt ook tot uiting in de inwisselbaarheid van verblijfplaatsen. Rotterdam en New York lijken hetzelfde, zoals ze daar aan tegenovergelegen oceaankusten liggen. De huizen in New Mexico en oost-Nederland liggen respectievelijk op een berg die de Heuvel wordt genoemd en een heuvel met de bijnaam de Berg.
| |
| |
Woestijn vormt hier het bindend element, zij het dat bij het Nederlandse huis het zand vervangen is door sneeuw. Nathan slijt het eind van zijn leven trouwens opnieuw in een woestijn, al ligt die dan in Israël. Maar ook hier blijft hij gast, gevolg van zijn atheïsme en afkeer van onderwerping aan een ideaal waarin hij verschilt van zijn medebewoners.
Maar de familie Hollander negeert niet alleen aardrijkskundige grenzen, ook tijdsgrenzen worden overschreden. Chaïm en Magnus, klokkenmakers die zich verantwoordelijk voelen voor het voortbestaan van de tijd, houden het zo eeuwen vol, tot ook zij moeten toegeven aan het feit dat alles eindig is. Dat laatste wordt trouwens ook aangetoond in het opbranden van het antiek, hier symbool voor het verleden, en het wegdrinken van de oude wijnen uit de kelder die de herinneringen in zich dragen van het jaar waarin zij gebotteld zijn.
Het idee van de entropie wordt ook uitgedrukt in het beeld van de Toren van Babel, de toren die tot de hemel moest reiken maar nooit afkwam nadat een vertoornde God de taal van de mensen had verward. In een sprookje dat Nathan op dit gegeven baseert, laat hij het bouwwerk instorten onder een stofwolk in de vorm van een paddenstoel. De verbinding van het Bijbelse verhaal aan het beeld van een ontploffende atoombom, zoals Nathan als kind had gezien, benadrukt het thema van het einde der tijden.
Tijdens het verblijf in het jachthuis komt het motief van de Toren van Babel terug in de opwaartse beweging die Nathan en Nina naar de zolder maken, hun onderkomen onderwijl vernietigend. Eenzelfde weg gaat hun verhouding, met als gevolg dat ze elkaar aan het eind niet meer begrijpen en uit elkaar gaan. En ook de gedachten van de stervende Nathan kennen een dergelijk ontbindingsproces, wanneer herinneringen - al dan niet onder invloed van morfine - zonder enige afbakening in elkaar overlopen.
| |
Thema / Opbouw / Genre
Ten slotte ervaart ook de lezer desintegratie. Hoe verder hij in het verhaal komt, hoe minder tijd hem rest het boek uit te lezen. Op de laatste bladzijden krijgt hij alleen nog losse fragmenten voorgeschoteld, en dat terwijl een geordende inhoudsopgave en een indeling in vijf dagen als uit een klassiek drama meer structuur hadden voorspeld. Zelfs de opzet van de raamvertelling, met als kaderverhaal het verblijf in het jachthuis waarbinnen Nathan zijn sprookjes en familiegeschiedenis presenteert, wordt niet volgehouden wanneer de plaats van handeling uiteindelijk naar Israël verschuift.
Ten slotte komt het beeld van de Toren van Babel in nog twee andere betekenissen terug. Het gaat hier om het verblijf in de zand- of sneeuwwoestijn, dat associaties oproept met de
| |
| |
Babylonische ballingschap. En om de afbeelding geschilderd door Pieter Breugel (ca. 1525-1569), die Nathan als mnemotechnisch middel gebruikt.
| |
Thema
De ontwikkeling van orde naar chaos staat haaks op de vooruitgangsgeloven die sommige leden van de familie Hollander aanhingen. Uitvinder Manny zag de wereld als een machine die voortdurend verbeterd kon worden. Socialiste Sophie geloofde in een betere toekomst, een overtuiging die ook Herman aanhing tot hij overging op de entropie. En Zeno presenteerde zich als messias. Een válse, volgens Nathan, die in zijn broers prediking onder meer resten van de kabbala herkende. Vooral het citaat uit het Vierde Boek van Ezra viel hem op, met de verkondiging van de komst van de Messias en de daaropvolgende periode van vreugde, voorbode van de eindtijd waarin ‘[...] de wereld zal terugkeren tot de eerste stilte, als in het eerste begin’. In de laatste bewering vindt Nathan de verklaring voor de latere verdwijning van zijn broer. De vallen in het jachthuis zouden dan een vorm van wraak zijn voor de ontkenning van Zeno's profeetschap.
In hetzelfde licht ziet Nathan Zeno's bibliotheek: ‘Een soort bezwering [...]. Een poging om een toestand van stilte te bereiken, een situatie die niet onderhevig is aan entropie.’ Daarmee wordt de boekenverzameling een middel om te ordenen en alles van vroeger te bewaren. Maar wie het verleden beheert, beheert de tijd en daarmee betonen Herman en Nathan, die Zeno's bibliotheek overbrengen naar het jachthuis, zich klokkenmakers als hun voorvaderen.
Boeken staan ook aan het begin van Nathans schrijverscarrière, al verliep zijn eerste kennismaking via de kabbalistische verhalen die Schlomo Minsky hem en Reisele tijdens de overtocht naar Amerika vertelde. Nathan leefde zich daarbij zó in dat hij de wonderrebbes en golems als echt ervoer. De latere verschijningen van Chaïm en Magnus verbazen hem daarom ook niet, met als gevolg dat hij hen als gelijkwaardig aan bestaande figuren behandelt. Wat zou wetenschapper Herman, die zijn neef via de opdracht tot het schrijven van de biografie tot de non-fictie had willen bekeren, zich hieraan hebben gestoord!
Dat Hermans poging tevergeefs is, bevestigt Nina wanneer ze opmerkt dat de tekst wegleest als fictie. De lezer zal zich hierin kunnen vinden. En dat niet alleen door de geestesverschijningen, maar ook door meer misleidende informatie die zich pas openbaart wanneer men bijvoorbeeld een man als Minsky natrekt om te ontdekken dat deze nooit heeft bestaan. Fictie kan dus bedrieglijk veel op de werkelijkheid lijken, maar is daarmee nog niet betrouwbaar. Nathan doceerde dit al toen
| |
| |
Herman Philip Roth's roman Call it sleep als ‘een soort sociologische case history’ las. Al eerder had hij Zeno erop gewezen dat kunst nooit een volledige weergave van de werkelijkheid kon zijn. Maar andersom is verbeelding ook een normaal bestanddeel van de werkelijkheid, getuige de twee verschillende eindes die een ijlende Nathan het verblijf in het jachthuis meegeeft. Gevolg van dit alles is dat In Babylon ook een roman is over de verhouding tussen fantasie en werkelijkheid, tussen fictie en non-fictie.
De biografie toont trouwens nóg een belangrijk verschil in levensovertuiging tussen oom en neef, te merken aan de nadruk die Nathan legt op toeval en trivialiteit als belangrijke levenssturende elementen. Een voorbeeld hiervan is de boor die Manny uitvond. Die leek vooral overbodig totdat het ding de wetenschappers die de atoombom ontwikkelden, uitkwam.
Binnen de tekst betekent bovengenoemde overtuiging dat voorspelbaarheid niet de basis vormt. Gevolg is dat de lezer zelf het een en ander moet reconstrueren. De opzet van de raamvertelling en de uitwerking van de verschillende thema's en motieven ondersteunen hem daarbij. Bovendien helpt het dat gebeurtenissen zich herhalen, zoals het geval is bij de verschijning van de verlossers Sabbatai Zwi en Zeno of de pogrom van 1648 en de Jodenvervolging. Ook hieraan ligt een definitie van tijd ten grondslag, namelijk die van de zonnedag. Deze tijdsomschrijving wordt weerspiegeld in klokken met wijzerplaten zoals Chaïm en Magnus die kenden, met wijzers die voortdurend dezelfde cijfers passeren zodat de tijd schijnbaar oneindig is.
De herhaling is ook terug te vinden in de verhouding tussen de figuren: Chaïm en Magnus, Herman en Nathan zijn oom en neef, Nathan en Nina oom en nicht. Maar in de praktijk hebben allen een ouder-kindrelatie; even wijst Nathan Herman zelfs als zijn biologische vader aan. Nina, als dochter van een volgelinge die beweerde van Zeno zwanger te zijn toen die al was verdwenen, kan overigens niet eens zeker van een familierelatie zijn. Haar levert de biografie dan ook vooral een eigen achtergrond.
En zij is niet de enige die zich een gewenste identiteit aanmeet. Magnus deed dat al toen hij zijn achternaam veranderde in Hollander. Maar mensen worden hierdoor ook anoniem. Niet voor niets wordt Nathan wel N genoemd, een gewoonte die hij zelf weer op Nina toepast. Maar de N is ook een gekantelde Z, de laatste letter van het alfabet en beginletter van de namen van Nathans zusters en broer. De oude familievoornamen Chaïm of Heyman (= ‘levende’) voldoen blijkbaar niet meer in een familie die aan het eind van haar Latijn is en als
| |
| |
laatste met zekerheid aan te wijzen telg een zelf uitgeroepen messias kent, geboren onder het teken van een allesvernietigende bom.
| |
Context
In Babylon past naadloos in Marcel Mörings oeuvre, dat beheerst wordt door thema's als tijd en herinnering, vergankelijkheid en verval. Nathan is als Mendel Adenauer (Mendels erfenis, 1990), Sam van Dijk (Het grote verlangen, 1992), David Speijer (Modelvliegen, 2000) en Jakob Noach (Dis, 2006), veelal laatsten van families die de Jodenvervolging hebben doorstaan. Het gaat om teruggetrokken mensen die een identiteitscrisis doormaken en het verleden trachten te bewaren door daarover verhalen te vertellen.
Maar ook Mörings lezingen sluiten aan. Zeno en zijn volgelingen zouden niet misstaan in de Abel Herberglezing Sample-God in Cyberspace (1996), waarin Möring zich afzet tegen nieuwe geloven als Scientologie, die alleen bestaan dankzij de onvoorwaardelijke overgave van de volgelingen. In de Kellendonklezing Naakt en namaak in de literatuur (1999) herkennen we de discussie over de scheiding tussen fictie en non-fictie, wanneer de auteur zich afvraagt of literatuur per se de beschrijving van de werkelijkheid moet zijn.
De thema's van herinnering en de joodse identiteit verbinden Mörings werk aan dat van de Franse auteur Patrick Modiano, die veelal schrijft over herinneringen aan en een zoektocht naar het eigen verleden. Ook is er verwantschap met het werk van de Amerikaan Paul Auster met diens voorkeur voor het verwerken van toevalligheden en willekeurige gebeurtenissen. In een interview in De Morgen (6-3-1997) verwijst Möring zelf naar de laatste, evenals naar de Deen Peter Høeg, als auteurs die romans schrijven die gelezen kunnen worden als louter spannend verhaal, maar daarbinnen talloze verhalen bevatten die de lezer naar believen wel of niet kan consumeren.
Ten slotte bevat In Babylon concrete verwijzingen naar verwante werken. De opzet van de raamvertelling met een hoofdpersonage dat in afzondering zijn verhalen vertelt, wordt benadrukt door het noemen van de Sprookjes-van-duizend-en-één-nacht, Boccaccio's Decamerone en Chaucers Canterbury Tales. Verder wordt gerefereerd aan werken als Der Zauberberg (1924) van Thomas Mann, met een ingesneeuwde protagonist die zijn tijd doorbrengt met filosofische en didactische gesprekken, en aan Oblomov (1858) van Ivan Gontsjarov over de apathische landeigenaar die zijn lot niet kan keren. Deze verwijzingen,
| |
| |
maar ook die naar films, geven In Babylon een zeker postmodern karakter, al uit zich dit vooral in thema's als het onvermogen van de taal, het in elkaar overvloeien van heden en verleden en het vervagen van de grens tussen fictie en non-fictie.
| |
Waarderingsgeschiedenis
De reacties op In Babylon variëren sterk. Recensenten als Hans Goedkoop, Rob Schouten en Doeschka Meijsing reageren meer dan geestdriftig en prijzen onder meer spanning, sfeer en stijl. Interessant is daarbij Meijsings aanval op vakgenoten die menen dat Möring fouten heeft gemaakt waar het boek niet overeenkomt met de werkelijkheid. Zij vindt het belangrijker dat de roman een ‘schitterend beeld’ geeft van een familie die door de diaspora wordt geteisterd en spreekt van: ‘de stem van een auteur die zo voelbaar schrijft, zo'n poging doet tot analyse en een zo grote greep wil krijgen op de materie dat je je muts ervoor afdoet. Ook al sneeuwt het bij vijftien graden onder nul niet in Nederland. In de literatuur sneeuwt het met recht.’
Degene die zij hier attaqueert, is Arjan Peters. Peters keert zich fel tegen de roman die hij onder andere afkeurt vanwege de in Nederland niet voorkomende antarctische weersomstandigheden. Daarnaast veroordeelt hij het feit dat verhaallijnen niet altijd worden afgewikkeld en vindt hij het boek juist helemáál niet spannend. Critici als Hans Warren, Carel Peeters en Yves van Kempen sluiten zich bij het laatste aan. Zij zien wijdlopigheid als oorzaak en vinden de roman te uitleggerig en veel te dik.
Voor deze bespreking is gebruikgemaakt van:
Marcel Möring, In Babylon, negende druk, Amsterdam 1998.
| |
| |
| |
Secundaire literatuur
Robert Anker, Vaagheid en chaos in nieuwe roman Marcel Möring. Een barricade van antiek meubilair. In: Het Parool, 21-2-1997. |
Frank van Dijl, Marcel Möring vertelt verhalen om de wereld te begrijpen. In: Algemeen Dagblad, 21-2-1997. |
Marc Reugebrink, De avondcursus van meester Möring. In: Nieuwsblad van het Noorden, 21-2-1997. |
Rob Schouten, Het verhaal van een enkeling is ook het verhaal van de mensheid. In: Trouw, 21-2-1997. |
Aleid Truijens, God bestaat - in verhalen. In Babylon is Marcel Mörings meest ambitieuze werk tot nu toe. In: de Volkskrant, 21-2-1997. |
Hans Warren, Möring kan het babbelen niet laten: In Babylon. In: Provinciale Zeeuwse Courant, 21-2-1997. |
Hugo Borst, Marcel Möring wil wereldkampioen schrijven worden... De ongelovige. In: Algemeen Dagblad, 22-2-1997. (Interview) |
Theo Hakkert, ‘Ik ben geen filosoof, ik heb havo’. In: Tubantia, 22-2-1997. (Interview; ook in Drentse Courant, 8-3-1997) |
Carel Peeters, Blijven steken in Babylon. In: Vrij Nederland, 22-2-1997. |
Yves van Kempen, Babel op de Veluwe. In: De Groene Amsterdammer, 26-2-1997. |
Hans Goedkoop, Een ontdekking van de werkelijkheid. In: NRC Handelsblad, 28-2-1997. |
Arjan Peters, Gelovige van verhalen. In: de Volkskrant, 28-2-1997. |
Ingrid Hoogervorst, Het dilemma van Marcel Möring. In: De Telegraaf, 1-3-1997. |
[Anoniem], Naar het westen. In: De Gelderlander, 5-3-1997. |
Jeroen Vullings, Kiezen tussen hoofd en hart. In: De Standaard, 12-3-1998. |
Doeschka Meijsing, Een meesterstuk. Fascinerende roman van Marcel Möring. In: Elsevier, 22-3-1997. |
Jan-Hendrik Bakker, Zwerven door tijd en ruimte. In: Haagse Courant, 28-3-1997. |
Gerrit Jan Zwier, Op zoek naar geloof. In: Leeuwarder Courant, 28-3-1997. |
Frank Hellemans, Een toverbergje. In: Knack, 2-4-1997. |
Johan Diepstraten, De mensheid als familie. In: De Stem, 6-3-1997. (Ook in: De Gelderlander, 1-5-1997. |
Jeroen Kuypers en Piet de Moor, ‘Elke generatie heeft de plicht de roman te vernieuwen’. In: De Morgen, 6-3-1997. (Interview) |
Wim Vogel, Fabuleus en sprookjesachtig labyrint van Marcel Möring. In Babylon is een fascinerend raadsel. In: Haarlems Dagblad, 6-3-1997. |
Atte Jongstra, In Babylon. In: Hollands Maandblad, nr. 3, maart 1997, jrg. 38, pp. 31-32. |
| |
| |
Marcel Seelen, Zin en noodzaak van het schrijverschap. In: Jonas, nr. 15, 21 maart 1997, jrg. 27, p. 11. |
Ben Bultinck, Marcel Möring: In Babylon. In: Leesidee, nr. 3, april 1997, jrg. 3, p. 170. |
Anthe de Vries-Kopmels, Marcel Möring: In Babylon, 1997. In: In de waagschaal, nr. 7, 24 mei 1997, jrg. 26, pp. 210-211. |
André van Dijk, De ontdekking van Babylon. In: In de waagschaal, nr. 7, 24 mei 1997, jrg. 26, pp. 212-216. |
[Anoniem], Marcel Möring: In Babylon. In: Six Books from Holland and Flanders, nr. 1, spring/summer 1997, jrg. 6, p. 3. |
Gerda van de Haar. De ballingschapsroman van Marcel Möring: een familiegeschiedenis als schets van de cultuur. In: Wapenveld, nr. 3, juni 1997, jrg. 47, pp. 105-111. |
Frans Willem de Zoete, ‘Ik kan alles met taal’. In: Hervormd Nederland, 31-5-1997. (Interview) |
Ton Anbeek, Kannibaal of psychiater? In: Literatuur, nr. 3, mei-juni 1997, jrg. 14, pp. 138-139. |
Karel Segers, Marcel Möring: ‘De roman is al dirigistisch genoeg’. Een gesprek. In: Kreatief, nr. 2, juni 1997, jrg. 31, pp. 51-58. (Interview) |
Kees Henniphof. Nederlands oblomowisme op een toverbergje. In: Letterlik, nr. 3, zomer 1997, jrg. 11, pp. 73-78. |
Joris Gerits. Wandelende joden, vliegende Hollanders. In: Dietsche Warande & Belfort, nr. 4, augustus 1997, jrg. 142, pp. 531-536. |
Elke Brems, In elke kamer een val. In: Nieuw Wereldtijdschrift, nr. 4, september-oktober 1997, jrg. 14, pp. 77-79. |
Manu Adriaans, ‘Ik wil nog altijd wereldkampioen schrijven worden.’ In: De Standaard, 23-10-1997. (Interview) |
Ludo Abicht, De toren van Babel staat niet in Babylon. In: Streven, nr. 10, november 1997, jrg. 64, pp. 947-949. |
Daan Cartens, A Traveller through Time. The Work of Marcel Möring. In: The Low Countries, nr. 6, 1998, pp. 170-177. |
[Anoniem], Begrip bestaat niet. In: De Standaard, 13-3-1998. (Interview) |
[Anoniem], Möring, zij het niet unaniem. In: De Standaard, 16-3-1998. |
Annemiek Neefjes, Het oude en het nieuwe vertellen. In: Vrij Nederland, 18-3-1998. |
Peter van Vlerken, De dolende mannen van Möring. In: Brabants Nieuwsblad, 22-4-1998. (Interview; ook in Eindhovens Dagblad, De Gelderlander en De Limburger) |
[Anoniem], Is God terug in de Nederlandse literatuur? In: Nederlands Dagblad, 4-7-1998. |
Daan Cartens, Un foisonnement d'histoires: les romans de Marcel Möring. In: Septentrion, nr. 3 september 1999, jrg. 28, pp. 12-20. |
Johan Diepstraten, In Babylon: interview met Marcel Möring. In: De kunst van het schrijven, Arnhem 2000, pp. 427-432. (Interview) |
lexicon van literaire werken 79
september 2008
|
|