| |
| |
| |
Margriet de Moor
De virtuoos
door Jaap Grave
Achtergronden en uiterlijke beschrijving
Margriet de Moor (Noordwijk, 21 november 1941) debuteerde in 1988 met de verhalenbundel Op de rug gezien. De virtuoos, haar tweede roman, verscheen in 1993 bij uitgeverij Contact te Amsterdam en werd genomineerd voor de Libris Literatuur Prijs. Inmiddels (2007) is de twaalfde druk verschenen en is de roman in diverse talen vertaald.
| |
Inhoud
In de proloog van de roman worden de gebeurtenissen uit Carlotta's jeugd tot haar vertrek naar Napels verteld. Ze groeit op in het dorpje Croce del Carmine, aan de voet van de Vesuvius. Haar vader bekleedde diverse politieke functies voor de Spaanse koning die Napels had veroverd. Sinds Napels door de Habsburgers wordt geregeerd, mag hij de stad niet meer betreden. Haar moeder is overleden en Angelica, haar zeventienjarige ongetrouwde halfzuster, leidt een vrijzinnig leven in Napels. Carlotta en haar halfzus hebben in sociaal en intellectueel opzicht een goede opleiding genoten.
Een gebeurtenis in Carlotta's jeugd heeft verstrekkende gevolgen: op een dag is de elfjarige Gasparo Conti, een sopraan uit het koor, verdwenen. Hij is naar Norcia gebracht om na een medische ingreep een opleiding tot castraatzanger te krijgen. Als Carlotta vijftien is, wordt ze aan een veel oudere hertog uitgehuwelijkt. Hij verblijft de meeste tijd van het jaar in Napels, zij blijft op het landgoed en krijgt twee dochters. Opnieuw verandert de politieke situatie: Karel van Bourbon verdrijft de Habsburgers en neemt Napels in. Carlotta's vader overlijdt en zij krijgt toestemming van haar echtgenoot om een operaseizoen in Napels door te brengen. Daarna, zo luidt de afspraak, moet ze terugkeren en een zoon baren.
In het eerste hoofdstuk bezoekt Carlotta samen met haar halfzus een operavoorstelling van Händel in het pas geopende San Carlo-theater te Napels. Ze weet inmiddels dat Gasparo in
| |
| |
dat stuk een belangrijke rol zingt. Omdat ze onder de indruk is van zijn zangkunsten (en vooral van het effect ervan op haar), wil ze hem persoonlijk ontmoeten. Tijdens een feest na de voorstelling slaagt zij daarin.
In het tweede hoofdstuk wordt Carlotta's verblijf in Napels vanaf de dag na Gasparo's vertrek tot zijn terugkomst in december beschreven. Duidelijk wordt dat het haar doel is om Gasparo's lichamelijke schoonheid en het geheim van zijn zangkunst te leren kennen. Ze heeft een verhouding met een Franse markies en gaat zo vaak mogelijk naar de opera.
Dat Carlotta en Gasparo een relatie hebben, blijkt uit hoofdstuk drie. Daarin wordt het verloop van slechts een dag beschreven: ze vrijen met elkaar en praten over muziek. Verder vertelt Gasparo over de dag waarop in zijn geboortedorp werd besloten dat hij naar Norcia zou gaan om geopereerd te worden. De gebeurtenissen die zich eerder die dag in Napels hebben afgespeeld, komen ook ter sprake: Gasparo heeft tijdens een optreden ruzie gemaakt met zijn collega's over hun gebrek aan professionaliteit.
Uit hoofdstuk vier blijkt dat Carlotta's relatie met Gasparo voortduurt. Ze bezoekt de première van Pergolesi's opera Olimpiade waarin Gasparo de hoofdrol zingt. Tevens komt haar bezoek aan hem, een dag eerder, ter sprake. Hij speelt voor haar, ze vrijen en hij vertelt over zijn opleiding aan het conservatorium.
In hoofdstuk vijf wordt het verhaal over Gasparo's eerste niet-officiële optreden voortgezet en vertelt hij uitgebreid over zijn overweldigende debuut in Rome. Dan volgt in de roman een ‘Intermezzo’ waarin het leven van Faustina, Carlotta's kamermeid, centraal staat. Ze vertelt over de dag waarop Carlotta met haar echtgenoot terugkeert uit Napels en de jaren daarna. In hoofdstuk zes is het februari, halverwege het operaseizoen. Carlotta bezoekt Gasparo, die inmiddels een getalenteerde leerling heeft. De relatie tussen Gasparo en Carlotta is in heel Napels bekend.
In het volgende hoofdstuk maakt Carlotta een uitstapje met Rodolphe, haar Franse minnaar. Tevens wordt het verhaal over Gasparo's verblijf in Londen en zijn kennismaking aldaar met de componist Händel verteld. Rodolphe en Carlotta gaan 's avonds met Angelica naar de opera en discussiëren over kunst en schoonheid. Ten slotte maakt Carlotta een tochtje met Gasparo naar Capri en beschrijft hij zijn belevenissen in Londen.
In het laatste hoofdstuk wordt verslag gedaan van hun laatste gezamenlijke nacht, na de slotvoorstelling in het San Carlo. Gasparo verlaat haar voor Giuseppe, zijn leerling. Ze reizen samen naar Rome, waar Giuseppe de volgende avond zal debuteren. Daar nemen ze afscheid.
| |
| |
| |
Interpretatie
Titel
Het begrip ‘virtuoos’ wordt in het algemeen gebruikt voor zangers en musici die uitblinken in hun vak. Hun virtuositeit bestaat er juist uit dat zij zich niet aan de regels houden maar ze nieuw interpreteren. Operazangers die lange, moeilijke passages van de ‘aria di bravura’, de meest voorkomende aria in de Italiaanse opera, konden zingen, werden eveneens virtuozen genoemd. In de roman wordt virtuositeit als volgt gedefinieerd: ‘de geoefende zanger verlaat de begrensde vorm’.
| |
Thematiek
De ontsnapping aan de begrensde vorm sluit aan bij het hoofdthema van de roman. De virtuoos onderzoekt de wijze waarop Carlotta aan de vervreemding van haar begrensde bestaan probeert te ontsnappen. Het leven biedt volgens haar onvoldoende mogelijkheden om haar voorstelling van geluk te realiseren. Om dat toch te bereiken zijn drie elementen in de roman belangrijk waardoor zij de onvolmaakte wereld achter zich kan laten: seksualiteit, muziek en een zoektocht naar het centrum van het labyrint Napels.
Allereerst de seksualiteit en de muziek. Er is slechts één element dat Carlotta laat vergeten dat zij een ‘vreemdeling’ in het leven is: ‘De roes. Spel, dronkenschap, verliefdheid, muziek: gelukkige ogenblikken in een wereld die niet de jouwe is’. In de verlatenheid van het platteland kiest zij in eerste instantie voor de roes van de seksualiteit. Zoals uit de proloog blijkt, heeft zij eerder al, op tienjarige leeftijd, de roes leren kennen die muziek en zang veroorzaken. Die was verbonden met Gasparo. Nadat hij het dorpje waar zij woont heeft verlaten, heeft ze het gevoel dat hij ‘iets van mij had meegenomen, dat hij iets meepikte wat ik tot elke prijs had willen behouden’. Op het moment dat ze hem zo'n zeventien jaar later in Napels weer hoort zingen, schiet haar ‘de scherpste van al mijn herinneringen’ opnieuw te binnen en is het alsof er geen tijd tussen heden en verleden overbrugd hoeft te worden.
De verschillen tussen het genot dat muziek veroorzaakt en het genot dat seksualiteit teweegbrengt blijken klein te zijn. Muziek en seksualiteit worden in Gasparo verenigd. Hij belichaamt voor Carlotta een esthetisch en erotisch ideaal. Daarom wil zij in zijn nabijheid zijn en doet ze er alles aan om een verhouding met hem te krijgen. Als Carlotta Gasparo's geheim kan achterhalen, zou ze kennis vergaren over de wijze waarop ze een authentiek leven kan leiden. Haar liefde voor hem gaat immers gepaard met haar behoefte aan kennis over schoonheid die ze in en via hem kan vinden. In zijn nabijheid, tijdens het vrijen, neemt zij zijn goddelijke status over: ‘laten we als twee in een exotisch land woonachtige, wellustig ineengeschoven
| |
| |
godheden in- en uitademen’. Als zij tot de conclusie komt dat zij het schone via hem heeft leren kennen en ‘virtuositeit hetzelfde is als deugd’, heeft zij haar doel bereikt. Dat verklaart mede waarom zij in haar herinneringen - De virtuoos is een vertelling-achteraf - alleen verslag doet van deze episode in haar leven.
| |
Vertelsituatie
Het belang van de herinnering wordt weerspiegeld in de vertelsituatie. In alle hoofdstukken wisselt De Moor presens en imperfectum met elkaar af. Daardoor laat zij in het midden of de passages in het presens door het ik-nu (de oudere Carlotta die op haar leven terugkijkt) worden verteld of door de auctoriële verteller, die ook het ‘Intermezzo’ vertelt. Deze combinatie van heden en verleden sluit aan bij het tijdloze van de schoonheid.
| |
Thematiek
Het derde thema - na muziek en seksualiteit - is de zoektocht naar kennis. Deze wordt gesymboliseerd door het dwalen in de stad Napels, die beschreven wordt als een ‘labyrintisch schaduwgebied’, een onderwereld. Ook de opera wordt als labyrint en irreële wereld beschreven. Hij fungeert als een labyrint in een labyrint. Opnieuw wordt de begrensde vorm verlaten. De grens tussen opera en stad is moeilijk te trekken, de stad lijkt het decor met bijbehorende personages van een opera te zijn. Ook in de opera zelf vervagen de grenzen. Het interieur van de nieuwe opera is, aldus Carlotta's echtgenoot, erop gericht voor de bezoekers ‘elk gevoel voor tijd en plaats in gevaar te brengen’. Er zijn spiegels aan de balustraden aangebracht zodat de ‘symmetrie van de ruimte [...] tot in het schrikwekkende zou verschuiven...’.
De band tussen de stad Napels en de onderwereld is onmiskenbaar. Carlotta en Gasparo zijn afkomstig uit een dorpje vlak bij de Vesuvius, dicht bij de onderwereld. De schroeilucht is er te ruiken en zwaveldampen stijgen op uit de aarde. In Napels, ‘stad van pest, vuur en zwavel’, is dat nog merkbaar. De personages zijn niet alleen ruimtelijk verbonden met de onder- en bovenwereld, maar ook metaforisch: Carlotta noemt Gasparo een ‘vulkaan’ en een ‘van de Olympus afgedwaalde god’. Er wordt tevens gesuggereerd dat de bedwelmende kracht van muziek afkomstig is van duivels. Dat geldt voor zangers en componisten, bijvoorbeeld voor ‘Vivaldi [...] die als de baarlijke duivel componeert’. De personages worden bovendien vaak in een onderaardse setting geplaatst, zoals blijkt uit de beschrijving van het kaartspel over Gasparo's toekomst: ‘In de door de ramen naar binnen stromende schroeilucht gaan ze [de vaders van Carlotta en Gasparo] aan tafel zitten en beginnen te drinken en te pokeren. Ze blijven nuchter als duivels in de hel.’
Het is opmerkelijk dat uitgerekend Orpheus in De virtuoos
| |
| |
niet wordt genoemd. Hij belichaamt allereerst de macht van de zangkunst, aangezien hij door zijn muziek de dood van zijn geliefde Eurydike kan overwinnen. Ten tweede is Monteverdi's Orfeo (1607) het belangrijkste werk uit de geschiedenis van de opera. In De virtuoos wordt hij weliswaar niet direct genoemd, maar er is wel een duidelijke analogie tussen de ruimtelijke beweging van Orpheus en Eurydike (weg uit de onderwereld, op weg naar de bovenwereld) en die van Gasparo en Carlotta (weg uit Napels, de stad als onderwereld, op weg naar Rome). Het gaat in beide gevallen om een definitief afscheid. Orpheus zal Eurydike moeten achterlaten. Carlotta begeleidt Gasparo tot Rome en zal via Napels terugkeren naar het landgoed van haar echtgenoot.
Carlotta vertelt dat ze samen met Gasparo in een koets naar Rome reist. Het is hun laatste gezamenlijke nacht en het is donker. Ze besluit ‘te gaan slapen in deze knarsende duisternis die me meter voor meter terugdrijft, mijn persoonlijke geschiedenis in, het aarden hol waarin ik met mijn handen om een vlammetje gevouwen van de meeste dingen loskom, maar van sommige niet’. Op het eerste gezicht een paradox: ze beschrijft een beweging die uit de onderwereld leidt maar ze weet dat ze terugkeert naar haar ‘aarden hol’, een ruimte onder de aarde, de onderwereld. Ze kent haar tekstuele bestaan als Eurydike, die, volgens het tiende boek van Ovidius' Metamorphosen, eveneens omlaagvalt.
Ook Carlotta en Gasparo slagen er niet in de onderwereld te verlaten: in het huis van de veerman ‘hangt een geur van vuur en ijzer’. Aan de andere oever zijn ze nog niet in de bovenwereld, eerst krijgen ze een ‘nieuw vierspan en twee nieuwe duivels van postiljons’. Net als in Metamorphosen leidt de weg door de mist naar boven, en net als Orpheus en Eurydike praten Carlotta en Gasparo niet met elkaar, noch is er oogcontact. Terwijl Orpheus omkijkt waardoor Eurydike terugvalt in het dodenrijk, varieert De Moor dit motief. Carlotta dwingt Gasparo haar aan te kijken: ‘Omdat het mij niet ontgaat dat Gasparo van plan is om zomaar, met een onverstoorbaar gezicht, uit mijn leven weg te lopen, snijd ik hem in de smalle deuropening de pas af. Er ontstaan aan twee kanten oploopjes. Hij kijkt me bevreemd aan.’
In Ovidius' beschrijving van het verdere verloop van Orpheus' leven is nog een parallel met Gasparo te vinden: Gasparo is verliefd op zijn leerling Giuseppe. Hij miste hem ‘vanaf het moment dat de jongen naar Rome was vertrokken’. Orpheus werd, aldus Ovidius, na het verlies van Eurydike, ‘zelfs in Thracië een voorbeeld om de liefde met jonge jongens te bedrijven [...]’. Uit deze overeenkomsten moet worden geconclu- | |
| |
deerd dat de relatie tussen Gasparo en Carlotta definitief ten einde is en bovendien haar verdere leven op het landgoed van haar echtgenoot buiten Napels weinig opzienbarend is. Haar hoogtepunt ligt achter haar en wat blijft is de herinnering aan een authentiek leven gedurende een operaseizoen in Napels.
| |
Idee
Deze authenticiteit zoekt de roman in de schoonheid, meer bepaald in de esthetische ervaring die tot een extase of roes leidt. Terwijl de literaire traditie à la Baudelaire schoonheid associeert met het duivelse, blijft De Moor schoonheid verbinden met het ware en goede en houdt ze vast aan een idealistisch-idealiserende opvatting van schoonheid. Volgens die opvatting zorgt het esthetische genot voor een zinnelijke vorm van kennis en voor een catharsis, die tot zuivering leidt. Dankzij de extase kan de mens, volgens de platoonse traditie, terugkeren naar de goddelijke natuur en eenheid.
Deze drie elementen - esthetische ervaring, catharsis en extase - spelen een grote rol in De virtuoos: via de schoonheid van muziek en zang raakt Carlotta in een extase en heeft ze contact met een andere wereld waarin zij haar vervreemding voor een moment kan vergeten.
De band tussen schoonheid en goddelijke natuur is een constante in het wereldbeeld van de achttiende eeuw dat De Moor in De virtuoos, immers een historische roman, opneemt. Als teken van de directe goddelijke openbaring en als natuurlijk tekensysteem werd muziek als superieur ten opzichte van taal beschouwd. Carlotta doet in de gesprekken met Gasparo dan ook haar uiterste best om hem het geheim van zijn zangkunst te ontfutselen, in de hoop zo dichter bij het geheim van de schoonheid te komen.
De opheffing van Carlotta's vervreemding is niet duurzaam, maar slechts tijdelijk. Een nadere beschouwing van de emoties die zij bij het luisteren naar muziek ondergaat, maakt duidelijk dat het tijdsverloop anders is dan de profane tijd. Van verleden en toekomst is geen sprake, wel van eeuwigheid die vaak door het werkwoord ‘zweven’ wordt aangeduid. Vervolgens wordt de ervaring van de eeuwigheid die de muziek veroorzaakt, gelijkgesteld met die van de seksualiteit en de verliefdheid, die gepaard gaat met een verhevigde zintuiglijke waarneming: ‘ik zweef in de tijd. [...] Het vacuüm waarin ik leef, vul ik op met zien, horen, ruiken, proeven, voelen.’ In deze roes heeft Carlotta het besef contact te hebben met het goede en schone.
| |
Opbouw en stijl
De structuur van de roman onderstreept de cruciale rol van de tijd en de herinnering in de relatie tussen de twee hoofdfiguren. De virtuoos bestaat uit een proloog, acht hoofdstukken en een ‘Intermezzo’ na het vijfde hoofdstuk. Het verhaal wordt grotendeels chronologisch verteld: in het eerste hoofdstuk
| |
| |
komt de jeugd van Gasparo en Carlotta ter sprake. Tevens wordt verteld dat hij op elfjarige leeftijd plotseling is verdwenen. Dit vormt de grondstof voor de herinnering die Carlotta naar Gasparo drijft. In het laatste hoofdstuk wordt het afscheid van Carlotta en Gasparo beschreven nadat zij in Napels enkele maanden een liefdespaar zijn geweest. Vanaf dat moment wordt de relatie voorgoed een herinnering.
Binnen die chronologie maakt De Moor gebruik van versnellingen, vertragingen, flashbacks en maakt ze sprongen in de tijd. Opvallend in de roman is het ‘Intermezzo’, in feite een aanduiding voor een muzikaal tussenspel: daarin krijgt de lezer ten dele de visie van Faustina, de kamermeid van Carlotta, op Carlotta's verblijf in Napels en details uit haar leven erna meegedeeld. Het ‘Intermezzo’ is ook het enige hoofdstuk waarin jaartallen worden genoemd, waardoor het verhaal in de tijd kan worden geplaatst. De vertelde tijd in de roman loopt door tot 1747, het jaar waarin Faustina overlijdt. Carlotta is dan vijfendertig.
Hoewel De Moor de roman in de eerste helft van de achttiende eeuw situeert, is het taal- en woordgebruik in de dialogen twintigste-eeuws. Dat blijkt bijvoorbeeld uit de vele interjecties (‘nou’, ‘hoor’, ‘Goedemorgen, wat een licht!’, ‘Kijk, wat verstandig nou’) en zegswijzen als ‘Doe me een lol zeg’, ‘Dat is linke soep’ en begrippen als ‘beauty’ en ‘swing’. De Moor maakt daarmee duidelijk dat zij een twintigste-eeuwse visie op de achttiende eeuw heeft. Ook op dit vlak is er geen duidelijke grens tussen verleden en heden.
| |
Context
De roman behoort allereerst tot het genre van de historische romans. Verder kan hij door de vele details over de loopbaan van Gasparo een Künstlerroman worden genoemd, al moet daaraan worden toegevoegd dat Carlotta een belangrijker personage is dan Gasparo.
Voor de aanduiding historische roman spreken allereerst de historische feiten. Die betreffen onder meer de beschrijving van de politieke gebeurtenissen, de bloeitijd van de Napolitaanse opera en de opleiding van castraten in de eerste helft van de achttiende eeuw. Ook komen facetten van de Verlichting ter sprake: Carlotta en haar halfzus converseren over actuele achttiende-eeuwse natuurwetenschappelijke onderwerpen als elektriciteit en de positie van God in het nieuwe wereldbeeld.
Ook de samenhang tussen seksualiteit en kennis die De Moor in De virtuoos aanbrengt is niet uit de lucht gegrepen.
| |
| |
Veel achttiende-eeuwse schrijvers, onder hen ook Marquis de Sade, verbinden in hun werk pornografie met het gedachtegoed van de Verlichting. In De virtuoos is geen sprake van uitvoerige filosofische discussies of pornografische beschrijvingen. Wel worden muziek en filosofische gesprekken verbonden met seksualiteit. De rangorde van deze thema's staat voor Carlotta en Gasparo vast. Ze zijn het erover eens dat muziek bovenaan staat: ‘Is het mogelijk dat er mensen bestaan, geestelijk gezond, die een sopraan de rug toekeren om over geest en stof te gaan praten?’
De muzikale achtergrond van De Moor - zij studeerde piano en zang aan het Koninklijk Conservatorium te Den Haag - komt in haar literaire werk terug: vanaf het verhaal ‘Variations pathétique’ uit haar debuut, de verhalenbundel Op de rug gezien, tot de roman Kreutzersonate (2001) speelt muziek een grote rol. De wisseling van vertelperspectief, de afwijking van de chronologie en het gebruik van spreektaal, zoals die in De virtuoos voorkomen, kenmerken ook haar andere werk.
Opvallend is De Moors voorkeur voor de Orpheus-mythe, die zowel in Eerst grijs dan wit dan blauw als in De virtuoos en Kreutzersonate te vinden is. Motieven uit die mythe, zoals de relatie tussen man en vrouw, het onverwachte verdwijnen, de grensoverschrijding tussen verschillende werelden en de overtreding van geboden, komen in haar werk terug. Bovendien wordt het gedrag van mythologische figuren net als dat van de personages in De Moors werk nauwelijks psychologisch verklaard. In de tijd dat De virtuoos verscheen, was er niet alleen veel literaire belangstelling voor historische romans, maar ook veel interesse in castratenmuziek. Een voorbeeld daarvan was de succesvolle film Farinelli (1994) over Carlo Broschi, een castraatzanger uit de achttiende eeuw.
Carlotta's streven naar de tijdelijke opheffing van haar vervreemding en haar verlangen naar een authentiek leven kan als een kenmerk van het modernisme worden beschouwd. Het anachronisme ‘swing’ dat de castraat Gasparo gebruikt, kan de lezer op het spoor van een mild postmodernisme zetten. De authenticiteitsillusie van de historische roman wordt door zulke hedendaagse woorden immers verstoord. Andere kenmerken die enigszins in de richting van het postmodernisme wijzen, zijn de ontologische twijfel (de vraag in welke wereld het personage zich bevindt) en de twijfel aan de grenzen tussen verschillende werelden (Napels als ‘reële’ wereld, onderwereld, opera en utopie). Een laatste verwijzing naar het postmodernisme is de wijze waarop de Orpheus-mythe, zoals die in Ovidius' Metamorphosen wordt verteld, als intertekst in de roman is opgenomen: daaruit blijkt dat Carlotta zich bewust is van
| |
| |
haar rol in een scenario, van haar tekstuele bestaan. Zij doet er alles aan om die rol in overeenstemming met de mythe te spelen.
| |
Waarderingsgeschiedenis
De argumenten van de recensenten om De Moors roman een ‘virtuoos’ boek te noemen komen grotendeels overeen: Mulder vindt De virtuoos een ‘informatief’ boek, een ‘ode aan de muziek en aan de cultuur waarin deze gedijen kan’ met een ‘interessante interpretatie van de beschreven periode’. Anker betoogt dat de roman op ‘het terrein van de schoonheid, de esthetische werking’ virtuoos is. ‘Misschien,’ schrijft hij verder, ‘heeft ze wel iets voor mekaar gekregen dat helemaal niet kan, waar Flaubert van droomde: een boek dat nergens over gaat, alleen maar stijl is. Muziek dus.’ Osstyn verwijst naar het estheticisme maar schrijft dat De Moor toch subtieler is. Ook het genderaspect komt in zijn recensie ter sprake: volgens hem beschrijft De Moor ‘Carlotta's maximale overgave aan Gasparo's eigenaardige fysiek’ op een ‘bijzonder geraffineerd vrouwelijke manier’. Goedegebuure beschouwt muziek en seks als de twee leidmotieven van de roman. Hij interpreteert Carlotta's esthetica als een evenwicht tussen de ‘zinnen’ en de ‘ziel’ en is van mening dat zij ‘aan de lust een religieuze dimensie’ toekent.
Kritische stemmen zijn er van Mertens en Warren: Mertens vergelijkt De virtuoos met Eerst wit dan grijs dan blauw, De Moors eerste roman. Opnieuw gaat het, maar nu met omgekeerde rollen, om ‘het echec van twee mensen die niet in staat bleken in hun liefde de juiste afstand van elkaar te bewaren’. Zijn kritiek betreft allereerst de ‘al te expliciete beschrijvingen’ en verder betoogt hij dat ‘de auteur geen keuze heeft kunnen maken tussen een historische roman of een roman die een muzikale ervaring dient op te roepen’. Ten slotte beoordeelt hij de compositie negatief: hij heeft de indruk dat het ‘Intermezzo’ er achteraf aan toe is gevoegd ‘om de geschiedenis van Carlotta en haar familie nog enig reliëf te geven en de handeling in de tijd te plaatsen [...].’ Warren is van mening dat het boek ‘in het teken van licht perverse spelen staat’. Hij vindt weliswaar dat De Moor er goed in is geslaagd om de tijd op te roepen, maar is negatief over de ‘wat gezwollen taal’ en het ‘twintigste-eeuwse jargon’. Warren vindt niet alleen dat de personages ‘oppervlakkig getekend’ zijn, maar mist ook herkenbare, levensechte ‘mensen van vlees en bloed’. Net als Mertens uit Warren kritiek op de compositie, waarbij hij eveneens naar het ‘Intermezzo’ verwijst.
| |
| |
In twee langere artikelen komt de samenhang tussen De Moors muzikale achtergrond en haar literaire werk ter sprake. Overbeke beschrijft de invloed van De Moors ‘modernistische muzikaliteit’ op haar schrijverschap en ziet die onder meer in de breuk met de ‘lineaire, chronologische voortgang’, de voorkeur voor de stijl en de roes, en de aandacht voor het spel met ‘artistieke ingrediënten’. Polman gaat allereerst in op de muzikale structuur van de roman en stelt vervolgens eveneens vast dat De Moors opvattingen over het schrijven ‘eerder esthetisch en muzikaal’ dan ‘emotief en realistisch’ moeten worden genoemd. Grave ten slotte betoogt dat de roman kenmerken heeft van het modernisme en postmodernisme.
Voor deze bespreking is gebruikgemaakt van:
Margriet de Moor, De virtuoos, tweede druk, Amsterdam 1993.
| |
| |
| |
Secundaire literatuur
Carel Peeters, De extase als ambacht. In: Vrij Nederland, 23-9-1993. |
Hanneke Wijgh, Muziek drijft het genot op de spits. In: Trouw, 23-9-1993. |
Reinjan Mulder, De stem is de persoon. Margriet de Moors ode aan Napels. In: NRC Handelsblad, 24-9-1993. |
Anthony Mertens, Patetico. Een wat al te uitbundige liefdesgeschiedenis. In: De Groene Amsterdammer, 29-9-1993. |
Robert Anker, Muziek, prachtige muziek. In: Het Parool, 1-10-1993. |
Jaap Goedegebuure, Kunstig bewerkte extase. In: HP/De Tijd, 1-10-1993. |
Arnold Heumakers, De stem en daarbij nog het lichaam. Virtuoos geschreven roman van Margriet de Moor over liefde, kunst en redelijkheid. In: de Volkskrant, 1-10-1993. |
Doris Grootenboer, Ode aan muziek en liefde. In: Algemeen Dagblad, 7-10-1993. |
Hans Warren, De Virtuoos van Margriet de Moor. Helaas niet meer dan een ondeugend divertimento. In: Provinciale Zeeuwse Courant, 8-10-1993. |
Doeschka Meijsing, Je lichaam is wat je bent. Muziekroman van Margriet de Moor. In: Elsevier, 16-10-1993. |
Karel Osstyn, De mooiste stem van Napels. Margriet de Moor beschrijft liefde. In: De Standaard, 6-11-1993. |
Hugo Bousset, Oog en oor. In: Dietsche Warande & Belfort, nr. 2, 1994, jrg. 139, p. 275-279. |
G.F.H. Raat, Mousserende wijn. In: Ons Erfdeel, nr. 2, 1994, jrg. 37, p. 259-260. |
Judith Rikken, De hele wereld bestaat uit verhalen. In: HN Magazine, 25-6-1994. |
Emanuel Overbeeke, Eerst de muziek, dan de literatuur. In: De Gids, nr. 2, 1998, jrg. 161, p. 115-123. |
Lut Missinne, Nederlandse en Duitse stemmen over Margriet de Moor. In: Neerlandica Extra Muros, nr. 2, 2001, jrg. 39, p. 31-44. |
Mariëlle Polman, Mens en melodie: een verontrustende verhouding. Muziek in romans van Margriet de Moor en Anna Enquist. In: Literatuur, nr. 5, 2002, jrg. 19, p. 289-296. |
Bert Peene, met een aanvulling door Fleur Speet, Margriet de Moor. In: Ad Zuiderent, Hugo Brems en Tom van Deel (red.), Kritisch lexicon van de moderne Nederlandstalige literatuur, aflevering 96, maart 2005. |
Jaap Grave, Liefde in het labyrint. Napels als heterotoop in Margriet de Moors roman ‘De Virtuoos’ (1993). In: Tijdschrift voor Nederlandse Taal- en Letterkunde, nr. 2, 2006, jrg. 122, p. 160-176. |
lexicon van literaire werken 76
november 2007
|
|