| |
| |
| |
Marente de Moor
De Nederlandse maagd
door Nora van Laar
Achtergronden en uiterlijke beschrijving
De eerste druk van De Nederlandse maagd van Marente de Moor (Den Haag, 1972) verscheen in oktober 2010 bij uitgeverij Querido. Dat jaar zagen nog twee drukken het licht, waarvan een als e-book; twee jaar later was het boek aan de negentiende druk toe. In 2011 verzorgde uitgeverij Dedicon enkele edities voor mensen met een leeshandicap en verscheen van de hand van Helga van Beuningen de Duitse vertaling: Die niederländische Jungfrau. In datzelfde jaar won het werk de AKO Literatuurprijs, nadat het eerder dat jaar op de longlist van de Libris Literatuurprijs had gestaan. In 2012 werd de roman door dramaschrijfster Eva Gouda tot hoorspel bewerkt voor de Hoorspelfabriek.
De Nederlandse maagd bestaat uit drie delen. Het eerste deel kent tien hoofdstukken, het tweede negen en het derde vijf. De delen hebben geen titel en zijn romeins genummerd; de hoofdstukken zijn ook titelloos maar Arabisch genummerd. Aan elk deel gaat een brief vooraf, het laatste deel wordt ook door een brief afgesloten. Het Dankwoord aan het eind van het boek is ondertekend met ‘MdM Mechelen, juli 2010’. Het geheel wordt voorafgegaan door een motto, ontleend aan Shakespeare's Romeo and Juliet: ‘A braggart, a rogue, a villain, that fights by the book of arithmetic!/ Why the devil came you between us? I was hurt under your arm.’
| |
Inhoud
Deel I
Het is september 1936. Om zich verder te bekwamen in de schermkunst gaat de achttienjarige Nederlandse Janna logeren bij de Duitse schermmeester Egon von Bötticher. Haar vader en Von Bötticher kennen elkaar uit de oorlog, waarin de eerste actief was als Rode Kruisarts en de tweede meevocht als ‘Leibhusar’. Na een breuk van jaren heeft Janna's vader zijn vroegere vriend bij toeval teruggevonden via een artikeltje in een krant. De man blijkt vlak bij Aken te wonen, op het landgoed Rae- | |
| |
ren, slechts veertig kilometer van Maastricht, waar Janna met haar ouders woont.
Bij aankomst treft Janna een weinig toeschietelijke gastheer. Toch vindt ze de man heel interessant; het litteken in zijn gezicht valt haar al snel niet meer op. De brief en oude gravure die vader voor zijn vroegere vriend heeft meegegeven, stopt deze met een boos gezicht weg zodat Janna niet weet wat erin staat. De onduidelijkheid neemt toe wanneer ene Julia von Mirbach haar zonen, de identieke tweeling Siegbert en Friedrich, komt brengen om samen met Janna de schermlessen te volgen; Julia en Von Bötticher kennen elkaar duidelijk langer. Janna besluit op onderzoek uit te gaan: ‘Ik was de verborgen voyeur, op zoek naar bewijzen.’
Van schermen komt intussen weinig. Wel maakt Janna een ‘Mensur’ (mensuur) mee, een schijnduel tussen studenten die elkaar daarbij als teken van moed een ‘Schmiss’ in het gezicht toebrengen. Tijdens de maaltijd erna toont ze een foto uit januari 1915 van haar vader met Von Bötticher in huzarenuniform, de laatste wat wazig afgebeeld. Von Bötticher beweert dat hij niet de figuur op de foto is.
Kort daarop ontdekt Janna Von Böttichers kamer. Ze vindt er de brief van haar vader die daarin schrijft dat hij op het moment dat hij de door hem bijgesloten gravure zag, besloot zijn dochter te sturen. De plaat, met daarop een man in een cirkel met daaromheen mannetjes in verschillende schermposes, hoort bij ‘de verborgen kennis der onaantastbaarheid’, zoals die door schermmeester Girard Thibault in 1630 is beschreven. Volgens vader is dit levensreddende kennis.
Naast deze brief vindt Janna ook onverstuurde brieven van Von Bötticher aan haar vader. Een ervan, met een postzegel van een vrouw met een leeuw aan haar voeten en ‘Koninkrijk der Nederlanden, Interneeringskampen’ erop, stopt ze tussen haar kleren. Dan komt Von Bötticher binnen. Hij ontmaagdt Janna.
| |
Deel II
Uit de gestolen brief komt Janna te weten dat vader de zwaargewonde Von Bötticher vanaf het slagveld in België naar Nederland heeft gesmokkeld en na diens verblijf in het ziekenhuis heeft laten opnemen in een interneringskamp. Von Bötticher ervaart dit laatste als een grote schande omdat hij werkeloos moet toezien hoe zijn kameraden sneuvelen. Verder schrijft hij dat hij ‘Julia’ liever geen brief stuurt, omdat de postzegel zijn vernederende situatie zou verraden. Von Bötticher sluit af met: ‘In België verloor ik mijn eer, plicht en paard. Omdat de eerste twee begrippen jou niets zeggen, vraag ik je nogmaals: zoek mijn paard. Je hebt de beschrijving. Zij is mijn enige hoop op herstel.’
| |
| |
Hierna komt Janna alleen nog op Von Böttichers kamer wanneer haar gastheer er zelf is; de rest van de tijd zit de deur op slot. Maar kort daarop, als de man na een tweede vrijpartij in slaap is gevallen, leest ze opnieuw enkele brieven die haar vader zijn vriend schreef. Bij haar vertrek neemt Janna een antwoordbrief van Von Bötticher mee. Ze weet nu dat haar vader door de gruwelen die hij heeft gezien, zijn zekerheden heeft verloren en dat Julia niet op Von Bötticher is blijven wachten. Kort daarop verbrandt ze, uit onvrede met het ongeïnteresseerde gedrag van haar minnaar, vrijwel alle brieven.
Dan vindt er opnieuw een mensuur plaats. Tijdens de maaltijd erna komt het tot een conflict tussen Von Bötticher, als aanhanger van de oude keizerlijke politiek, en de mensuur-scheidsrechter, die de nieuwe nationaalsocialistische orde voorstaat. Na het vertrek van de laatste spreekt Von Bötticher met de mensuurarts professor Reich over hoe het toch komt dat de ene soldaat wordt getroffen en de andere niet. Reich wijst op de theorieën van Thibault in diens handboek Academie de l'Espée. Von Bötticher haalt daarop de gravure die vader hem heeft gegeven. Hoewel hij ontdekt moet hebben dat de brieven weg zijn, zegt hij niets. Reich legt uit dat Thibault in plaats van de onbesuisde aanval de weloverdachte verdediging propageert waarna de schermer in een keer kan toesteken; deze strategie spaart mensenlevens. Maar volgens Von Bötticher leunen de beste schermers niet op hun verstand, maar op emotie en motivatie.
De volgende dag schermt Janna met de tweeling. Als Siegbert boos is weggelopen, omdat hij meent dat Janna tussen hem en zijn broer komt te staan, zoenen Janna en Friedrich. Ze worden gestoord door de zojuist gearriveerde Julia. Deze zegt dat Janna is gestuurd om een rekening tussen vader en Von Bötticher te vereffenen. Bovendien vertelt ze dat ze, toen ze nooit meer iets van Von Bötticher hoorde, met Von Mirbach was getrouwd. Huilend rent ze naar Von Böttichers kamer, waarvan ze een sleutel blijkt te hebben. Vanaf het terras ziet Janna door het raam Julia en Von Bötticher dicht tegen elkaar aan staan. Von Bötticher verbrandt een kartonnen kaart.
Om middernacht, wanneer de maître slaapt, sluipt Janna diens kamer binnen. Ze vindt een restant van de verbrande kaart, onderdeel van het door haar vader opgestelde medische dossier. Er staat dat de patiënt aan een dissociatieve stoornis lijdt waarbij die waant een dubbelganger van zichzelf te zijn; oorzaak zou de hoefslag van Von Böttichers paard Fidèle tegen de slaap zijn. Vader wil zijn patiënt langer observeren om zo meer van de ziekte te weten te komen.
| |
| |
Wanneer Janna de kamer wil verlaten, houdt haar gastheer haar tegen. Hij zegt dat niet Fidèle maar rondvliegend schroot hem had getroffen. De dagen erna traint het meisje alleen. Ze gelooft niet in Thibaults ideeën. Volgens haar vechten mensen niet volgens vaste patronen, zoals de oude meester voorstaat.
Enkele dagen later vertrekt Von Bötticher met onbekende bestemming; hij mist daardoor een nieuwe mensuur. Janna, die zich heeft verstopt, hoort Heinz en de scheidsrechter openlijk over hun nazisympathieën praten; met iemand als de joodse Reich willen de twee niet meer omgaan. Wanneer Janna gezelschap krijgt van Friedrich, vrijen ze.
Later gaat Janna naar de schermzaal. Ze drinkt en danst er met de naziretoriek brallende studenten. Samen met Friedrich plundert een van hen Von Böttichers kamer. Walgend sluipt Janna weg naar haar kamer. De volgende morgen is het huis een enorme ravage. Bij terugkomst is Von Bötticher echter niet boos. Hij wil zelfs dat alles wordt weggedaan; alleen nuttige dingen mogen blijven.
| |
Genre
Von Bötticher heeft in Amsterdam het boek van Thibault gehaald. Voortaan traint hij de tweeling volgens diens theorieen. Hij hoopt dat de jongens de nieuwe generatie tot voorbeeld kunnen dienen. Reich komt afscheid nemen: hij gaat emigreren. Hij zegt dat Thibaults ideeën niet meer zullen helpen.
Kort daarop schermt Janna met een anonieme vrouw. Het blijkt Julia te zijn. Julia vertelt dat de echte vader van de tweeling een willekeurige Duitse soldaat was; het ging er haar alleen om zwanger te worden.
Op haar kamer vindt Janna een anonieme liefdesverklaring. Tijdens een wandeling vertelt Von Bötticher haar dat hij de brieven aan haar vader nooit heeft verstuurd omdat ze door Nederland gecensureerd zouden worden; na de oorlog leek het zinloos ze nog te posten. Ook bekent hij op de foto te staan, al voegt hij toe: ‘Ik was toen mezelf niet.’ Zijn dwangstoornis was volgens hem een gevolg van de inertie in het kamp en geen symptoom van een oorlogstrauma zoals vader beweerde. Juist het tot de basis teruggebrachte leven aan het front zou hem houvast hebben gegeven. Omdat Janna naar huis wil, stuurt Von Bötticher vader een telegram met het verzoek zijn dochter te komen halen. Terug op het landgoed zitten Von Bötticher en Heinz in de keuken; de eerste drinkt te veel. Nadat Janna de maître naar zijn kamer heeft gebracht, hebben ze seks. Als Janna merkt dat iemand kijkt, volgt ze die in de hoop dat het om de onbekende aanbidder gaat. Ze ziet diegene de schermzaal in gaan; zijzelf gaat buitenom en kijkt vanaf het terras naar binnen. Ze ziet de tweeling vechten, met scherpe sabels in plaats van het stompe floret. Siegbert steekt zijn broer neer. Von Böt- | |
| |
ticher en Heinz brengen Friedrich naar het ziekenhuis; Leni voert Siegbert van het landgoed weg; Janna verbergt de wapens.
Wanneer haar vader arriveert, bekijken ze samen Von Böttichers kamer. Uit de opruimwoede en kaarsrechte rangschikking van de overgebleven spullen concludeert vader dat zijn vroegere vriend weer of nog steeds ziek is. Hij vertelt dat Von Bötticher in zijn telegram had geschreven zijn brieven wel te hebben beantwoord maar deze nooit te hebben verstuurd. Vader wil ze lezen in ruil voor een brief die híj nooit heeft verstuurd. Wanneer Janna zegt dat er geen brieven meer zijn, laat vader zijn brief toch achter. Op het laatste moment pikt Janna het epistel mee. Ze leest dat vader Fidèle op het slagveld heeft afgemaakt en dat, toen het dier de geest gaf, Von Bötticher zuchtte waarop vader ontdekte dat zijn kameraad nog leefde.
| |
Interpretatie
Thematiek
Egon von Bötticher is altijd rancune blijven koesteren tegenover de arts die hem in augustus 1914 van het Belgische slagveld weghaalde en hem, na verblijf in het ziekenhuis, onderbracht in een Nederlands interneringskamp. Het was tegen zijn soldateneer niet terug te kunnen naar het front om aan de zijde van zijn kameraden te vechten en desnoods te sneuvelen. Door de dochter van zijn redder te nemen vereffent hij de rekening; hiermee krijgt Janna de rol van zoenoffer.
| |
Thematiek / Structuur
Voor het meisje zelf betekent haar ontmaagding echter de overgang van meisje naar vrouw. Van volgzaam kind wordt ze steeds zelfstandiger en neemt ze uiteindelijk afstand van haar verliefdheid waardoor ze haar maître gaat zien als de norse man van tegen de veertig die hij in werkelijkheid is. Haar initiatie sluit ze af met een vrijpartij, waarbij zij het initiatief neemt en haar minnaar berijdt in plaats van zich als al die andere keren zonder liefkozingen te laten nemen. Maar ook op andere wijze is ze volwassen geworden. Ze heeft kennisgemaakt met het nieuwe, nationaalsocialistische Duitsland, waardoor ze ook op politiek gebied niet langer ‘maagdelijk’ is. Met haar reis is ze niet alleen de grens tussen landen gepasseerd, maar ook die tussen ontwikkelingsfasen. Zijzelf ziet drie episoden in haar verhaal: van haar aankomst tot haar ontmaagding (deel I), van haar kennisneming van de gebeurtenissen tussen vader en Von Bötticher tot het bezoek van de laatste aan Amsterdam (deel II) en van Von Böttichers bekering tot Thibault tot haar vertrek naar huis (deel III).
| |
| |
| |
Personages
Binnen dit geheel lijkt de verhaallijn belangrijker dan het uitwerken van de karakters; motieven tekenen de figuren in plaats van beschrijvingen van aard en uiterlijk. Zo wordt Janna aanvankelijk geassocieerd met - overigens vrij agressieve - duiven en krijgt Von Bötticher paarden, honden en een konijn mee, trouwe huisdieren die hem de warmte bieden die hij bij mensen ontbeert. Belangrijk is de omslag die allen in hun leven meemaken: vader verliest zijn zekerheden, Janna wordt volwassen, en Von Bötticher wordt van ijzervreter doordacht strateeg die zoveel mogelijk levens wil sparen.
| |
Genre / Personages
Deze opzet maakt De Nederlandse maagd tot bildungsroman. Daarnaast is het boek natuurlijk ook een historische roman. Maar bovenal is het een allegorie met politieke implicaties over de verhouding tussen Nederland en Duitsland in de periode tussen de twee wereldoorlogen. Egon von Bötticher symboliseert daarbij het oude Duitsland, dat als keizerrijk de Eerste Wereldoorlog in ging en er gehavend weer uit kwam; de studenten en hun scheidsrechter verbeelden het nieuwe Hitler-Duitsland; Heinz en Leni tonen aan dat de kiemen van het nationaalsocialisme al aanwezig waren in de oude maatschappij. De tweeling, als kinderen van een lid van de verlopen Duitse adel dat het heeft aangelegd met het gewone volk, vormt aanvankelijk nog een soort tussenklasse maar kiest uiteindelijk voor de nieuwe orde. De jongens verbeelden bovendien oorlog (Siegbert) en vrede (Friedrich).
Hiertegenover staan vader Jacq, als vertegenwoordiger van Nederland dat zich tijdens de oorlog neutraal opstelde en Janna die, verwekt op het slagveld en direct na de oorlog geboren - een uitwerking van het Eros-Thanatosmotief -, Nederland tijdens het interbellum verbeeldt. Om het tij te keren wordt de laatste nog eenmaal naar het buurland gestuurd waarmee men vroeger zo goed bevriend was. Dat de vredestichtster niet erg welkom is, tonen de krabbende en pikkende duiven, normaal toch de vredesvogels bij uitstek.
| |
Titel
De worsteling van Nederland bij het bepalen van haar standpunt ten opzichte van het nieuwe Duitsland wordt uitgebeeld door Janna die het ene moment met de vrede vrijt maar daarna weer met de nazi's danst. Wanneer de laatsten echter te veel walging oproepen, lijkt de keuze gemaakt. Toch grijpt het meisje niet in wanneer ze de oorlog de vrede ziet vernietigen. Maar ontmaagd - dat wil zeggen: betrokken bij de nieuwe wereldsituatie - lijkt Nederland haar oude neutraliteit niet meer te kunnen handhaven. De Nederlandse maagd uit de titel slaat daarmee niet alleen op Janna die vrouw wordt, maar ook op Nederland, dat haar afbeelding als maagd op de postzegel uit het interneringskamp niet langer kan waarmaken. Het contact
| |
| |
tussen de buurlanden is mislukt. Duitsland blijft zich verraden voelen; de trouw (Fidèle) die het van Nederland verlangt, blijkt dood.
| |
Thematiek / Genre
De ironie wil dat Janna, ondanks - of misschien juist dankzij - haar rol als toeschouwer van de gebeurtenissen, er toch bij betrokken is geraakt. Maar een toeschouwer is ook een getuige en zonder getuigen geen geschiedenis. Neem het gevecht tussen de tweeling waarna zowel de deelnemers als de wapens worden verwijderd. Niemand die nog kan bewijzen dat het is gebeurd; alleen de ingewijden weten dat de oorlog ophanden is.
Betere bewijzen van een gebeurtenis zijn de foto en de brief. Maar dan moet zo'n foto wel scherp zijn en de brief verstuurd en gelezen. Het lezen van een brief staat bovendien voor communiceren, dé voorwaarde voor het oplossen van problemen. Het is dan ook tekenend dat vader en Von Bötticher elkaars epistels uiteindelijk niet in handen krijgen. Ze ontmoeten elkaar niet eens: de vredespoging loopt op niets uit, het zoenoffer wordt teruggenomen.
De ongelezen brief is onderdeel van een groter thema: het geheim. Het hele landhuis lijkt ervan doortrokken, elke bewoner houdt wel zaken voor zich, allen verraden elkaar. Oud en krakend, vol schimmen en geesten, door een dikke muur afgescheiden van de buitenwereld zou het huis prima in een gothic novel passen. Met zijn stilstaande klokken en op geen kaart te vinden locatie vormt het een vacuüm in tijd en ruimte. De tijd komt pas weer op gang wanneer de buitenwereld voorgoed is binnengedrongen.
Maar met het gegeven van de afgesloten kamer die door de heldin moet worden geopend, zou het ook in een sprookje als Perraults Blauwbaard passen. Een ander sprookjeselement is Von Böttichers huzarenmuts die volgens Janna onzichtbaar maakt. Verder vinden we elementen uit de joodse verhaaltraditie (zoals de vergelijking van Von Bötticher met de Golem), de oud-Griekse mythologie (zoals de vloek van Agamemnon die de archeoloog Schliemann over het Duitse volk heeft gebracht), de mythologie der indianen (zoals Julia's en Janna's filosofieën over de magische kracht van tweelingen) en uit de Bijbel (zoals de broedermoord van Kaïn op Abel).
Alle motieven samen versterken de spanning die van de geheimzinnige omgeving uitgaat. Daarbij vallen vooral de verwijzingen naar vlees en bloed op. Deze elementen horen niet alleen bij soldaten (Von Bötticher) en schermers die met scherp vechten (de tweeling), maar ook bij artsen (vader Jacq) en koks (Von Bötticher en Leni). Verschil is alleen dat de een de dood nastreeft, terwijl de ander juist levens wil redden. Deze uitwer- | |
| |
king illustreert de boodschap dat alles ten goede en ten kwade kan worden gebruikt.
Dat alles twee kanten heeft, brengt ons op het dubbelgangersmotief met de tweeling als meest opvallende voorbeeld: samen, in evenwicht, zijn ze het mooist, maar gaandeweg het verhaal groeien ze uiteen en worden ze elkaars tegenhanger waarbij de balans uiteindelijk naar Siegbert uitslaat.
Maar in feite bestaat elk mens uit dubbelgangers. In elke levensfase is men anders, zoals Von Bötticher aangeeft met zijn opmerking niet op de foto met Janna's vader te staan, omdat hij in die tijd als geesteszieke zichzelf niet was. Maar ook de gezonde mens moet voortdurend het gevecht met zichzelf aan; niet voor niets laat Von Bötticher Janna tegen haar eigen spiegelbeeld schermen. Dat is geen sinecure en daarom is het fijn de eigen onzekerheden achter een (scherm)masker te verbergen. Maar een masker neemt ook het zicht weg op de werkelijkheid en maakt ook nog eens anoniem. Pas ná het gevecht tegen de onbekende schermster weet Janna dat ze met Julia van doen heeft. Gemaskerd in het duel zijn de twee elkaars gelijken, zonder deze bescherming wint Julia: zíj behoort tot Von Böttichers kring, Janna niet. Die is en blijft een buitenstaander, het meisje dat van buitenaf naar binnen gluurt.
| |
Motto
In de rol van Von Böttichers geliefde past Julia bij het motto: voor hem was ze aanvankelijk even onbereikbaar als haar naamgenoot uit Shakespeares drama. Maar het motto verwijst toch vooral naar het oude zeer tussen Jacq en Von Bötticher, passend bij de verbittering die de laatste voor zijn arts voelt omdat deze hem de eervolle soldatendood heeft ontzegd. De betekenis van zijn voornaam, ‘zwaard’, heeft hij niet kunnen waarmaken.
| |
Thematiek
De man is echter meer dan een wrokkige soldaat, hij vertegenwoordigt ook de oude elite die de kennis beheert. Deze kennis bevindt zich op zijn kamer in de vorm van boeken, oud-Griekse attributen en uiteindelijk ook de geheime wetenschap van de onschendbaarheid, vervat in Thibaults standaardwerk. Alleen hijzelf en Julia hebben een sleutel; Janna komt er alleen als haar leermeester dat toelaat; Leni heeft alleen een sleutel opdat ze er kan schoonmaken. De plundering van de kamer betekent dat het domme grauw de macht overneemt van de door afkomst en klassieke scholing bepaalde bovenlaag. Deze tegenstelling wordt op vele manieren uitgewerkt: natuur tegenover cultuur, individualisme tegenover eenvormigheid, echtheid tegenover namaak, handwerk tegenover techniek.
| |
Vertelsituatie
Dat het verhaal als allegorie overeenkomt met de werkelijkheid, weet elke lezer. Maar wat het oppervlakteverhaal betreft, is de waarheid moeilijker te achterhalen. Neem Janna's vader
| |
| |
die over het lot van Fidèle heeft gelogen; de vraag kan zelfs worden gesteld of hij het paard uiteindelijk wel heeft afgemaakt. Oorzaak ligt in het feit dat hij in zijn brieven optreedt als ikverteller, waardoor zijn relaas oncontroleerbaar wordt. Dit geldt ook voor de andere briefschrijvers, Von Bötticher en Thibault, en natuurlijk voor Janna als ik-vertelster van het totale verhaal.
| |
Stijl
Wat Janna betreft, krijgt de lezer al snel de verzekering dat het goed met haar afloopt, ze doet haar verhaal immers achteraf. Al in het eerste hoofdstuk zegt ze: ‘Ik wist toen al dat ik in mijn herinnering altijd het huis uit die film [The Old Dark House met Boris Karloff in de hoofdrol, NvL] zou blijven zien, dat de ramen altijd open zouden staan, met wapperende gordijnen, dat de spiegels gebroken zouden blijven en de wingerd rond de voordeur morsdood.’ Hier genoemd citaat is meteen een voorbeeld van de beeldende, beschrijvende stijl die De Moor in haar roman gebruikt.
| |
Opzet
De wetenschap dat Janna het redt, neemt wel iets van de gecreëerde spanning weg. Dit wordt nog eens versterkt door de rangschikking van de brieven rond de delen, waardoor de lezer soms meer weet dan de belevende Janna die zo'n brief pas later onder ogen krijgt. Dit geldt zeker voor de openingsbrief die Janna's vader zijn dochter meegeeft voor Von Bötticher, maar ook voor de brief waarmee wordt afgesloten. In deze laatste brief wordt het allerlaatste geheim geopenbaard en daarmee is de cirkel rond. Janna heeft haar reis volbracht; ze kan terug naar huis. Dat betekent echter niet dat ze het onbezorgde leventje van enkele maanden daarvoor weer kan oppakken. In de tijd is er geen weg meer terug.
| |
Context
Ook De Moors eerdere roman De overtreder (2007) heeft de vorm van een reis. Het verhaal gaat over een Russische korporaal die naar Nederland komt om naar een soldaat te zoeken die onder zijn verantwoordelijkheid is gedeserteerd. Net als in De Nederlandse maagd is de reis een queeste: de korporaal bereikt zijn doel niet, maar ontdekt onderweg wel meer over zichzelf.
Wat de Nederlandse letterkunde betreft, past Von Bötticher bij de oud-militairen uit de romans Het Stierenoffer, Geschiedenis van een incubatie (1975) en Plicht! (1981) van Louis Ferron; personages die zich niet bij de ondergang van het Duitse Rijk kunnen neerleggen. Het Stierenoffer speelt niet alleen tijdens het interbellum, maar begint al eerder, op het Noord-Europese slagveld.
| |
| |
Dit slagveld vormt ook de achtergrond in het verhaal ‘Zand en grind’ uit de bundel Ernstvuurwerk (1967) van F.B. Hotz, Novembernovelle (2000) van Ep Meijer, Post voor mevrouw Bromley (2011) van Stefan Brijs en De handelsreiziger van de Nederlandse Cocaïne Fabriek (2009) van Conny Braam. In de werken van Hotz en Braam wordt bovendien de neutraliteit van Nederland tijdens de Eerste Wereldoorlog aan de orde gesteld. Een andere roman die tijdens en na de oorlog speelt, is Tomas Lieskes Dünya (2007); plaats van handeling is hier echter grotendeels Turkije. Verder speelt de Eerste Wereldoorlog een belangrijke rol in Godenslaap (2008) van Erwin Mortier, Vaclav (2010) van Arthur Japin en een aantal verhalen van Bob den Uyl.
Als bildungsroman past De Nederlandse maagd in een lange rij, van De kleine Johannes van Frederik van Eeden en de Anton Wachter-reeks van Simon Vestdijk tot Blauwe maandagen van Arnon Grunberg en Joe Speedboot van Tommy Wieringa.
| |
Waarderingsgeschiedenis
De recensenten reageerden wisselend op De Nederlandse maagd. Onvoorwaardelijk lovend zijn Koen Eykhout, André Keikes en Lies Schut; critici als Jann Ruyters en Elsbeth Etty voegen aan hun positieve oordeel een minpuntje toe. De laatste schrijft: ‘De Moor heeft misschien te veel motieven en verwijzingen in haar roman gepropt; de personages lijden daaronder. Maar de dreigende sfeer, de morele dilemma's en woedende hartstochten die ze in schitterend gebeeldhouwde zinnen oproept maken dat goed. Soms schiet ze uit de bocht, met te barokke metaforiek of anachronismen (zoals een meisje dat in 1936 over haar minnaar denkt “Ik vond hem drie keer niets, deze nieuwe Von Bötticher”). Tegelijkertijd houdt ze meesterlijk de spanning er in tot het zwaard van Damokles eindelijk valt en iedereen zijn schaduw heeft omgebracht. Hermans revisited.’
Voor de recensenten die negatief oordelen, weegt de overdaad aan motieven en vergelijkingen juist zwaar. Daniëlle Serdijn, die net als Frank van Dijl weinig heel laat van de roman, eindigt met: ‘Von Bötticher ondertussen sombert verder, zich bewust van de dreiging van een nieuwe oorlog, de vorige nog vers in het geheugen. Wanneer een schermpartij eindigt in bloederig drama is het voor Janna tijd om huiswaarts te keren. De Nederlandse is geen maagd meer, en ook Nederland zal zijn maagdelijke neutraliteit verliezen. En daar eindigt deze lappendeken literaire sjablonen. De Moors fijne pen is niet genoeg.’
| |
| |
Iets minder hard formuleert Jaap Goedegebuure zijn oordeel: ‘De wisselwerking tussen voorgrondverhaal en historisch decor is het sterkste element van deze roman. Veel minder geslaagd zijn de passages waarin wordt gesuggereerd dat schermers per definitie in gevecht zijn met zichzelf. Marente de Moor kleedt dit psychologische motief aan met verwijzingen naar persoonsverdubbelingen, pathologische gespletenheid en wat er nog meer kan worden betrokken uit het geesteszieke rariteitenkabinet. Aan het slot laat ze zelfs een tweeling elkaar met degens te lijf gaan. Daarbij wil ze het allemaal zo mooi zeggen, dat niet alleen de lezer maar ook zij zelf de draad dreigt kwijt te raken. Een tweede bezwaar is dat Janna wel erg wijs is voor haar achttien jaar. Natuurlijk kun je op die leeftijd aardig volwassen zijn, maar in dit geval kan ik me niet aan de indruk onttrekken dat de schrijfster hier gewapend met een aanwijsstok tussen het personage en het publiek in gaat staan. Waarmee ze zich net zo didactisch gedraagt als Egon von Bötticher.’
Voor deze bespreking is gebruikgemaakt van:
Marente de Moor, De Nederlandse maagd, eerste druk, Amsterdam 2010.
| |
| |
| |
Secundaire literatuur
Katja de Bruin, In voorbereiding; ‘De Nederlandse maagd’ van Marente de Moor. In VPRO-gids, 22-7-2010. (interview) |
Elsbeth Etty, Alleen de dood doet leven; Russische motieven en Hermansiaanse thema's bij Marente de Moor. In: NRC Handelsblad, 2-9-2010. |
Sonja de Jong, Betrokkenheid komt te laat. In: Noordhollands Dagblad, 8-9-2010, Haarlems Dagblad, 8-9-2010, Leidsch Dagblad, 8-8-2010, IJmuider Courant, 8-9-2010, De Gooi- en Eemlander, 8-9-2010. |
Koen Eykhout, Schermmaagd. In: Limburgs Dagblad, 15-9-2010. |
Jann Ruyters, Op Herr Egon von Böttichers landgoed. In: Trouw, 19-9-2010. |
Jaap Goedegebuure, Chemie van seks en dood. In: Het Financieele Dagblad, 2-10-2010. |
Adri Gorissen, De onrust van Marente. In: Limburgs Dagblad, 6-10-2010. (interview) |
Daniëlle Serdijn, Humeurige huzaar met charmant litteken. In: de Volkskrant, 9-10-2010. |
Johan Bakker, De Nederlandse maagd; schermen tegen jezelf. In: Nederlands Dagblad, 15-10-2010 |
Frank van Dijl, Bakvissenproza. In: HP/De Tijd, 22-10-2010 |
André Keikes, Geen toekomst voor het verleden. In: Leeuwarder Courant, 19-11-2010. |
Lies Schut, Zinnelijke en volle roman. In: De Telegraaf, 10-12-2010 |
Johan Bakker, Ik klop rechtstreeks bij mijn lezers op de deur. In: Nederlands Dagblad, 7-1-2011. (interview) |
Nicolas Verscheure, [Over De Nederlandse maagd]. In: Vlaanderen, nr. 334, februari 2011, jrg. 60, p. 63-64. |
Greta Riemersma, Een Rus vraagt nooit hoe het met je gaat. In: de Volkskrant, 15-10-2011. (interview) |
Johan Bakker, Wie moet dit jaar de AKO-prijs? In: Nederlands Dagblad, 28-10-2011. |
Jeroen Vullings, De winnaar springt eruit dit jaar; De AKO Literatuurprijs 2011. In: Vrij Nederland, 29-10-2013. |
Jann Ruyters, Wedstrijd zonder ‘Tonio’. In: Trouw, 31-10-2011. |
Koen Eykhout, De moeilijke man centraal. In: Limburgs Dagblad, 31-10-2011. |
Arjan Peters, Marente de Moor winnaar AKO-prijs. In: de Volkskrant, 1-11-2011. |
Arjen Fortuin, Zij wil vooral tijdloos schrijven. In: NRC Handelsblad, 1-11-2011. (interview) |
Dirk Leyman, Geschrokken en overdonderd. In: De Morgen, 2-11-2011. |
Thomas Peeters, Marente de Moor verrast met AKO. In: De Tijd, 2-11-2011. |
Mark Roos, Marente de Moor smacht weer naar de luwte. In: Algemeen Dagblad, 2-11-2011. (interview) |
Jann Ruyters, Eigengereide schrijfster werd ‘het recht op een aanval’ gegund met een
|
| |
| |
fijn, licht boek. In: Trouw, 2-11-2011. |
Peter Vantyghem, Outsider wint AKO, zoals haar moeder. In: De Standaard, 2-11-2011. |
Jeroen Geerts, Tussen rust en onrust. In: Dagblad De Limburger / Limburgs Dagblad, 11-11-2011. (interview) |
[Anoniem], Marente de Moor loopt. In: de Volkskrant, 12-11-2011. |
Elma Drayer, Wij denken niet aan lezers. In: Trouw, 19-11-2010. (interview) |
Bart Jungman, Schermen, maagden en nietsnutten. In: de Volkskrant, 26-11-2011. |
Suleyman van Landewijk, Korter is beter; De Hoorspelfabriek. In: de Volkskrant, 30-11-2011. |
[Anoniem], Die Reifeprüfung einer Amazone. In: Frankfurter Allgemeine Zeitung, 16-12-2011. |
Frank Hellemans, De vraag blijft dezelfde: ‘heb je al aardappelen gekocht?’ In: Knack, 21-12-2010. (interview) |
Menno de Galan, Schermen is schaken op topsnelheid. In: NRC Handelsblad, 29-12-2011. |
Daan Stoffelsen, Veroverd door een paard. In: Vooys, nr. 4, december 2011, jrg. 29, p. 44-47. |
lexicon van literaire werken 100
november 2013
|
|