| |
| |
| |
Ivo Michiels
Orchis militaris
door Lars Bernaerts
Achtergronden en uiterlijke beschrijving
Met Orchis militaris schreef Ivo Michiels (pseudoniem van Henri Ceuppens (* 1923 te Mortsel) het tweede boek van De alfa-cyclus. Fragmenten eruit verschenen in de jaargangen 1967 en 1968 van Nieuw Vlaams Tijdschrift, waar Michiels in die periode deel uitmaakte van de redactie. In 1968 werd de eerste druk van het boek gepubliceerd. Na de tweede en derde druk in 1970 en 1974 kwam het boek in 1980 samen met de andere delen van De alfa-cyclus uit in één band. Tussen die eerste en de tweede druk (2007) van de hele Alfa-cyclus werd Orchis militaris in 2003 nog gebundeld met Het afscheid en Het boek alfa uitgebracht. In 1969 werd het boek bekroond met de Dr. L. Philipsenprijs, in 1970 met de Vijverbergprijs van de Jan Campertstichting. Orchis militaris is in het Engels, het Duits en het Frans vertaald. In samenwerking met Freddy de Vree maakte Michiels voor de BRT, de Belgische publieke omroep, een luisterspel van de tekst. Het motto van Orchis militaris is ontleend aan Marinetti, een Italiaanse avant-gardeschrijver uit het futurisme. In het motto wordt de schoonheid van de oorlog bejubeld.
| |
Inhoud
In de verhaalopbouw van Orchis militaris kan een vijftal episodes onderscheiden worden. In de openingsscène bevindt een anonieme hij-figuur zich als krijgsgevangene in een donkere coupé volgepropt met mensen. Hij is naar het land van de vijand getransporteerd. Buiten de trein staan soldaten en worden schijnwerpers gericht op een vliegtuig dat zijn bommen lost. Nadat we als in een flits mee kunnen kijken met de piloot van het vliegtuig, volgen we op de begane grond kort een verpleger die in de gebombardeerde straten draagbaren wegbrengt, waarna we opnieuw de situatie in de trein in beeld krijgen, nu door de ogen van een soldaat. De soldaat is getuige van bruut geweld: enkele militairen slaan een gevangene. Het verlangen van de soldaat om de oorlogssituatie te ontvluchten, groeit.
| |
| |
De tweede episode van het verhaal speelt zich in een badhuis af. Daar krijgt een generaal een massage en een knipbeurt van een gehoorzame verpleger. Als we de overgang tussen de eerste en de tweede episode logisch willen maken, dan is de hij-figuur de krijgsgevangene die gedwongen wordt om als verpleger te werken op het grondgebied van de vijand. Terwijl zijn haren geknipt worden, transformeert de generaal tijdelijk in een priester die in de misviering voorgaat. Nadat de generaal het badhuis heeft verlaten, belt hij een vrouw op. Hij beveelt haar om zich te bevredigen terwijl ze aan de telefoon luistert naar zijn instructies.
In de derde episode wordt eerst scherpgesteld op een soldaat die in een station op de trein wacht. Door de bombardementen ligt het station gedeeltelijk in puin, en de soldaat houdt zich gedeisd achter een gekantelde tafel. Hij knoopt een gesprek aan met een andere soldaat, waaruit de ontstellende gelijkenissen tussen hun steden naar voren komen. Op het perron wisselt de soldaat pijnlijke blikken met een ‘mannetje’ dat getreiterd wordt, een van de weggevoerde gevangenen. Bij wijze van afleiding begint de soldaat een gesprek met een soldaat aan de overkant. Opnieuw zitten hun verhalen vol parallellen. Terwijl het mannetje geslagen wordt, arriveert de trein.
De vierde episode vangt eveneens aan met geweld, nu tijdens een ondervraging. Een donkerharige, blinde vrouw wordt ondervraagd en krijgt klappen van een man, terwijl de kapperverpleger toekijkt. De gewelddadige man vertelt aan de donkerharige hoe hij eens een blonde vrouw wilde nemen en hoe zij hem in het gezicht spuwde. Na de ondervraging lopen de vrouw en de verpleger naar het centrum van de vernielde stad. Omdat de vrouw blind is, moet hij haar in detail vertellen wat hij onderweg ziet. Zo stappen ze verder, totdat de rollen opeens omgekeerd zijn en hij, als blinde, haar verzoekt om te vertellen wat ze visueel waarneemt. Hun tocht eindigt in een kamer, waar de man klappen krijgt terwijl de vrouw staat te kijken.
In de laatste episode komt de trein opnieuw ter sprake: de soldaat ligt in de greppel en ziet de trein nog staan. Hij verlangt ernaar om naar huis terug te keren en dus om te deserteren. Ook de verpleger deserteert, en hij glijdt in het badhuis in de modder, net als de soldaat dat in de greppel doet. Tussen de twee moddermannen, de soldaat en de verpleger, ontstaat een gesprek waarin ze hun situatie overzien. Ze horen en zien het geweld en de commotie van de oorlog, maar onttrekken zich eraan door hun desertie. Uiteindelijk staat de verpleger op uit zijn modderbad, met in zijn gedachten hetzelfde sterke verlangen naar terugkeer.
| |
| |
| |
Interpretatie
Structuur
Men kan in Orchis militaris een opeenvolging van scènes onderscheiden die samenklitten in een vijftal episodes. De vijf episodes cirkelen rond twee hoofdlijnen in het verhaal, zoals Paul de Wispelaere stelt, waarin telkens een trein verschijnt en een hij-figuur centraal staat: eerst een trein met een gedeporteerde hij-figuur (de onderdrukte), dan een trein die een soldaat (de onderdrukker) naar het front moet brengen. Aan het einde van de tekst vallen de twee hoofdlijnen van het verhaal quasi-volledig samen in de dialoog tussen de soldaat en de verpleger. Bovendien komen er in de vijf episodes tal van kruisverbindingen en parallellen tussen de twee lijnen voor. Op verschillende plaatsen in de tekst raken de twee erg dicht aan elkaar. Soms doorkruisen ze elkaar. Zo staan de twee treinen op een gegeven moment naast elkaar, in tegenovergestelde richting. En voortdurend komen de twee hij-figuren in soortgelijke situaties terecht.
De talrijke gelijkenissen tussen scènes geven aan dat Orchis militaris het boek van de gelijkschakeling is. Soms is die gelijkschakeling erg controversieel (bijvoorbeeld geweld = schoonheid), en vaak is ze onverwacht, waardoor de lezer een grotere inspanning moet doen om de bewegingen van de tekst te volgen. Gezien de prominente aanwezigheid ervan zal de gelijkschakeling bij de bespreking van thema, motieven, verteller en stijl ook telkens aan bod komen.
| |
Motto en titel
Om te beginnen stelt het motto van Marinetti schijnbaar tegenstrijdige elementen, schoonheid en oorlog, al voor als vergelijkbare gegevens. Het motto beweert dat de oorlog mooi is en legt uit hoe we de eigenschappen en vormen van de oorlogvoering als esthetisch moeten ervaren. De Italiaanse futurist vergelijkt moordende wapens (mitrailleurs), met prachtige bloemen (orchideeën). In die zin stelt hij de vanzelfsprekende verhouding tussen ethiek (wat is goed en rechtvaardig?) en esthetiek (wat is mooi, wat is kunst?) aan de kaak. Voor de titel van zijn boek neemt Michiels dit beeld over: Orchis militaris is de Latijnse naam voor een orchideeënsoort die in het Nederlands ‘soldaatje’ heet. Bovendien is ‘orchis’ het Griekse woord voor ‘teelbal’. In de titel zit dus al de combinatie vervat van geweld en oorlog (de soldaat), schoonheid (de bloem), en seksualiteit (de testikel). Al die domeinen vervloeien in Michiels' tekst.
| |
Thema en motieven
In Orchis militaris is de gelijkschakeling veelzijdiger en genuanceerder dan in het motto van Marinetti, maar het boek gaat wel uit van hetzelfde thema. Het toont het geweld van de oorlog, brengt het in een gestileerde, poëtische vorm en abstraheert het, waardoor de analogieën met andere vormen van ge- | |
| |
weld duidelijk worden. Maar wie, zoals Michiels, het idee van gelijkschakeling doordenkt, komt automatisch op het punt dat dat idee uitstijgt boven het geweldsthema. Het wordt allesomvattend. Tegen die achtergrond is te begrijpen waarom in Orchis militaris zoveel facetten van de werkelijkheid samenvallen en versmelten. Versmelting maakt vaak expliciet deel uit van de manier waarop de personages de wereld ervaren. In hun belevingswereld is het aannemelijk dat ‘alle fronten tot één front versmolten waren en alle geuren tot één geur en alle kleuren tot één kleur en alle geluiden tot één geluid en alle bevelen tot één bevel’. Gezichten vervloeien, ruimtes versmelten, stemmen vallen samen, de gelijkschakeling kent geen grenzen.
Geweld en onderdrukking zijn belangrijke thematische velden in Orchis militaris. Ze zitten niet alleen in de grote bombardementen, zoals die aan het begin van de tekst, of in fysieke gewelddaden, zoals tijdens de ondervragingen, maar ook in blikken, alledaagse gesprekken, seksuele relaties en religieuze handelingen. De blik die schuldgevoelens oproept, het geweld van de taal, seksualiteit en religieuze onderdrukking zijn dan ook de motieven waarin het thema duidelijk uitgewerkt wordt.
Kijken is in Michiels' boek geen onschuldige, passieve handeling. Wie toekijkt, draagt verantwoordelijkheid voor wat hij ziet. Wanneer de soldaat toekijkt hoe het mannetje mishandeld wordt, neemt hij deel aan de situatie en dus is hij eveneens beul. Hij wil ingrijpen, maar zijn militaire gehoorzaamheid weerhoudt hem daarvan. Zijn bijbehorende schaamte en schuld maken hem tevens tot een slachtoffer van de situatie. Hij voelt zich als het ware zelf gevangen door de blik van het mannetje die voor hem de gekwelde blikken van alle gevangenen vertegenwoordigt. In een andere scène houdt de blinde vrouw haar blik strak gericht op het gezicht van haar aanrander. Zoals bij het mannetje kan de blik weer als een resterende vorm van verzet geïnterpreteerd worden, een wapen om de ander met zijn eigen geweld te confronteren. Het slachtoffer is hier altijd ook beul.
Het tweesnijdende geweld van taal en seksualiteit is onder andere geconcretiseerd in het telefoongesprek tussen de generaal en de vrouw. Het subtiele geweld van de bevelende generaal wordt gelijkgeschakeld met het grote geweld van de oorlog. Hoewel de vrouw tot gehoorzaamheid wordt gedwongen, blijft ze uit het zicht van de generaal. Daarom hoeft ze de seksuele handelingen die hij eist niet uit te voeren. Het is voldoende dat ze haar gehoorzaamheid uitspreekt in de vorm van het eindeloos herhaalde ‘Ja generaal’. Met andere woorden: ze kan tegelijk gehoorzaam zijn en weerstand bieden. Opnieuw sluiten opstandigheid en gehoorzaamheid elkaar niet uit.
| |
| |
Fysiek geweld en seksualiteit zijn op verschillende plaatsen met elkaar verbonden. Door de stijl en door de manier van vertellen beginnen situaties waarin geweld gepleegd wordt, sprekend te lijken op seksueel geladen scènes. Het op-en-neerritme van de slaande hand wordt bijvoorbeeld herhaald in het op-en-neerritme van een lichaam: ‘Op en neer, zijn lichaam, zijn buik, zijn geslacht in haar buik’. Seks en geweld komen onvermijdelijk overeen, ook al wil het mannelijke personage de vrouw geen pijn doen en ook al wil hij haar niet dwingen. Wie aandacht heeft voor abstracte patronen in een autonome taalwerkelijkheid (zoals ritmische herhaling), ziet de concrete gelijkenissen tussen verschillende situaties.
Naast fysiek geweld en seksualiteit zijn ‘oorlog’ en ‘religie’ de domeinen waarin de gelijkschakeling zich thematisch het sterkst manifesteert. Kenmerkend voor de militaire context is een hiërarchische verhouding tussen mensen. Heeft men een militaire rang, dan kan men de ander fysiek (met slagen) en talig (met bevelen) onderdrukken. Maar die verhoudingen zijn universeel in de wereld van Orchis militaris. Voor de verpleger staat de gehoorzaamheid aan de generaal gelijk met gehoorzaamheid aan de directeur, de dokter, de zuster, de barones, en aan God. Het is daarom niet verwonderlijk dat de verzorging van de generaal in zijn verbeelding transformeert in een misviering waarin hij de Heer dient. Onder zijn kappershanden verandert de generaal in een priester, wat leidt tot de ironische uitspraak ‘Voorwaar ik zeg u: in dit land gaat geen haar verloren’: hij gebruikt Bijbelse taal voor een banale aangelegenheid. Het religieuze discours wordt verderop vermengd met dat van de nationalist, die zweert om in naam van God voor zijn volk te vechten. Wat als een absurde eed van trouw aan land en volk begint, groeit uit tot een ellenlange geloofsbelijdenis. Daarin weerklinkt een ironische echo van het motto van het boek: ‘Ik geloof. Ik geloof dat de oorlog schoon is omdat geweld en geweld en daarmee dood en leven te zamen komen, daarboven, hierbeneden’.
| |
Stijl
Oorlog, seksualiteit en religie worden in de tekst verwoord door ritmische en rituele formules. Door de herhaling van bepaalde zinsneden, zoals ‘ja generaal’ en ‘ik geloof’, of van hele zinnen, zoals ‘Komt zien komt zien hier worden klappen uitgedeeld’, krijgen de scènes een vast ritme en een ritueel karakter. Daardoor ontstaat de indruk dat er achter de handelingen (het slaan, het gehoorzaam of gelovig zijn) geen psychologische drijfveren meer schuilgaan. Het zijn simpelweg herhalingen van wat iemand al eerder zei, zoals ongeveer alle antwoorden in Orchis militaris letterlijke herhalingen zijn van de vragen.
| |
Motieven en symboliek
De tendensen die zo-even aangestipt werden, worden ondersteund door de resterende motieven: de trein, het kruis, de
| |
| |
laarzen en de modder. De trein, het station en het perron zijn belangrijke ruimten in de tekst. Enerzijds symboliseert de trein de beklemming en onzekerheid die met de oorlog (en, bij uitbreiding, met het menselijk bestaan) gepaard gaan: de inzittenden hebben geen besef van tijd of plaats, weten niet waar ze naartoe gaan of waar ze halt houden. Anderzijds staat de trein voor grensoverschrijding en voor de vereniging van tegenstellingen: door zijn traject verbindt de trein het westen en het oosten. De gelijkschakeling, een patroon dat in de beide aspecten naar voren treedt, blijkt dus zowel positieve als negatieve kanten te hebben. Ze werkt emanciperend en creëert tegelijkertijd onzekerheid. Ook het kruis komt herhaaldelijk voor: als religieus symbool, als beeld voor het mikpunt van een wapen, en als teken van ziekenverzorging. Doordat het in verschillende contexten voorkomt, heeft het al een verenigende functie. Het vormt de brug tussen verschillende discoursen. Bovendien krijgt het kruis op basis van zijn vorm de functie van verzoener van ruimtelijke verschillen: het kruis verbindt noord, zuid, oost en west.
De laarzen zijn in Orchis militaris verbonden met fysiek geweld en onderdrukking. Ze worden geassocieerd met machtsmisbruik en met het conflict tussen mobiliteit (het gaan, maar ook het deserteren) en immobilisme (op wacht staan, maar ook in het gelid blijven). In Het boek alfa stond dit motief, samen met dat van de modder, centraal. In het licht van Het boek alfa kan de modder als een beperking op de bewegingsvrijheid geïnterpreteerd worden. De modder leidt tot immobilisme en verstarring. Hij maakt het moeilijk voor het personage om te vluchten of fysiek weerstand te bieden. In Orchis militaris heeft de modder daarnaast een emanciperende rol: als mensen onder de modder zitten, zoals de soldaat in de greppel en de verpleger in het modderbad, dan zijn hun onderlinge verschillen uitgevlakt.
| |
Verteller en stijl
Zoals gezegd wordt de gelijkschakeling ook consequent vertaald in de formele kenmerken van de tekst. Sterker nog, vorm en inhoud zijn zelf gelijkgeschakeld; de vertelsituatie en de stijl drukken het thema precies uit en vice versa. Omdat het idee van gelijkschakeling zo radicaal is, moet de vorm ook radicaal en experimenteel zijn. Per slot van rekening behandelt het boek de relatie tussen taal en geweld, terwijl het zelf uit taal bestaat. Het boek gaat dus ook over het geweld van zijn eigen taal, zijn eigen vorm.
| |
Verteller en structuur
De verteller vlakt verschillen uit op het gebied van de personages, het bewustzijn, de ruimte en de tijd. Hij houdt zich op de achtergrond en toont de gebeurtenissen altijd door de ogen van de personages. Soms geeft hij hun woorden letterlijk weer,
| |
| |
zoals in het telefoongesprek of het gesprek tussen de soldaten. De personages zijn zodanig vlak voorgesteld, dat ze nauwelijks personages genoemd kunnen worden. Het zijn veeleer ‘figuren’ of ‘personae’. Omdat de personages geen namen krijgen, is het bovendien niet altijd duidelijk wiens perspectief we gepresenteerd krijgen of wiens gedachten we volgen. Ook die vaagheid maakt deel uit van de strategie van versmelting. Een ‘hij’ kan binnen één zin verwijzen naar verschillende personages en de overgangen tussen het ene en het andere personage zijn niet aangeduid door de stijl of door commentaar van de verteller. Zo kan de lezer denken dat hij verneemt wat het mannetje met de sigarettenpeuk denkt, terwijl hij eigenlijk verneemt wat de soldaat denkt die het mannetje naar de peuk ziet graaien.
Niet alleen tussen personages maar ook in het bewustzijn van personages zijn geen duidelijke schotten aangebracht door de verteller: zintuiglijke waarnemingen, herinneringen, gedachten en verlangens, hypothesen en fantasieën verschijnen door elkaar. In principe weten we niet of de generaal ook werkelijk in een priester muteert wanneer de verpleger zijn haren knipt, want niemand geeft aan dat het een fantasie is. We moeten dus besluiten dat het er niet toe doet, omdat waarnemingen, fantasieën en herinneringen in iemands bewustzijn gelijkwaardig zijn. Ten slotte geldt de uitvlakking ook voor ruimte en tijd. Binnen een zin kunnen we ongemerkt van de ene naar de andere ruimte of tijd overgaan. Dat gebeurt bijvoorbeeld aan het begin van de tekst, waar de scène binnen één zin verspringt van de trein naar het perron, van het perron naar het vliegtuig en terug.
| |
Stijl
Dat die verspringingen vaak binnen een zin voorvallen, is een stilistische keuze. De stijl is sterk afgestemd op de versmelting. In de voorkeur voor ellenlange zinnen met een grote hoeveelheid herhalingen herkennen we bijvoorbeeld de tendens om syntactische gehelen (zinnen en alinea's) aaneen te breien en dus de grenzen ertussen op te heffen. Dat wordt ook een typografische kwestie: de tekst bestaat voornamelijk uit lange blokken tekst, of zelfs uit één blok met enkele onderbrekingen. In de aangehaalde gesprekken vinden we geen aanhalingstekens om de woorden van de verschillende personages typografisch af te bakenen. Op het vlak van de woordkeus werkt de vaagheid opnieuw de gelijkschakeling in de hand. Situaties worden met algemene woorden beschreven, niet met eigennamen of andere preciserende termen. Eigennamen geven immers de indruk van uniciteit, terwijl er in het universum van Orchis militaris niets uniek is.
De stijl van de tekst is erg ritmisch en beeldend. Het proza van Michiels is poëtisch, met een toon die soms speels en iro- | |
| |
nisch, dan weer kritisch en ondermijnend is. In het gebruik van ‘refreinen’, terugkerende woordgroepen en zinnen, komt de ritmische component duidelijk aan de oppervlakte. Tijdens de blindentocht geeft bijvoorbeeld de zin ‘Toen vroeg hij opnieuw: wat zie je nu?’ een vaste cadans aan de passage. Maar ook op zinsniveau is het ritme een elementaire factor. In een woordgroep als ‘het denderen van de trein in het ondoordringbare duister, eindeloos voort door de nachten’ is de daverende trein bijna te horen door de gekozen opeenvolging van klanken.
Het lyrische en beeldende van Orchis militaris komt in dat citaat ook al aan het licht. Wie de beeldspraak onder de loep neemt, ziet dat veel metaforen te maken hebben met het lichaam, met kleuren en met waarneming. Geslachtsdelen ‘staren’ en ‘schreeuwen’, ‘het land verdedigen’ wordt voorgesteld als ‘onze kleuren hooghouden’, en ‘horen’ wordt ‘zien’ in ‘ze zag het oorverdovend beuken van de trommen en het zingen van de honderden’. Parodiërend en ondermijnend zijn bijvoorbeeld de liturgische verwijzingen in de kappersscène. En ook de lugubere herhaling van ‘Nu moet het spel fijntjes worden doorgespeeld’ in een context van verleiding heeft een speelsironische bijklank.
Met stilistische middelen zoals ritme, beeldspraak en toon wordt de dubbelzinnige verhouding tussen esthetiek en ethiek tot stand gebracht. Terwijl in de stijl gestreefd wordt naar schoonheid, symmetrie en perfectie, komt in het verhaal de wreedheid en het traumatiserende karakter van de oorlog aan bod. Dat contrast wordt echter deels opgeheven: die facetten van de oorlog zijn namelijk ook in de vorm aanwezig (bijvoorbeeld: het ritme en het geweld van de oorlog krijgen gestalte in een talig ritme). Bovendien wordt de esthetisering van de oorlog ondermijnd door een afstandelijke toon. De tekst eigent zich het motto van Marinetti weliswaar toe, maar ondergraaft het ook. Orchis militaris is kritisch tegenover de oorlog, het taalgeweld en de taal die de oorlog ver-schoont.
| |
Context
Orchis militaris is het tweede boek van De alfa-cyclus. Het past dus in een groter plan en kan tegen die achtergrond geïnterpreteerd worden. Met Het boek alfa (1963) heeft het boek veel gemeen: beide teksten gebruiken de thematiek van oorlog, taal en geweld, het verlangen naar desertie, motieven zoals de modder en het kruis, stilistische strategieën zoals herhaling en abstractie. Het boek alfa wordt voorgesteld als het boek van de twijfel, terwijl Orchis militaris het boek van de gelijkschakeling
| |
| |
is. Van Het boek alfa tot Exit (1971), het derde boek, neemt de abstractie toe en worden de verhalende aspecten verder afgebouwd in een proces van taalversobering. Na het intermezzo Samuel, O Samuel (1973) keert dat verhalende weer terug in Dixi(t) (1979), het sluitstuk van de cyclus. In alle boeken van De alfa-cyclus en de daaropvolgende Journal Brut-cyclus zijn personages, feiten en gebeurtenissen te vinden die met biografische gegevens in verband kunnen worden gebracht. Orchis militaris kan lezers herinneren aan het feit dat Michiels zelf tijdens de oorlog met de trein naar Frankrijk vluchtte en in 1943 naar Duitsland getransporteerd werd. In Schleswig-Holstein werkte hij vervolgens als verpleger en brancardier in een Duits hospitaal. De schuldgevoelens en de desertiedrang die in de tekst doorschemeren, kunnen dan als de echo's van Michiels' ambivalente houding tijdens de oorlog gelezen worden.
In de literaire en artistieke context van Orchis militaris zijn er enkele tendensen te vinden die het experimentele karakter van de tekst helpen situeren. Ten eerste een tendens in Nederlands en Vlaams proza: in de jaren zestig wil een aantal auteurs de prozaliteratuur vernieuwen. Zoals Sybren Polet constateert in de bloemlezing Ander proza, geven deze schrijvers hun proza vorm als een autonome werkelijkheid of ze nemen de veelzijdige werkelijkheid buiten de tekst zonder compromis in de tekst op. In de terminologie van Polet gaat het in het eerste geval om ‘absoluut proza’, in het tweede geval om ‘totaalproza’. Michiels' werk wordt gerekend tot de eerste categorie. Naast Ivo Michiels zijn de auteurs van experimenteel proza onder anderen C.C. Krijgelmans, Willy Roggeman, Sybren Polet en Jacq Firmin Vogelaar. Ten tweede is het proza-experiment van Michiels internationaal gericht doordat het aansluit bij de Franse nouveau roman en bij het werk van Samuel Beckett. Wat deze literatuur met Michiels' werk verbindt, is het vormexperiment, de grote argwaan tegenover eenduidige psychologische portrettering, en de duidelijke afkeer van rechtlijnige verhalen.
Ten derde kan Orchis militaris gelezen worden tegen de achtergrond van de contemporaine schilderkunst en in het licht van vernieuwingsbewegingen in film en muziek. Ivo Michiels is door zijn werk als kunstcriticus goed op de hoogte van de ontwikkelingen en de opvattingen van de abstracte kunst. Via zijn werk en via persoonlijke contacten met kunstenaars doet Michiels ook veel ideeën op voor zijn literaire activiteiten. Michiels streeft in Orchis militaris naar abstractie en gebruikt daarvoor strakke patronen en simpele lijnen, en dat is niet anders dan wat kunstenaars als Lucio Fontana en Piet Mondriaan met verf doen. Door de abstractie willen deze kunstenaars, en wil ook Michiels, het universele benaderen.
| |
| |
| |
Waarderingsgeschiedenis
De waarderingsgeschiedenis van Orchis militaris bestaat uit drie onderdelen: de kritieken naar aanleiding van de eerste druk, dan de receptie van Orchis militaris als onderdeel van De alfa-cyclus (vanaf 1980) en ten slotte de wetenschappelijke artikelen over de tekst en de cyclus. In de vroege receptie valt het op dat enkele critici (Adé, De Wispelaere, Roggeman, Hartkamp) de moeite nemen om het boek zorgvuldig te parafraseren en te analyseren, terwijl de tekst op dat vlak behoorlijk weerbarstig is. Al in 1970 schrijft Adé voor het tijdschrift Heibel een uitgebreide analyse van de tekst. Zo komen in de kritiek veel inhoudelijke en vormelijke aspecten aan bod. Daarbij gaan velen uit van het motto om te wijzen op de genuanceerde relatie tussen oorlog en schoonheid. De spanning tussen ethiek en esthetiek wordt bijna overal aangehaald.
Een andere constante is de vergelijking met Het boek alfa. Haast elke recensent interpreteert Orchis militaris in het verlengde van Het boek alfa, waarbij vooral de gelijkenissen beklemtoond worden. Een uitzondering is Fons Sarneel, die verduidelijkt dat er tussen de twee boeken ‘een stilistisch verschil, een thematisch verschil, maar vooral een verschil in techniek’ is. Roggeman en De Wispelaere verbinden de ontwikkelingen in de twee boeken met de literatuuropvattingen van de auteur. Voor De Wispelaere is Michiels' boek een uitdrukking van een autonome literatuuropvatting, een boek dat ‘met zuiver literaire middelen opgebouwd, louter en helemaal uitgepuurd een literair kunstwerk is’.
Op het vlak van stijl en techniek merken verscheidene recensenten de versmelting op van fantasie, herinnering en realiteit (Kemp, Roggeman, Wadman). Er wordt ook gewezen op de poëtische vormgeving (Rijnsdorp, De Wispelaere), op de sterke band tussen vorm en inhoud (Bernlef, Hartkamp) en op het ritmische karakter van de tekst (Hazeu, Roggeman). Wim Hazeu ziet in het ritme de ideale versmelting van vorm en inhoud: de tekst is ‘ritmisch als de kadans van een rijdende trein, kort en stotend als mitrailleurvuur, monotoon en langgerekt als een machteloos gebed’.
Het merendeel van de vroege recensenten is uitgesproken positief. De Wispelaere, Kemp, Hartkamp en Roggeman uiten hun grote bewondering voor het experiment van Michiels. Enkelen zijn bijzonder negatief. Dhondt vindt het verhaal te mager en de gebruikte techniek ‘lelijke stijl-uitholling’ die leidt tot ‘functieloze uiterlijkheid’. Van Michiels' vormvirtuositeit gaat geen kracht of menselijkheid uit, beklemtonen ook Geerts en Scheer. Volgens Beers stelt het boek teleur door
| |
| |
zijn moeilijkheid in vergelijking met Het boek alfa.
In 1980 is De alfa-cyclus afgerond en dat geeft opnieuw aanleiding tot reacties in de pers. Orchis militaris wordt op dat moment gelezen als een stadium (namelijk dat van de ‘gelijkschakeling’) in een proces dat op verschillende manieren benoemd wordt, bijvoorbeeld als afbraak van het conventionele verhaal, taalkritiek of taalzuivering. Toch zijn, zoals Pol Hoste opmerkt, de vijf delen erg verschillend. Bij het overzien van de volledige cyclus is de kritiek lovend en wordt de literaire waarde van Michiels' vormexperiment erkend en bestendigd.
Hoewel commentatoren het erover eens zijn dat Orchis militaris vergelijkbaar is met Het boek alfa en tevens een consequenter en zuiverder experiment is, is er in wetenschappelijke artikelen en boeken niet eens half zoveel aandacht aan besteed. Terwijl het eerste boek van De alfa-cyclus intensief en vanuit verschillende perspectieven wetenschappelijk bestudeerd werd, treedt het tweede boek vooral op in de bespreking van het eerste boek of van de De alfa-cyclus als geheel (Maes, Offermans). Orchis militaris figureert ook in studies over een bredere problematiek, zoals de weergave van de Tweede Wereldoorlog in de Nederlandse romanliteratuur (Lensen). Indringende analyses van Orchis militaris zijn te vinden bij Adé en in de verspreide stukken die De Wispelaere erover schreef. Zij verhelderen de structuur en de interpretatie allereerst en voornamelijk op basis van de tekst, en pas in tweede instantie aan de hand van literaire theorieën en filosofische achtergronden.
Voor deze bespreking is gebruikgemaakt van:
Ivo Michiels, De alfa-cyclus, tweede druk, Amsterdam 2007.
| |
| |
| |
Secundaire literatuur
Georges Adé, [Bespreking van Orchis militaris]. In: Heibel, nr. 5, 1969, jrg. 5, p. 63-76. |
A., Voor Michiels is schrijven een obsessie. In: Vooruit, 2-1-1969. |
Bernard Kemp, Boek alfa II. In: Standaard der Letteren, 17-1-1969. |
Kees Fens, Nieuwe boeken van Ivo Michiels en Jaap Harten: pogingen te ontkomen aan de traditionele roman. In: De Tijd, 25-1-1969. |
D. Hüwel, Esthetiek van het geweld. In: Accent, 25-1-1969. |
Jos Panhuijsen, ‘Orchis Militaris’: een magistraal boekje van Ivo Michiels. In: De Gelderlander, 4-2-1969. |
Willem M. Roggeman, Esthetische beleving van de oorlog. In: Het Laatste Nieuws, 13-2-1969. |
C. Rijnsdorp, Hoe mooi is mijn oorlog. In: Tubantia, 15-2-1969. |
J. Bernlef, Een stem zonder articulatie. In: Algemeen Handelsblad, 22-2-1969. |
Willy Vaerewijck, Ivo Michiels ‘Orchis Militaris’. In: Volksgazet, 26-2-1969. |
Wim Hazeu, Genie en onderkoeling bij Polet en Michiels. In: Haagsche Courant, 11-3-1969. |
Martin Hartkamp, Intrigerend vervolg op Het boek alfa. In: Nieuwe Rotterdamse Courant, 15-3-1969. |
Martin Hartkamp, Ivo Michiels: De schone oorlog. In: Trouw, 5-4-1969. |
Paul Hardy, Het verschijnsel oorlog. In: Gazet van Antwerpen, 8-4-1969. |
Urias Nooteboom, Ivo Michiels. In: Limburgs Dagblad, 12-4-1969. |
Astère Michel Dhondt, Nederlandse schrijvers. In: Elsevier, 7-6-1969. |
Anne Wadman, De oorlog en zijn schoonheid. In: Leeuwarder Courant, 16-8-1969. |
Paul de Wispelaere, Orchis militaris. In: Het Vaderland, 27-9-1969. |
Paul de Wispelaere, Ivo Michiels schreef boek vol vreemde poëzie. In: Het Vaderland, 4-10-1969. |
Paul Beers, Ivo Michiels' laatste roman stelt teleur. In: Het Parool, 6-12-1969. |
Paul de Wispelaere, Bedenkingen na de lectuur van ‘Orchis militaris’ van Ivo Michiels. In: Nieuw Vlaams Tijdschrift, nr. 1, 1970, jrg. 23, p. 74-79. |
Paul de Wispelaere, Lezen om te schrijven, schrijven om te leven. In: Nieuw Vlaams Tijdschrift, nr. 2, 1970, jrg. 23, p. 146-148. |
Fons Sarneel, Ivo Michiels, een van literatuur bezetene. In: Vrij Nederland, 4-4-1970. |
Willem M. Roggeman, Alleen nieuwe vormen zaaien echt onrust. In: Het Laatste Nieuws, 22-5-1970. |
| |
| |
Lieve Scheer, Literair structuralisme - goochelspel of onmacht? In: DWB, nr. 4, 1971, jrg. 116, p. 273-283. |
Georges Adé, Ivo Michiels: Orchis militaris. In: Kees Fens, H.U. Jessurun d'Oliveira en J.J. Oversteegen (samenstelling), Literair lustrum 2. Een overzicht van vijf jaar Nederlandse literatuur 1966-1971, Amsterdam 1973, p. 213-225. |
Bernard Kemp & Paul de Wispelaere, Orchis militaris: een gesprek. In: De Vlaamse Gids, nr. 1, 1973, jrg. 57, p. 5-12. |
Jean-Marie Maes, Ivo Michiels, Brugge 1974, p. 42-49. |
Sybren Polet, Ander proza, Amsterdam 1978. |
Jos Boven, Moeilijke Michiels. In: Standaard der letteren, 24-10-1980. |
Jaap Goedegebuure, Van alfa tot omega. In: de Volkskrant, 6-12-1980. |
Pol Hoste, Tot het nulpunt. In: Vooruit, 17-1-1981. |
Cyrille Offermans, Beckett herschrijven. Over de Alfa-cyclus van Ivo Michiels. In: De kracht van het ongrijpbare. Essays over literatuur en maatschappij, Amsterdam 1983, p. 150-186. |
Dirk van Hulle, Grondtroep. In: Yang, nr. 4, 2001, jrg. 37, p. 563-574. |
Jan Lensen, Critical voices in the rumble. In: Dutch Crossing, nr. 3, 2003, jrg. 27, p. 197-208. |
lexicon van literaire werken 87
september 2010
|
|