| |
| |
| |
Ivo Michiels
Het afscheid
door Joris Gerits
Achtergronden en uiterlijke beschrijving
Het afscheid werd in 1957 te Leuven gepubliceerd door de Boekengilde De Clauwaert als vierde boek in het uitgavenprogramma 1956-'57. In 1960 werd de roman opgenomen in de reeks Literaire Reuzenpockets van De Bezige Bij te Amsterdam waar hij in 1985 aan zijn zestiende druk toe was.
Ivo Michiels (* 1923 te Mortsel) beschouwt Het afscheid als zijn tweede en eigenlijk debuut. In zijn oeuvre moet het gesitueerd worden als een overgangswerk dat de eerste fase van zijn literaire ontwikkeling afsluit. Met wat Michiels gepubliceerd heeft tussen 1946 en 1953 - een dichtbundel, drie romans en twee verhalenbundels - heeft Het afscheid wel de motieven van terugkeer, twijfel en onzekerheid gemeen, maar de auteur neemt in deze roman afstand van de tendensliteratuur waartoe zijn eerder werk gerekend mag worden.
Het afscheid bestaat uit zes hoofdstukken die, op het laatste hoofdstuk na, verder onderverdeeld zijn in door een regel wit gescheiden tekststukken.
| |
Inhoud
In het eerste hoofdstuk licht de kapitein van de Gambetta zijn bemanning in omtrent de geheime missie van hun schip. Wanneer het zal uitvaren is niet bekend en daarom moet de bemanning zich elke dag om tien uur aanmelden, waarna ze weer aan wal mag. Voor steward Willy Jessen betekent het dagelijks een reis van 120 km heen en weer als hij bij de vrouw met wie hij samenwoont wil zijn. Marconist Pierre Wesselmans woont in de havenstad zelf en kan met de bus naar huis waar zijn vrouw Laure en hun beide kinderen op hem wachten. Op de bus wordt hij door de conducteur als een vroegere buurman herkend.
Met de beschrijving hoe Pierre de volgende morgen afscheid neemt van zijn gezin begint het tweede hoofdstuk. Na het appel gaan Pierre en Jessen een glas bier drinken in een ha- | |
| |
vencafé. Het loensende meisje achter de tapkast wekt bij Pierre Wesselmans herinneringen aan het meisje dat hij tijdens de oorlog heeft leren kennen toen hij in Trave voor de Duitsers werkte. Het huis waar ze woonde werd door een bombardement volledig vernield. Ondertussen krijgt Laure meneer Frenkel, de bovenbuurman, op visite. Deze alleen wonende, beschaafde theatercriticus helpt Laure over de moeilijke momenten van eenzaamheid heen als Pierre op zee is.
In het derde hoofdstuk ontwaakt Pierre met zijn hand op de buik van Laure. Hij associeert deze met de buik van een dode vrouw die op het water dreef toen zijn schip voor anker in de Hudsonbaai. Indertijd heeft hij de politie geholpen bij het zoeken naar de identiteit van die vrouw van wie werd vermoed dat ze afkomstig was uit Antwerpen. Opnieuw wordt er afscheid genomen. De kinderen gaan naar school en Pierre meldt zich op de Gambetta waar Jessen op het appel ontbreekt. Wachtend op Jessen op het verlaten schip, ziet Pierre hoe hij door twee rijkswachters aan boord gebracht wordt. Jessen, van wie duidelijk is dat hij gevochten heeft, weet zich los te rukken, springt overboord, zwemt dan terug en verstopt zich in een sloep. Pierre spreekt met hem af dat hij 's avonds bij de brug zal komen om hem droge kleren en schoenen te bezorgen.
In het vierde hoofdstuk gaat Pierre op de uitnodiging van meneer Frenkel in om bij een kop koffie nader kennis te maken. Het gesprek gaat over acteurs en actrices met wie Frenkel correspondeert en over de schoonheid van vormen. Als meneer Frenkel bijna een vaasje omver stoot brengt het woord ‘scherven’ bij Pierre het bombardement van zijn gemeente in de herinnering aan het einde van de oorlog. In deze flash-back worden daarvan een paar gruwelijke details vermeld. Teruggekeerd bij Laure praat Pierre met haar over de redenen waarom iemand trouwt en over de zekerheid die het huwelijk al dan niet biedt. Met een pakje kleren en schoenen gaat Pierre 's avonds naar de afgesproken plaats. Hij treft er Jessen niet aan. Een sjirpende krekel is voor Pierre een nieuwe aanleiding om zich in het verleden te verplaatsen. In het begin van de oorlog bevond hij zich in een dorpje in de Provence waar hij in een oude legerplunje gestopt werd opdat een stervende vrouw in de waan zou verkeren dat haar zoon Lucien teruggekeerd is. Het nieuws dat hij gesneuveld is, is in het dorp bekend maar wordt voor haar verborgen gehouden. Op weg naar huis stelt de busconducteur, Pierres vroegere buurman, voor de volgende dag eens bij Pierre langs te komen. Bij het verlaten van de bus neemt Pierre het besluit definitief afscheid te nemen van Laure.
| |
| |
In het vijfde hoofdstuk vertrekt Pierre 's morgens zoals gewoonlijk maar keert 's middags niet weer. De conducteur die op bezoek komt vertelt aan Laure dat de Gambetta niet is uitgevaren en dat de bemanning ook niet aan boord gebleven is. Hij stelt haar voor Pierre te gaan zoeken in de havenkroegen. In één daarvan wordt Pierre met een speelgoedrevolver bedreigd door een neger die hem ‘you brave man’ noemt. Via de associatie ‘brave’-‘tapfer’ ziet Pierre in zijn herinnering de bunker in Duitsland waarin hij het meisje met de loensende ogen in zijn armen heeft genomen tijdens een bombardement. Pierre overnacht alleen in een kamer boven het café. Ondertussen lopen Laure en de busconducteur de kroegen langs. Ze ontmoeten Jessen, die meedeelt dat hij nog voor de Gambetta afvaart gaat trouwen. Even wakker geworden dagdroomt Pierre over zijn kennismaking met Laure tijdens een boottocht op de Rijn. De neger herhaalt zijn grap met de speelgoedrevolver. Zijn slachtoffer is nu de conducteur, die een hartaanval krijgt. Laure keert per taxi naar huis terug. Ze heeft Pierre niet kunnen opsporen.
In het afsluitende korte zesde hoofdstuk staat Laure Pierre op te wachten onder een afdak op de kader. Pierre is blij dat ze er is. Zij praat over de rijstpudding die ze voor de kinderen gekookt heeft. Als het tijd is om aan boord te gaan nemen ze afscheid. Laure dringt erop aan dat Pierre ‘Tot straks’ zegt, wat hij na enige aarzeling doet.
| |
Interpretatie
Vertelsituatie/Titel
In Het afscheid staat niet de intrige, maar de beleving door de personages van een uitzonderlijke situatie centraal. De situatie van onzekerheid en de reactie op de verplichting elke dag opnieuw afscheid te moeten nemen als gevolg van de vreemde geheime order worden beschreven vanuit het gezichtpunt van de verschillende personages. In de flash-backs met betrekking tot zijn oorlogsverleden vertelt Pierre Wesselmans in de ik-persoon, maar in de herinnering van Laure aan haar verblijf met Pierre in Duitsland (p. 65-66) wordt de derde persoon aangehouden.
| |
Thematiek
Er gebeurt niets in de week na de aankomst van de Gambetta. Het dagelijks herhaald ritueel van afscheid nemen concretiseert de uitzichtloosheid en de bestaansonzekerheid die de personages ervaren. Het afscheid is dan ook geen uitgediept psychologisch verhaal maar een symbolische voorstelling van een door de existentialistische filosofie gepropageerde visie op het menselijk leven. ‘Hij ging naar huis om afscheid te nemen
| |
| |
en een ander doel was er niet, maar er was ook geen zekerheid dat het doel wel echt een doel was en het afscheid wel echt een afscheid, en hij voelde het aan als een sterven zonder doodgaan.’ (p. 117) Zo formuleert Pierre Wesselmans de absurditeit van het bestaan: de mens leeft in een situatie waarvoor hij geen verklaring heeft en waarvoor er geen verklaring is. Ook de andere personages in Het afscheid worstelen met die fundamentele doelloosheid. Meneer Frenkel vlucht in de beschouwing van het mooie en de volmaakte vorm om niet te hoeven denken aan wat de mens te wachten staat. Het esthetische genot moet het besef verdringen dat de onzekerheid de enige menselijke zekerheid is (p. 87). Ook steward Jessen deelt dezelfde overtuiging als hij beweert ‘(...) dat ze zwommen als vissen in het grijze water van de onzekerheid en dat er hoogstens een haak kon komen met een wormpje aan en wanneer je toehapte werd je opgehaald om te sterven op het droge, en dat was dan je eerste en laatste zekerheid.’ (p. 148) Het enige personage dat zich niet bij de zinloosheid van de situatie wil neerleggen, is Laure. Niet op grond van argumenten, maar uit louter liefde en verlangen naar Pierre blijft ze hem zoeken, wil ze de dagelijkse kwelling van het elkaar ontmoeten om weer afscheid te nemen blijven verdragen.
Met de idee van de existentiële onzekerheid is de tijdsproblematiek nauw verbonden. Via romans en toneelstukken van auteurs van wie Michiels zelf in interviews zei dat hij ze destijds bewonderde (La Peste van Camus, Huis-clos van Sartre, En attendant Godot van Beckett en andere) zijn filosofische ideeën en overtuigingen als ‘het bestaan is een absurde kwelling’ en ‘de mens is een gevangene die zijn vonnis niet kent’ gemeengoed geworden. Paul de Wispelaere heeft erop gewezen dat Ivo Michiels in het personage van Pierre Wesselmans het tijdsprobleem op absolute wijze gestalte heeft willen geven. Pierre is tot het besef gekomen dat hij in een wurgende kringloop van onzekerheid gevangen zit. Hij wil daaruit ontsnappen door een existentiële daad te stellen waarin hij zijn menselijke vrijheid absoluut beleeft. Laure verplicht hem echter ‘Tot straks’ te zeggen waardoor hij opnieuw in de relativiteit en de onzekerheid van de tijd geworpen wordt.
Ook in het oordeelkundig gebruik van de flash-back krijgt de tijdsproblematiek in Het afscheid gestalte. De flash-backs verhogen het obsessionele karakter van het afscheid en brengen tevens de oorlog op de voorgrond als symbool voor de grote dood die in elk afscheid in het klein wordt beleefd. Oorlogsherinneringen en de gevoelens van angst, schuld, verlies en onzekerheid die ermee verbonden zijn, blijven Pierre Wesselmans kwellen.
| |
| |
Meneer Frenkel, die door Pierre geconfronteerd wordt met de zinloosheid van het verzamelen van schoonheid en het streven naar perfectie in een wereld die constant met vernietiging bedreigd wordt, weigert daaraan enige consequentie te verbinden, want ‘het is onze schuld niet, we hebben slechts de schoonheid liefgehad’ (p. 87). Die weigering wordt indirect gekritiseerd in de flash-back van het bombardement waardoor een gekkenhuis in brand staat en waarin een van de patiënten voortdurend schreeuwt: ‘Ik heb het niet gedaan. (...) Het is mijn schuld niet.’ (p. 87-88) De houding van de beschaafde theatercriticus meneer Frenkel wordt gelijkgesteld met die van een gek, iemand die niet vrij meer beschikt over zijn bestaan.
Bij herhaling wordt in Het afscheid vermeld dat het regent. De regen begint te vallen nadat Pierre Laure getelefoneerd heeft dat hij aangekomen is (p. 19). Het regent wanneer Jessen op het appel ontbreekt (p. 67); het motregent tijdens Laures nachtelijke zoektocht naar Pierre (p. 135) en ook de ochtend nadien (p. 151). Het laatste woord van Het afscheid is ‘regen’ (p. 154). Die over de hele roman verspreide weersaanduidingen scheppen niet alleen een deprimerende sfeer, ze symboliseren ook de vervaging en grauwe uitzichtloosheid waarin de bemanning van de Gambetta terechtgekomen is door de opschorting van de beslissing tot uitvaren.
| |
Stijl
In films wordt gebruik gemaakt van technieken als travelling en close-up om het visueel waargenomene te volgen en vast te leggen. Met vergelijkbare stilistische middelen legt Michiels in Het afscheid het geziene in woorden vast, zoals het volgende citaat illustreert. ‘(...) hun vier ogen keken naar de brug die nu pal rechtop stond. De sleepboot kwam door het gat kruipen als een slak met een rokend huisje op. (...) De brug bleef als een grote gespalkte hand naar de hemel wijzen.’ (p. 9) Michiels' activiteit als filmcriticus voor de Antwerpse krant Het Handelsblad vanaf 1951 heeft wellicht die erg visuele ingesteldheid nog bevorderd. Zijn bekendheid met de filmtaal blijkt ook uit de passus waarin Laure op de eerste dag de koffer van Pierre pakt. Meteeen zag ze alle koffers op zich toeschuiven die ze ooit voor hem gepakt had. ‘Zag, net als op een reklamefilm, de koffers in een eindeloze rij en in een eindeloos perspektief, snel schoven ze op haar toe, werden van klein tot groot en verdwenen links uit het beeld (...).’ (p. 26) Ook de inlassing van de flash-backs gebeurt in Het afscheid op een wijze, analoog met de montage van sequenties tot een filmgeheel.
Sommige fragmenten in Het afscheid preluderen al op de stijl die Michiels in zijn alfa-cyclus zal gebruiken om bewustzijnsinhouden te construeren, zoals volgend citaat bewijst. ‘Pierre verlegde zijn blik van de revolver naar de buik
| |
| |
van de neger waarover een smoezelig, voormalig wit hemd hing, losjes over de broek, en de neger had een enorme panama op zijn grote ronde hoofd en er was niets aan hem om bang voor te zijn, niet wanneer je honderden lijken te versjouwen had gekregen en je de dood in je armen had gedragen als een bundel wasgoed, of als een plank, korte planken en lange planken, niet wanneer telkens weer dat oude verlangen in je opstak om nooit meer in beweging te komen.’ (p. 127) Het verlangen om nooit meer in beweging te komen wordt in Het afscheid nog op enkele plaatsen (p. 53, 71, 75) geëxpliciteerd; de tegenstelling bewegen/niet-bewegen zal dan in Het boek alfa de kern vormen van Michiels' poging om de twijfel tot tekst te transformeren.
| |
Context
In Het afscheid neemt Michiels de thema's onzekerheid, angst en schuld uit zijn vorige romans en verhalen opnieuw op maar ontdoet ze meer en meer van hun strikt autobiografische wortels door ze op symbolisch vlak uit te werken. De existentialistische filosofie geldt daarbij als referentiekader terwijl ook gesteld mag worden dat de situatie waarin de bemanning van de Gambetta door de order van de kapitein komt Kafkaeske allures aanneemt.
In de roman De ogenbank (1953), die aan Het afscheid voorafging, werd met het motief van de oorlog ook de schuldvraag verbonden. Andreas, het hoofdpersonage in die roman, heeft via een hoornvliestransplantatie het gezichtsvermogen weergekregen dat hij tijdens een bombardement verloren had. Als hij verneemt dat het getransplanteerde weefsel afkomstig is van iemand die in de oorlog fout is geweest en daarom gefusilleerd werd, vraagt hij de dokter het oog weer weg te nemen. In Het afscheid worden de motieven oorlog en schuld losgekoppeld. Het schuldgevoelen van Pierre is hier het gevolg van een gevoel van verantwoordelijkheid voor en lotsverbondenheid met steward Jessen.
R. Hannelore heeft gewezen op een verwantschap tussen Pierre Wesselmans en ‘De Fatalist’ van M.J. Lermontow, die in de twijfel een stimulans vindt om onbekommerd te kunnen existeren; hij weet toch niet wat hem te wachten staat en iets ergers dan de dood, die onvermijdelijk is, kan er toch niet gebeuren. Een gelijksoortige overtuiging groeit ook bij Pierre met betrekking tot het vertrek van de Gambetta: ‘Alleen geen mens die vertellen kon of het spoedig zou gebeuren of pas later, maar waarschijnlijk maakte dat al lang geen verschil meer.
| |
| |
(...) wanneer je toch niet weet wanneer het gebeurt, kan het geen verschil meer maken of het vroeg komt of laat, je weet het alleen niet en dat is zeker wel het voornaamste.’ (p. 99).
Duidelijk verwant met Laure is de vrouw Lieve uit Een tuin tussen hond en wolf (1977). Beide vrouwen staan aan de rand van een gebeuren waarin hun mannen, Pierre respectievelijk Adriaan, een centrale rol spelen. Hun leven bestaat uit het wachten op de komst van hun man. Laure noch Lieve zijn louter passieve, willoze personages. Laure neemt het initiatief om de kring van de naar wanhoop voerende twijfel te doorbreken, hetzelfde doet Lieve met betrekking tot de tot onmacht leidende gehechtheid van Adriaan aan zijn verleden.
| |
Waarderingsgeschiedenis
Bij zijn verschijning in 1957 werd Het afscheid door de critici in Noord en Zuid unaniem geprezen voor zijn stilistische kwaliteiten. Om de tegenstelling uit te drukken tussen Michiels' vroegste proza en Het afscheid gebruikte Garmt Stuiveling het beeld van de rups die vlinder geworden is. Naar aanleiding van de publikatie van de tweede druk in 1960 heeft L.P. Boon in de krant Vooruit alle lofprijzingen op een rijtje gezet die de eerste druk ten deel waren gevallen. Toonaangevende critici van dat ogenblik als M. Roelants, R. Brulez, R.F. Lissens, H. Lampo, R. Herreman waren eenstemmig in hun oordeel: Het afscheid werd een verbazend knap boek genoemd van een begaafd schrijver. Katholieke critici toonden wel enige reserve voor de gepresenteerde levensvisie die ze te eenzijdig vonden (P. Hardy en A. Westerlinck) of voor de uitbeelding van het hoofdpersonage, door J. Noë een zielige, wereldvreemde mens genoemd. Maar dat deed geen afbreuk aan hun waardering voor Michiels' taal, compositie en techniek.
In 1958 kreeg Michiels voor Het afscheid de Arkprijs van het Vrije Woord. In zijn dankwoord wees de laureaat erop dat met Het afscheid zijn debuut werd bekroond dat natuurlijk geen feitelijk debuut was, maar een wezenlijk, ‘zo zeer, dat ik zonder hartpijn alles wat ik voordien publiceerde (uitzondering gemaakt voor Journal brut, dat andere debuutje), naar de brandstapel wil verwijzen’.
In 1961 koos de redactie van De Groene Amsterdammer, met onder anderen C.J. Kelk, P. Rodenko en Victor van Vriesland, Het afscheid tot ‘Boek van de maand’ wegens de aantrekkelijkheid van het literaire experiment.
Naar aanleiding van de verfilming in 1966 in de regie van Roland Verhavert, met wie Michiels het scenario en de dialo- | |
| |
gen maakte, kwam ook de roman opnieuw in de belangstelling. De film op het Festival van Venetië bekroond met de prijs Il Tumone d'Oro en op het Zevende Nationale Festival van de Belgische film met de Prijs van de Speelfilm. Hoewel de recensent in de Belgische Franstalige krant Le matin in 1958 aandrong op een spoedige Franse vertaling wegens de compositorische gaafheid en de verruiming van de literaire horizon, is die vertaling er niet gekomen. Wel verschenen vertalingen in het Duits (1960), het Pools (1967) en het Hongaars (1984).
Voor deze bespreking is gebruik gemaakt van:
Ivo Michiels, Het afscheid, 16e druk, Amsterdam 1985.
| |
| |
| |
Secundaire literatuur
Paul de Wispelaere, Beklemmende situatie-roman over de onzekerheid. Ivo Michiels: ‘Het afscheid’. In: Het Handelsblad, 3-9-1957. |
Paul Hardy, Obsessie der onzekerheid. Ivo Michiels: Het Afscheid. In: Gazet van Antwerpen, 10-9-1957. |
Bernard Kemp, Roman en film: ‘Het afscheid’ van Ivo Michiels. In: De Linie, 11-10-1957. |
Maurice Roelants, Michiels' ‘Afscheid’: vernieuwende roman. In: Elseviers Weekblad, 23-11-1957. |
Brice Aubusson, Un roman de la situation: ‘L'adieu’. In: Le matin, 15-2-1958. |
Remi van de Moortel, ‘Het Afscheid’ door Ivo Michiels. In: De Gentenaar, 9-3-1958. |
Albert Westerlinck, Vlaams proza. In: Dietsche Warande & Belfort, nr. 1, jrg. 58, p. 47-49. |
Paul de Wispelaere, Rond het werk van Ivo Michiels. In: Nieuw Vlaams Tijdschrift, nr. 3, 1958, jrg. 12, p. 318-322. |
Ivo Michiels, De Ark-laureaat 1958. In: Nieuw Vlaams Tijdschrift,, nr. 6, 1958, jrg. 12, p. 661-663. |
Jan Walravens, Proza en experiment in de jonge Vlaamse literatuur. In: De Vlaamse Gids, nr. 2, 1959, jrg. 43, p. 79-89. |
Garmt Stuiveling, Uren zuid: drie dozijn ontmoetingen over de grens. Hasselt 1960, p. 138-141. |
L(ouis) P(aul) B(oon), De moderne romankunst. Ivo Michiels. In: Vooruit, 24-11-1960. |
C.J. Kelk, Boek van de maand. Het afscheid. Ivo Michiels. In: De Groene Amsterdammer, 16-12-1961. |
Paul de Wispelaere, Ivo Michiels. Het afscheid. Met aantekeningen door Paul de Wispelaere. Antwerpen 1966. |
Robin Hannelore, Kapotgaan aan twijfel. In: Heibel, nr. 4, 1969, jrg. 5, p. 18-26. |
A. Bogaard, Michiels & Michiels. In: Raam, nr. 57, september 1969, p. 21-32. |
J. Noë, Een roman structureel verklaren. I. Michiels ‘Het Afscheid’. In: Nova et Vetera, nr. 2, 1969, jrg. 49, p. 131-138. |
H.A. Visser, Sterven zonder doodgaan. In: H.A. Visser, Met conflicten leven. Moderne literatuur en evangelie, Nijkerk 1969, p. 62-67. |
Jean-Marie Maes, Ivo Michiels. Brugge 1974, p. 21-26. |
Frans Hollevoet, Enige structuuraspecten van Ivo Michiels' ‘Het afscheid’. Leuven, K.U.L. 1977 (ongepubliceerde licentiaats-verhandeling). |
Marc Leus, Het afscheid op papier en pellikule: vergelijking van de roman van I. Michiels met de film van R. Verhavert. Leuven, K.U.L. 1985 (ongepubliceerde licentiaats-verhandeling). |
Erik Vermeulen, Ivo Michiels, Het afscheid. Apeldoorn 1985. |
lexicon van literaire werken 5
februari 1990
|
|