| |
| |
| |
Doeschka Meijsing
Over de liefde
door Nora van Laar
Achtergronden en uiterlijke beschrijving
Doeschka Meijsing (Eindhoven, 21 oktober 1947) voltooide de roman Over de liefde op 25 november 2007. Het boek verscheen bij Querido. De eerste tot en met elfde druk zag in 2008 het licht, de twaalfde en dertiende druk - een midprice-editie - in 2009. Bij de laatste uitgave waren er al meer dan 100.000 exemplaren verkocht.
In 2008 gaf Stichting XL het groteletterboek uit. Het jaar daarop kwam uitgeverij Rubinstein met de luisterversie en de Hoorspelfabriek met een hoorspel naar de roman in een bewerking van Renee van Marissing. Bovendien werd in 2009 de e-bookversie uitgebracht.
De roman werd in 2008 bekroond met de AKO Literatuurprijs, de F. Bordewijkprijs en de Opzij Literatuurprijs. In 2009 stond de roman op de longlist van de Libris Literatuurprijs en in 2010 werd het werk genomineerd voor de Inktaap 2010.
Over de liefde bestaat uit drie Romeins genummerde delen zonder titel. Elk deel bestaat uit hoofdstukken met een titel; het eerste deel uit tien, het tweede en het derde ieder uit vier.
Als men wil, kan men de roman als sleutelroman lezen. Niet dat het verhaal echt autobiografisch is, maar de aanleiding ligt wel in het leven van de auteur zelf. Meijsings partner, uitgeefster/journaliste Xandra Schutte, verliet de schrijfster voor een man, de publicist Hendrik-Jan Schoo († 2007). Schutte had al lange tijd een relatie met Schoo, zonder dat Meijsing daar - als enige in hun omgeving - van wist. Pips eerdere geliefden zijn gemodelleerd naar Meijsings exen galeriehoudster Luce de Rooij en schrijfster/vertaalster Gerda Meijering; Pips broer Brent is getekend naar Meijsings broer Geerten.
| |
Inhoud
Deel I
De zevenenvijftigjarige archeologe Pip (Philippa) van der Steur woont sinds het uit is met haar vriendin Jula alleen in een appartement in Amsterdam-Centrum. Omdat het de derde keer
| |
| |
is dat een verhouding misloopt, voelt ze zich mislukt, ja zelfs met schaamte en schande overladen. Want Jula heeft haar verlaten voor een mán, een man met wie ze al twee jaar vrij openlijk een relatie had. Iedereen wist ervan, behalve Pip.
Pip voelt zich depressief en laat niemand meer binnen. Niets kan haar interesse nog wekken, ook niet de dvd die ene Jan Vermeer in haar brievenbus heeft gedaan. Haar enige uitje geldt een verjaardagsfeest van een vroegere kroegmaat. Maar vrolijk wordt ze er niet van, want het gesprek gaat vooral over overleden vrienden. Bovendien blijft de vraag waar het toch mis ging met Jula.
Uiteindelijk zet Pip dan toch het geheimzinnige dvd'tje op. Ze ziet Jan, die met zijn moeder en tante naar Indonesië is gereisd om een verklaring te zoeken voor de afstandelijkheid van zijn moeder; hij wijt die aan haar ervaringen in het Jappenkamp. Maar zijn moeder zwijgt; zijn tante vertelt dat haar zus als twaalfjarige drie dagen in het cachot heeft gezeten wegens diefstal van brandhout; een kampcommandant had haar daar 's nachts bezocht. Tot haar verbijstering herkent Pip in de moeder Buri Vermeer, de gymlerares van haar vroegere middelbare school, op wie ze smoorverliefd was. Nu, meer dan veertig jaar later, keren de oude gevoelens in alle hevigheid terug. Reden om zich opnieuw te schamen, zeker ook omdat Pip zich herinnert dat anderen haar toentertijd door hadden.
Tijdens een bezoek van Jason Merkourios, de enige vriend die van Pip mag binnenkomen, wijst deze op een lelijke plek op het parket; ze moet er wat aan doen, vindt hij. Pip ziet er allerlei figuren in, ook Buri Vermeer. Kort daarop besluit ze Jasons advies op te volgen. Ze neemt de tram naar het Vloerenhuis op de Willemsparkweg, waar ze meteen een terrasje pikt. Wanneer een cementauto door een verkeerde manoeuvre de stoep op rijdt, kan ze nog net twee vrouwen wegtrekken. Tijdens de val slaat ze met haar hoofd tegen een paaltje. Vlak voor ze buitenwesten raakt, ziet ze dat een van de vrouwen Buri Vermeer is.
Pip belandt in het ziekenhuis met een schedelbasisfractuur. Om een stukje hersenvlies te transplanteren zagen de artsen een ‘luikje’ in haar schedel. Als ze weer bij is, kan ze zich van het ongeluk niets meer herinneren; ook haar reukvermogen is ze kwijt. Van haar broers Lucas, Pieter en Brent hoort ze dat ze op de Willemsparkweg twee vrouwen heeft gered. Maar wat ze daar deed, weet ze niet meer.
Ook Jula verschijnt in het ziekenhuis en later, wanneer Pip weer thuis is, blijft deze de zaken regelen. Pip is hier niet blij mee: het voelt als een extra vernedering en het bemoeilijkt haar pogingen het leven weer op te pakken. Maar Jason is altijd wel- | |
| |
kom. Pip vertelt hem over Buri Vermeer, die ze terugzag op het gekregen dvd'tje. Jason wijst daarop op een brief tussen de ongeopende post: hij is van Buri.
| |
Deel II
Nadat Pips broers de kerst bij hun moeder hebben doorgebracht, keert Brent niet naar huis terug. Maandenlang doorzoekt hij het ouderlijk huis. Dan, op de derde sterfdag van vader, komt hij met een grote onthulling: het paneel met een afbeelding van Sint Sebastiaan, dat in het familievakantiehuis in het Zwitserse Sant' Abbondio aan het Lago Maggiore hangt, is een echte Mantegna! Als ze het verkopen zijn ze rijk! Het huis kunnen ze dan meteen overdoen aan vaders oude vriend Floretti, de eigenaar van de grond waarop het staat.
Broers en zus gaan op reis, het is de eerste actie die Pip sinds haar ziekbed onderneemt. Ze heeft altijd erg van de omgeving van het Lago Maggiore gehouden; als kind had ze er het idee dat het leven, en vooral de liefde, haar veel zouden brengen. Het weerzien is echter een teleurstelling: de oevers zijn volgebouwd en de lucht is betrokken.
Maar het oude huis staat er nog; het moet alleen worden gerepareerd en schoongemaakt. Het werk en het gezelschap van haar broers doen Pip goed. Tijdens de zoektocht naar de Mantegna ontdekt ze de initialen ‘B.V.’, gekrast in haar oude lessenaartje.
Na een paar dagen ontmoeten ze eindelijk Floretti. Hij bevestigt dat hun vader, de anders zo strikte ambtenaar, tijdens de vakantie met hem en pastoor Pino, Italiaanse antiekmarkten afstroopte en de aankopen naar Zwitserland smokkelde. Het huis had vader bovendien nooit gekocht. Het had al tijden leeggestaan en leek geschikt om vrouw en kinderen in onder te brengen, terwijl hij bij zijn vrienden uithing. Er valt dus niets te verkopen. Daarbovenop vertelt Floretti's zoon dat hij na vaders dood de Sint Sebastiaan uit het huis heeft gehaald en verkocht. Het bleek een negentiende-eeuwse namaak, dus rijk is hij er niet van geworden. Hij heeft er niet meer voor gekregen dan de prijs gelijk aan die van zijn Ferrari. Brent weet dat zo'n auto 80.000 euro kost.
| |
Deel III
Tijdens een bezoek van Jason herinnert Pip zich ineens waarom ze op de Willemsparkweg was. Wanneer ze vertelt dat ze Buri Vermeer in de vlek op het parket zag, wijst Jason opnieuw op de post. Er ligt intussen een tweede brief van Buri bij. Jason leest beide voor. Pas nu begrijpt Pip dat de vrouwen wier leven ze heeft gered, Buri en haar zuster zijn. Jason vindt dat ze in moet gaan op Buri's verzoek langs te komen in haar huis in Abcoude.
Daar, gezeten in de tuin, vertelt Buri sinds vijf jaar weduwe te zijn van Christofoor, ook een docent van Pips vroegere
| |
| |
school. Haar opmerking ‘een goed huwelijk’ met de man te hebben gehad, schokt Pip; zo denkt zijzelf ook over haar verhouding met Jula! Buri meent verder dat het misschien geen toeval is dat ze elkaar weer hadden ontmoet. In alle hevigheid voelt Pip de oude verliefdheid weer. Ze laat zich overhalen de volgende dag terug te komen om de nekklachten, die ze na het ongeluk heeft, te laten behandelen in de massagepraktijk die Buri tegenwoordig aan huis drijft.
De volgende dag zitten ze weer in de tuin. Buri zegt dat ze weet dat Pip Jans documentaire heeft gezien. Ze vermoedt dat Pip, als alle anderen, denkt dat ze door die kampcommandant is verkracht. Maar het was anders: de man had alleen haar haar gekamd en tegen haar gepraat. De rest van haar kamptijd had hij haar beschermd. Deze man is haar grote liefde. Dat ze met Christofoor was getrouwd, was alleen omdat ze niet alleen wilde blijven en kinderen wilde. Na dit gesprek wordt Pip gemasseerd door Jacqueline, Buri's assistente. Pip fantaseert dat Jacqueline Buri is en komt klaar. Wanneer Jacqueline weg is, krijgt ze een huilbui.
Kort erop is Jula jarig. 's Middags fietst Pip een eindje langs de Amstel; ze gaat een paar keer met het veerpontje heen en weer. 's Avonds eet ze met Jula en haar vriendinnen in een restaurant aan de Prinsengracht, buiten aan het water. Wanneer ze gaat staan om een toespraakje te houden, valt ze in de gracht. Ze laat zich niet op het droge helpen, maar zwemt weg. Ze besluit definitief met Jula te breken. Bij de kerk De Duif met de spreuk In loco dabo pacem (‘Op deze plaats geef ik je vrede’) wil ze aan de kant. Brandweer en ambulance, door Jula opgetrommeld, staan al klaar. Maar Jason neemt Pip mee en brengt haar naar huis. Daar trekt ze droge kleren aan en valt ze in embryohouding op de vlek op het parket in slaap.
| |
Interpretatie
Thematiek
Hoewel de titel anders suggereert, gaat Meijsings roman Over de liefde meer over het verlíes van de liefde dan over de liefde zelf. Op dit thema wordt gevarieerd. De grootste rol is weggelegd voor het verlies van de partner als gevolg van een relatiebreuk. Hoofdpersonage Pip is door haar vriendin Jula ingeruild voor een ander, voor een man nog wel, al aardig op leeftijd en niet van zins te scheiden van zijn vrouw. Pip is boos, gekrenkt tot op het bot en twijfelt hevig aan zichzelf. Maar bovenal ervaart ze schaamte, want drie achtereenvolgende partners heeft ze niet weten te behouden: ‘Drie liefdes, drie vrouwen, de mislukking lag er duimendik bovenop, de schan- | |
| |
de kleefde me aan als een natte theedoek.’ De schaamte is drieledig: er is de schaamte over de afgang voor de vriendenkring die veel eerder dan Pip wist wat er gaande was, er is de schaamte van het niet bemerken dat je vrouw eigenlijk heteroseksueel is en er is de schaamte over haar positie als zielige, oudere alleenstaande lesbienne zonder kinderen.
Als gevolg van deze depressieve toestand raakt Pip ook haar interesse in kunst kwijt, een tweede vorm van verlies van een liefde. In haar nieuwe huis hangt ze haar schilderijen niet meer op, zet ze haar boekenkasten niet meer neer en laat ze haar cd's in hun hoesjes. Het derde type verlies is die van vrienden door de dood.
Toch krabbelt Pip weer op. Maar daarvoor moet ze eerst terug naar de basis, haar oerliefde Buri Vermeer. Ze ontmoet de vrouw weer na jaren en vindt bovendien de door haar als jong meisje ingekraste initialen ‘B.V.’ terug in het vakantiehuis, dat de familie bezit aan de Zwitserse kant van het Lago Maggiore. In de paradijselijke sfeer van het Zuiden had Pip, als nog ongeschonden kind, het leven vol verwachting tegemoet gezien. Maar die jeugdverwachtingen zijn intussen teniet gedaan door de daarna gemaakte fouten en het is dan ook hoog tijd het huis terug te geven aan degene van wie ze het hebben mogen gebruiken. Als afsluitende handeling maakt Pip de boel schoon, een reiniging waarmee ze symbolisch ook haar gemoed loutert. Het is de eerste stap naar een nieuw leven.
Terug in Amsterdam breekt ze na enige tijd definitief met Jula. Maar het is onduidelijk of ze voor een nieuw leven kiest of voor de dood. Een fietstocht langs de Amstel en een zwempartij in de Prinsengracht benadrukken dit dilemma. Want bracht het water van het Lago Maggiore Pip ooit hoop en leven, het water van Amsterdam is als dat van de Styx.
Twee maal komt Pip in dit dodenwater terecht; beide keren aarzelt ze tussen de oevers. De eerste keer, wanneer ze met het veerpontje heen en weer gaat over de Amstel, stapt ze nog af aan de oever waar ze was opgestapt, een terugkeer naar het rijk der levenden. Maar de tweede keer, tijdens haar zwemtocht door de Prinsengracht, is haar keuze onduidelijk. Ze gaat aan wal, waar haar vrede wordt geboden, maar wat betekent dat? Wel is zeker dat Jula hier haar macht over Pip verliest en Jason het definitief overneemt. Maar thuis krult ze zich op de vlek die op Buri Vermeer lijkt. Ze ligt in embryohouding, waardoor het lijkt alsof ze terugkeert in de moederschoot. Of het tot een (weder)geboorte leidt, staat niet meer beschreven. Het enige wat wordt vermeld is dat Pip over gekooide vogeltjes droomt, die plotseling in gezang uitbarsten, ‘alsof Santiago Nasar in de vroege ochtend zojuist zijn woning heeft verlaten’.
| |
| |
Dit citaat is een verwijzing naar Gabriel Garcia Marquez' novelle Kroniek van een aangekondigde dood (1982), waarin Santiago 's morgens zijn huis verlaat om later te worden vermoord. Het hele dorp weet van de moordplannen die er tegen hem zijn gesmeed, zelfs zijn moeder, alleen Santiago zelf weet van niets. Pip kent een dergelijke situatie met betrekking tot Jula's overspel. Maar wat zeggen die zingende vogeltjes over haar? Gaat ze als Santiago dood of kan het lot nog worden gekeerd? Santiago's moeder hield de vogeltjes als teken van gezondheid en hoop, maar voor Pip, als archeologe gespecialiseerd in glazen grafvogeltjes uit de Romeinse tijd, zijn ze toch vooral een doodssymbool.
| |
Vertelsituatie
Wat pleit voor een goede afloop, is het feit dat Pip zelf - achteraf en in de hoedanigheid van ik-verteller - haar verhaal doet. In chronologische volgorde vertelt zij over de gebeurtenissen, zoekend naar het moment waarop het mis ging met Jula en naar de reden waarom ze op de Willemsparkweg was. Als een echte archeologe onderzoekt zij haar verleden. Drie fasen onderscheidt ze daarbij, elk beschreven in een eigen deel: die van het tomeloze verdriet, die van de acceptatie van het niet meer terug te halen verleden en uiteindelijk die van de bereidheid de confrontatie met Buri en Jula aan te gaan.
| |
Thematiek
Opvallend hierbij is dat Pip zichzelf presenteert als een nogal inerte vrouw. Nooit handelt ze op eigen initiatief: het is Jason die zegt dat ze iets moet doen aan de vlek op het parket, Jason opent Buri's brieven, Jason dringt aan op een bezoek bij Buri. Jason is als een god; zijn achternaam is dan ook Merkourios: Mercurius. En dan is er nog Buri, nóg een godennaam, maar dan uit de Noordse mythologie. Zij is Jasons gelijke en meent bijvoorbeeld dat haar ontmoeting met Pip voorbestemd was. Dat ze haar geheim met Pip deelt, nota bene in een tuin die kan gelden als tegenhanger van het Zwitserse paradijs uit Pips jeugd, is nu niet meer zo onverwacht. Dit is geen toeval, dit is het lot. Alles is gevangen in één groot Verband, de goden van Zuid- en Noord-Europa beslissen.
Buri's geheim, haar liefde voor de vijand, is er overigens één van de vele uit Over de liefde. Zo zweeg de twaalfjarige Pip over haar verliefdheid op Buri en hield later Jula háár verhouding weer stil.
Sommige geheimen hebben de vorm van een labyrint. Voorbeeld hiervan is het Zwitserse vakantiehuis, dat vader vertimmerde tot een waar doolhof, de ideale plek voor een mogelijk verborgen erfenis. Een ander labyrint wordt gevormd door Pips hersenen. Er zitten twee ‘gaten’ in, gevormd door het ongrijpbare moment waarop Jula haar begon te ontglippen en door de verdwenen herinnering aan het ongeluk. Na haar ope- | |
| |
ratie heeft Pip ook werkelijk een opening in haar schedel, een ‘luikje’ waardoor haar herinneringen kunnen vervliegen en terugkomen.
Het geheim, het labyrint, de schedel en al eerder genoemd: de vogel. Het zijn slechts enkele voorbeelden van de vele motieven die Meijsing in Over de liefde heeft verwerkt, alle met een letterlijke en figuurlijke vorm. Het zijn er te veel om hier te behandelen. Slechts een is te opvallend om niet te noemen, het houtmotief, vuur tegenover al dat water. Wie hout heeft, heeft het leven, meent Pip: met een houtkacheltje kun je oorlogen doorstaan, zeker als je een parketvloer in huis hebt. Dat Jula aan het eind van haar relatie met Pip geen haardje wilde kopen, is dan meteen een teken dat deze niet meer in vuur en vlam staat. En dan Buri. Zij stal in het Jappenkamp een houtblok om warm te blijven en ging voor die daad naar het cachot. Dat bracht haar niet de dood, maar een beschermheer die haar door haar kampperiode sleepte.
| |
Karakters
Zo'n dubbele redding tekent ook Pips leven. Op de Willemsparkweg redt zij haar eigen leven; toen ze klein was had haar vader dit al eens gedaan, door hun plotseling onbestuurbare auto tegen de vangrail tot stilstand te brengen. De belangrijkste overeenkomst tussen Pip en Buri is echter toch die van die grote, onmogelijke liefde die beiden op twaalfjarige leeftijd ervoeren, een liefde die bovendien schaamte met zich meebracht. En beiden zijn een relatie met een ander aangegaan, een goede relatie, maar gebaseerd op vriendschap, niet op begeerte.
Toch is Buri niet in alles als Pip. Qua uiterlijk en karakter is ze het tegenovergestelde. Buri is als Jula: blond, blauwogig en sportief, en daarmee de oervrouw waarop Pip haar latere keuzes baseert. Pip zelf is donkerharig, iemand die liever leest en studeert dan te sporten. Alleen in de school(!)slag is ze Jula de baas, haar achternaam Van der Steur zegt genoeg. Pip weet zich ín het water te redden, Jula als roeister alleen erbovenop. Deze posities typeren beide vrouwen: Jula als nogal oppervlakkig, Pip als iemand die de diepte in gaat, met als belangrijkste eigenschappen een goed geheugen en verfijnd reukvermogen. En juist deze raakt ze door het ongeluk kwijt: ze is zichzelf niet meer. Gelukkig komt haar geheugen terug; haar reukvermogen niet, al doet haar neus het tijdens het verblijf in Zwitserland wonderlijk genoeg wel.
Ook tussen de andere personages lopen zulke parallellen en spiegelingen. Om er zomaar eentje te noemen: Pips vader was een vrije, eigenzinnige geest, Jula is dat ook - hij was hogere ambtenaar, zij is directeur van de Wereldomroep - en allebei hielden ze er een geheim tweede leven op na, respectievelijk als smokkelaar en overspelige.
| |
| |
| |
Titel / Stijl
Belangrijke rollen zijn er weggelegd voor Pips broers, met name haar jongste, Brent. Met hen praat ze over de liefde, bijvoorbeeld over de verschillen tussen hetero- en homoseksualiteit. Daarnaast probeert Pip tijdens haar analyse van haar vroegere verhoudingen zelf de liefde te doorgronden. Ze doet dat op eenzelfde rationele wijze als Stendhal ooit deed in het essay De l'amour (1823) over zijn liefde voor Matilde Visconti - de boektitels zullen niet voor niets overeenkomen. Toch wil dit niet zeggen dat Meijsings stijl afstandelijk en droog is; het rationele, essayachtige kenmerkt vooral de delen waarin theoretische gesprekken worden gevoerd en ook de scènes waarin Pip haar ergernissen over de moderne maatschappij ventileert. Andere passages, zoals die waarin specifiek herinneringen of gebeurtenissen worden beschreven, zijn juist zeer beeldend. Opvallend daarbij is de licht ironische toets.
Een enkele keer is er sprake van een bijna hallucinerend taalgebruik, samen met ongewoon lange zinnen en een sterk vertraagde verteltijd, middel om Pips psychische staat van het ogenblik weer te geven. Een voorbeeld hiervan is het moment waarop de cementauto inrijdt op het terras aan de Willemsparkweg:
Ik liep al, maar begon nu te rennen, langzamer dan ik liep, met benen die ik uit de stroop moest trekken, mijn adem stolde in mijn longen, mijn armen hieven zich omhoog als was ik de stokoude paus Wojtyla, die voor de laatste keer de gelovigen de urbi et orbi-zegen wilde geven, ik dacht trouwens aan die paus, in die uiterste seconde gingen mijn gedachten uit naar paus Wojtyla, die op een foto, in een witte doorgeknoopte lange toga, het witte monnikskapje op het hoofd, triomfantelijk op ski's stond, ergens in de besneeuwde Tatra-bergen (...).
| |
Context
Dat Meijsing complexe romans schrijft, is bekend. Als beginnend schrijver behoorde ze tot de Revisor-groep, die gekenmerkt wordt door de beheersing van vorm en techniek en om de verwerking van dubbele lagen en een rijke symboliek. Bij deze schrijvers vinden we personages, die diepgaand onderzoek doen naar hoe het verleden hen gevormd heeft en hoe ze grip op dat leven moeten krijgen. Bij Meijsing heeft dit geleid tot een vast aantal thema's: vriendschap en verraad, de (verloren) liefde, homoseksualiteit, eenzaamheid, alcoholisme, het onvermogen te leven, het verleden dat niet terug te halen is, de mogelijkheid van een groter Verband achter de dingen des levens.
| |
| |
En steeds weer probeert de hoofdpersoon door analyse haar leven te ordenen. Door deze vaste thematiek vertoont bijvoorbeeld Robinson (1976), Meijsings debuutroman, duidelijke overeenkomsten met Over de liefde. We treffen er niet alleen het verlies van de geliefde met het bijbehorend verraad, maar ook een personage als Johanna Freida, Robinsons lerares Duits, die preludeert op de figuur van Buri Vermeer. Het verwerkingsproces na het verlies van een geliefde is ook bekend uit een roman als De beproeving (1990).
Toch is er ook een verschil met vroeger werk. De schrijfster gaat in Over de liefde duidelijk soepeler met structuur en stof om; bovendien gebruikt zij autobiografische stof. Dat laatste deed zij al in de twee romans die aan Over de liefde voorafgaan: 100% chemie (2002), over de familie aan moederszijde, en Moord in Moord en doodslag (2005), de dubbelroman die ze met haar broer Geerten schreef, over de tegenstrijdige relatie met diezelfde broer.
| |
Waarderingsgeschiedenis
Over de liefde werd positief ontvangen. Zo concludeert Kees 't Hart in De Groene Amsterdammer dat Meijsing ‘geen document over haar persoonlijke hang-ups [heeft geschreven], maar een geestige, dwarse, pijnlijke, soms sarcastische, bij vlagen provocerende en vooral mooie roman. Met de allermooiste en allergeestigste zin al direct ergens in het begin: “Ik was kansloos gelukkig.”’ In Ons Erfdeel zegt Rudi van der Paardt: ‘Maar in de eerste plaats is Over de liefde een feilloos geconstrueerde roman, in een compacte stijl geschreven, met motieven die herhaald dan wel gespiegeld worden, met veel symboliek en een letterlijk spetterend slot.’
Sommige critici voegen aan hun positieve oordeel een kritische noot toe. Deze kritiek concentreert zich op het feit dat er zoveel toeval in het verhaal voorkomt en de plot soms té geconstrueerd lijkt. Verder vindt men de beelden soms gezocht. Arjen Fortuin in NRC Handelsblad formuleert het zo: ‘Wat het boek trouwens ook niet is [...], is een perfecte roman. De plot ontwikkelt zich traag en een tikje voorspelbaar, het toeval speelt een te prominente rol, er staan storende herhalingen in, sommige episodes hangen er maar een beetje bij en Meijsing deinst er niet voor terug om haar personages flauwigheden in de mond te leggen [...]. Toch is Over de liefde zeer de moeite waard. Veel meer dan een roman is het boek een essay, een verkenning van de betekenis van niet alleen de liefde, maar ook van verdriet.’
| |
| |
Mark Cloostermans heeft in De Standaard een iets andere mening: ‘Iemand had Meijsing erop moeten wijzen dat het eerste deel veel te lang is. Ze analyseert, legt uit en trekt conclusies die de lezer best zelf kan trekken. Behoorlijk irritant. Dat is jammer, omdat de structuur van Over de liefde een staaltje van schrijversvernuft is. [...] Ik heb dit boek uitgelezen met een vloek van teleurstelling. Als iemand de moeite had genomen om te wieden in deel 1, zou Over de liefde een vuistslag zijn geweest. Nu maaien Meijsings vuisten net iets te veel in het ijle.’
Het minst over het boek te spreken is Fleur Speet in Het Financieele Dagblad. Zij meent dat Pip in zelfmedelijden zwelgt en dat de roman geen spanningsboog kent. Bovendien hangt volgens haar de plot als los zand aan elkaar en is er niets wat de lezer nieuwsgierig maakt: ‘Het verongelijkte gebrom van een ondankbaar nest dat de lezer pagina's lang over zich uitgestort krijgt, is tamelijk oninteressant. Maar het is de stijl die het boek draagt. De taal brengt de spanning. Pip schrijft over de “stroeve ontbotting” van de maand april, net zo moet de taal warmdraaien.’ Speets eindconclusie luidt: ‘Dit boek is een ode, die eindigt in een afscheid. Het is aardig, maar blijft licht. We lazen betere romans van Meijsing.’
| |
| |
| |
Secundaire literatuur
Karin Overmars, Perfide dubbelleven. In: Het Parool, 31-1-2008. |
Annet de Jong, Wrok domineert in Over de liefde. In: De Telegraaf, 21-2-2008. |
Arjen Fortuin, Schaamte is wat ons bindt. In: NRC Handelsblad, 1-2-2008. |
Daniëlle Serdijn, Verlaten voor een knorrige man. In: de Volkskrant, 2-2-2008. |
Jann Ruyters, Bedrogen, verlaten in je hemd gezet. In: Trouw, 2-2-2008. |
Fleur Speet, Een ode die eindigt in een afscheid. In: Het Financieele Dagblad, 2-2-2008. |
Jaap Goedegebuure, Schapen tellen. In: Brabants Dagblad, 2-2-2008. (Ook in: Provinciale Zeeuwse Courant, De Gelderlander, Tubantia en De Stem) |
Wim Vogel, Terug naar begeerte van eerste liefde. In: Haarlems Dagblad, 2-2-2008. (Ook in: Leidsch Dagblad) |
Marijke Hilhorst, Weer alleen. In: Elsevier, 2-2-2008. |
Dirk Leyman, De homoseksuele mens of het broodnodige overbodige. In: De Morgen, 6-2-2008. |
Frans van Deijl, Sleutelroman. In: HP/De Tijd, 8-2-2008. |
Jeroen Vullings, Therapeutische sprookje. In: Vrij Nederland, 16-2-2008. |
Elsbeth Etty, Ik wilde de teugels strak houden. In: NRC Handelsblad, 22-2-2008. (Interview) |
Julie de Mul, Doeschka Meijsing Over de liefde. In: Humo, 26-2-2008. |
Coen Peppelenbos, Het broodnodige overbodige. In: Leeuwarder Courant, 29-2-2008. |
Kees 't Hart, Kansloos gelukkig. In: De Groene Amsterdammer, 29-2-2008. |
Janet Luis, Over de liefde. In: Opzij, 1-3-2008. |
Herman Jacobs, De versierende mens. In: Knack, 12-3-2008. |
Mark Cloosterman, Mislukt in de liefde. In: De Standaard, 4-3-2008. |
Rudi van der Paardt, Terug en voorwaarts. ‘Over de liefde’ van Doeschka Meijsing. In: Ons Erfdeel, nr. 3, 2008, jrg. 51, p. 169-171. |
Jaap Goedegebuure, Een drievoudig liefdesakkoord. Kroniek van het proza. In: Internationale Neerlandistiek, nr. 3, oktober 2008, jrg. 46, p. 54-59. |
[Anoniem], ‘Over de liefde’ heet de roman waarmee Doeschka Meijsing (61) op 3 november de prestigieuze AKO Literatuurprijs 2008 won. In: Margriet, nr. 52, 2008, p. 85. |
Vivian de Gier, Slim knorrig grappig. In: Opzij, nr. 3, 2009, jrg. 37, p. 22-27. |
Sander Bax, Op deze plaats geef ik je vrede. In: Jan Campertprijzen 2008, Nijmegen 2009, p. 81-117. |
lexicon van literaire werken 90
mei 2011
|
|