| |
| |
| |
Elisabeth Marain
Het tranenmeer
door Jooris van Hulle
Achtergronden en uiterlijke beschrijving
De roman Het tranenmeer van Elisabeth Marain (* 1943 te Brugge) verscheen in 1979 bij uitgeverij Elsevier Manteau (Brussel/Amsterdam). Van het boek, dat in 1994 aan een achtste druk toe was, werden tot op heden 20.000 exemplaren verkocht.
Het tranenmeer is een autobiografische roman over een jonge vrouw die na de dood van haar man alleen achterblijft met haar drie kinderen. Over dit autobiografische karakter zegt Marain in een interview met C. Alleene: ‘Het kerngegeven van dit werk is autobiografisch, hoewel ik gepoogd heb dit boek zo weinig mogelijk als autobiografisch te laten doorgaan. Dat was voor mij bijzonder moeilijk, omdat het hoofdgegeven een werkelijke gebeurtenis is. Met Het tranenmeer had ik echt geen andere bedoeling dan het schrijven van een literair werk, ontstaan door een ingrijpende gebeurtenis in mijn leven. Dit boek heeft voor mij geen enkele therapeutische betekenis. Het wegschrijven van zorgen en problemen gebeurt in mijn dagboeken. [...] Bij het schrijven van de roman heb ik enkele situaties grondig gewijzigd, gewoon om voor mezelf en mijn familieleden een zekere afstand te kunnen bewaren. Er komen met andere woorden in Het tranenmeer heel wat fictieve passages voor. Eigenlijk heb ik geen zin om uit te leggen wat al dan niet autobiografisch is. Men moet mijn boek lezen, zoals het is.’
De roman, die inclusief het voorwerk 142 bladzijden beslaat, bestaat uit een aantal elkaar snel opeenvolgende en, in het eerste deel, vanuit wisselend ikperspectief verhaalde hoofdstukken, die van elkaar worden gescheiden door een witruimte. De tekst wordt voorafgegaan door een motto dat ontleend wordt aan Alice in Wonderland van Lewis Carroll.
| |
Inhoud
Hendrik, de man van hoofdfiguur Nany, fantaseert dat zijn relatie met Nany gebaseerd is op een dynamische eensgezind- | |
| |
heid, maar beseft tezelfdertijd dat ‘ik techniek ben en zij niet, zij is zoiets als een versregel als een klein gedicht’ (p. 5). Nany is niet tevreden met het werk dat ze op het kantoor van haar man doet en mede daardoor voelt Hendrik het vertrouwen in wat hij doet, afbrokkelen.
Nany blijft alleen achter in haar kantoor. Ze denkt eraan terug dat ze de vorige nacht gedroomd heeft van een spin, een tarantula. Nany en Hendrik vieren feest, ze vieren ‘gewoon dat we er zijn en dat we elkaar nog niet hebben opgevreten’ (p. 10). De eensgezindheid wordt weer even werkelijkheid. Na een gezellig etentje wandelen ze samen langs de Schelde. Voor Nany is de stroom slechts stank, vergif en gevaar, voor Hendrik betekent hij welvaart en vooruitgang. Hoe zekerder hij zich voelt, hoe meer zij gaat twijfelen aan zichzelf.
Nany maakt zich kwaad op een landmeter die opmetingen komt doen voor een nieuwe autobaan. Toch beseft ze dat haar woede en opstand vergeefs zijn. Hendrik voelt zich doodziek. Nany troost hem door dicht tegen hem aan te liggen, zodat hij kan inslapen.
Nany's vriendin Clarissa vertelt haar dat ze gaat scheiden van haar man Carlo omdat hij haar belemmert in de ontplooiing van haar muzikale loopbaan. Nany denkt hierbij terug aan haar eigen onrust en aan wat haar overkomt in haar relatie met Hendrik. Hendrik verdraagt het niet dat Nany bij het bezoek van hun vrienden Willem en Moena wegdroomt. Hij maakt zich boos, niet zozeer op haar, maar op het onbekende, de ziekte die hem klammig maakt. Nany benijdt haar schoonzus Tina om haar onafhankelijke manier van leven. Hendrik voelt zich na een zwempartijtje weer niet goed. Op dat moment voelt Nany weer de dreiging van de tarantula.
Hendrik krijgt op kantoor te maken met een verkoopsmaniak. Hij wordt overvallen door duizeligheid, denkt dat het van de whisky komt en herinnert zich niet meer of hij het contract al of niet getekend heeft. Nany voelt aan dat hun relatie steeds meer bedreigd wordt door Hendriks ziekte. Een onderzoek in het ziekenhuis brengt aan het licht dat er iets niet in orde is met zijn bloedspiegel. Nany revolteert, maar voelt tezelfdertijd hoe Hendrik haar door zijn apathische houding ontglipt. Hendrik wordt in het ziekenhuis opgenomen. Beiden beseffen dat hun leven in enkele uren totaal veranderd is. Nany beseft stilaan dat de tarantula echt bestaat en haar relatie met Hendrik druppelsgewijs kapot heeft gemaakt.
Hendrik voelt zich, nadat hij een spuitje heeft gekregen, overmoedig, zodat iedereen in zijn omgeving de indruk krijgt dat er niets aan de hand is. Als het volgende spuitje te laat komt, is er geen tijd meer voor komedie. Nany zit in sprakelo- | |
| |
ze verwarring aan Hendriks ziekbed. Ze voelt de vervreemding aan, tracht toch nog de tarantula te verdrijven. Ze troost zichzelf met de idee dat dokters alles aankunnen. In haar gesprekken met Hendrik tracht ze zoveel mogelijk de illusie te wekken dat van ziekte geen sprake is. Daarom vertelt ze veel over het werk. Daarbij verzwijgt ze hem hoe eenzaam en onzeker ze zich voelt op kantoor. Bovendien verwijten de kinderen haar dat ze nauwelijks nog aandacht voor hen heeft.
Hendrik voelt zich dag na dag erop achteruitgaan. Nany beseft dat hij kapotgaat aan zijn angst. Hendrik keert terug naar huis. Alles herinnert aan vroeger, Nany hoopt dat de tarantula voor altijd verdwenen is. Tijdens een wandeling geniet Nany van de stilte en de rust, ze droomt van een nieuwe toekomst waarin niemand iets ‘moet’. Toch beseft ze dat dit niet kan.
Hendrik hervat het werk, maar kan uiteindelijk de symptomen van zijn ziekte niet blijven ontkennen. Alleen aan buitenstaanders kan en durft hij nog iets te vertellen over zijn toestand, zijn angsten en zijn wantrouwen tegenover de dokters. Nany gaat stilaan kapot aan het spel van zwijgen en ontwijken. Steeds blijven haar de onheilspellende facetogen van de tarantula voor ogen staan. Hendrik wordt weer opgenomen in het ziekenhuis. Nany beseft dat ze steeds meer van elkaar wegglijden.
Na de dood van Hendrik trekt Nany zich, samen met haar kinderen, terug in haar eigen wereld. Ze vecht tegen de onverschilligheid die haar dreigt te overvallen en haar wegdrijft van haar kinderen. Op kantoor heeft ze het moeilijk met de aanwezigheid van Felix, die letterlijk en figuurlijk de plaats van Hendrik wil innemen. Ze neemt ontslag op de firma, maar raakt steeds meer geïsoleerd van vrienden en kennissen.
Op zoek naar ander werk ontmoet ze W.C. Bruderman, maar ze voelt direct aan dat hier een valstrik voor haar wordt gespannen. Toch zal ze zijn aanbod aannemen. Na een onverkwikkelijke ontmoeting met Carlo, de ex van Clarissa, gaat ze te rade bij een psychiater om van haar liftfobie af te raken. Op haar nieuwe werk loopt niet alles even vlot. Het komt tot een hoogoplopend conflict met W.C. Bruderman. Een acute faalangst heeft Nany volledig in zijn greep. In de ondergrondse garage, waar ze de wagen van haar baas moet ophalen, ziet ze Hendrik weer voor zich. Ze gaat onderuit. Bruderman denkt eraan haar te ontslaan. Nany beseft dat ze, wil ze genezen, zelf de eerste stap moet zetten. Ze verlangt naar een lange winterslaap en neemt een grote dosis pillen in.
Bij haar ontwaken ziet ze iedereen bezorgd rond haar staan. De eenzaamheid schrikt haar niet meer af, ze heeft het gevoel
| |
| |
dat de weg naar genezing voor haar open ligt. Ze trekt zich samen met haar zoontje terug in de blokhut van een vriend. Hoewel ze onzeker is en blijft, maakt ze plannen om een nieuw leven op te bouwen. De stilte, die voorheen zo zwaar op haar woog, is nu een actieve stilte geworden en in die zin ook aanvaardbaar.
De eerste stap is gezet: ‘De pijn heeft plaatsgemaakt voor weemoed. Zo, daar kan je tenminste mee leven’ (p. 142).
| |
Interpretatie
Titel
De titel Het tranenmeer verwijst naar het motto uit Lewis Carrolls Alice in Wonderland. Het tweede hoofdstuk van dit boek heeft als titel ‘Het tranenmeer’. Alice schiet, na het eten van een koekje, tot haar ontzetting omhoog en wordt wel drie meter lang. Ze begint onbedaarlijk te huilen, eet vlug een ander toverkoekje en wordt dan heel klein, zodanig dat ze bijna verdrinkt in haar eigen tranen. Daarop volgt de zin die Marain als motto meegaf aan haar roman: ‘Ik wou maar dat ik een beetje minder gehuild had, zei Alice, en ze zwom rond en deed haar best om weer vaste grond onder de voeten te krijgen.’ In haar roman zegt zij ongeveer hetzelfde: hoe groot het verdriet ook kan zijn, het mag nooit zo zijn dat men erin verdrinkt. Op het eerste gezicht beantwoordt het boek uitermate aan zijn titel. Hoofdfiguur Nany heeft ontegenzeglijk veel tranen gestort, eerst uit onmacht tegenover de woekerende ziekte van haar man, nadien bij zijn dood. Anderzijds beseft de lezer dat het Elisabeth Marain, hoe nadrukkelijk zij ook afstand moge nemen van het autobiografische karakter van haar tekst, veel moeite en tranen zal gekost hebben om dit relaas over ziekte en verlies op papier te zetten. Toch is de roman, dit in tegenstelling met wat de titel laat vermoeden, niet larmoyant, maar ontroerend geworden.
| |
Thematiek
Overkoepelende thema's in Het tranenmeer zijn angst en eenzaamheid. Ergens in de roman schrijft Marain: ‘Eenzaamheid is er altijd. Ook als je met twee bent.’ Al in de eerste hoofdstukken wordt duidelijk dat Hendrik en Nany vaak ruzie hebben. Die onenigheid komt voort uit het feit dat beiden een andere visie hebben op de maatschappelijke evolutie. Als zakenman gelooft Hendrik in de vooruitgang die de techniek kan brengen, terwijl Nany eerder voor het behoud van de natuur wil vechten. Deze houding komt onder meer ook tot uiting in haar reactie tegenover de landmeter, die in haar ogen de groep mensen vertegenwoordigt die, uit eigenbelang of om het belang van anderen, geen respect meer weet op te brengen voor
| |
| |
het klein beetje natuur dat ons nog gegeven is. Toch zit Nany's onvrede dieper: na een aantal jaren huwelijk begint Nany zich verder vragen te stellen over haar plaats in de maatschappij, die zeer wazig is omdat zij opgesloten werd in haar zorgen voor het gezin. Die innerlijke onvrede bij Nany, die voor spanningen zorgt in haar relatie met Hendrik, wordt in de loop van het verhaal opzijgeschoven naarmate de ziekte van Hendrik, die eerst vaag aanwezig is, meer en meer concreet wordt.
In de manier waarop Nany en Hendrik met de ziekte omgaan, overheersen eveneens de angst en de eenzaamheid. Beiden komen in een isolement terecht, omdat ze voor elkaar willen verbergen waar ze bang voor zijn. Het feit dat de ziekte nergens bij name genoemd wordt, sluit hier trouwens perfect bij aan. Ook de behandelende dokters slagen er niet in met Hendrik en Nany te communiceren. Zonder het gegeven te willen uitdiepen tot een regelrechte aanklacht, maar eerder vanuit de behoefte het psychologische gegeven van de verder om zich heen grijpende vereenzaming te schetsen, wijst Marain er hier op dat de geneesheren niet bij machte zijn om op een volwassen manier om te gaan met de patiënt of met zijn familie. Een enkele keer doet de huisarts een stuntelige poging om Nany in te lichten, maar zij weigert op dat moment de waarheid onder ogen te zien. Ook in de manier waarop een aalmoezenier Hendrik de laatste sacramenten komt toedienen, legt Marain de nadruk op het gebrek aan begeleiding: de man komt als het ware uit de lucht vallen en Nany laat hem toe aan Hendriks sterfbed omdat zij voor een voldongen feit komt te staan.
Na de dood van Hendrik trekt Nany zich volledig op zichzelf terug. Centraal staat hier het schuldgevoel, onder andere tegenover de kinderen, omdat ze in die eerste periode volledig opgaat in haar persoonlijke verdriet en de kinderen aan de kant zet. Daar komt bij het schuldgevoel omdat zij nog leeft en Hendrik gestorven is. Haar eenzaamheid maakt haar ook heel kwetsbaar. Die kwetsbaarheid komt onder meer duidelijk tot uiting wanneer ze op haar nieuwe werk geconfronteerd wordt met de koele, onpersoonlijke zakenwereld en daardoor de controle over zichzelf verliest. Ze voelt immers haarscherp aan dat haar leven van vroeger definitief is afgelopen.
Nany slaagt er ten slotte in haar isolement te doorbreken. Het begin van haar genezingsproces ligt in de dansscène, die doet terugdenken aan de manier waarop primitieve volkeren hun emoties uiten via de dans. Daarnaast vindt zij ook steun in het lezen van feministische boeken. E. Marain zei daarover in een interview met T. Stuckens: ‘Vrouwen begrijpen elkaar, het is goed dat ze elkaar vinden, dat ze opkomen voor hun rechten.
| |
| |
Maar ik ben geen militante feministe. Ik kan niet achter de extreme doelstellingen van sommige groepen staan. [...] Mijn ideaal is dat mannen en vrouwen echt proberen om op een intelligente manier samen te leven.’ Vermeldenswaard in dit opzicht is ook de manier waarop de schrijfster zich afzette tegen de achterflaptekst die door de uitgever was bedacht: ‘Moedeloos en uitgeknepen gaat Nany op zoek naar werk en leert dan pas dat onze maatschappij een mannenmaatschappij is.’ E. Marain zegt niet eng feministisch te willen schrijven, maar universeel en dat ze niet tegen de mannenmaatschappij is, maar wel tegen het consumptieve kapitalistische systeem.
Ten slotte spelen ook de kinderen een belangrijke rol in het genezingsproces. Zij sporen Nany aan om het leven verder aan te kunnen. De kinderen nemen het niet dat zij zich blijft opsluiten in haar verdriet en eisen haar vanuit een soort lijfsbehoud op. Op die manier evolueert Nany vanuit haar eenzaamheid naar een vorm van aanvaarding, die in de slotzin van het boek wordt verwoord.
| |
Stijl
De nerveuze staccatostijl van Het tranenmeer is uitsluitend gegroeid uit de inhoud. In het eerste deel van de roman is het ontbreken van interpunctie het meest opvallend. Zo creëert Marain een spanning die volledig samenvalt met de gevoelens waaraan beide hoofdfiguren ten prooi vallen. De onrust wordt verder tastbaar gemaakt via de associatieve manier waarop de beelden worden aangewend. Hier speelt ook het terugkerende beeld van de tarantula nadrukkelijk mee, de harige spin die door haar angstdromen rondwaart. Naarmate Nany na de dood van Hendrik zichzelf weer onder controle krijgt, wordt ook de stijl beheerster.
| |
Vertelsituatie
In het eerste deel van Het tranenmeer komen Hendrik en Nany elk om beurt aan het woord in de elkaar snel opeenvolgende hoofdstukjes. Deze flitsende structuur wordt uiteraard in het tweede deel, als Hendrik gestorven is, verlaten. Nany is en blijft aan het woord, het is haar ‘struggle for life’ om niet in het tranenmeer te verdrinken.
| |
Opbouw
Het tranenmeer valt uiteen in twee delen, zonder dat de auteur daarvoor een expliciete aanduiding gebruikt. Het eerste deel beschrijft de angst voor het ondefinieerbare van Hendriks ziekte en het stervensproces. De andere helft van het boek gaat over het verdriet en de verwerking ervan. De gebeurtenissen in Het tranenmeer worden chronologisch verteld in een flashbackloos rechttoe-rechtaan verhaal. Deze (eerder) klassieke opbouw contrasteert fel met de modern aandoende stijl.
| |
Relatie leven/werk
Marain heeft Het tranenmeer bewust niet autobiografisch gemaakt. Het echte therapeutische schrijven gebeurde in haar dagboek. Literair gezien kon zij door de keuze voor de roman- | |
| |
vorm verdergaan dan wanneer ze louter biografisch had geschreven. Zelf geeft ze het volgende voorbeeld: ‘Bepaalde onvergetelijke passages heb ik in het boek opzettelijk veranderd: als Nany ten gevolge van de ondraaglijke spanningen die zich opgehoopt hebben in de weken na de dood van haar man, in elkaar stort, heb ik dat in een ondergrondse parking gesitueerd. In werkelijkheid is dat niet daar gebeurd, maar om de ondraaglijkheid van die spanning tastbaar te maken, heb ik in mijn roman voor het desolate milieu van een parkeerplaats gekozen.’
| |
Context
In gesprekken naar aanleiding van Het tranenmeer wees Marain erop dat zij veel verwantschap voelt met Anaïs Nin, vooral met haar dagboeken. Graag citeert Marain in dit verband deze uitspraak van Nin: ‘Je moet van je leven een verhaal maken zodat het draaglijk wordt.’ In Het tranenmeer citeert ze verder een uitspraak van Nabokov die ongeveer in dezelfde lijn ligt: ‘Invent the world. Invent reality.’ In de kritiek werd Het tranenmeer ook vergeleken met Niet meer dan een ademtocht van Anne Philipe, vooral waar het gaat om de manier waarop Nany aan de kinderen vertelt dat hun vader er niet meer is. Volgens B. van Houten heeft Marain, vooral vanuit stilistisch oogpunt, ‘ongetwijfeld een flinke tik van Joyce c.s. meegekregen.’
In het oeuvre van E. Marain vormt Het tranenmeer samen met de romans Een mond van zand (1981) en Uitgestelde thuiskomst (1983), zonder dat de schrijfster er expliciet melding van maakt, een niet strikt aan de chronologie gebonden trilogie, waarin zij, met een zijdelingse blik op het maatschappelijk gebeuren, haar persoonlijk leven ordent.
| |
Waarderingsgeschiedenis
Voor Het tranenmeer kreeg Marain in 1980 de Prijs voor het Beste Literair Debuut en in 1982 de Provinciale Premie voor Letterkunde van de Provincie Antwerpen. De roman werd in de kritiek uiterst lovend besproken. T. Stuckens vond de elkaar snel opvolgende tweede en derde druk ‘een opvallend sukses voor een onbekend auteur en voor een dramatisch en niet zo origineel onderwerp’. Een succes dat zij overigens toeschrijft aan de vakbekwaamheid van de auteur. Volgens R. van de Moortel is de roman ‘een der schoonste en rijkste boeken van de laatste maanden’. Enige terughoudendheid werd aan de dag
| |
| |
gelegd wat betreft de titel en de stijl. F. Auwera: ‘De titel is banaal, larmoyant, past niet bij het werk, want al is het dan inderdaad een verhaal boordevol ellende, dood, angst en verdriet, toch is het geschreven met een beheersing en zelfs een onthechting die men onder die discount-titel niet zou verwachten.’ Auwera meent verder dat de stijl waarvoor Marain heeft gekozen, ‘mooie resultaten oplevert, maar net zo goed wel eens een zeker maniërisme.’ En volgens B. van Houten gebruikt Marain wel erg veel beelden. Hij vraagt zich verder af of zij het de lezer niet onnodig moeilijk maakt door in de eerste hoofdstukken afwisselend in de huid van de man en de vrouw te kruipen. Ook hoort hij meer dan eens een wat naïeve echo van de progressieve ideeën van de dag. Toch zegt hij onmiddellijk daarop: ‘Maar deze eventuele gebreken kunnen ons eigenlijk weinig schelen, want Het tranenmeer is een zeldzaam ontroerend boek geworden.’
Voor deze bespreking is gebruikgemaakt van:
Elisabeth Marain, Het tranenmeer, eerste druk, Brussel/Amsterdam 1979.
| |
| |
| |
Secundaire literatuur
P. Wollaert, Elisabeth Marain eerbiedigt jongste traditie. Weer doordringend debuut van Vlaamse schrijfster. In: Het Volk, 20-9-1979. |
R. Soetaert, Elisabeth Marain: De puzzle van het huwelijk. In: De Morgen, 26-10-1979. |
F. de Keyser, Leren de dood overleven. In: Het Laatste Nieuws, 8-11-1979. |
B. van Houten, Een teder debuut. In: Elseviers Magazine, 17-11-1979. |
J. Borré, Boeken Nieuws: debuut. In: Turnhout Ekspres, 6-12-1979. |
F. Auwera, Elisabeth Marain: Het tranenmeer. In: De Nieuwe, 7-12-1979. |
C. Spoor, Er zijn momenten waarvan ik nu soms nog ademnood krijg. In: De Tijd, 11-1-1980. (interview) |
C. Spijkers, [zonder titel]. In: Twentsche Courant, 29-2-1980. |
A. Visser, Elisabeth Marain. Het tranenmeer. In: De Leeuwarder Courant, 1-3-1980. |
T. Stuckens, Weemoed? Daar kan je tenminste mee leven. In: De Standaard, 5/6-4-1980. (interview) |
F. Rijkegras, Ik verwerkte eerst mijn verdriet en ging er toen pas over schrijven. In: De Nieuwe Linie, 18-6-1980. (interview) |
F. R[ijkegras], Vitaal louteringsproces. In: De Nieuwe Linie, 18-6-1980. |
A.M. Musschoot, Het tranenmeer, debuut van Elisabeth Marain. In: Ons Erfdeel, nr. 2, 1980, jrg. 23, pp. 264-265. |
R. van de Moortel, Het beste prozadebuut 1979? Het tranenmeer (Elisabeth Marain). In: Gazet van Antwerpen, 28/29-6-1980. |
L. Decorte, Tienderlei: 10 vragen aan Elisabeth Marain. In: Brugsch Handelsblad, 12-12-1980. (interview) |
K. Vermeiren, Het tranenmeer: een voorbeeld van nuchtere ontroering. In: Dietsche Warande & Belfort, nr. 3, maart-april 1981, jrg. 126, pp. 232-234. |
M. de Geest, Elisabeth Marain: ‘Schrijven is mijn leven, mijn leven ligt in mijn schrijven.’ In: Libelle, 17-7-1981, pp. 12-15. (interview) |
lexicon van literaire werken 52
november 2001
|
|