| |
| |
| |
Tomas Lieske
Dünya
door Jaap Goedegebuure
Achtergronden en uiterlijke beschrijving
Dünya, de vierde roman van Tomas Lieske (pseudoniem van Antonius Theodorus van Drunen, 1943), verscheen in 2007 bij uitgeverij Querido te Amsterdam. Het boek bestaat uit de delen ‘De namen’ (drie hoofdstukken), ‘Het land’ (veertien hoofdstukken) en ‘7 mei 1937’ (acht hoofdstukken) en een epiloog. Het is opgedragen aan de medewerkers van de Turkse machinefabriek die een belangrijke rol in de handeling speelt. Dünya beleefde tot nu toe vier drukken en is bovendien verkrijgbaar als e-book.
Lieske heeft productief gebruik gemaakt van een aantal belangrijke elementen uit de twintigste-eeuwse geschiedenis van Turkije. Daarbij gaat het vooral om de chaotische sociale en politieke situatie tussen 1914 en 1922 en het daarop volgende herstel. Nadat Turkije zich in 1914 aan de zijde van Duitsland en Oostenrijk-Hongarije had geschaard en derhalve in oorlog raakte met Groot-Brittannië, Frankrijk en Rusland, verloor het na 1918 vrijwel al het buiten Klein-Azië gelegen grondgebied en kwam er een einde aan het Osmaanse rijk. Een groot deel van het land werd bezet door de geallieerde mogendheden, bijgestaan door erfvijand Griekenland. Onder leiding van Mustafa Kemal, die al sinds lang betrokken was bij hervormingen van het staatsbestel, kwam een deel van het leger in opstand tegen de eigen regering en de bezetters. In 1922 werd er een einde gemaakt aan het sultanaat en kwam Mustafa Kemal aan de macht als president. Hij gaf het land een grondwet, bracht de scheiding tussen kerk en staat tot stand en voerde tal van sociale en economische hervormingen in. Nog tijdens zijn leven genoot hij de status van onaantastbare en onfeilbare vader des vaderlands.
| |
Inhoud
De in Istanbul geboren en getogen zeventienjarige Dünya trouwt aan de vooravond van de Eerste Wereldoorlog met de bijna dubbel zo oude Şuman, een hoge ambtenaar van Duitse
| |
| |
afkomst. Kort na de huwelijksvoltrekking wordt hij uitgezonden op een missie die dient ter voorbereiding op de genocide die honderdduizenden in het Osmaanse Rijk wonende Armeniërs het leven zal kosten. Vervolgens wordt Şuman naar het front bij Gallipoli gezonden waar het Turkse leger zich met succes teweerstelt tegen de Engels-Franse invasie. Hij sneuvelt.
Tijdens het laatste samenzijn met haar echtgenoot is Dünya zwanger geworden, maar voordat ze haar kind ter wereld heeft kunnen brengen krijgt ze een miskraam. Ze voorziet in haar levensonderhoud als dienstmeisje, maar weet zich ook slinks toegang te verschaffen tot het mondaine societyleven in de uitgaanswijk Beyoðlu. De kleding en cosmetica die ze daarvoor nodig heeft, eigent ze zich wederrechtelijk toe.
Nadat ze in 1930 bij een winkeldiefstal is betrapt, krijgt ze geen gevangenisstraf, maar wordt geprest om voor politiespion te spelen. In de provincieplaats Y. moet ze onder het mom van hulp in de huishouding twee Nederlandse mannen in de gaten houden die in opdracht van het Turkse leger meewerken aan de ontwikkeling van een zeppelin. Deze Simon en Otto, achterneven en boezemvrienden vanaf hun vroegste jeugd, zijn in Turkije beland als krijgsgevangenen. Ze hadden in 1914 dienst genomen als stokers bij de Britse marine en waren tewerkgesteld op een mijnenveger die in de buurt van Gallipoli verging. Omdat de Turkse autoriteiten erkenden dat ze geen soldaten in eigenlijke zin waren geweest, kwamen ze na enige tijd op vrije voeten.
Op hun zwerftocht door de binnenlanden van Anatolië waren ze getuige van een tegen Armeniërs (of Griekse christenen dan wel joden, dat is voor het tweetal niet helemaal duidelijk) gerichte lynchpartij waarvan ook een zes maanden oude baby het slachtoffer dreigde te worden. In een impuls pakte Simon het kind op en maakte zich ermee uit de voeten. Vervolgens zagen hij en Otto zich genoodzaakt er ook voor te zorgen. Ze noemden het Julia, voedden het op als was het Simons bloedeigen dochter en verzonnen een geschiedenis over de moeder voor het geval het meisje daarnaar zou gaan vragen. Merkwaardig genoeg blijven ze jarenlang onkundig van de afloop van de Eerste Wereldoorlog. Ze verkeren zelfs in de veronderstelling dat Duitsland en Turkije hebben gewonnen, en dat Nederland, vanwege de aanwezigheid van keizer Wilhelm II in Doorn, is geannexeerd.
Simon gaat geheel op in het vaderschap. Hij slaapt zelfs met Julia in één bed, totdat ze, onder zachte druk van Dünya, maar zeer tot zijn verdriet, een eigen kamer eist. Hoewel de band tussen Simon en Julia goed blijft, trekt ze met het naderen van haar puberteit toch steeds meer naar Dünya toe.
| |
| |
Ook Otto toont zich zeer betrokken bij de zorg voor Julia, die hij achteraf ziet in termen van een opdracht. ‘Hoe we het gered hebben, weet ik niet, maar we hebben het gered. Na een paar weken zag ik dat wij ons met dat kind een geweldige uitdaging op de hals hadden gehaald. Als ons dat zou lukken, dan konden we echt trots zijn.’
Het verhaal bereikt zijn climax op 7 mei 1937. De Turkse president Mustafa Kemal Atatürk heeft aangekondigd dat hij op deze dag de eerste proefvlucht van de zeppelin bij wil wonen. Het constructieteam, dat onder leiding staat van de voor de nazi's uitgeweken Duitse jood Paul Grunwald, heeft met man en macht gewerkt om het luchtschip op tijd gereed te hebben, maar men beseft dat er misschien wel te veel haast is gemaakt. Binnen de vierkoppige huiselijke kring die wordt gevormd door Simon, Otto, Julia en Dünya zijn er ook de nodige spanningen. Dünya, die al geruime tijd is verwikkeld in een seksuele relatie met Otto, heeft van haar minnaar de waarheid omtrent Julia's afkomst gehoord. Zonder dat ze het weten heeft Simon, die kennelijk niet meer met de leugen wenst te leven, het hele verhaal aan Julia verteld in de nacht van 6 op 7 mei. Nadat hij 's ochtends vroeg naar de fabriek is gegaan om de laatste voorbereidingen voor de proefvlucht te treffen, komt Julia in tranen bij Dünya, maar laat niets los van wat haar pleegvader een paar uur eerder heeft verteld.
Dünya en Julia maken zich mooi en begeven zich onder de genodigden voor de proefvlucht en het bezoek van Atatürk. Dünya heeft Grunwald vooraf laten weten dat zij de kosten voor het onthaal op zich neemt, gebrand als ze is om bij de autoriteiten in het gevlij te komen en toestemming te krijgen voor een terugkeer naar Istanbul. Otto begint zich alvast te goed te doen aan de drank en maakt aanstalten om de rest van het gezelschap sterke verhalen over de zwerftocht van hem, Simon en Julia te vertellen. Uit vrees dat hij de waarheid zal onthullen en daarmee de belangen van Simon en Julia zal schaden, snoert Dünya hem de mond door hem te kussen, maar ze veroorzaakt daarbij zoveel schandaal dat de staf van Atatürk besluit om het presidentiële bezoek te elfder ure af te gelasten.
Intussen is de proefvlucht begonnen. Simon is aan boord van het luchtschip en merkt diverse mankementen op. Met grote moeite en flinke schade weten hij en de rest van de bemanning het gevaarte weer aan de grond te krijgen. Daags na het echec krijgt Simon van Grunwald te horen dat het project op hoog bevel wordt stopgezet, ook al omdat bekend is geworden dat op 6 mei de Duitse zeppelin Hindenburg tijdens de landing in New York is verongelukt. In de epiloog meldt Grunwald dat Simon, Otto, Julia en Dünya naar een provincie in
| |
| |
Oost-Turkije zijn verbannen en dat hijzelf een aanstelling als hoogleraar te Istanbul heeft gekregen.
| |
Interpretatie
Thematiek
Bij monde van Simon, die in continue afwisseling met Dünya en Paul Grunwald fungeert als een van de drie vertellers, wordt er een expliciet verband gelegd tussen de zorg voor Julia en de bouw van het luchtschip. In een gesprek met Otto zegt hij dat de zeppelin net zo wit en gewichtloos is als hun pleegdochter toen ze met haar aan de haal gingen. ‘[Z]e woog niets en ze was spierwit, iedereen dacht dat zij op sterven na dood was, haar lichaampje was teruggebracht tot bijna niets, maar wat van haar restte en wat wij om de beurt in onze handen droegen, was ons zo verschrikkelijk dierbaar, en waarom? Omdat wij wisten dat dat vlammetje leven, dat nauwelijks levensvatbare pakketje, ons allerbelangrijkste bezit was, dat was de kern van het leven, van haar leven en van ons leven, lach niet, later knapte ze op, werd ze zwaarder, kreeg ze kleur en toen overschaduwde haar vrolijke kinderlijke lichaam en nu haar vrouwelijke lichaam die kern, maar die witte en lichte kern is er nog wel natuurlijk. Waar ik laatst aan dacht, is dat dat vlammetje leven, die kern die we meedroegen, wit en licht, in die fabriek tot enorme proporties opgeblazen moest worden.’
Naderhand blijkt ook Otto gelijkenis tussen Julia en de zeppelin te zien. Hij is het die Simon jaren eerder heeft gewezen op het ontwerp van een luchtschip dat al in 1790 is gemaakt door een zekere Balthasar Dunker. Het gaat niet ver om zowel het een als het ander te duiden als een symbool van hun beider illusies. Vooral Simon bijt zich jarenlang vast in het vaderschap, dat hij koste wat het kost tot een succes wil maken. Met Otto heeft Simon ook in de waan geleefd dat ze door dienst te nemen bij het Britse leger iets konden betekenen voor het door Duitsland overvallen België, maar hun zware taak als stokers op een mijnenveger die opereert in het Middellandse Zeegebied en de ontberingen van de krijgsgevangenschap en de daarop volgende zwerftocht hielpen hen hardhandig uit de droom.
Ook Dünya leeft in illusies. Haar huwelijk met Şuman heeft haar toegang tot de hogere kringen gegeven. Na zijn dood kan ze zich er niet bij neerleggen dat ze daarvan in het vervolg is uitgesloten, dus verschaft ze zich toegang met list en bedrog. Tegelijkertijd gaat ze ervan uit dat ze rechtens tot dat milieu behoort. Daarom betaalt ze de drankjes en hapjes die worden geserveerd bij het bezoek van Atatürk aan de machinefabriek.
| |
| |
| |
Motieven
Nauw verbonden met het hoofdthema, dat cirkelt rond de polariteit illusie en ontnuchtering, is het motievenkoppel kinderloosheid en kinderwens. De gretigheid waarmee Simon het vaderschap tot een levensvervullende missie maakt, laat zien dat deze vrijgezel bezield moet zijn door het verlangen naar kroost. Van Dünya weten we niet of ze psychisch onder haar miskraam heeft geleden, maar wanneer ze later in haar leven het gezelschap van Julia krijgt, begint ze zich als een ware moeder te gedragen.
Seksualiteit en erotiek zijn deelaspecten van het zojuist genoemde motief. Anders dan Otto heeft Simon voor zover wij weten ten tijde van de handeling geen seksuele relaties met vrouwen. Als hij uitweidt over de vriendschapsband tussen hem en Otto, laat hij weten dat ze beiden ‘heterofiel’ zijn, maar dat er tussen hen, hoewel ze nooit geliefden zijn geweest, geen valse schaamte bestaat. Verder valt op dat Simon gefascineerd is door de lichamen van jonge meisjes. Als adolescent sliep hij tijdens een logeerpartij met Otto's zusje in één bed. Met Julia zal hij dat tot een vaste gewoonte maken. Het windt hem op om haar naakte lichaam te bekijken terwijl ze slaapt. De conclusie is gerechtvaardigd dat in Julia een van Simons jongensdromen waar geworden is. Tegen die achtergrond moeten we zijn ontsteltenis begrijpen wanneer zij die droom verbreekt.
Een derde motief dat raakt aan het hoofdthema is het verkeer tussen verschillende culturen. De periode waarin de handeling zich afspeelt staat in het teken van de door Atatürk geïnitieerde modernisering van de Turkse samenleving. Dünya, die prat gaat op haar verbintenis met een Duitse man (en dus ook met de Duitse cultuur) heeft daar volop deel aan. Het zeppelinproject vloeit er rechtstreeks uit voort. Desondanks is er vanwege het oplevende Turkse nationalisme een einde gekomen aan de multiculturele samenleving die het Osmaanse rijk eeuwenlang was.
Gerelateerd aan het motief van de inter- en multiculturaliteit is het gegeven van ballingschap en ontheemding, een lot waar Simon en Otto, en in mindere mate ook Dünya, door zijn getroffen.
| |
Vertelperspectief
De over drie personages verdeelde vertellersrollen ondersteunen het motievencluster illusie-waan-bedrog. De perspectiefwisselingen laten zien dat Dünya, Simon en Paul Grunwald alle drie beperkt zijn in hun visie op elkaar en op Otto en Julia. Dünya tast lang in het duister omtrent de familierelatie tussen Simon en Julia, tot Otto haar onthult hoe het werkelijk zit. Voor Simon blijft de seksuele relatie tussen Otto en Dünya verborgen tot de slotepisode. Omgekeerd krijgt Otto, in weerwil van de hechte kameraadschap, nooit goed hoogte van Simons gevoelens voor Julia.
| |
| |
| |
Personages
Julia is het enige personage om wie tot het einde toe een waas van geheimzinnigheid blijft hangen. Alles wat de lezer feitelijk over haar te weten komt, zijn de door anderen geregistreerde uitlatingen en gedragingen. Daaruit blijkt dat ze schijnbaar onaangedaan is door het gemis van een moeder en de verzorging door twee mannen (wat in Turkije tot vandaag de dag zeer ongebruikelijk is). Pas aan het einde, wanneer ze zich losmaakt van Simon en hij haar vervolgens de waarheid over haar afkomst vertelt, laat ze iets van haar emoties zien.
Als karakter straalt Julia autonomie uit. Gevoegd bij haar schoonheid verleidt die hoedanigheid Simon ertoe haar te identificeren met de elegant ogende en vrij door het luchtruim zwevende zeppelin. Niet toevallig komt er aan het slot zowel een barst in de relatie tussen de pseudovader en zijn pleegdochter, als een eind aan het prestigieuze project om een Turks luchtschip te realiseren. Ondanks de catastrofe blijven Simon, Otto, Julia en Dünya ook tijdens hun ballingschap bij elkaar, al weet een bezoeker nog wel aan Grunwald te vertellen dat hun onderlinge communicatie te wensen overlaat, en dat Julia contact met buitenstaanders vermijdt.
| |
Opbouw
Hoewel de romantitel lijkt te suggereren dat Dünya de hoofdpersoon is, wordt er veel meer verteltijd uitgetrokken voor de avonturen van Simon, Otto en Julia die aan hun ontmoeting met Dünya voorafgaan dan aan haar persoonlijke relaas. Wel begint de roman met dat relaas; pas daarna komt Simon aan bod.
Het eerste deel en de eerste helft van het tweede deel van de roman gaan aan de hand van de verhalen van Dünya en Simon in op de periode tot 1930, het moment dat hun levens parallel gaan lopen. De tweede helft van het tweede deel handelt over de jaren tussen 1930 en 1937. Het derde deel speelt zich af op de dag van de al genoemde climax, 7 mei 1937. De epiloog dateert van kort na de dood van Atatürk, die overleed op 10 november 1938.
| |
Personages
Uit haar eigen verhaal en uit Simons mededelingen komt Dünya naar voren als de heldin uit een schelmenroman. Tegenslagen, met name de dood van haar echtgenoot en haar miskraam, weet ze te relativeren. Vervolgens brengt ze de energie op om iets van haar oude status te heroveren, daarbij geholpen door haar vindingrijkheid, durf en het inzicht dat je moet kunnen veinzen en liegen wanneer je niet sterk genoeg bent om langs de koninklijke weg je doel te bereiken. Slim als ze is, maakt ze ook handig gebruik van het inzicht dat de wereld nu eenmaal bedrogen wil worden. Maar in de slot-episode overspeelt ze haar hand, met een grotesk tafereel tot gevolg.
| |
| |
Otto is het type ‘ruwe bolster, blanke pit’. Hij is impulsief, cholerisch en sentimenteel van nature, maar zodra zijn gevoelens de overhand dreigen te nemen, stopt hij ze weg achter rationele argumenten. In zijn optreden tegenover Dünya is hij bruusk en blinkt hij niet bepaald uit als een verfijnde minnaar. Maar inzake Julia is hij een stuk verstandiger dan Simon. Die mag dan ingetogener lijken, als het om zijn pleegdochter gaat verliest hij de redelijkheid uit het oog en gedraagt hij zich alsof ze zijn bezit is.
Paul Grunwald, die een minder prominente rol speelt dan de vier hoofdpersonages, profileert zich als een consciëntieuze technoloog, die zich alleen maar kan ergeren aan de opdringerigheid, bemoeizucht en betweterij van zijn opdrachtgevers. Het zeppelinproject gaat bij hem voor alles; om menselijke belangen lijkt hij zich nauwelijks te bekommeren.
| |
Stijl
De drie vertellers, Dünya, Simon en Grunwald, hanteren ieder voor zich een eigen stijl. Die van Grunwald is, in overeenstemming met zijn habitus van objectief wetenschapper, vrij formeel en - wat hem moet karakteriseren als een geboren Duitser - niet vrij van germanismen. Dünya profileert zich met haar alledaagse spreektrant als een kletsgrage, levenslustige en nieuwsgierige vrouw. De auteur heeft haar een eenentwintigste-eeuws idioom in de mond gelegd, met uitdrukkingen als ‘mooi niet’, ‘hartstikke fout’ en ‘strakke tietjes’. Simon op zijn beurt gebruikt termen als ‘sodeflikker op’ en ‘hond noch stront’, maar hanteert ook een wat archaïscher Nederlands dan Dünya.
| |
Genre
Dünya voegt zich naar een aantal klassieke conventies van de historische roman. Tegen de achtergrond van gebeurtenissen die in werkelijkheid hebben plaatsgevonden speelt zich een gefingeerd verhaal af, met in de hoofdrollen personages die in geschiedkundige beschrijvingen niet zouden voorkomen of hoogstens zouden figureren in een bijrol. In de historische roman daarentegen zijn de bijrollen weggelegd voor de historische kopstukken, in dit geval Atatürk.
| |
Context
In het verhalend werk dat Tomas Lieske schreef voor Dünya spelen contacten tussen Nederland en Turkije al een belangrijke rol. Het titelverhaal van de bundel Oorlogstuinen (1992) is gesitueerd in een omgeving die deels is gemodelleerd naar de mythologische stad Troje en deels naar het Den Haag van vlak na 1945. De roman Nachtkwartier (1995) handelt over een familie van Turkse emigranten die als leden van de katholieke minderheid hun geboortegrond hebben verruild voor Neder- | |
| |
land. Michael, telg uit de derde generatie, bezoekt zijn land van herkomst als lid van een militaire missie en komt er in contact met de nomadendochter Fatma, die in haar eigengereid gedrag het een en ander met Dünya gemeen heeft. Michaels kinderloosheid is hier een opvallend motief.
De groteske elementen in Lieske's vroege fictie, die steevast gericht zijn op een mythologiserende uitvergroting van de werkelijkheid en een vermenging van het tragische met het komische, zijn in Dünya nog altijd te herkennen, maar dan wel in een veel gematigder vorm dan voorheen. Dankzij dit aspect is zijn werk verwant aan dat van Thomas Rosenboom, met wie Lieske ook de voorkeur voor het genre van de historische roman deelt.
In de contemporaine Nederlandse literatuur doet zich een parallel voor tussen Dünya en Henk van Woerdens roman Ultramarijn (2005). Ook dat boek speelt zich af tijdens het interbellum en kent een multiculturele thematiek, die is opgehangen aan de Grieks-Turkse geschiedenis. Zelfs het incestmotief duikt er in op. Ook is er sprake van overeenkomst met Arnon Grunbergs Tirza (2006), vanwege het dominante gegeven van een complexe vader-dochterrelatie.
Internationaal gezien is er een zekere affiniteit met J.M. Coetzee's roman The Childhood of Jesus (2013), vanwege de migratiethematiek en het feit dat zich een volwassen man over een verweesd kind ontfermt.
| |
Waarderingsgeschiedenis
De ontvangst van Dünya was overwegend positief. De critici maakten gewag van ‘betoverend proza’ (Karin Overmars), ‘grote vertelkracht’ (Fleur Speet), ‘een feest van een boek’ (Koen Eykhout) en ‘prikkelende ideeënroman’ (Frank Hellemans).
Max Pam prees de strakke en trefzekere compositie, was van mening dat Lieske met Dünya zijn beste roman had geschreven, maar zag nog wel mogelijkheden tot verdere vooruitgang. Bas Belleman sprak van een ‘mooi boek’, maar zag nog niet de stap ‘van goed naar indrukwekkend’. Atte Jongstra had moeite met de schoolmeesterachtige manier waarop de verteller van alles uitlegde, maar zag in de slot-episode aanleiding om de balans door te laten slaan naar de positieve kant. Jeroen Vullings was van mening dat Dünya ten opzichte van Lieske's voorafgaande romans Franklin en Gran Café Boulevard een terugval was. Hij constateerde een zekere stroefheid en laakte de al te geconstrueerde compositie en de ‘uiterst curieuze registerwisselingen’.
| |
| |
Ronduit negatief was Matthijs de Ridder. Weliswaar loofde hij het wervelende begin, maar tegelijkertijd vond hij dat de roman eindigde ‘als een redelijk moralistische parabel, waarvan de vraag blijft wat hij precies betekent’.
Opvallend is de reactie van Tineke Smit-Nieuwenhuis. In de verwerking van een relatie tussen een vaderfiguur en zijn niet-biologische dochter zag zij een alibi van de auteur om uit te weiden over Simons seksuele gevoelens jegens de opgroeiende Julia. Maar, schreef zij: ‘Gelukkig komt Simon tot inkeer.’
In opvallend veel recensies wordt het gegeven van de multiculturele setting aangestipt.
Voor deze bespreking is gebruikgemaakt van:
Tomas Lieske, Dünya, eerste druk, Amsterdam 2007.
| |
| |
| |
Secundaire literatuur
Janet Luis, Lompe schollenkoppen in Turkije. In: NRC Handelsblad, 14-9-2007. |
Jeroen Vullings, Altijd onderweg. In: Vrij Nederland, 15-9-2007. |
Karin Overmars, Een intiem oorlogsverhaal. In: Het Parool, 20-9-2007. |
Bas Belleman, Zachte botsing tussen Oost en West. In: Trouw, 22-9-2007. |
Frank Hellemans, Leven in de leugen. In: Knack, 26-9-2007. |
Max Pam, Viermaal is scheepsrecht. In: HP/De Tijd, 28-9-2007. |
Wim Vogel, Twee mannen, een oorlog en een kind. In: Leidsch Dagblad, 29-9-2007. |
Koen Eykhout, Bouwer zeppelin gered door Turks meisje. In: De Limburger, 2-10-2007. |
Atte Jongstra, Beest versus schoolmeester. In: Leeuwarder Courant, 5-10-2007. |
Matthijs de Ridder, Twee mannen en een baby. In: De Standaard, 5-10-2007. |
Jaap Goedegebuure, Tragikomedie rond een vierkoppig samenraapsel. In: Provinciale Zeeuwse Courant, 6-10-2007. |
Fleur Speet, Rond het kind als spil. In: Het Financieele Dagblad, 6-10-2007. |
Bart Vervaeck, Een vreemde in je eigen geschiedenis. In: De Leeswolf, nr. 8, 2007, jrg. 13, p. 574-575. |
Bert van Raemdonck, De wereld is een lekkend luchtschip. In: Ons Erfdeel, nr. 1, 2008, jrg. 51, p. 163-165. |
Tineke Smit-Nieuwenhuis, Overleven in een wereld die de jouwe niet is. In: Reformatorisch Dagblad, 26-3-2008. |
lexicon van literaire werken 100
november 2013
|
|