| |
| |
| |
Gerrit Krol
Maurits en de feiten
door Jack van der Weide
Achtergronden en uiterlijke beschrijving
Gerrit Krol (Groningen 1934) publiceerde in 1986 zijn elfde, 160 pagina's tellende roman Maurits en de feiten. De tweede druk verscheen eveneens in 1986, de derde in 1987, de vierde in 1988, de vijfde (als Salamander-pocket) in 1994. De drukken een tot en met vier kennen alle dezelfde omslagillustratie van (dochter) Ellen Krol en J. Tapperwijn, de kaft van de vijfde druk is ontworpen door Toni Mulder. In 1988 werd het boek verfilmd voor de VPRO-televisie door Jean van de Velde, naar een scenario van Anne van der Putte en met Casper de Boer in de rol van Maurits.
| |
Inhoud
Maurits de Zoete, eerstejaars student Romaanse talen in Leiden, bevindt zich aan het begin van Maurits en de feiten in een gevangenis in een niet nader genoemde plaats, vermoedelijk Den Haag of Scheveningen, in de jaren tachtig van de twintigste eeuw. Hij wordt er verhoord en ondervraagd door vertegenwoordigers van de rechterlijke macht en hulpverleners, omdat hij zich bij de politie heeft aangegeven met de mededeling dat hij een moord heeft gepleegd. Op aanwijzingen van Maurits wordt inderdaad het lichaam van een jonge vrouw, Mirjam, opgedregd uit de Reeuwijkse Plassen. Tijdens de verhoren en gesprekken doen de gesprekspartners van Maurits voortdurend moeite om de waarheid aan het licht te brengen, om de feiten rond de dood van Mirjam op een rijtje te krijgen en om de motieven van Maurits te achterhalen. Tegelijkertijd reflecteert Maurits op deze gesprekken, op zijn eigen situatie en emoties, en op het beeld dat anderen van hem hebben.
Maurits wordt door zijn medegevangenen niet geaccepteerd en zelfs in elkaar geslagen. Hij is het echter gewend om outsider te zijn en te worden gemeden. Maurits is de zoon van Maurits de Zoete senior die een sufferd en een rokkenjager wordt genoemd en van wie wordt gezegd dat hij graag vrou- | |
| |
wenkleren draagt. Maurits senior is hertrouwd, met Zwaan de Zoete-Lubienski, een fysiotherapeute. Maurits junior blijkt een seksuele relatie met zijn stiefmoeder te hebben gehad nadat hij uit Wassenaar was vertrokken om in Leiden te gaan studeren.
Na de dood van Mirjam op 12 juni van een onbekend jaar is Maurits op bezoek gegaan bij zijn zus Sonja in Pasadena. Na zijn terugkeer is hij rechtstreeks van Schiphol naar het politiebureau van Alphen aan de Rijn gegaan om zich aan te geven. Zijn vader en stiefmoeder zijn op dat moment op vakantie in Frankrijk. Bij terugkeer bezoeken ze Maurits in de gevangenis en vraagt Zwaan hem wat hij heeft verteld. Korte tijd later komt ze om het leven, door zelfmoord of door een auto-ongeluk in België. De moeder van Mirjam, Lotte, die aanvankelijk ten onder lijkt te gaan aan het verdriet om haar dochter, krijgt een relatie met de vader van Maurits. Hierdoor wordt ook de relatie tussen vader en zoon verbroken.
In de loop van het boek wordt Maurits twee keer overgeplaatst, eerst naar Breda en vervolgens naar Bilthoven. Hij werkt met tegenzin mee aan het onderzoek naar de dood van Mirjam en de ondervragingen van advocaten en hulpverleners, die vrijwel zonder uitzondering met hun voornamen worden aangeduid: Kees, Dolf, Bas, Ineke, Elly, Luuk, Freek, Ruth. Alleen de schrijver van een onderzoeksrapport krijgt een achternaam: professor Van Lennep. Over Mirjam wordt bekend dat zij drugs gebruikte en dat ze zwanger was. De aanvankelijke theorie dat Maurits en Mirjam elkaar nauwelijks kenden blijkt niet te kloppen: ze hadden een relatie. Maurits acht zich hoe dan ook schuldig aan haar dood en vraagt om de doodstraf. Hij wordt echter vrijgelaten.
Maurits is niet in staat om zijn leven na zijn vrijlating weer op te pakken. Hij keert niet terug naar zijn studie maar wordt papierruimer bij het Kurhaus in Scheveningen. Afgezien van sporadische bezoekjes van zijn hulpverleners heeft hij nauwelijks sociale contacten. Hij bezoekt de prostituee Truus, die zijn verleden wel kent maar niet bang van hem is. Wellicht aan haar vertelt Maurits uiteindelijk zijn versie van de gebeurtenissen: Mirjam is vermoord door Zwaan, die jaloers op haar was, tijdens een illegale abortus. Het boek eindigt met Maurits die per trein naar Oostende reist, daar een paar dagen verblijft en uiteindelijk zichzelf verdrinkt.
| |
| |
| |
Interpretatie
Thematiek
De titel van het boek geeft al meteen een aanwijzing voor de centrale thematiek: hoe kan de persoon Maurits worden verbonden met de feiten rondom de dood van Mirjam? Vanuit die optiek is het woordje ‘en’ uit de titel in feite een sleutelwoord. In de roman probeert iedereen rondom Maurits en ook Maurits zelf voortdurend het verband helder te krijgen tussen een individu, diens karakter, achtergrond en drijfveren, en een aantal feiten, het meest onontkoombaar de dood van een ander individu. De roman thematiseert daarmee niet alleen de kenbaarheid van de werkelijkheid, maar ook de kenbaarheid van een persoon, de relatie tussen beide en de vereenzelviging van een persoon met het beeld dat anderen van hem hebben.
Er zijn verschillende instanties die, om uiteenlopende redenen, de feiten op een rijtje moeten zien te krijgen. Allereerst is daar, als Maurits zich nog maar net heeft aangegeven bij de politie, de pers. Er wordt gemeld dat de pers al onmiddellijk op de hoogte is - men weet alleen nog niet waarvan: ‘Johan werkt bij de pers, is dus al op de hoogte, maar nu moet er een verhaal geschreven worden.’ Van halve waarheden en vermoedens wordt een verhaal gemaakt, dat noodgedwongen steunt op gebrekkige observaties en flarden kennis: het uiterlijk van Maurits, zijn familieachtergrond, zijn studie in Leiden. In hoofdletters wordt af en toe een krantenkop gesuggereerd: ‘lustmoordenaar maurits de z. was papkindje’. Al eerder, als Maurits bij zijn zus in Amerika is, probeert ook hijzelf via kranten te weten te komen of het lichaam van Mirjam al is gevonden. Niet voor niets wordt de naam van de Telegraaf genoemd, voor Nederland de krant bij uitstek van sensationele kreten rondom zware of mysterieuze misdrijven.
Serieuzer hoort het toe te gaan bij politie en rechterlijke macht, maar ook hier is men er voornamelijk op uit om een passend verhaal te krijgen, als het kan één waarin een aantal gebeurtenissen eenduidig leiden tot de dood van Mirjam. Enerzijds lijkt men de motieven en achtergronden van Maurits zo veel mogelijk buiten het verhaal te willen houden: ‘Wat interessant is, is wat hij gedaan heeft, niet wat hij gedacht heeft.’ Uit alles komt echter naar voren dat dit niet mogelijk is, dat de feiten niet los van Maurits staan en dat de indruk die men van Maurits heeft de interpretatie van gegevens beïnvloedt. Zelfs marginale details blijken niet te kloppen. ‘Feiten. Wat ik mis zijn de feiten,’ zegt de ene politiefunctionaris tegen de andere. Als de andere riposteert dat het een feit is dat Maurits Mirjams fiets in de Rijn heeft gegooid, blijkt zelfs dat niet te kloppen:
| |
| |
‘Het was haar fiets niet.’ Men zoekt data, namen, tijdstippen, tastbare gegevens.
De hulpverleners rondom Maurits slaan door naar de andere kant. Hen is het juist vooral om zijn persoonlijkheid en drijfveren te doen. Ook zij proberen een verhaal rond de dood van Mirjam te formuleren - al in de proloog is sprake van een ‘verhaal’ dat hulpverlener Kees over Maurits aan het schrijven is - maar hier fungeren karaktertrekken en gebeurtenissen uit het leven van Maurits als feiten. De manier waarop Krol hun rol en betrokkenheid bij de zaak beschrijft, maakt het mogelijk een subthema te herkennen: kritiek op het systeem van maatschappelijk werkers en psychiaters die op verdachten en plegers van zware misdrijven worden losgelaten. Ze zijn verstrikt in en verslingerd aan vergaderingen, rapporten en dossiers, zijn gevoelig voor psychoanalytische duidingen en experimentele ‘geneesmethodes’ en maken van daders slachtoffers. Ze worden belachelijk gemaakt door het systeem van voornamen en door hun taalgebruik.
Ten slotte is er Maurits zelf, de persoon om wie alles draait en die geacht wordt de waarheid te kennen. Ook in de gedachten en woorden van Maurits duiken voortdurend de termen ‘waarheid’ en ‘feiten’ op, maar ook voor hem hebben deze termen een verre van ondubbelzinnige betekenis. Hij zegt soms wat politie en hulpverleners willen horen maar is zich er terdege van bewust dat hij slechts versies van gebeurtenissen en van zichzelf toont en laat horen. Maurits vindt zichzelf normaal en niet normaal, schuldig en onschuldig, aardig en verwerpelijk, laf en moedig, enzovoort. Hij heeft geen eenduidig beeld van zichzelf en kan mede daardoor ook geen grip krijgen op de gebeurtenissen rond de dood van Mirjam. Geleidelijk aan gaat hij zich vereenzelvigen met het beeld dat anderen van hem hebben, past hij zich aan aan de rol van moordenaar. Als hij vervolgens wordt vrijgelaten, is hij niet meer in staat dit beeld terug te draaien en voltrekt hij zelf de straf die hem naar zijn eigen overtuiging toekomt.
| |
Verteller
Maurits en de feiten kent geen centrale verteller maar is opgebouwd uit korte dialogen, uitspraken, anonieme mededelingen en vooral de gedachten van Maurits. In eerste instantie wekken de verschillende stemmen verwarring, maar al snel worden de afzonderlijke instanties herkenbaar aan hun preoccupaties en taalgebruik. Politie, advocaten en hulpverleners spreken over en met Maurits, anonieme stemmen (deels Maurits' medegevangenen) spuien hun negatieve oordeel, korte vertellende passages zijn mogelijk fragmenten uit rapporten of krantenberichten. Het meest is echter Maurits zelf aan het woord, direct - in gesprekken met anderen - maar vooral indi- | |
| |
rect. Hij vertelt wat hij meemaakt en voelt, reflecteert over anderen en zichzelf en filosofeert over waarheid, gevoelens, goed en kwaad, schuld.
| |
Structuur
De verbrokkelde vertelstructuur is een essentieel onderdeel van de structuur van het boek als geheel. De kenmerkende fragmentarische opzet van veel van Krols werk is bij uitstek functioneel in het geval van een roman die gaat over de constructie van verhalen. De roman bestaat uit vijfentwintig hoofdstukken, een proloog en een epiloog. Elk hoofdstuk bestaat weer uit een aantal meestal korte alinea's, van elkaar gescheiden door witregels. De kortste alinea's bestaan uit één of twee zinnen, waardoor ze soms het karakter van aforismen krijgen: ‘Is dit een mooie hoed? Als de hele wereld vindt dat deze hoed mij staat, moet ik hem dan opzetten?’ Alinea's spiegelen elkaar, brengen elkaar voort vanuit een opmerking of associatie, of botsen juist met elkaar om te benadrukken dat er geen eenduidige waarheid of visie is.
Door deze structuur ondervindt de lezer de centrale thematiek en problematiek aan den lijve. Net als de onderzoekers in het boek wordt ook de lezer gedwongen vanuit fragmenten, flarden kennis en geruchten een samenhangend verhaal te construeren. Hij is daarbij in zoverre in het voordeel dat hij de gedachten van Maurits kent en dus weet dat diens uitlatingen onbetrouwbaar zijn. Maurits erkent dat hij in veel gevallen zegt wat degene die hem ondervraagt wil horen: ‘zeg ik de volgende keer weer wat anders’. Anderzijds weet de lezer daardoor dat ook Maurits zelf niet over het ultieme verhaal beschikt, de waarheid niet in pacht heeft. Deze extra kennis maakt de afloop van de roman des te schrijnender. Stukje bij beetje komen de omstandigheden rond de dood van Mirjam aan de oppervlakte, maar zien we tegelijkertijd hoe Maurits is gaan geloven in zijn eigen schuld.
| |
Context
Zeker niet in de laatste plaats vanwege Maurits en de feiten wordt het werk van Krol regelmatig in verband gebracht met het postmodernisme. Ad Zuiderent beschrijft hoe critici de schrijver aan het begin van de jaren tachtig nog indelen bij de stroming van schrijvers ‘die verbeelding en werkelijkheid nauw op elkaar betrokken willen laten zijn’. Als vanaf het midden van de jaren tachtig de term ‘postmodernisme’ in Nederlandse literaire overzichten in zwang raakt, worden de romans van Krol vrijwel steeds hieraan gekoppeld. Elrud Ibsch is de eerste die Maurits en de feiten analyseert in de context van het post- | |
| |
modernisme. Ibsch wijst op de rol van de lezer, die zich niet meer passief op kan stellen maar zich genoodzaakt ziet actief bij het boek betrokken te raken. In het geval van Krols roman betekent dit dat de lezer geen kant-en-klaarverhaal krijgt aangereikt, maar zelf moeite moet doen om - net als de personages in het boek - de feiten te achterhalen.
Volgens Ibsch bewerkstelligt Krol dit met name door gebruik te maken van de structuur van de detectiveroman. De actieve rol die de lezer binnen dat genre al enigszins heeft, wordt door Krol tegelijkertijd benadrukt en misbruikt. Door de fragmentarische structuur met flarden van gesprekken en gedachten moet de lezer meer nog dan in een traditioneel detectiveverhaal lijn zien te brengen in een ongeordende hoeveelheid gegevens. Ook is er geen centraal speurderspersonage à la Sherlock Holmes meer in wiens voetsporen men kan volgen en die de zekerheid van een uiteindelijke oplossing, een sluitend verhaal met zich meedraagt. Dat sluitende verhaal blijkt er ook niet te zijn. Aan het einde van het boek lijken we wel ongeveer te weten wat er is gebeurd, maar de twijfel blijft.
Ibsch' interpretatie wordt verder uitgewerkt door Hanneke Mulder, die stelt dat Maurits en de feiten een onderzoek zonder resultaten toont. Het boek is een detectiveroman zonder een ‘detective als superheld’ en met personages die niet meer zeker zijn van hun rol van dader, slachtoffer of onderzoeker.
Enige nuancering bij de typering van de roman als ‘postmodernistische detective’ brengt Bart Vervaeck aan, die spreekt van een ‘milde vorm’, omdat de intellectuele logica geen geweld wordt aangedaan. Krol plaatst twee traditionele kennisvormen tegenover elkaar: ‘het begrip van de buitenstaander, die wil weten en die gericht is op de afloop’, en ‘het begrip van het subject, dat via zijn geweten zoekt naar oorzaken en beginpunten’. Dat deze twee kennisvormen met elkaar botsen wil nog niet zeggen dat er, zoals in meer radicale herschrijvingen van het detectivegenre, geen mogelijkheid meer is om terug te vallen op gekende redeneermethodes van oorzaak en gevolg.
De roman valt verder niet los te zien van de opvattingen van Krol over de doodstraf, het duidelijkst geformuleerd in het essay Voor wie kwaad wil: een bespiegeling over de doodstraf (1990). Krol wordt vaak als een voorstander van de doodstraf beschouwd, maar het gaat hem veel meer om de discussie rondom dit thema: is doodstraf gerechtvaardigd, in welke gevallen wel of niet, wanneer is iemand schuldig, hoe wordt dit bepaald. Maurits en de feiten vormt de neerslag van die discussie in romanvorm. De discussie gaat in feite tussen de hulpverleners, die Maurits als slachtoffer van de omstandigheden zien (en daarmee het door Krol verfoeide standpunt innemen waar- | |
| |
bij dader en slachtoffer van plaats verwisselen) en Maurits zelf, die gaandeweg het boek vindt dat hij de doodstraf verdient: ‘Ik heb ze nu officieel gevraagd mij de doodstraf te geven. Dat is wat ik verdien en dat lijkt mij een zinvol einde.’ Uiteindelijk voltrekt hij die doodstraf over zichzelf door zich te verdrinken.
In de roman De vitalist (2000) herneemt Krol deze thematiek rond goed en kwaad, leven en dood, misdaad en straf, schuld en boete. Net als in Maurits en de feiten is er sprake van een misdrijf, een dader en een slachtoffer, maar deze keer bestaat er geen enkele twijfel over de identiteit van de dader. De onhandige, enigszins wereldvreemde hoogleraar wiskunde Johan vermoordt een vriendin, Barbara, nadat deze hem tijdens een onverwacht bezoek het hoofd op hol heeft gebracht. In plaats van berouw ervaart Johan het misdrijf als een bevrijding en in tegenstelling tot Maurits begint voor hem het leven pas werkelijk na de moord. Johan wordt gearresteerd maar komt na een korte gevangenisstraf wegens gebrek aan bewijs weer vrij. Net als Maurits ervaart hij zijn herwonnen ‘vrijheid’ als een vorm van levenslange straf en net als Maurits kiest hij aan het einde van het boek voor de verdrinkingsdood.
| |
Waarderingsgeschiedenis
Maurits en de feiten wordt door de kritiek gematigd tot zeer goed ontvangen. Het meest negatief is Wam de Moor, die weliswaar de verdienste van het boek zegt te zien maar tureluurs wordt van alle rationaliseringen van gevoelens. Hij noemt het proza van Krol ‘containerproza’: ‘alles kan erin’. Ook Thomas Verbogt is niet echt enthousiast, hij spreekt van ‘een vondst die te weinig verbaast’. De meeste andere recensenten tonen zich positiever. Reinjan Mulder geeft aan aangenaam getroffen te zijn door het boek, Robert Anker prijst de rijkdom aan aforismen en beelden en vindt het een genoegen om de roman te lezen. Volgens de recensent van Trouw verdient het boek het om te worden gelezen door een groter publiek dan Krol tot dusver had.
De vergelijking met ander werk van Krol wordt uiteraard veelvuldig getrokken. Peter Blom vindt de roman zeker niet tot het beste werk van Krol behoren. Het drama van Maurits is volgens hem te gering om de roman te kunnen dragen. Ook Robert Anker ziet het boek als iets minder rijk dan ander werk van Krol, ondanks (of wellicht dankzij) het feit dat het wel toegankelijker is. Reinjan Mulder ziet eveneens verschillen met ander werk van Krol, maar waardeert deze juist positief. Zo zit er volgens hem meer lijn in het verhaal dan in de meeste ande- | |
| |
re boeken van Krol, is het spannender en heeft het een fascinerende plot. In een aantal recensies wordt de roman vergeleken met Krols De man achter het raam uit 1982. De denkende computer Adam uit dat laatste boek vertoont op een aantal punten overeenkomsten met Maurits: beide zijn, zoals Peter Blom aangeeft, geïsoleerd en worden onderworpen aan kritisch onderzoek. Volgens Hans Warren past het boek thematisch in het werk van Krol doordat de handelingen van de personages vanuit de erotiek te verklaren zijn. De recensent van Trouw vindt Maurits en de feiten beslist het spannendste boek van Krol.
Het meest in het oog springende aspect van het boek is het fragmentarische karakter, dat door vrijwel alle recensenten als een typisch Krol-procedé wordt benoemd. Hans Warren ziet hierin een adequate uitdrukking van de geestelijke verwarring van de hoofdpersoon. Frank Ligtvoet vergelijkt de roman met ‘een stuk minimal music, waarin een thema telkens zeer kleine wijzigingen ondergaat’. Robert Anker spreekt van ‘een echt Krol-boek’: ‘een aaneenschakeling van mini-essays die samen een soort gedicht vormen’. Peter Blom heeft het over ‘de vorm die men van Krol kent: broksgewijs, kris-kras’. Het fragmentarische karakter wordt regelmatig verbonden met de thematiek van de kenbaarheid van waarheid en feiten. Volgens Frank Ligtvoet beschrijft Krol een gebeurtenis aan de hand van een groot aantal beschouwers van die gebeurtenis, en bestaat Maurits en de feiten uit dialogen tussen de betrokkenen en vooral uit overwegingen van degene die ‘de gebeurtenis’ heeft veroorzaakt.
Over de precieze aard van die gebeurtenis wil Ligtvoet niet veel kwijt, ‘omdat ik huiver een plot uit die flarden te construeren’. Sommige recensenten kennen een vergelijkbare terughoudendheid, omdat ze het boek ‘zeer raadselachtig’ vinden (Thomas Verbogt) of omdat ze de plot niet willen verklappen (Robert Anker). Anderen hebben daar minder moeite mee. Peter Blom doet in één zin uit de doeken wat volgens hem de ontknoping van het boek is: ‘Maurits had een relatie met zijn stiefmoeder die Mirjam doodde uit jaloezie toen zij zich op advies van Maurits bij haar meldde om een abortus te ondergaan’. Karel Osstyn is iets minder expliciet, maar ook volgens hem is er wel degelijk sprake van een eenduidige ontknoping. Volgens Osstyn heeft het boek de ambivalentie van een filmscenario: ‘het is zeer complex en toch ook uiterst consumeerbaar’. Hij noemt Maurits en de feiten onverbloemd ‘een psychologische detective’. Peter Blom spreekt van ‘een prettig afwijkende detective’, Robert Anker van ‘een soort misdaadroman’. Reinjan Mulder vergelijkt het boek met een monoloog of hoorspel, met daardoorheen een detectiveroman geweven.
| |
| |
Hans Warren is degene die het uitgebreidst ingaat op het detectiveaspect van het boek. Hij noemt het boek weliswaar een misdaadroman, maar geeft onmiddellijk aan dat stijl en wijze van schrijven aanzienlijk afwijken van wat lezers van detectiveromans gewend zijn. Ook verwijst hij expliciet naar andere literaire auteurs die zich in hun werk met misdaad en detectives bezighouden, zoals Handke, Süskind en Eco, en in Nederland Thomas Rosenboom en Maarten 't Hart.
Het slot van de roman wordt door Warren ‘drakerig’ genoemd. Niet iedereen is het met hem eens. Jaap Goedegebuure prijst juist expliciet de slotpagina's van het boek, die hij uitermate spannend vindt. Ook de recensent voor Trouw lijkt positief als hij zegt een droefgeestiger slot nauwelijks voorstelbaar te vinden. Veel kritiek is er ten slotte voor de omslagillustraties, volgens Warren ‘foeilelijk’: ‘zo afstotend mag een boek er niet uitzien’. Volgens Cyrille Offermans verdient Maurits en de feiten onbedreigd de prijs voor het lelijkste omslag van het jaar.
Voor deze bespreking is gebruikgemaakt van:
Gerrit Krol, Maurits en de feiten, vijfde druk, Amsterdam 1994.
| |
| |
| |
Secundaire literatuur
Peter Blom, Een valse moordenaar zoekt zichzelf. In: Nieuwsblad van het Noorden, 22-8-1986. |
Reinjan Mulder, Loodrecht op de stroom. In: NRC Handelsblad, 29-8-1986. |
Jaap Goedegebuure, Alles of niks. In: Haagse Post, 30-8-1986. |
Thomas Verbogt, Rabin Gangadin: integriteit, Gerrit Krol: raadselachtig. In: Tubantia, 30-8-1986. |
Hans Warren, Gerrit Krol: Maurits en de feiten. In: Provinciale Zeeuwse Courant, 30-8-1986. |
Frank Ligtvoet, Feit, waarheid en ego lege begrippen. In: de Volkskrant, 5-9-1986. |
Wam de Moor, Containerproza in dakpanstijl over een Keuls-gegeven: Maurits en de feiten. In: De Tijd, 5-9-1986. |
Cyrille Offermans, Alles past paradoxaal in elkaar; Maurits en de feiten: Gerrit Krol en de nietswaardigheid van de mens. In: Vrij Nederland, 20-9-1986. |
Robert Anker, De mens bestaat uit de feiten waaruit zijn leven is gevormd: een boek vol leugens en bedrog van Gerrit Krol. In: Het Parool, 26-9-1986. |
[Anoniem], Gerrit Krol verdient een groter publiek. In: Trouw, 13-11-1986. |
Karel Osstyn, [Recensie]. In: De Standaard, 11-4-1987. |
Bart Vervaeck, Gerrit Krol en de feiten: de misdaad van het geweten. In: Streven, april 1987, jrg. 54, pp. 621-627. |
Elrud Ibsch, Postmoderne (on)mogelijkheden in de Nederlandse literatuur. In: W.F.G. Breekveldt e.a. (red.), De achtervolging voortgezet. Opstellen over moderne Nederlandse letterkunde aangeboden aan prof. dr. Margaretha H. Schenkeveld, Amsterdam 1989, pp. 346-373. |
Ad Zuiderent, Een dartele geest. Aspecten van ‘De chauffeur verveelt zich’ en ander werk van Gerrit Krol, Amsterdam 1989, m.n. pp. 431-449. |
Hanneke Mulder, De anti-detective als postmodernistisch verschijnsel. Over ‘Les Gommes’ van Alain Robbe-Grillet, ‘Cherokee’ van Jean Echenoz en ‘Maurits en de feiten’ van Gerrit Krol. In: Forum der Letteren, nr. 4, 1989, jrg. 30, pp. 241-255. |
Bart Vervaeck, Het postmodernisme in de Nederlandse en Vlaamse roman, Brussel/Nijmegen 1999. |
Sofie Gielis, Woord Vermoord. Ethiek en invalshoek bij Gerrit Krol. In: Voortgang. Jaarboek voor de neerlandistiek, 2004, jrg. 22, pp. 301-314. |
lexicon van literaire werken 78
mei 2008
|
|