| |
| |
| |
Dirk Ayelt Kooiman
Een romance
door Klaus Beekman
Achtergronden en uiterlijke beschrijving
Een romance van Dirk Ayelt Kooiman (* 1946 te Amsterdam) verscheen in 1973 bij uitgeverij De Harmonie te Amsterdam. Op de voorkant van het boek staat een foto van Geert Kooiman: een klassiek aandoend, grijs getint beeld van het hoofd van een vrouw, die een moderne, rechthoekige zonnebril draagt. De glazen van de bril hebben dezelfde kleur als de dik gedrukte woorden van de titel van de roman: roze. Dat roze en de titel van het boek doen vermoeden, dat wij een idyllisch liefdesavontuur te lezen krijgen. Maar al in het voorwerk wordt deze verwachting tenietgedaan: ‘De lezer wordt verzocht de titel van deze roman licht-ironisch op vatten. Van een romantische liefdesgeschiedenis kan men hier moeilijk spreken, en “liefde” schijnt hier vooral een voorwendsel voor andere, minder verheven zaken. Een regime van onzekerheid, argwaan en suggestie treedt eerder aan het daglicht: de hoofdpersoon van dit verhaal loopt op drijfzand.’ Dat het in het boek vooral te doen is om onzekerheid, wordt ook nog eens benadrukt door het citaat uit de roman dat op de achterflap is afgedrukt: ‘Onzekerheden. Allemaal onzekerheden. Is het eigenlijk mogelijk, vroeg ik me af, dat een samenstel van onzekere factoren uiteindelijk een zekerheid oplevert, wanneer het er maar genoeg zijn?...’
Een romance bereikte in 1973 twee drukken en kreeg in 1975 een derde herziene druk. Kooiman heeft over de herziene druk opgemerkt dat hij geen essentiële dingen heeft veranderd. Hij heeft alleen wat overbodige geheugensteuntjes verwijderd en het begin gewijzigd, omdat het ‘achteraf te zwaar aangezet bleek te zijn’. In 1986 was het boek al aan de zesde herziene druk toe.
| |
Inhoud
Tijdens hun studie vormen Kooiman en Bomdal een onafscheidelijk stel. Kooiman studeert geschiedenis, Bomdal rechten. In hun studietijd doet zich iets voor dat een stempel zal zetten op het verdere leven van beiden. Het betreft een pick- | |
| |
nick op de hei, waaraan Bomdal, diens toenmalige verloofde, Joyce, Kooiman en Martha, het zusje van Bomdal, deelnamen. Als er een regenbui losbarst, schuilen de vier in een schaapskooi. Daar heeft de beschonken Bomdal seks met zijn zuster en vrijt Kooiman met de verloofde van Bomdal. Na deze affaire wil Bomdal Kooiman niet meer zien. Zes jaar later neemt hij onverwacht echter weer contact met hem op. Bomdal blijkt te zijn getrouwd met Joyce. Zij hebben een dochtertje van zes jaar. In tegenstelling tot Kooiman, die een verlopen tweedehands boekhandel runt, heeft Bomdal carrière gemaakt: hij is bankdirecteur geworden. Bomdal nodigt Kooiman uit voor een feest ter gelegenheid van de inwijding van een pas gebouwde bungalow. Op het feest ziet hij hoe de nog altijd door hem begeerde Joyce seks heeft met Aarsman, de corpulente procuratiehouder van Bomdal. Ook Martha verschijnt er op een gegeven moment. Kooiman geeft zich op het feest vooral over aan drank en erotische fantasieën. Hij speculeert over allerlei tekens die Joyce en Martha hem zouden geven. Deze tekens duidt hij als verwijzingen naar de bewuste nacht in de schaapskooi. Wat doet vermoeden dat op het feest iets soortgelijks te gebeuren staat. Er gebeurt echter niets. Tegen de ochtend rijden de vier naar het huis van Martha. Bomdal en Joyce vertrekken daar weer, Kooiman en Martha blijven er achter.
| |
Interpretatie
Structuur
Een romance bestaat uit vijf hoofdstukken, die allemaal genummerd zijn. Het aantal bladzijden per hoofdstuk is opmerkelijk: Een (p. 5-14) - Twee (p. 15-88) - Drie (p. 89-130) - Vier (p. 131-206) - Vijf (p. 207-214). Qua aantal gebruikte bladzijden spiegelen hoofdstuk één en vijf, van respectievelijk negen en zeven bladzijden, alsook twee en vier, van respectievelijk drieënzeventig en vijfenzeventig bladzijden, elkaar. In de proloog, het eerste hoofdstuk, wordt een droom beschreven; aan het eind van het boek wordt nog eens aan die droom herinnerd. Het derde hoofdstuk valt geheel en al buiten deze symmetrie. Dit hoofdstuk springt er trouwens op nog een andere manier uit. Met uitzondering van hoofdstuk drie zijn de hoofdstukken gestructureerd door zeer exacte tijdsaanduidingen. Zo is het tweede hoofdstuk, waarin het feestje bij Bomdal wordt beschreven, voorzien van tijdsaanduidingen als ‘tien over vijf’, ‘kwart voor zes’ en ‘vijf over zes’. Hoofdstuk drie heeft als enige hoofdstuk geen tijdsaanduiding als tussentitel, maar een algemene omschrijving: ‘Een onmogelijke geschiedenis’. Dit hoofdstuk heeft een scharnierfunctie. Alles in het
| |
| |
boek draait om de geschiedenis die daar wordt verteld. Het betreft de herinnering aan wat zich zes jaar geleden heeft afgespeeld in de schaapskooi. Deze herinnering aan een periode die in de zomer speelt, is ingebed in hoofdstukken die in de winter spelen. Het is november als de hoofdpersoon (op het feest) terugdenkt aan de periode waarin hij gebiologeerd was door Joyce. Op die fixatie wordt in het eerste hoofdstuk trouwens al gepreludeerd: hierin droomt een man dat hij geheel en al verdwijnt in een vrouw.
| |
Thematiek
Net als diverse hoofdstukken spiegelen verschillende personages elkaar. Bomdals leven verloopt via zekerheden. Kooiman noemt hem ‘hol’ en ook het huis waarin hij zijn feest geeft, heet ‘hol en imitatie’. Alles in het huis is in balans en verantwoord. Bomdal verschilt nauwelijks van de mensen die hij daar om zich heen heeft verzameld. De aanwezigen zijn ongeveer dertig jaar en gedragen zich gekunsteld en ‘gepolijst’. Zij zijn welgemanierd en voeren clichématige gesprekken met elkaar. Joyce valt binnen hetzelfde patroon als de andere aanwezigen. Als Kooiman haar op het feest terugziet, stelt hij vast: ‘Ze liep erbij als een volmaakt geretoucheerde reklamefoto’. Naar zijn mening gaat zij schuil - zoals de vrouw op de voorkant van het boek - achter ‘een gepolijste façade van fotogenieke gratie’.
In tegenstelling tot Bomdal is Kooiman een twijfelaar. Kooiman presenteert zichzelf als een uitermate onzekere figuur. Hij twijfelt over alles en iedereen. Zo vraagt hij zich bij herhaling af waarom Bomdal, na zes jaar niets van zich te hebben laten horen, hem plotseling voor zijn huisfeest uitnodigt. Zijn twijfel geldt vooral Joyce. Beseft zij wel welke gevoelens hij voor haar heeft? Heeft zij op het feest opzettelijk een wesp in zijn glas gedaan om zo te refereren aan de gebeurtenis in de schaapskooi waar hij haar een soortgelijk verhaal vertelde? En wie is eigenlijk de vader van haar zes jaar oude dochtertje?
Het belangrijkste thema van het boek is wel het problematische onderscheid tussen echt en onecht, werkelijkheid en verbeelding, en dat tussen toeval en opzet. Niet alleen de aanwezigen op het feest maken een onechte indruk op Kooiman, ook Joyce, en in feite het hele erotische avontuur in de schaapskooi. In het voorwerk staat dat Een romance gaat over een op bewondering gebaseerde vriendschap voor een studiegenoot die abrupt wordt bedorven ‘door een uit de hand gelopen déjeuner sur l'herbe’. Het verhaal lijkt inderdaad op de beschrijving van een overbekend schilderij, zij het niet dat van Manet, maar van de schaapskooi die de vader van Bomdal aan de muur had hangen. Een romantisch tafereeltje, dat invulling krijgt door het erotische avontuur van de vier, waarvan Kooiman zich afvraagt of ‘deze romantiek niet onheilspellend vals was’.
| |
| |
Bij het lezen volgen wij de waarnemingen en gedachtegang van de ikfiguur, Kooiman. Zijn twijfel is de twijfel van de lezer. Die twijfel betreft onder meer het verschil tussen toeval en moedwil. Zo vraagt Kooiman zich bij herhaling af of het feit dat er een wesp in zijn glas zat het gevolg was van opzet of toeval. Aan de ene kant meent hij dat Joyce de wesp in zijn glas heeft gedaan om hem te herinneren aan een beeld van zes jaar geleden. Toen, op de hei, vertelde hij haar namelijk een verhaal over een glassplinter in een boterham met jam, die hij bij toeval niet doorslikte, omdat de telefoon ging en Bomdal hem vroeg met Joyce en Martha naar de hei te gaan. Aan de andere kant meent hij dat het zijn fantasie is die twee willekeurige beelden met elkaar verbindt, dat van vroeger en dat van nu, en zo voor samenhang zorgt, een samenhang die er in werkelijkheid niet is. Zijn twijfel en argwaan zorgen er echter tegelijkertijd voor dat hij niet gelooft in toeval. Alles wat Joyce zegt of doet, wordt door hem geduid als een opzettelijke verwijzing naar het verleden. De vragen en twijfels in het boek zijn niet alleen de vragen en twijfels van de hoofdpersoon, maar ook die van de schrijver en van de lezer, heeft Kooiman in een interview met Diepstraten en Kuyper opgemerkt. Veel van die vragen blijven onbeantwoord, ook na het lezen van het boek.
| |
Genre
Een romance wekt de indruk een realistisch verhaal met een raadselachtig plot te zijn. Zal zich het gebeuren in de schaapskooi op het feest herhalen? Op het feest gebeurt echter nauwelijks iets. Dat wordt bij herhaling ook met zoveel woorden gezegd. Het was als een ‘intrige’ zonder ‘ontknoping’. Het vertellen zelf neemt een minstens zo belangrijke plaats in als het verhaal over de schaapskooi of dat van het feest. Waardoor het illusionisme van het realistische verhaal nadrukkelijk wordt verstoord. Dat begint al met de beschrijving van de hoofdpersoon, Kooiman. Aan de ene kant heeft hij realistische trekken: hij wordt voorgesteld als een twijfelaar die lijnrecht staat tegenover de zelfverzekerde Bomdal. Aan de andere kant is hij een taalfiguur. Hij heeft weliswaar een identiteit, dat wil zeggen een eigen naam, maar hij krijgt die pas op p. 92 van het boek. Zelf presenteert hij zich in het begin als een figuur uit een boek: ‘de hoofdpersoon, ik’. En aan het eind van de roman laat hij nog eens weten: ‘hij, ik, deze hoofdpersoon’ gaat naar binnen.
| |
Verteller
Daarbij komt nog dat er eigenlijk van meerdere ikfiguren sprake is: in het eerste hoofdstuk wordt de droom van een ikfiguur verteld en in de latere hoofdstukken krijgen wij het verhaal van een ikfiguur met de naam ‘Kooiman’ te horen. Over die twee ikfiguren heeft de schrijver van het boek eens opgemerkt: ‘De ikfiguur van de droom - en van de referentie aan het eind - is dus in feite de schrijver. Daarmee heb ik gepro- | |
| |
beerd de twee ikfiguren, de “ik” als personage en de “ik” als schrijver elkaar te laten overlappen’ (Diepstraten en Kuyper).
Niet alleen de ikfiguur Kooiman, maar ook het verhaal zelf is nadrukkelijk geconstrueerd. De samenhang in het verhaal berust op het met elkaar in verband brengen van beelden door zowel de hoofdpersoon als de lezer. Dat wordt ook met zoveel woorden gezegd: tal van ‘beelden’ en ‘associaties’ komen het geheugen van de ikfiguur binnen, welke hij tot ‘een ordening’ probeert te brengen. In het eerste hoofdstuk bevindt de hoofdpersoon zich naast een vrouw in bed in een huis dat op een heuvel ligt; hij droomt onder meer dat een vogel een put in wil vliegen. Dit beeld keert meerdere malen terug in het verhaal, onder andere aan het eind van het boek. En dat Kooiman en Martha een vergelijkbare droom hebben, wordt als volgt verklaard: ‘de onwaarschijnlijkheid voegt zich naar de symmetrie’.
| |
Stijl
De stijl waarin het verhaal is geschreven, verraadt eveneens het constructieve karakter van het boek. Als de hoofdpersoon zich voorstelt in een trein te zitten en naar buiten kijkt, kan hij wat hij waarneemt alleen in objectiverende termen, zoals die ook werden gebruikt door de ‘nouveau romanciers’, en in clichés tot uitdrukking brengen: ‘Korrelachtige akkers, weilanden, kale bomen, in de verte de ijle kerktoren van een dorp. Gemeenplaatsen. Het overbekende.’ En als de hoofdpersoon in het begin van de roman ontwaakt en denkt aan het feestje van Bomdal, wordt dit in een verhaalvorm gegoten waarin de clichés van het vertellen evenmin worden geschuwd: ‘En toen was ik aan dat feestje gaan denken...’ Daarna volgt een regel wit en begint het relaas over het feest: ‘Ik was namelijk op weg naar een zekere Bomdal, die een feestje gaf.’ In de beschrijving van het feestje wordt de spanning eveneens met behulp van gedachtepuntjes opgevoerd: ‘Er hangt iets in de lucht... Van wat er dan wel moest gebeuren, had ik eigenlijk geen notie. En dat het zo snel gebeuren zou, kon ik nog minder vermoeden’. Ook de slotregels van het boek beantwoorden aan een narratief cliché: ‘De deur viel in het slot. En het begon te sneeuwen’. Dat de hoofdpersoon op het feestje flink wat drinkt, wordt niet alleen verteld, het krijgt ook nog eens (verhaaltechnisch) gestalte, doordat beschrijvingen bijna ritmisch worden onderbroken met de steeds terugkerende zin: ‘En ik dronk.’ Op zichzelf roept deze zin weer reminiscenties op aan het verleden en suggereert zo een verband met de drank die een grote rol speelde in de schaapskooi.
| |
| |
| |
Context
Een romance is het romandebuut van Dirk Ayelt Kooiman. Daarvoor had hij alleen een verhalenbundel gepubliceerd: Manipulaties (1971). Kooiman is een van de oprichters geweest van het tijdschrift Soma, waarin een fragment uit Een romance is afgedrukt. In dit tijdschrift hebben de redacteuren, onder wie Kooiman, duidelijk gemaakt naar welke buitenlandse auteurs hun voorkeur uitging. Ook op andere plaatsen heeft Kooiman dit aangegeven, zoals in het gesprek met Luijters voor de Haagse Post: ‘Ik ben erg beïnvloed door Gombrowicz.’ Die invloed is onder meer merkbaar in de gestelde problematiek (de verhouding tussen fantasie en werkelijkheid) en in de stijl (korte, elliptische zinnen). Zelf heeft Kooiman steeds benadrukt dat zijn boek niet geconstrueerd was, maar op een natuurlijke wijze is ontstaan, net als het werk van Gombrowicz: ‘Een Romance is gegroeid als een boom, heeft zich symmetrisch vertakt. Dat principe heb ik geleerd van Grombrowicz. Schrijvenderwijs zocht hij naar oplossingen voor vraagstukken die hij al aan het formuleren was. Daardoor krijg je als lezer het gevoel dat je op een of andere manier met de schrijver meedenkt. Daarin ligt juist de spanning van de tekst. Maar ik heb Een Romance niet van tevoren op schema gezet. Ik denk dat het dan een erg kunstmatig boek zou zijn geworden.’ (De Moor)
Soma werd opgevolgd door De Revisor. Dit tijdschrift zou later zijn naam geven aan het soort literatuur dat Dirk Ayelt Kooiman, Doeschka Meijsing en Frans Kellendonk schrijven: Revisor-proza. Dit type proza zou onder meer worden gekenmerkt door zijn geconstrueerde karakter. Tegenover Guus Luyters heeft Kooiman zijn boek als een ‘anti-detective’ bestempeld, omdat daarin een omgekeerde beweging wordt gemaakt: aan het eind van de roman zijn de bestaande raadsels niet opgelost.
| |
Waarderingsgeschiedenis
Een romance kreeg enkele nogal positieve recensies. Kees Fens schreef in de Volkskrant: ‘Temidden van veel soms te gemakkelijk realisme is Een romance door opzet, zorgvuldige en bewuste hantering van de middelen, een opvallend boek (...).’ Fens doelde met zijn opmerking op de vele realistische romans van onder anderen Guus Luyters en Mensje van Keulen die in de jaren zeventig verschenen. Maar ook uit de hoek van de realisten kwamen positieve geluiden. De kop boven de recensie van Luyters laat er geen twijfel over bestaan hoe hij over het boek
| |
| |
dacht: ‘Uitstekende roman’. Hij waardeerde de roman positief, vooral vanwege de spanning die erin wordt opgeroepen.
Een romance werd bepaald niet door iedereen als vernieuwend ervaren. Qua thematiek is Kooiman ‘geen romanvernieuwer’, aldus Ab Visser, omdat diverse schrijvers al eerder een roman rond een feest hebben opgebouwd, onder wie Remco Campert. J.F. Vogelaar meende dat het bevrijdende inzicht van de vier hoofdpersonen op het feest, namelijk niet nog eens gehoor te geven aan de omstandigheden, zoals in de schaapskooi, getuigt van ‘een ietwat oudbakken existentialistische gedachtegang’. En Hans van Straten sprak van een ‘ouderwetse’, zij het wel een ‘knappe’, ‘psychologische roman’. Voor zover Een romance wel als vernieuwend werd beschouwd, gebeurde dat op grond van een vergelijking met het werk van Witold Gombrowicz, bij wie eveneens de meest onbeduidende gebaren, gezegdes en voorvallen nagenoeg worden geritualiseerd. Maar die vergelijking valt doorgaans wel in het nadeel van Kooiman uit: ‘de macht van de blik, het zien van zichzelf, de abstractie van de meest banale gebeurtenissen heeft hij overgenomen’, aldus Vogelaar. Anderen gaan verder, zoals Sitniakowsky, die Kooiman een ‘Gombrowicz-epigoon’ noemde, ‘een slechte imitatie van de Poolse schrijver’, van wie hij ‘de gekronkelde zinnen en eindeloze filosofische speculaties’ zou hebben overgenomen. Daarnaast was er nogal wat detailkritiek. Zo kreeg het eerste hoofdstuk uit Een romance het zwaar te verduren. Dit door de meeste recensenten als ‘surrealistisch’ aangeduide hoofdstuk werd door sommigen als ‘overdreven literair gedoe’ (Luijters) en als ‘langdradig’ (Warren) ervaren, bij anderen lag het ‘als een steen op de maag’ (Warren). (Tegenover Luijters en Diepstraten / Kuyper heeft Kooiman verklaard dat hij dit hoofdstuk er pas in een later stadium voor geplakt heeft, maar dat het wel
functioneel was, omdat in de droom bepaalde zaken die in het boek een rol spelen, worden aangekondigd.) Sommige critici hadden ook moeite met de clichématige personages in het boek, zoals Bomdal. Volgens Ferguson moet dit soort personages niet worden beschouwd als literair raffinement, maar als onvermogen van de auteur om personages naar behoren uit te beelden. Ondanks al die detailkritiek en kritiek op het gebrek aan originaliteit waren critici vaak wel lovend over de roman als geheel. Met name het thriller-element sprak recensenten aan. Die lovende besprekingen brachten Gerrit Komrij ertoe een recensie te schrijven waarin hij Een romance de hemel in heeft geprezen. Komrij schreef daar later over dat hij het boek bejubelde ‘met sleetse termen en loftuitingen uit de ramsj’. Jeroen Brouwers moest net zomin als Komrij iets van het ‘Revisor-proza’ van Kooiman hebben. Onder meer
| |
| |
naar aanleiding van Een romance schreef Brouwers in het met De Revisor concurrerende tijdschrift Tirade: ‘Dirk Ayelt Kooiman kan niet schrijven. Dirk Ayelt Kooiman stileert niet, Dirk Ayelt Kooiman vormt niet, Dirk Ayelt Kooiman construeert niet, Dirk Ayelt Kooiman kent zijn taal niet, Dirk Ayelt Kooiman denkt niet. Dirk Ayelt Kooiman is een leverancier van met kattebraaksel gevulde ballonnen die hij ons voorhoudt als kruidige worsten.’ In een bespreking van de zesde, herziene druk uit 1986 heeft Bas Heijne uiteengezet waarom hij de roman typerend acht voor de jaren zeventig van de twintigste eeuw: ‘Veel gebeurt er niet in Een romance, en wát er gebeurt speelt zich voornamelijk af in het hoofd van de verteller; veel gespin, maar weinig wol. Maar juist die aarzeling om tot daden over te gaan, die behoedzame houding tegenover het leven, moeten veel lezers in de jaren zeventig herkend hebben. Wie volwassen werd in die jaren, had geleerd zich af te keren van de materialistische werkelijkheid - de verbeelding was immers aan de macht?’
Voor deze bespreking is gebruikgemaakt van:
Dirk Ayelt Kooiman, Een romance, eerste druk, Amsterdam 1973.
| |
| |
| |
Secundaire literatuur
Ab Visser, Een roman met onzekerheden. In: Leeuwarder Courant, 15-9-1973. |
Hans Warren, Dirk Ayelt Kooiman: ‘Een romance’. In: Provinciale Zeeuwse Courant, 15-9-1973. |
Kees Fens, Dirk A. Kooiman hanteert geraffineerde saaiheid. In: de Volkskrant, 22-9-1973. |
Guus Luijters, Uitstekende roman. In: Het Parool, 22-9-1973. |
Max van Rooy, Boeiende eenmansrealiteit. In: NRC Handelsblad, 28-9-1973. |
Gerrit Komrij, Een opvolger van Vestdijk en Bordewijk. In: Vrij Nederland, 6-10-1973. |
Hans van Straten, Een romance: na slap begin plotseling erg opzienbarend. In: Utrechts Nieuwsblad, 13-10-1973. |
Guus Luijters, Dirk Ayelt Kooiman: Een romance. Een omgekeerde detective. In: Haagse Post, 20-10-1973. |
Harry van Santvoort, Een angstdroom van zes jaar in een nacht kwijt: knap debuut van Dirk Ayelt Kooiman. In: De Nieuwe Linie, 24-10-1973. |
Margaretha Ferguson, Dirk Ayelt Kooiman durft artistiek zichzelf te zijn. In: Het Vaderland, 3-11-1973. |
Ivan Sitniakowsky, Dirk Ayelt Kooiman was critici te slim af. In: De Telegraaf, 10-11-1973. |
Jacq Firmin Vogelaar, Planken vol echtheid: Gymnasiastenproza. In: De Groene Amsterdammer, 14-11-1973. |
Maarten 't Hart, Incest-vermijding. In: De Gids, nr. 7-8, 1975, jrg. 138, p. 532-541. |
Jeroen Brouwers, Dirk Ayelt Kooiman en het Amsterdams peil. In: Tirade, nr. 235, april 1978, jrg. 22, p. 202-221. |
Johan Diepstraten en Sjoerd Kuyper, Dirk Ayelt Kooiman: ‘Het volmaakte verhaal is het lege verhaal’. In: Johan Diepstraten en Sjoerd Kuyper, Het nieuwe proza. Interviews met jonge Nederlandse schrijvers, Amsterdam 1978, p. 95-107. |
Gerrit Komrij, Kooiman is mijn beste vriend. In: Gerrit Komrij, Papieren tijgers, Amsterdam 1978, p. 142-148. |
Wam de Moor, Het steile proza van Dirk Ayelt Kooiman. In: Wam de Moor, Wilt u mij maar volgen? Kritieken en profielen over het proza van de jaren zeventig, Amsterdam 1980, p. 310-326. |
Bas Heijne, Een picknick op de hei. In: NRC Handelsblad, 9-8-1996. |
lexicon van literaire werken 68
december 2005
|
|