| |
| |
| |
Lieve Joris
Terug naar Kongo
door Ton Brouwers
Achtergronden en uiterlijke beschrijving
De serie reisverhalen van Lieve Joris (*1953 te Neerpelt), verzameld als Terug naar Kongo, verscheen in maart 1987 bij uitgeverij Meulenhoff te Amsterdam in de reeks Meulenhoff Editie. In het jaar van publicatie werd het boek vier keer herdrukt. In 1997 verscheen het bij uitgeverij Muntinga als Rainbow pocket; deze dertiende druk werd datzelfde jaar gevolgd door nog een herdruk.
Joris doet in haar verhalen verslag van een rondreis door Zaïre. Deze reis duurde ongeveer een half jaar en vond plaats in het midden van de jaren tachtig. Zaïre is een voormalige Belgische kolonie in Afrika die in 1960 onafhankelijk werd. Tot 1971 was Kongo de officiële naam van dit land en na de interne machtswisseling van 1997 heeft het opnieuw die naam aangenomen.
Het boek omvat inclusief het voorwerk 247 bladzijden en bestaat uit tien verhalen, waarvan het eerste dienst doet als proloog. Vanwege de chronologische ordening kunnen de overige negen verhalen beschouwd worden als even zovele hoofdstukken, maar ze zijn in wezen ook afzonderlijk van elkaar te lezen. Met uitzondering van de korte proloog en het lange derde verhaal hebben de verhalen een vergelijkbare lengte. Gedeeltes van het boek zijn eerder in een andere vorm gepubliceerd in Avenue, Haagse post, Intermagazine, Nieuw wereldtijdschrift en NRC Handelsblad. Omwille van de privacy heeft Joris de namen van sommige personen in het boek veranderd. Tegenover bladzijde 7 is een schetsmatige kaart van Zaïre/Kongo afgedrukt met daarop de plaatsen die zij heeft bezocht.
De auteur heeft het boek opgedragen aan haar vader.
| |
Inhoud
Heeroom van Kongo
Aan de vooravond van Kerstmis 1923 vertrekt pater Albert Houben vanuit de haven van Antwerpen met de Albertville naar Belgisch Kongo om zijn roeping als missionaris te gaan
| |
| |
vervullen. Hij groeide op in een eenvoudig Vlaams katholiek plattelandsmilieu, werd lid van de orde der redemptoristen en was een broer van de oma van Lieve Joris. Pas in 1970 keerde hij, oud en versleten, voorgoed naar België terug en stierf na enkele jaren in stilte in een Antwerps klooster. Joris beschikt over foto's, enkele van zijn brieven uit Kongo en haar eigen jeugdherinneringen aan de keren dat hij met verlof was in zijn vaderland, maar het feitelijke Afrikaanse leven van heeroom is al die tijd grotendeels een raadsel gebleven.
| |
Met de Fabiolaville naar Afrika
Op een kille septemberochtend in 1985 staat Joris aan de reling van het schip dat haar vanuit Antwerpen naar Kongo zal voeren. Haar missie is niet de verspreiding van westerse beschaving of het winnen van zieltjes, maar het schrijven van een journalistiek verslag in het voetspoor van haar heeroom. Er zijn ongeveer zeventig mensen aan boord, onder wie zakenlieden, oud-kolonialen, ambtenaren en een enkele missionaris. De meesten van hen hebben jaren in Afrika gewoond en dezelfde reis al talloze keren gemaakt, zoals de kleine zakenman Raskin, die vol verhalen en goede raad is, en de melancholische pater Bronek, een Pool. Tijdens de lange maaltijden aan boord wordt veelvuldig gesproken over het koloniale leven in Afrika; iedereen heeft er wel een eigen mening over. Joris laat het allemaal onwennig over zich heen komen: het is voor haar de eerste keer dat zij het land zal bezoeken. Wanneer de boot na korte stops in Tenerife, Senegal en Benin na twee weken zijn eindbestemming nadert, heeft Joris het gevoel een foto uit het album van haar oma binnen te varen. Bij aankomst in de haven van Matadi wordt ze opgewacht door pater Guido.
| |
Heeroom achterna
De eerste dagen in Zaïre verblijft Joris in de missieprocuur van de redemptoristen in Matadi. Hier worden de voor de missie bestemde goederen uit Europa verwerkt en de paters opgevangen die op doorreis zijn. Joris doet hier haar eerste indrukken op van het land van heeroom, maar na een paar dagen gaat zij doelgerichter op zoek naar diens verleden. In de plaatsen Kimpese, Tumba en Bienga ontmoet zij paters die hem nog gekend hebben, ziet de huizen waar hij gewoond heeft en komt zo steeds meer over hem te weten. Maar haar confrontatie met de oude Vlaamse missiewereld haalt eveneens pijnlijke herinneringen aan haar eigen kostschooljaren bij de nonnen naar boven.
Joris wil tenslotte ook naar het afgelegen plaatsje Yangapompe, waar heeroom eind jaren dertig actief is geweest en waar hij in zijn brieven uit die tijd lyrisch over kon schrijven. Het blijkt een armoedig huttendorpje tussen de palmen en bananenbomen te zijn dat zelden door Europeanen wordt aangedaan en Joris wordt er - als blanke en nichtje van heeroom -
| |
| |
als een koninklijke gast ontvangen. Zij is hierdoor zowel verrast en ontroerd als verbijsterd en geschokt vanwege het verwachtingspatroon bij de dorpsbewoners, die haar als een verlengstuk van heeroom zien. Joris is echter allerminst gekomen om te blijven, noch om missiewerk of goede daden te verrichten. Bij haar aankomst in het dorpje vallen heden en verleden dan ook op een benauwende manier samen, ineens zit zij haar heeroom wel heel dicht op de hielen en na een nacht wil ze daarom niets liever dan zo snel mogelijk weg uit Yangapompe.
| |
Kinshasa: leven onder article 15
In een jeep van de paters wordt Joris naar de hoofdstad Kinshasa gebracht. De eerste nacht verblijft ze nog in de missieprocuur, maar ze besluit vervolgens om haar beleving van het land niet meer door de kerkelijke invalshoek te laten bepalen. Via een contact komt ze in aanraking met de jonge Belgische diplomaat Alain, bij wie zij onderdak krijgt. Hij blijkt zich voornamelijk te bewegen binnen het kleine wereldje van de ambassade in het Europese deel van de stad, maar is nauwelijks betrokken bij Zaïre en het algehele stadsleven van Kinshasa. Joris gaat dan ook in haar eentje op onderzoek uit en leert de stad en de cultuur gaandeweg beter kennen. Al snel komt ze in aanraking met de dilemma's van het alledaagse leven in het postkoloniale land en de vooraanstaande rol van de kleine corruptie daarin. Een arts (een bekende van de boot) vertelt haar over de moeizame gang van zaken in het ziekenhuis, de intellectueel Kabue laat haar de universiteit van de stad zien en François, een medewerker van het plaatselijke Franse culturele centrum, neemt haar mee naar Matonge, de bruisende uitgaanswijk van de stad waar de meeste blanken zich nooit vertonen. In dit levendige centrum van het moderne Zaïre voelt ze zich aanzienlijk beter thuis dan in het Yangapompe van heeroom.
| |
Gbadolite: zwarte Mercedessen in het regenwoud
Via een kennis leert Joris de Belgische arts Dubois kennen, die voor enkele dagen in het uiterste noorden van het land moet zijn om een klein ziekenhuis op te zetten. Hij doet dit op verzoek van Bondo, een van de rijke vertrouwelingen van leider Mobuto, en Joris mag mee. Zij vliegen eerst met Bondo naar het midden in het oerwoud gelegen Gbadolite. Hier bevindt zich het riante buitenverblijf van Mobuto, dat sporadisch gebruikt wordt voor bijeenkomsten. Joris schetst de bizarre grandeur van de volledig geïsoleerd gelegen locatie die enkel dient ter verheerlijking van de leider. Ze zijn aanwezig bij een korte ceremonie ter herdenking van de dood van de moeder van Mobuto, die uit deze streek afkomstig is. Na een paar dagen rijden ze per jeep dieper het oerwoud in naar Yolo, het geboortedorp van Bondo, waar dokter Dubois zijn werk te doen heeft. Ze verblijven in de hagelwitte villa van Mobuto's
| |
| |
vertrouweling. Door middel van gesprekken met de mensen rond Bondo probeert Joris te begrijpen hoe deze zo rijk en machtig heeft kunnen worden en zij legt op die manier iets van de politieke machtsstructuur in het Zaïre van Mobuto bloot.
| |
Reis naar het Hart der Duisternis
Op de krakkemikkige Colonel Ebeya vaart Joris dwars door het land van Kinshasa naar Kisangani, een reis van zeventienhonderd kilometer. De boot duwt zeven kleinere schepen en vormt met zijn drieduizend, merendeels arme passagiers en hun meegebrachte hanen, geiten en varkens een rumoerig en opeengepakt drijvend eilandje, dat tijdens de tocht steeds belaagd zal worden door handelaren uit de oerwouddorpjes langs de rivier die van alles te koop aanbieden. Joris is vrijwel de enige blanke aan boord en ze voelt zich dan ook voor het eerst werkelijk midden in Afrika. In haar hut herleest ze Joseph Conrads roman Heart of Darkness (1902), waarin dezelfde stroomopwaartse tocht beschreven wordt, maar gaandeweg raakt ze steeds meer betrokken bij het chaotische leven om zich heen. Tijdens de bootreis is iedereen op een of ander manier bezig met handeldrijven; er doen zich daarnaast regelmatig allerlei vormen van gewelddadigheid voor en een uitgeteerde zieke jongeman komt te overlijden en wordt vervolgens begraven in een moerassig stuk land bij de oever. Met enige dagen vertraging vanwege een technisch mankement bereikt de Ebeya na ruim twee weken de stad Kisangani.
| |
Kisangani: vechten tegen de vergetelheid
Aangekomen in Kisangani gaat Joris op zoek naar het verleden. Sinds de dekolonisatie is de stad verschillende malen het toneel van ernstige onlusten geweest, waarbij zowel de tegenstellingen tussen blank en zwart als die tussen rebellen en regeringsleger op de spits werden gedreven. Die gewelddadige gebeurtenissen vormen het onderwerp van de roman A Bend in the River (Een bocht in de rivier) van V.S. Naipaul uit 1979 en in diens voetspoor laat Joris zien hoe dit recente verleden nog altijd als een geest in de straten hangt. Zij ontmoet onder meer de kritische bisschop Fataki, die haar rondleidt door de gehavende stad.
| |
Naar het oosten
Joris mag mee met Kadima, een inspecteur van het nationale wegenbouwbedrijf, die vanuit Kisangani met een klein konvooi een tocht van tien dagen door het moeilijk toegankelijke oosten van het land moet maken om een route uit te stippelen voor een buitenlandse delegatie. Terwijl Joris in de jeep van Kadima de wildernis doorkruist, vertelt ze het door culturele dilemma's getekende levensverhaal van de in België opgeleide Zaïrees. Onderweg slapen ze in eenvoudige hotels in verlaten dorpjes. Op zeker moment ontstaat er bij de andere leden van het konvooi verwarring over de rol van Joris in relatie tot Kadima. Dit leidt tot een paar gespannen dagen, maar uiteindelijk
| |
| |
wordt dit deels door jaloezie of culturele misverstanden ontstane conflict weer vergeten. Tot diep in de nacht drinken ze met zijn allen bier in Goma.
| |
Shaba: de schaduw van de secessie
Joris is afgereisd naar de zuidelijke mijnprovincie Shaba, die dankzij haar minerale rijkdommen als de levensader van het land fungeert. In de beginjaren van het postkoloniale tijdperk had dit deel zich enige tijd afgesplitst van de rest van Zaïre en Joris laat zien dat het verlangen naar onafhankelijkheid er nog steeds levend is. In de hoofdstad Lubumbashi zoekt ze Lukusa op. Deze sceptische en stuurse intellectueel, die sociologie doceert aan de universiteit, getuigt van zijn afkeer van het koloniale regime onder de Belgen, maar laakt ook het bewind van Mobuto. De laatste avond weet Joris zijn afstandelijke houding te doorbreken en tot het ochtendgloren dansen ze in een bar in de uitgaanswijk van Lubumbashi.
| |
Tot elkaar veroordeeld
Samen met een Nederlandse radiojournaliste wil Joris met de boot van Kisangani naar Kinshasa om opnamen te maken. Dit plan valt echter in duigen wegens vertraging van de boot en daarom besluiten ze om in Kisangani interviews af te nemen, onder meer met oud-kolonialen. Wanneer ze daarmee bezig zijn in de nabijheid van het vliegveld van de stad, wordt het tweetal aangehouden omdat het om een militair terrein zou gaan. De politie neemt de zaak hoog op en zoekt alles tot op de bodem uit. De bandopnamen worden vertaald, Joris en haar collega worden ondervraagd en vervolgens voor nader onderzoek naar Kinshasa gevlogen, waar ze zelfs enige tijd in hechtenis verblijven. Mede door diplomatieke bemiddeling komen ze uiteindelijk vrij. De radiojournaliste wil zo snel mogelijk weg uit Zaïre, maar Joris maakt dankbaar gebruik van de paar weken die haar nog resten in Zaïre (voordat haar visum afloopt) om bij te komen van haar belevenissen.
| |
Interpretatie
Thematiek
Het centrale thema van Terug naar Kongo, zoals de titel al suggereert, is dat van de terugkeer. Deze titel kan op drie manieren worden begrepen. In de eerste plaats behelst het boek een persoonlijke terugkeer van Joris naar een onopgehelderd gebleven aspect van haar eigen verleden. Zij gaat op zoek naar een land waarmee ze sinds haar jeugd dankzij heeroom, een inmiddels overleden familielid, een band voelt, zonder te weten wat voor een land het eigenlijk is. Zij gaat niet opnieuw naar een wereld die ze kent uit eigen ervaring (dus in letterlijke zin is er van terugkeer geen sprake), maar ze is nieuwsgierig naar de wereld van de man die tijdens haar jeugd met zijn avontuurlijke
| |
| |
verhalen en exotische cadeaus altijd een mysterieuze indruk op haar maakte. Haar belangstelling voor het leven van heeroom heeft ook een meer specifiek autobiografisch karakter. Zij kan zich deels met hem identificeren doordat zij aan het einde van haar jeugd dezelfde Vlaamse geboortegrond heeft verlaten in ruil voor een onzeker, maar avontuurlijker leven elders.
In de tweede plaats betekent het boek een literaire terugkeer. Meer in het bijzonder zoekt Joris aansluiting bij de traditie die aangeduid kan worden als ‘in het voetspoor van’ en die vooral binnen de reisliteratuur een belangrijke rol speelt: een auteur gaat naar plaatsen die anderen - vaak gerenommeerde schrijvers - al eerder hebben beschreven en doet verslag van veranderingen en overeenkomsten. Zo bijvoorbeeld Richard Holmes, Footsteps. Adventures of a Romantic Biographer (1985). Enkele verhalen uit Vreemde reis (1987) van Bas Heijne zijn eveneens gebouwd op dit stramien en geschreven naar aanleiding van werk en reizen van de Engelse auteurs Lord Byron en E.M. Forster.
Deze traditie krijgt in Terug naar Kongo op twee manieren gestalte. Enerzijds maakt Joris gebruik van ongepubliceerde brieven van heeroom en een enkel tekstje van diens hand dat ooit in een parochieblaadje is verschenen. Vooral het lange verhaal ‘Heeroom achterna’ staat volledig in het teken van diens leven in Kongo. Het is gelardeerd met fragmenten uit zijn brieven, die illustreren met welke ogen hij het vreemde land heeft bekeken en die contrasteren met de manier waarop Joris dat zelf doet. Zij beschouwt bijvoorbeeld het hedendaagse missiewerk als een anachronisme en kan ook haar distantie ten aanzien van heerooms bemoeienissen niet altijd verhullen, zoals blijkt uit de volgende beschrijving: ‘Ik kan me voorstellen hoe hij liep, daar, in de heiige verte, heuvel op, heuvel af, leunend op zijn stok, gevolgd door zijn zingende dragers. Een clowneske optocht onder de brandende zon.’ (p. 79)
Behalve teksten van heeroom gebruikt Joris Conrads Heart of Darkness en Naipauls A Bend in the River (een herschrijving van Conrads roman) als leidraad. Het is opvallend dat zij geen expliciet beroep doet op eerdere literaire of journalistieke reisverslagen over Kongo, maar wel terugvalt op fictie, op de romans van Joseph Conrad en V.S. Naipaul. Deze keuze heeft ongetwijfeld te maken met het realistische gehalte en de bekendheid van die romans. Met name het boek van Conrad is een vruchtbare bron. Bijna een eeuw na verschijning geniet het nog steeds grote bekendheid: het behoort tot de beroemdste boeken die er over Afrika geschreven zijn en maakt als zodanig deel uit van het referentiekader van veel lezers. ‘Hij deed me voor het eerst dromen over deze reis’, schrijft Joris zelf over
| |
| |
Conrad. Beide romans gaan over interculturele verwarring, de verschrikkingen van geweld en de dubbelzinnigheid van de blanke of vreemde aanwezigheid in Kongo en ze sluiten daardoor direct aan bij Joris' eigen ervaring van de Zaïrese werkelijkheid. Door het dwingende karakter van die realiteit schuift ze de boeken van Conrad en Naipaul al snel terzijde om zich op ‘het volle Zaïrese leven’ te richten.
Deze aandacht voor het hedendaagse Zaïre/Kongo wijst op het derde en belangrijkste aspect van terugkeer in het boek van Joris. Naast een persoonlijke en literaire terugkeer, is er een collectieve terugkeer naar de voormalige Belgische kolonie in het geding. Een kwart eeuw na de onafhankelijkheid voert Joris haar landgenoten opnieuw naar het land waar zovelen van hen op een of andere manier - net als zijzelf - mee verbonden zijn gebleven; de omslag van koloniale naar postkoloniale machtsverhoudingen heeft daaraan weinig of niets veranderd. De reis met de Fabiolaville symboliseert deze gemeenschappelijke terugkeer. Zoals in het koloniale tijdperk de gewoonte was, reist Joris per boot naar Afrika, maar met haar medereizigers gaat zij op weg naar een politiek, economisch en cultureel radicaal gewijzigd landschap. Over het overwegend Belgische gezelschap op de boot schrijft Joris: ‘Ze voelen zich na al die jaren ontheemd in België, maar ook Zaïre is niet meer wat het eens geweest is. Op de boot tussen die twee werelden leeft het glorieuze verleden voort.’ (p. 20)
Hier zet de auteur de toon van het boek en geeft ze het historische spanningsveld ervan aan. Uit Terug naar Kongo blijkt hoezeer iedereen, Joris incluis, zit ingeklemd tussen een al dan niet glorieus koloniaal verleden en een nauwelijks inzichtelijk postkoloniaal heden. Als journalist probeert zij vooral de actuele situatie van het land in beeld te brengen, bijvoorbeeld hoe het worstelt met modernisering en het hervinden van een eigen culturele traditie, maar steeds duiken in haar gesprekken de jaren op van voor en rond de onafhankelijkheid. Naar aanleiding van haar gesprek met de intellectueel Kabue, die de koloniale tijd bewust heeft meegemaakt, schrijft Joris: ‘Hij heeft een historisch besef dat veel jonge Zaïrezen, zoals ik later zal merken, missen. De geschiedenis is vaak verwrongen tot hen gekomen, door de jaren heen zijn er hardnekkige mythes ingeslopen.’ (p. 112) Uit haar verslag blijkt echter dat niemand aan een zekere mythologisering van het verleden ontkomt. Vrijwel alle personages in het boek belichamen een visie op het koloniale verleden en/of het postkoloniale heden van Kongo, gekleurd door onbegrip, etnocentrisme, een traumatische herinnering, gevoelens van afkeer, haat, twijfel, financiële belangen of nostalgie. Dit resulteert in een breed spectrum aan gezichts- | |
| |
punten en geeft het boek een dynamische historische strekking. Dit karakter wordt ook mede bepaald door de optiek van de terugkeer en de keuze om heeroom als personage op de voorgrond te zetten.
| |
Vertelsituatie
Het belangrijkste personage in het boek is echter niet heeroom, maar Joris zelf. Zoals bijna altijd het geval is in reisverhalen en reportages, worden de gebeurtenissen gezien door de ogen van een ikverteller. In de proloog staat heeroom nog centraal en verschijnt Joris alleen voor zover ze haar herinneringen aan hem met de lezer deelt, maar vanaf de openingszin van het eerste verhaal, ‘Ik ben heeroom achterna gereisd’, wordt Joris zelf ondubbelzinnig het centrum van de handeling. Zij is degene die reist, ziet, luistert, vraagt, zich verbaast en in allerlei situaties terechtkomt. In die rol is zij degene in wie alle lijnen van het boek samenkomen. Het is overigens van belang om een onderscheid te maken tussen het personage Joris en haar aanwezigheid als verteller/auteur. Als personage is zij bijvoorbeeld iemand die in het begin onzeker en naïef overkomt; als auteur is zij degene die ervoor gekozen heeft om het personage Joris vooral in het begin als zodanig te belichten. De ontwikkeling die het personage doormaakt, is er een van groei naar meer inzicht en zelfstandigheid. Naar het einde toe stelt het zich steeds minder afhankelijk op van anderen en in het laatste verhaal fungeert het zelf min of meer als gids voor een andere journaliste, die pas kort in het land is. Wanneer hun binnenlandse vlucht uren vertraging heeft, schrijft Joris bijvoorbeeld: ‘Ik merk hoezeer ik de afgelopen maanden gewend ben geraakt aan de gang van zaken in dit land.’ (p. 227)
| |
Opbouw
Hoewel de meeste verhalen uit Terug naar Kongo afzonderlijk van elkaar kunnen worden gelezen, heeft het boek grotendeels een chronologische opzet en het ontleent hieraan ook voor een deel zijn overtuigingskracht. Het verslag van de belevenissen verloopt niet van dag tot dag, maar de opbouw van het boek, de volgorde waarin de afzonderlijke verhalen worden gepresenteerd, lijkt de werkelijke ervaringen van de auteur op de voet te volgen. In ieder verhaal dringt Joris zowel geografisch als emotioneel dieper door in het land en de cultuur. Het voordeel van deze presentatie is dat haar reis door Zaïre wordt weerspiegeld in de reis van de lezer door het boek, waardoor deze zich eenvoudiger kan inleven in de ervaringen van de reiziger. Een opvallende afwijking van dit chronologische patroon vindt plaats na het achtste hoofdstuk, dat - zoals bijna de helft van de verhalen - in een bar eindigt, in Goma, in het uiterste oosten van het land. In het volgende stuk (over Shaba) is Joris opeens zonder overgang of uitleg in het diepe zuiden van Kongo terechtgekomen en ook in het laatste verhaal van
| |
| |
het boek wordt de suggestie van chronologie aanvankelijk losgelaten; pas in de loop van het verhaal suggereert Joris weer dat het einde van haar verblijf in Kongo nabij is.
| |
Poëtica
Deze hapering in de chronologische lijn doorbreekt enigszins de illusie van realisme en vestigt de aandacht op de door Joris gevolgde werkwijze. Haar boek kan het beste worden omschreven als literaire reisjournalistiek, wat betekent dat er - in dit concrete geval - raakvlakken zijn met de autobiografie, de roman, het reisverhaal en de reguliere journalistiek. Joris is primair gericht op het schetsen van een persoonlijk en waarheidsgetrouw beeld van de actuele Zaïrese werkelijkheid. Hoewel nergens de suggestie wordt gewekt dat belevenissen of personages verzonnen zouden zijn, wil dit niet noodzakelijk zeggen dat het verloop van het verhaal precies de feitelijke chronologie van de reis volgt, dat Joris niet bepaalde interessante ervaringen heeft weggelaten of dat bijvoorbeeld de eigenschappen van een aantal individuen niet in één personage zijn uitgebeeld. Voorop staat de waarheidsgetrouwe weergave van de realiteit in plaats van het weergeven van het waargebeurde. In dit opzicht is ook haar gebruik van romans relevant. Niet met een reisgids, maar met Naipauls roman treedt zij de werkelijkheid van Kisangani tegemoet. Omgekeerd maakt zij als literaire reisjournalist gebruik van beschrijvings- en verteltechnieken die ook door romanschrijvers gehanteerd worden. Het vertellen van een boeiend verhaal is een even belangrijk oogmerk als het verschaffen van informatie. Dat Joris in haar boek naar een subjectief realistisch beeld van Zaïre streeft, zegt niets over hoe zij persoonlijk haar verblijf en contacten met mensen aldaar heeft ervaren. Terug naar Kongo is uiteindelijk geen autobiografisch boek.
| |
Stijl
De lezer komt niettemin veel te weten over hoe het personage Joris de dingen beleeft, hoe ze kijkt en hoe ze op situaties reageert. De reportagestijl van het boek is vooral gericht op het invoelbaar maken van ervaringen, wat grotendeels verklaart waarom het proza als persoonlijk en ingetogen overkomt. Daarnaast is de levendigheid van het proza opvallend. Het verteltempo ligt doorgaans hoog; feitelijke of historische informatie over Zaïre wordt steeds licht gedoseerd en ook de reflectie, die het verslag van gebeurtenissen regelmatig onderbreekt, is bondig gehouden. Citaten en dialogen zijn veelal kort en dienen vooral ter afwisseling van de handeling.
De Afrikaanse personages zijn vooral uitgewerkt door het gebruik van indirecte rede en karakteriseringen van Joris in plaats van door hun eigen woorden, maar voor de Belgische of Vlaamstalige personages geldt het tegenovergestelde. Het verslag van de bootreis op de Fabiolaville en de zoektocht naar
| |
| |
heerooms verleden behoren daardoor tot de sterkste gedeeltes van het boek. De brieffragmenten van heeroom geven bovendien een bijzonder goed beeld van hem, vooral het ene lange fragment naar aanleiding van de dood van zijn broer (p. 55). Behalve bij heeroom en de ikverteller is er echter niemand in het boek bij wie de lezer echt betrokken raakt: de overige personages worden daarvoor te schetsmatig, neutraal of afstandelijk beschreven.
Het proza in Terug naar Kongo is helder en zakelijk, en het neutrale taalgebruik sluit hierbij aan: korte zinnen, gerichte vragen, eenvoudige woorden. In het boek blijft alles ondergeschikt aan de handeling, aan het zo evenwichtig en direct mogelijk vertellen van gebeurtenissen, maar vooral op belangrijke momenten, zoals aan het begin en einde van een verhaal, is het taalgebruik meestal weinig pakkend of weinig elegant. Zo spreekt de slotscène van het boek, die zich afspeelt tijdens een stralende middag op een rotsig strand bij de rivier, nauwelijks tot de verbeelding.
Een enkele keer grijpt Joris naar figuurlijke taal, maar dit levert in de meeste gevallen een cliché-beeld op. Zaïre is in de eerste dagen bijvoorbeeld een ‘wazig schilderij waarin de figuren nog geen contouren hebben’ en tegen het einde dompelt Joris zich onder in de stad ‘als in een warm bad’. Hiertegenover staat dat zij op effectvolle wijze gebruikmaakt van het Vlaamse dialect en het idioom van de paters. Zo zegt een van hen over het tegenwoordig kleine aantal roepingen om missionaris te worden: ‘Het is gene stroom meer, maar een kraantje dat lekt.’ Of Joris schrijft dat een van de paters een ‘attakske’ heeft gehad, dat een ander nog wel eens een ‘miske’ doet en dat het voor veel van de oude paters eigenlijk tijd is om ‘binnen’ te gaan.
| |
Thematiek
Dit ‘binnengaan’ verwijst naar de traditie van de terugkeer in de wereld van de missie: na gedane arbeid keren de paters terug naar hun vaderland om daar hun laatste dagen te slijten en aldus de cirkel van hun leven in een vertrouwde omgeving te sluiten. Maar, zoals Joris schrijft, vaak kunnen ze in ‘die kille Vlaamse kloosters’ niet meer wennen, vervreemd als ze zijn geraakt van de cultuur waar ze uit voortgekomen zijn.
Deze vorm van terugkeer duidt samen met de andere, met elkaar verstrengelde vormen van terugkeer in Terug naar Kongo op de bredere problematiek van het boek: die van de culturele onthechting en het bestaan tussen culturen. Vrijwel alle figuren in het boek hebben een band met een ander land of een verleden elders, hetzij in de context van de missie, het kolonialisme, studie, carrière, de trek naar de grote stad of een andere vorm van mobiliteit. De paters die Joris in Kongo ontmoet,
| |
| |
zijn merendeels afkomstig uit Europa en de Zaïrese intellectuelen in haar boek zijn bijna allemaal in West-Europa opgeleid. Dit laatste geldt niet voor Kabue, maar ook hij zit gevangen in een gelijksoortig spanningsveld: sinds hij in 1955 ging studeren in de grote stad is hij niet meer teruggeweest in zijn dorp. Angst, voortkomend uit een traditie van bijgeloof, belet hem om die stap te zetten: ‘Er zijn ouderen die mij kwaad zouden kunnen doen,’ vertelt hij aan Joris. Daarnaast zijn de romans van de Poolse Engelsman Conrad en zijn Caribische landgenoot Naipaul doortrokken van culturele tweeslachtigheid, en ook bij Joris - in de hoedanigheid van reisjournalist - speelt de spanning tussen weggaan en blijven, tussen vertrek en terugkeer een belangrijke rol. Wanneer een van haar medereizigers op de Ebeya zich beklaagt over de duur van de bootreis, reageert Joris: ‘Maar ik hoop vurig dat we zo lang mogelijk onderweg zullen zijn.’ En aan het einde van het boek wil ze haar vertrek (of haar terugkeer?) liefst nog even uitstellen.
In onze postmoderne tijd waarin de problematiek rond mobiliteit en culturele onthechting steeds scherper naar voren komt (en waarbij gevoelens van culturele gespletenheid of ontworteling niet zelden ontbreken), is Terug naar Kongo een boek dat zijn actualiteit voorlopig zal behouden. In letterlijke zin heeft het zijn actualiteit na tien jaar inmiddels deels verloren, zeker sinds de machtswisseling van 1997, maar in thematische zin is dit allerminst het geval. In een door de radicaal toegenomen mobiliteit cultureel versplinterde wereld zal het probleem van de terugkeer - in steeds nieuwe varianten - veelvuldiger op de voorgrond treden. Maar daarnaast biedt het boek een subjectieve momentopname van de politieke, sociale en economische omstandigheden in Kongo anno 1985.
Komend een kwart eeuw na de onafhankelijkheid is het boek een bijdrage aan het historische proces van beeldvorming over dat land. In interviews heeft Joris aangegeven dat de postkoloniale generatie, de eerste generatie die het koloniale tijdperk van voor 1960 niet of nauwelijks bewust heeft meegemaakt en waartoe zij zelf behoort, de plicht heeft om te laten zien hoe en hoezeer de situatie in Kongo sindsdien is veranderd. Zoals de missie van haar heeroom gebouwd was op een christelijk-koloniale ideologie, primair en eenzijdig gericht op de verspreiding van eigen normen en waarden, zo ligt een behoefte tot historiseren ten grondslag aan de missie van Joris; vanuit een besef van historische continuïteit beschouwt ze het als haar taak om het postkoloniale Kongo in beeld te brengen.
De generatie van heeroom verliet huis en haard met een optimistisch geloof in de eigen cultuur en een rotsvast vertrouwen in de waarde van hun traditie. Het postkoloniale perspec- | |
| |
tief van Joris wordt daarentegen gekenmerkt door terughoudendheid en een kritische aarzeling ten aanzien van de historische relaties tussen België en Kongo, tussen koloniale macht en gekoloniseerde. Door haar benadering komt zij tot een dialogischer, veelzijdiger, bescheidener, complexer en daarom rijker beeld dan mogelijk is vanuit de koloniale denkwereld van heeroom. Ze is zich steeds bewust van de scheve wereld die diens denkwijze mede tot stand heeft gebracht.
Toch maakt haar boek vooral duidelijk dat het postkoloniale heden alleen in het verlengde van dat scheve verleden kan bestaan, in de historische dynamiek van continuïteit en verandering. De betrekkingen tussen België en Kongo zijn sinds de dekolonisatie weliswaar wezenlijk veranderd, maar niet verbroken. Door haar boek te schrijven, door in heerooms kielzog naar Kongo terug te gaan, heeft Joris de banden tussen de oude en de nieuwe generatie bevestigd en verstevigd, heeft zij de samenhang tussen heden en verleden vergroot. Nochtans verraadt haar historische visie, in vergelijking met die van heeroom, een aanzienlijk minder rooskleurige kijk op de toekomst, als tenminste de titel van het laatste verhaal, ‘Tot elkaar veroordeeld’, als een verwoording daarvan kan worden opgevat.
| |
Context
Terug naar Kongo is het eerste boek van Joris dat geheel gewijd is aan de politieke, economische en culturele stand van zaken van één land. In De melancholieke revolutie (1990), over Hongarije en de val van het communisme, en in De poorten van Damascus (1993), over Syrië onder het repressieve bewind van Assad, heeft zij voor dezelfde aanpak gekozen. Aan deze boeken ligt steeds een persoonlijke nieuwsgierigheid of betrokkenheid ten grondslag. In het boek over Hongarije vervult haar bewondering voor de verhalen van de schrijver György Konrád die functie, alsmede het Oostblok-verleden van haar levenspartner (een Poolse vluchteling). Het verslag over Syrië zou waarschijnlijk niet geschreven zijn zonder de jarenlange vriendschap met Hala, de hoofdpersoon van dat boek. En haar verhaal over Kongo is moeilijk los te zien van haar band met heeroom.
Joris' betrokkenheid bij de voormalige Belgische kolonie komt ook tot uitdrukking in ander werk, met name in ‘Médecin de nuit’ en ‘Kerstmis in het oerwoud’, allebei opgenomen in Zangeres op Zanzibar (1992). Het laatstgenoemde verhaal gaat over pater Bronek, een van haar medereizigers op de Fabiolaville. Een ander personage uit Terug naar Kongo, François,
| |
| |
speelt opnieuw een rol in ‘Amadou. Afrikaanse notities’ uit de bundel Mali blues (1996). De meeste stukken in deze twee bundels getuigen van haar belangstelling voor het leven in het postkoloniale Afrika. Een vergelijkbare interesse in de hedendaagse problematiek van dit continent blijkt uit Het beloofde land (1990) en In Afrika (1991) van Adriaan van Dis.
Thematisch gezien kan Terug naar Kongo geplaatst worden in de traditie van de Belgische, Nederlandstalige of westerse koloniale literatuur. Hierbinnen is het een van de eerste boeken over Kongo die geschreven zijn met een postkoloniale blik. Er zijn daarnaast historische en thematische relaties te leggen met de Vlaamse koloniale reisjournalistiek over Kongo, zoals Luc Renders in zijn artikel laat zien. Maar ook kan het boek in meer algemene zin in verband gebracht worden met de beeldvorming over Kongo in de Vlaamse cultuur, zoals in eerste aanzet door Ton Anbeek is uitgewerkt aan de hand van romans van Gerard Walschap, Piet van Aken en Jef Geeraerts (overigens, zonder dat hij nader ingaat op de tekst van Joris). De problematiek van de terugreis van een geestelijke is ook aanwezig in bijvoorbeeld De eeuw van de ekster (1994) van Brigitte Raskin en De Gele Rivier is bevrozen (1993) van Leo Pleysier.
Formeel en stilistisch gezien past het boek, net als haar andere werk, binnen het genre van de literaire (reis)journalistiek. Werk van de journalisten/auteurs als Carolijn Visser, Adriaan van Dis, Cees Nooteboom, Jan Donkers en Geert Mak behoort in meer of mindere mate eveneens tot deze traditie.
| |
Waarderingsgeschiedenis
De verschijning van Terug naar Kongo, het tweede boek van Joris, is in bijna alle belangrijke dag- en weekbladen gesignaleerd, maar de waardering en de aard van de aandacht voor het boek blijken wisselend te zijn. Opvallend is bijvoorbeeld het beschrijvende karakter en de kortheid van de besprekingen in NRC Handelsblad, Trouw en Vrij Nederland. Toch formuleren de meeste critici wel een oordeel. Rian van Kuppenveld prijst de sfeertekening en noemt het boek ‘uiterst lezenswaardig maar niet erg diepgravend’. Martin Sommer vindt de observaties van Joris scherp, maar hij heeft als kritiek dat ze te vaak betrekking hebben op de exotische aspecten van het land: ‘geen moment heb je het idee door haar boek werkelijk meer van Afrika te begrijpen.’ Tessel Pollmann had graag meer concrete informatie over het Zaïre van na de dekolonisatie in het boek aangetroffen.
Het oordeel van andere critici blijkt aanzienlijk gunstiger te
| |
| |
zijn. Geert van der Speeten beschouwt de ‘subtiele verweving van objectiviteit en subjectiviteit’ als bijzonder geslaagd, Afrika-kenner Peter Geschiere vindt dat het boek van Joris in positieve zin afsteekt bij de roman van Naipaul vanwege haar onbevangen blik en Gerrit Jan Zwier merkt op dat het een goed geschreven en sfeervol verslag is. De meest enthousiaste recensie van het boek is afkomstig van Hans Warren. Hij is vooral te spreken over de bescheidenheid, nieuwsgierigheid en moed van Joris en de ingehouden toon van het boek; ‘tussen de koele registratie,’ zo constateert hij, ‘schemert steeds ontroering door.’ Meer dan de andere critici heeft Warren oog voor het literaire gehalte van het boek. Hij brengt het in verband met de grenzen tussen fictie en non-fictie en die zijn volgens hem in wezen irrelevant: ‘Superieure journalistiek kan boeiender zijn dan een zeer literair bedoelde roman.’
Vanaf het begin van de jaren negentig krijgt het boek ook een meer analytische aandacht. Karel Osstyn plaatst het werk van Joris, net als Warren, tussen literatuur en journalistiek. Anil Ramdas vergelijkt Terug naar Kongo met de reisverhalen van onder meer Paul Theroux en Cees Nooteboom; hij wijst op de persoonlijke ontwikkeling van Joris tijdens de reis (haar Bildung) en vindt het boek daarom interessanter dan het meer zelfingenomen werk van Nooteboom en Theroux. De meest uitgebreide beschouwing over het boek is die van Luc Renders. Hij gaat in op eerdere reisverslagen over Kongo (van onder anderen Karel Jonckheere) en waardeert het boek van Joris met name om haar aandacht voor het individu, de niet-opdringerige vertelstijl en het onbevangen perspectief, dat haar in staat stelt de grenzen van haar eigen cultuur te overstijgen.
Voor deze bespreking is gebruikgemaakt van:
Lieve Joris, Terug naar Kongo. Zesde druk, Amsterdam/Leuven 1988.
| |
| |
| |
Secundaire literatuur
Hans Warren, Lieve Joris in de Kongo. In het spoor van heeroom. In: Provinciale Zeeuwse courant, 14-3-1987. |
Marc Reynebeau, Zaïre, elke dag. In: Knack, 18-3-1987. |
Gerrit Jan Zwier, Het nichtje van heeroom. In: Leeuwarder courant, 20-3-1987. |
Bert de Jong, Lieve Joris: Terug naar Kongo. In: Trouw, 1-4-1987. |
Peter Geschiere, Heeroom voorbij. In: Haagse post, 18-4-1987. |
Gerlof Leistra, Reisboeken over het leven tussen de krantekoppen. Adriaan van Dis, Lieve Joris, Gerrit Jan Zwier. In: Nieuwsblad van het Noorden, 24-4-1987. |
Piet de Moor, De allesoverheersende vraag is, hoe te overleven. Terug naar de Kongo van heeroom. In: HN Magazine, 25-4-1987. |
Martin Sommer, Van de melkdoppen naar swingend Afrika. In: De volkskrant, 25-4-1987. |
Frans de Smet, ‘Vergeleken met Zaïre is België een zwart-wit foto.’ In: De morgen, 27-4-1987. |
Tessel Pollmann, Voorheen de koloniën. In: Vrij Nederland, 9-5-1987. |
Annette Kolbrink, Lieve Joris baant zich een weg door Zaïre. Journaliste volgt spoor van oom. In: Twentse courant, 14-5-1987. |
Rian van Kuppenveld, Lieve Joris in de voetsporen van haar heeroom. In: Utrechts nieuwsblad, 22-5-1987. |
Monique van de Sande, Reis naar het hart van de duisternis. In: De waarheid, 13-6-1987. |
Juurd Eijsvogel, Van de Congo naar Zaïre. In: NRC Handelsblad, 27-6-1987. |
Geert van der Speeten, Het verdriet van Zaïre. Terug naar Kongo van Lieve Joris. In: Gazet van Antwerpen, 27-6-1987. |
Lucas Ligtenberg, Wat is de smaak van olifantslurf? In: Het parool, 8-9-1987. |
Hugo Bousset, Lieve Joris in Kongo. In: Ons erfdeel, nr. 4, 1987, jrg. 30, p. 579-580. |
Gerlof Leistra, Lieve Joris... ik zoek de uitdaging. In: Provinciale Zeeuwse courant, 14-11-1987. |
Karel Osstyn, Literatuur of journalistiek. In: Ons erfdeel, nr. 2, 1991, jrg. 34, p. 213-219. |
Rudi Knaepen, De schrijver keert terug. Portret van Lieve Joris. In: Knack, 17-6-1992. |
Anil Ramdas, Zelfgemaakte ontberingen. In: NRC Handelsblad, 6-5-1995. |
Ton Anbeek, De uitdaging van het andere. Naar aanleiding van de Kongo-literatuur. In: Eep Francken & Peter van Zonneveld (red.), Van Oost tot West. Koloniale en post-koloniale literatuur in het Nederlands. Leiden 1995, p. 78-85. |
Marnel Breure, ‘Good girls go to heaven, bad girls go to Africa’. In: Marnel Breure, In het spoor van de Albatros. Vertellingen van verplaatsing. Amsterdam 1995, p. 21-35. |
| |
| |
Sigrid Bousset, Blikwisselingen. Lieve Joris, reizigster op weg naar Neerpelt. In: Streven, nr. 8, 1996, jrg. 63, p. 722-730. |
Luc Renders, Van Kongo naar Zaïre. Lieve Joris in het hart van Afrika. In: Michiel van Kempen & Elisabeth Leijnse (red.), Tussenfiguren in de literatuur. Amsterdam 1997. |
lexicon van literaire werken 38
mei 1998
|
|