| |
| |
| |
Atte Jongstra
De avonturen van Henry II Fix
door Bart Vervaeck
Achtergronden en uiterlijke beschrijving
In januari 2004 werd Atte Jongstra gastarchivaris van het Rijksarchief Overijssel en het Gemeentearchief Zwolle. Volgens de ‘Verantwoording’ bij De avonturen van Henry II Fix vond Jongstra in de collectie een beperkte verzameling teksten van Henry II Fix, die hij, volgens het voorwoord van het boek, kon aanvullen met materiaal dat hij op een Leidse veiling kocht. Zowel de figuur van Fix als zijn archief is fictief, maar in interviews voor en na de publicatie van de roman slaagde Jongstra erin het personage voor te stellen als een reële figuur. Die realiteitsillusie werd gevoed door een beeld van Fix - vervaardigd door Sten Olof Nilsson, een bevriend beeldhouwer -, Fix' duo voor piano en cello dat op het web te beluisteren valt, een tentoonstelling in het archief waarop allerlei attributen te zien waren die in de roman vermeld worden, en de website van Jongstra die onder de rubriek ‘Fix&’ heel wat ‘bewijsmateriaal’ van Fix' bestaan presenteerde, zoals een jas, een manuscript en een tekening. Toen bleek dat Fix een verzinsel was én dat, omgekeerd, heel wat zogenaamd verzonnen passages uit de roman overgenomen waren uit reële bronnen, ontstond er een discussie over de toelaatbaarheid van Jongstra's werkwijze.
De avonturen van Henry II Fix verscheen in januari 2007 en beleefde binnen het jaar drie herdrukken. Daarmee is het Jongstra's meest succesvolle roman. Het boek telt 384 bladzijden. Op ‘Een uitsmijter als begin’ volgen de autobiografische herinneringen van Henry II Fix, verdeeld over 69 hoofdstukken en rijkelijk geïllustreerd met tekeningen, schilderijen, foto's en manuscripten. Na de autobiografie komt een korte conclusie, ‘De digestie van een uitsmijter’, en daarna volgen nog 507 noten, een verantwoording en een bibliografie met ongeveer 300 titels. Dat geeft de roman het uitzicht van een wetenschappelijke historische studie. Op het omslag staat Der Wanderer über dem Nebelmeer, een schilderij van Caspar David Friedrich dat vaak gezien wordt als de exemplarische uitbeelding van de romantische confrontatie tussen de kleine mens en de immense omgeving. Dat geeft de positie van Fix goed weer.
| |
| |
| |
Inhoud
In de inleidende tekst ‘Een uitsmijter als begin’ vertelt Jongstra hoe hij in februari 2004 met de dichter Arno Breekveld (in realiteit de naam die Jongstra hanteert als hij poëzie publiceert) een uitsmijter ging eten in Leiden. Daar trof hij in veilinghuis Burgersdijk & Niermans de merkwaardige nalatenschap van Henry II Fix aan: een opgezette kameel, een rariteitenkabinet met een menselijke foetus, schilderijen én een ‘soortement autobiografie’ met als titel De avonturen van Henry II Fix. Jongstra is Breekveld, die ook in de nalatenschap geïnteresseerd is, te slim af en verwerft het hele archief. Hij biedt de lezer naar eigen zeggen een selectie uit de autobiografie van Fix, die hij hier en daar heeft aangevuld.
Het verhaal van Fix, die leefde van 1774 tot 1844, wordt door Fix zelf opgetekend vanaf oktober 1832. Het speelt zich af tegen de achtergrond van het sentimentalisme (of de late verlichting) en de romantiek. Het wordt ruwweg chronologisch verteld en begint bij de problematische geboorte van Henry, de laatstgeborene van een tweeling. Aan de prenatale strijd met zijn broer Louis heeft Henry een horrelvoet overgehouden. Louis is een acteur, die zich dankzij dat talent uitstekend weet te handhaven, zelfs wanneer hij als soldaat in Waterloo gaat vechten. Henry is het kneusje van de familie. Zijn schimmige vader, die een rariteitenkabinet aanlegt en overal orde probeert te vinden, kijkt neer op Henry. Zijn dominante moeder daarentegen wil dat hij de beste wordt en zet hem ertoe aan een dagboek bij te houden. Ze idealiseert Henry, en ziet hem niet zoals hij is. Tot haar bril aangepast wordt en ze door het plots verbeterde zicht ziet hoe onbeduidend Henry is. Ze krijgt een schok en sterft niet veel later.
De familie Fix is rijk geworden door de zeventiende-eeuwse tulpengekte, waarbij gespeculeerd werd op tulpenbollen. Door zijn welstand kan Fix zich een leven als afzijdige en dromer permitteren. Hij is een wereldvreemd kind, heeft als jongeman geen belangstelling voor het andere geslacht en vindt vooral plezier in het ontwikkelen van bizarre theorieën en het uitvinden van zaken als prikkeldraad en hengelhaakjes. Hij schrijft merkwaardige inzichten op over het oerslijm (‘wondvocht van de aarde na de inslag van een meteorietsteen’), de oren van de haas, het leven van de vrijgezel, en het religieuze leven van de eend. Hij laat stukken in de krant verschijnen, onder meer gericht tegen de held Van Speijk, die zichzelf en zijn schip opblies in de strijd om Antwerpen. Door al die geschriften wordt hij meer en meer een outsider.
| |
| |
Toch wil hij niet afzijdig blijven, hij wil Zwolle op de kaart zetten. Daartoe ontwerpt hij een wereldkaart met die stad als centrum. In Zwolle begint Fix een verbeten strijd tegen de bekendste inwoner, de sentimentele dichter Rhijnvis Feith (1753-1824). De oorzaak van het conflict ligt in de vernietigende reactie van Feith op een gedicht van Fix. De ruzie neemt toe en er komt een duel tussen de twee. Wanneer de twee tegenover elkaar staan, weigert Feith echter zijn pistool te trekken. Onverrichter zake keert Fix weer naar huis. Twee dagen later sterft Feith, en Fix ziet dat als op zijn minst ten dele zijn werk. Naast Feith is de weduwe Wilhelmina Wilders de tweede figuur die Fix aan de gemeenschap bindt. Fix verklaart haar zijn liefde via een boodschap op de stadsmuur, maar hoewel de weduwe hem graag ziet, blijft hun verhouding beperkt tot brieven en gesprekken. De geïdealiseerde liefde mag voor Fix niet in een reële en lichamelijke liefde ontaarden. Na meer dan veertig jaar eist de weduwe een huwelijk. Fix weigert en zo loopt de relatie dood.
Naarmate Fix ouder wordt, wordt hij eenzamer. Na de dood van zijn vader in 1820 verhuist hij en wordt hij verzorgd door zijn huisknecht Schutte. Het gaat slecht met zijn gezondheid en hij lijkt steeds meer een relict van een voorbije tijd. Dat blijkt ook uit zijn politieke keuzes. Als welgesteld burger kiest hij de kant van de koningsgezinde orangisten, die strijden tegen de patriotten. Henry wil bij het leger gaan en strijden tegen de Belgen die zich in 1830 afscheuren, maar door zijn horrelvoet wordt hij afgekeurd. Hij kan de revolutie tot zijn spijt niet tegenhouden. Al even betreurenswaardig vindt hij de industriële revolutie die hij gesymboliseerd ziet in de trein en die van de negentiende eeuw een ‘eeuw van stoom en ijzer’ maakt. Uitvindingen daarentegen dragen wél zijn goedkeuring weg. Zo is hij enthousiast over de microscoop. Dat hij niet eenzijdig vasthoudt aan het verleden, blijkt ook uit zijn toekomstdroom: hij hoopt dat de betere klasse - zijn klasse - het volk naar een betere toekomst zal kunnen leiden. Daar komt echter niets van terecht. Fix sterft voor de sociale en politieke revoluties van 1848. Hij staat aan het begin van de moderne tijd, maar blijft erbuiten.
Na de memoires van Fix neemt Jongstra weer het woord, in ‘De digestie van een uitsmijter’. In dit stuk, dat via de titel verwijst naar de inleiding, plaatst Jongstra Fix als overgangsfiguur op de brug tussen de oude en de nieuwe tijd, de achttiende en de negentiende eeuw.
| |
| |
| |
Interpretatie
Thematiek / Personages
Het centrale thema in de roman is de verhouding tussen feit en fictie. Op het eerste gezicht gaat het hier om een tegenstelling, belichaamd door de twee hoofdfiguren. Feith is de reële historische figuur en staat voor de feiten; Fix is een verzonnen personage dat de fictie vertegenwoordigt. Wanneer Fix in opstand komt tegen Feith, zegt een van diens medestanders: ‘U bent in strijd met álle Feithen...’ Ironisch genoeg meent Fix dat hij, als erfgenaam van de verlichting, veel realistischer is dan de zwijmelende sentimentalist Feith. Fix haat iedereen die de werkelijkheid verbergt achter schijn: zijn broer Louis, die acteur is en altijd doet alsof, Feith, die in zijn poëzie het hart vervalst. Het duel met Feith ziet Fix dan ook als een ontmaskering: ‘Ik trok het masker van uw aangezicht en liet uw ware tronie zien.’
Lijkt de verhouding tussen feit en fictie een tegenstelling, dan blijkt ze bij nader inzien een spiegelrelatie die het dubbelgangersmotief illustreert. Fix verscheurt zijn eigen brieven over zijn stadswandelingen: ‘Ze waren te dromerig, bevatten te veel fantasieën en voorstellingen. Hier en daar vond ik bij herlezing zelfs passages terug die Rhijnvis Feith geschreven zou kunnen hebben.’ Het toppunt van de identificatie met Feith is te vinden in de brief die Fix aan de weduwe Wilders schrijft en die over het gevoelige hart spreekt via het beeld van de zenuwtepels. Dat hele epistel is overgenomen uit Brieven over verscheidene onderwerpen (1784) van Feith, meer bepaald de derde brief uit Deel I. Feith zit in Fix. Omgekeerd zit Fix, die zichzelf als verlichte realist ziet, in Feith: die staat zelfs veel steviger in de realiteit dan Fix, niet alleen omdat hij een historische figuur is, maar vooral omdat hij in Zwolle belangrijke bestuursfuncties bekleedde.
| |
Opbouw
Het fictieve verhaal van Fix wordt ingebed in een zogenaamd realistisch kaderverhaal: een inleiding, waarin Jongstra aangeeft hoe hij het Fix-manuscript te pakken kreeg, en een nawoord waarin Jongstra Fix plaatst tegen de reële historische achtergrond. Zo wordt de fictie ingebed in de realiteit, en net als bij Fix en Feith, wordt ook hier de verhouding omgekeerd: de zogenaamde realiteit baadt in de verzinsels. Ten eerste geeft tekstbezorger Jongstra aan dat hij de feiten uit Fix' leven heeft aangevuld: ‘Waar de geschiedenis hiaten bevatte, heb ik die ingevuld, naar de nieuwste gegevens.’ Ten tweede verwerft Jongstra het Fix-archief na een tweestrijd met zijn verzonnen alter ego, Arno Breekveld - een echo in het kaderverhaal van het duel tussen Fix en Feith in de ingebedde vertelling.
Het letterkorps van de titels boven de noten en de verantwoording is kleiner dan dat van de andere titels, zodat die tekstdelen - als feitelijke toelichtingen - los lijken te staan van
| |
| |
het kader- en Fix-verhaal. Maar de verantwoording staat vol fabeltjes over Fix' archief en de noten geven ‘sfeer; context’ in plaats van betrouwbare toelichtingen. Voor het grootste deel bestaan ze uit literaire citaten die een woord uit de tekst van Fix moeten illustreren.
| |
Vertelstructuur
Doordat de verhouding tussen kader en ingebed verhaal evengoed omgekeerd wordt als die tussen werkelijkheid en fictie, wordt de hiërarchie van de vertelstructuur een probleem. De indruk wordt gewekt dat de hoogste vertelinstantie de auteur is die de noten en de bibliografie toevoegt en die al of niet samen kan vallen met de figuur van Jongstra in het kaderverhaal. Fix staat een trapje lager dan Jongstra: hij spreekt dankzij Jongstra's tekstbezorging. Op zijn beurt laat Fix heel wat andere vertellers aan het woord: hij citeert zijn eigen geschriften, maar kopieert, plagieert en pasticheert ook teksten van anderen (onder meer van Feith). Zo citeert hij een brief van weduwe Wilders, waarin die een brief van haar man citeert.
Het resultaat van deze eindeloos ingebedde vertellingen is dat de wereld van Fix steeds meer een papieren wereld van verhalen wordt. Aan de ene kant bevestigt dat zijn eenzame positie van outsider, aan de andere kant is het juist dankzij die papieren dat hij overleeft. In het nawoord zegt Jongstra dat Fix' bestaan ‘meer uit woorden (zeggen) dan daden (doen) heeft bestaan’. ‘Het enige waarmee Henry II Fix zich staande hield, was de taal.’
Fix geeft zelf aan dat zo'n leven in woorden niet zonder gevaar is. Hij heeft het over een kwaal die ‘heerst onder grote lezers en denkers en stilzitters: de ziekte der geleerden’. Hij betrekt die diagnose op zichzelf: ‘Ik had een naam voor waar ik dus aan leed: de ziekte der geleerden.’ De ironie wil dat die term de ziekte bevestigt, want ‘De ziekte der geleerden’ is een leerdicht waarin het romantische genie Willem Bilderdijk zijn eigen ervaringen omvormt tot een medisch en poëticaal geschrift. Fix is enthousiast over de tekst en plaatst deze vorm van romantiek ver boven het sentimentalisme van Feith.
| |
Titel
De titel is op vele vlakken ironisch. De ‘avonturen’ blijken vooral in de geest van Fix plaats te vinden, meer bepaald in zijn verzinsels, uitvindingen en theorieën. Het gaat om ‘avonturen die zich meestal binnenshuis afspelen’. In feite gebeurt er ongeveer niets in het leven van Fix: hij ziet alle grote omwentelingen van zijn tijd aan zich voorbijgaan en wordt bij geen enkel avontuur betrokken.
De naam ‘Henry II Fix’ is al even ironisch. Het cijfer twee wijst niet alleen op het dubbelgangersmotief dat centraal staat in de roman, maar geeft tegelijkertijd aan dat Fix volgens zijn naaste omgeving helemaal geen recht had op een centrale
| |
| |
plaats. Zijn vader beschouwde hem als nummer twee, een zwak doorslagje van de eerstgeborene, Louis. Hij had Henry ‘Louis II’ willen noemen, maar aangezien dat niet kon werd het Henry II. De twee heeft niet alleen betrekking op Louis, die door Henry beschouwd wordt als ‘mijn tegenhanger in alles, mijn tegenstrever van den beginne’. Ze verwijst ook naar Hendrik, de naam van Henry's vader. Net zoals de moeder sterft wanneer ze de ware aard van haar tweede zoon ziet, sterft de vader wanneer hij moet erkennen dat hij, met zijn rariteitenkabinet en zijn voorliefde voor orde, eigenlijk de dubbelganger van zijn zoon is. De laatste woorden van de vader zijn een onvoltooid antwoord op de vraag van Henry: ‘Vanwaar op zijn Engels “Henry”?’ Het antwoord: ‘Ja kijk, jongen, we hadden Louis al, ik heet Hendrik en...’ De tekst vervolgt: ‘Hierop verstrakte hij.’
De naam Fix heeft vele betekenissen, die in de roman geïllustreerd worden. In het Algemeen huishoudelijk woordenboek van Chomel en Chalmot - een werk dat inderdaad bestaat - leest Fix dat zijn naam wijst op ‘een vast karakter’ en een stabiele identiteit. Dat is ironisch voor iemand met een verzonnen identiteit en een dubbelbestaan. Fix betekent dan ook niks op het vlak van de identiteit: ‘Twee keer Fix is twee keer niks,’ zegt een medereiziger van Henry. Fix is ook het begin van fixatie. Fix blijft zijn hele leven gedomineerd door zijn moeder, ook na haar dood. De weduwe Wilders is haar doorzichtige dubbelganger. Wanneer Henry haar voor het eerst ontmoet, ziet hij meteen hoe ze op zijn moeder lijkt: ‘Meteen viel mij haar neus op, die leek op die van mama.’ Tot slot wijst Fix ook op de mix die de kern van Fix' karakter vormt en die het hem onmogelijk maakt voor de ene of de andere identiteit te kiezen. Hij zegt dat hij tot ‘het gemengde type’ behoort: ‘Aan een keuze heb ik me nooit willen wagen.’
| |
Genre
De mix vormt het centrale genre-kenmerk van de roman. De avonturen van Henry II Fix is een encyclopedische roman waarin via een hoofdfiguur een hele tijd geëvoceerd wordt en waarin alle kennis van die tijd in fragmenten geëtaleerd wordt als waren het onderdelen van een tentoonstelling. Typisch voor het boek en voor Jongstra is dat deze vermenging van het individuele met het algemene gezocht wordt in het excentrieke en dat de tentoonspreiding van de kennis vergeleken wordt met een rariteitenkabinet. ‘Ik weerspiegelde de wereld,’ zegt Fix, ‘maar hield ook de wereld een spiegel voor. Dat ik dat deed op een hoogst persoonlijke, misschien wel uitzonderlijke wijze, hangt samen met mijn karakter. Ook ik blijf immers een mens.’ Precies omdat hij uitzonderlijk is en nergens thuishoort, staat Fix voor de mens in het algemeen en voor de over- | |
| |
gangstijd van verstand (verlichting) naar hart (romantiek) in het bijzonder.
Hetzelfde geldt voor de encyclopedische orde: de grillige orde van uitzonderingen en rariteiten is de ware encyclopedische systematiek en weerspiegelt de reële kennis van de mens. Fix streeft in zijn geschriften naar ‘een hogere systematiek, waarin ook plaats was voor onregelmatigheden en uitzonderingen, voor rariora en curiosa’. Schutte, de knecht van Fix, toont dat ook de taal een curieus systeem is: hij laat zich leiden door de klanken van woorden en komt zo tot een ordening die Fix omschrijft als ‘onzinnig, onsamenhangend’.
De combinatie van het algemene en het eigenzinnige krijgt op het vlak van het genre gestalte door de combinatie van de encyclopedie met de autobiografie. Die mix past perfect in de overgang tussen de encyclopedische verlichting en de op het zelf gerichte romantiek: ‘In de vorige eeuw [...] was het overzicht der encyclopedie, de dilettant, à la mode. Ik heb die mode gretig ingedronken. Daarna kwam de koker van het zelf waar men zich in liet zuigen.’ Het encyclopedische ik van Fix, het zelf dat uit vele anderen bestaat, is de synthese van de twee fasen. Zijn encyclopedie begint en eindigt bij hemzelf: ‘Uiteindelijk komen alle encyclopedisten - ook zij die zich beroemen op objectiviteit of wetenschap - altijd uit bij zichzelf.’
Hetzelfde geldt voor historici: uiteindelijk schrijven zij hun eigen geschiedenis. De avonturen van Henry II Fix is niet alleen een encyclopedische roman en een autobiografie, maar ook een historische roman die het heden vermengt met het verleden. Zo bewerkt Jongstra krantenknipsels en prenten van Fix' tijd met Photoshop om er elementen van het heden in te verwerken. Ilja Leonard Pfeijffer wordt vermeld in een krantenknipsel van 3 augustus 1821 en de toelichting van Fix maakt duidelijk dat het inderdaad om deze hedendaagse schrijver gaat.
| |
Intertekstualiteit
De avonturen van Henry II Fix bevat zoveel verwijzingen en citaten dat de wereld van Fix letterlijk een opvoering van teksten wordt. Zo is zijn duel met Feith een haast letterlijke vertaling van de duelscène uit het tweede hoofdstuk van Charles Dickens' The Posthumous Papers of the Pickwick Club (1836-1837). De verwekking van Fix is een doorslagje van de conceptie van Martinus Scriblerus uit de satirische encyclopedische roman van Arbuthnot, Pope, Swift en anderen (1743). Jongstra vertaalde die roman, die ook gebruikt maakt van een gevonden manuscript, erg vrij (met aanvullingen) in 1996. De weduwe Wilders is dan weer een heropvoering van de weduwe Spilgoed-Buigzaam uit Historie van Mejuffrouw Sarah Burgerhart (1782). De brief die zij tot Fix richt is een herschrijving van de
| |
| |
44ste brief uit Sarah Burgerhart. De weduwe is bovendien een virtuele figuur die via haar naam verwijst naar het internet. Fix krast de initialen van weduwe Wilhelmina Wilders op de stadsmuur en alsof dat niet duidelijk genoeg was, vindt hij ook nog ‘een kanten zoekdoekje met de initialen www’.
| |
Stijl
De stijl is aangepast aan de hoofdfiguur, die immers de verteller is van het grootste deel van de roman, maar getuigt tegelijkertijd van de ironie van de verteller die boven Fix staat. De soms archaïsche woordkeuze en de tragische situatie van Fix worden steeds gerelativeerd door de lichtvoetige verteltrant en de vele humoristische formuleringen. Vaak passen die bij het encyclopedische genre, maar dan wel bij de encyclopedie van de uitzondering. Een lemma à la Fix ziet er als volgt uit: ‘VOGELS Een greep in de lucht. Houvast. Tweemaal (een wiek, een poot).’ En net daaronder: ‘IDIOTEN Het zij opgemerkt dat men onder vogels zeer veel idioten aantreft. [...] Het karakteristieke “dudeljo!” van de wielewaal is zelfs een verbastering van “idioot”.’
| |
Thematiek / Kunstopvatting
De combinatie van het persoonlijke en uitzonderlijke met het algemene en normale, verbreedt het thema van feit en fictie: wat op het individuele vlak fictie lijkt, geldt op het algemene vlak voor de reële mens. Hierin volgt Jongstra de door hem bewonderde Multatuli, die het verzonnen en schijnbaar extreme verhaal van Saïdjah en Adinda legitimeert door te zeggen dat ‘dat er veel Adinda's waren en veel Saïdjah's, en dat wat verdichtsel is in 't byzonder, waarheid wordt in 't algemeen’. Dat algemene wordt in De avonturen van Henry II Fix opgevoerd door de politieke, economische en sociale achtergrond, die als couleur locale de autobiografie van Fix verruimt en stevig verankert in de historische realiteit.
De patriottenstrijd, de oorlog met Frankrijk en België, de achterstand van Nederland op het vlak van de industrialisatie, het ontstaan van een arbeidersproletariaat, de nieuwe economische structuur met ‘kantooruren’, de explosieve toename van technologische vernieuwingen - dat alles komt uitgebreid aan bod in de roman. De houding van Fix tegenover deze grootschalige ontwikkelingen is die van een buitenstaander die meent dat hij zich dankzij zijn geld kan handhaven ‘boven alle partijen uit’. Hij omschrijft zijn houding als ‘gezond conservatisme’, maar in feite lijdt hij aan de ziekte der geleerden en onderschat hij de omwentelingen die hem zijn ‘hoger gelegen standpunt’ zullen ontnemen. Daarin lijkt hij op de figuur van het omslag, die vanaf een rots op de overweldigende natuur uitkijkt. In zoverre Fix voor de mens staat, wijst dat erop dat die vaak meent dat hij zijn leven en de realiteit onder controle heeft, terwijl hij in feite beheerst wordt door die werkelijkheid en door de honderden verhalen over de realiteit.
| |
| |
| |
Context
De avonturen van Henry II Fix past in de traditie van de postmoderne historische roman zoals Lies Wesseling die beschrijft en van de encyclopedische historische roman die Amy Elias in kaart brengt. De roman toont immers dat de reconstructie van de geschiedenis een verzameling verzinsels is die het werk is van het heden en het schrijvende ik.
Als combinatie van encyclopedische, historische en autobiografische roman past De avonturen van Henry II Fix in een reeks Nederlandstalige werken die rond 2005 verschijnen. Stuk voor stuk combineren ze het ik met de geschiedenis en thematiseren ze het probleem van de (historische) kennis: Omega minor van Paul Verhaeghen (2004), Zwerm van Peter Verhelst (2005) en Grote Europese roman van Koen Peeters (2007). Nieuw is dat niet. Flauberts Bouvard et Pécuchet (1881) is een directe verwante van De avonturen van Henry II Fix. Algemener grijpt de verzonnen autobiografie van een personage terug op het begin van de roman in de verlichting; voor Fix telt vooral de satirische en encyclopedische verwerking daarvan in antiromans als Laurence Sterne's Tristram Shandy en Martinus Scriblerus van Arbuthnot en anderen.
In Jongstra's oeuvre sluit de combinatie van encyclopedie, autobiografie en historische roman aan bij Groente (1991), maar in vergelijking daarmee is De avonturen van Henry II Fix minder verbrokkeld en makkelijker te volgen. De roman toont de evolutie in het werk van Jongstra: van een grillige verzameling springerige verhalen naar een meer geïntegreerde en minder woekerende vertelling. Die evolutie begint na Het huis M. (1993) en leidt tot De tegenhanger (2003) waarin Jongstra zichzelf als personage opvoert en geconfronteerd wordt met Hudiger, een figuur uit zijn roman Hudigers hooglied (1999). De titel van De tegenhanger geeft aan dat de schrijver niet over zijn ‘echte’ zelf kan schrijven, maar alleen over zijn fictionele alter ego. Dat is een kenmerk van de autofictie, waarin de auteur zichzelf als fictionele figuur portretteert. Het sluit bovendien direct aan bij het dubbelgangersmotief in De avonturen van Henry II Fix.
Het autobiografische blijft in deze ontwikkeling centraal, zoals blijkt uit Klinkende ikken (2008) waarin Jongstra zijn leven en zijn werk bespreekt in de traditie van Fix, namelijk via verzamelingen, dubbelgangers en andere ikken. Het hoofdstuk ‘Circus Henry II Fix’ toont hoe Jongstra tot het verzonnen archief van Fix gekomen is en waartoe dat geleid heeft. Ook het encyclopedische is een constante in Jongstra's proza. Niet alleen heeft Jongstra verschillende lexicons gepubliceerd (Lexi-
| |
| |
con voor feestgangers in 1994 en De hele santenkraam. Nieuw christelijk lexicon in 1997), zijn romans en essaybundels zijn steeds encyclopedisch van opzet, onder meer omdat ze kennis zoeken in eindeloze doorverwijzing (het bekende ‘zie...’ van de encyclopedie) die breedte en universaliteit tegelijkertijd suggereert en ironiseert.
| |
Waarderingsgeschiedenis
De critici zijn haast zonder uitzondering lovend over de roman. Vier elementen keren daarbij steeds terug: het leesplezier, de humor, de levendige evocatie van een merkwaardige figuur en tijd, en tot slot de ‘meeslepende verhaalvorm’ (Schilders) met de ‘slimme kunstgreep’ (Renders) van de gevonden autobiografie en de mix van allerlei tekstsoorten en plaatjes: ‘Het is een vorm waar hij uitstekend mee uit de voeten kan: niet alleen stelt ze Jongstra in staat een burleske, archaïsch pratende held ten tonele te voeren die door zijn kritische blik en tegendraadse karakter historische gebeurtenissen (Napoleon, Waterloo, de Kruitramp bij Leiden, de Tiendaagse veldtocht) op een frisse manier voor het voetlicht brengt, ook maakt ze het hem mogelijk om zich uit te leven in registerwisselingen, stijlgrapjes, pastiches, verwijzingen, anachronismen en al die andere dingen waar hij zo dol op is’ (Kuiper). Pam vat vele lofbetuigingen samen wanneer hij zegt dat de roman ‘alles heeft wat je van een ouderwets leesboek mag verwachten. Het is avontuurlijk en informatief, het is grappig en soms ontroerend, het is vindingrijk en origineel, en daarenboven ook nog eens met een vaardige pen geschreven, zodat de lezer zich nimmer hoeft te vervelen.’ Stolk omschrijft het boek als een ‘vuistdikke bundel heerlijk tijdverdrijf’.
De humor wordt het vaakst geprezen. Storm noemt het boek ‘werkelijk heel geestig’, Velter spreekt over een ‘verrassend helder en grappig werk’, Werkman looft de ‘drooghumoristische’ inleiding en Nobel-Kroon constateert dat Jongstra ‘zijn “grap” goed en tot in detail uitgevoerd heeft’. Ook de evocatie van een historische periode aan de hand van een bizar personage kan op bijval rekenen. Zo vindt Kuiper Fix ‘het leukste romanpersonage van het jaar’ en meent Gielis dat de vele bruggen tussen onze tijd en die van Fix een modern personage maken van de negentiende-eeuwer.
Op dat laatste punt klinkt echter kritiek. Goedegebuure heeft zijn twijfels bij de beschrijving van Fix ‘als een van de onzen’; Velter noemt een aantal expliciete verwijzingen naar onze tijd ‘misschien niet al te geslaagd’. Werkman vindt enkele
| |
| |
grappen nogal flauw en Nobel-Kroon vindt dat het leesplezier niet steeds samengaat met diepgang: zij noemt de roman ‘een hilarisch boek, goed voor een aantal avondjes vertier, zij het soms wat nutteloos’.
Het spel met fictie en werkelijkheid wordt door specialisten en academici soms minder gesmaakt dan door recensenten. Een persoonlijk verslag van de debatten en controverses rond De avonturen van Henry II Fix is te vinden in Jongstra's Klinkende ikken. Het bekendste dispuut werd op gang gebracht door de historica Arianne Baggerman. Zij heeft bedenkingen bij het werk van Jongstra en bij de medewerking van archivarissen en historici. Die laatsten hebben in haar ogen hun wetenschappelijke eer te grabbel gegooid. Aan Jongstra legt Baggerman verschillende vragen voor: ‘Waar ligt de grens tussen literair lenen en ordinair stelen?’ en heeft hij met zijn boek ‘ook niet inbreuk gemaakt op de literaire ethische codes’? Die inbreuk ligt vooral in het onvermeld overnemen van passages en illustraties uit een tiental bronnen die Baggerman bespreekt (een daarvan is een editie die zij bezorgde). In zijn repliek geeft Jongstra toe dat zijn bibliografie niet volledig is, maar wijst hij op de traditie van de encyclopedische roman, die nooit alle bronnen kan vermelden. Hij voegt eraan toe dat de mystificatie rond Fix de lezer duidelijk moet maken ‘dat je altijd heel voorzichtig moet zijn met wat je wordt verteld, met wat je leest’. Waarop Baggerman reageert: ‘Ik laat het antwoord graag aan zelfstandige lezers over.’
Voor deze bespreking is gebruikgemaakt van:
Atte Jongstra, De avonturen van Henry II Fix, eerste druk, Amsterdam 2007.
| |
| |
| |
Secundaire literatuur
Lies Wesseling, Writing History as a Prophet. Postmodernist Innovations of the Historical Novel, Philadelphia 1991. |
Amy J. Elias, Sublime Desire. History and Post-1960s Fiction, Baltimore 2001. |
H. Brandt Corstius, Een heer die er zijn mag. In: NRC Handelsblad, 2-2-2007. |
Ed Schilders, Kisten vol tijdsbeelden en curiosa. In: de Volkskrant, 2-2-2007. |
Lies Schut, Zoeken naar een systeem waarin alles past. In: De Telegraaf, 2-2-2007. |
Fabian Stolk, Aantekenen! Op: http://www.let.uu.nl/-Fabian.Stolk/personal/Klasse/Fix.htm, 7-2-2007. |
Jaap Goedegebuure, Wanhopig hengelen naar een kern. In: Brabants Dagblad, 10-2-2007. |
Jann Ruyters, Henry II Fix, ontrukt aan de vergetelheid. In: Trouw, 10-2-2007. |
Arie Storm, Atte Jongstra is weer bezig. In: Het Parool, 15-2-2007. |
Max Pam, Een man van zijn tijd. In: HP/De Tijd, 16-2-2007. |
Hans Renders, Encyclopedist te Zwolle. In: Vrij Nederland, 24-2-2007. |
Sofie Gielis, Heerlijke oplichter. In: De Standaard, 16-3-2007. |
Hans Werkman, fix.www.zwolle. In: Nederlands Dagblad, 23-3-2007. |
Wietske Nobel-Kroon, Erwtensoep in een uitgewassen darm. In: Reformatorisch Dagblad, 28-3-2007. |
Johan Velter, De avonturen van Henry II Fix. In: De Leeswolf, 1-4-2007. |
Munda de la Marre, De avonturen van Henry II Fix. In: De Tijd, 7-4-2007. |
Arianne Baggerman, Knippen & plakken. Over de Zwolse avonturen van Atte Jongstra. In: Hollands Maandblad, nrs. 8-9, augustus-september 2007, jrg. 49, p. 4-9. |
Stefan Kuiper, Wast u niet! In: De Groene Amsterdammer, 14-9-2007. |
Sven Vitse, Een Zwollenaar met vaart. Over goedgekozen woorden en historisch bewustzijn in Jongstra's ‘Henry II Fix’. In: Dietsche Warande & Belfort, nr. 4, september 2007, jrg. 152, p. 701-714. |
Atte Jongstra, Geef mijn appels en peren terug! Repliek aan een moderne Droogstoppel. In: Hollands Maandblad, nr. 10, oktober 2007, jrg. 49, p. 46-49. |
Bart Vervaeck, Werken aan de toekomst. De historische roman van onze tijd. In: Nederlandse Letterkunde, nr. 1, april 2009, jrg. 14, p. 20-48. |
Nienke Smit, Fix en Feith. In: Literatief, nr. 2, december 2009, jrg. 24, p. 13-15. |
Bart Vervaeck, Een kwestie van doorverwijzen. Encyclopedische monsters in het werk van Atte Jongstra. In: Gunther Martens (red.), De experimentele encyclopedische roman: tussen archief en autofictie, Gent 2009, p. 9-30. |
| |
| |
Steven Stroobants, Chaotische structuur of gestructureerde chaos. Een intertekstuele analyse van een traditionele en een vernieuwende historische roman. In: Lars Bernaerts e.a. (red.), Breuken en bruggen. Moderne Nederlandse literatuur / Hedendaagse perspectieven, Gent 2011, p. 71-83. |
lexicon van literaire werken 96
november 2012
|
|