| |
| |
| |
Oek de Jong
Pier en oceaan
door Jaap Goedegebuure
Achtergronden en uiterlijke beschrijving
De roman Pier en oceaan van Oek de Jong (* 4 oktober 1952 te Breda) verscheen op de zestigste verjaardag van de auteur bij Augustus te Amsterdam. Eind 2013 waren er 50.000 exemplaren van verkocht. Bij eerste publicatie was het boek verkrijgbaar in twee aparte banden, maar al spoedig bracht de uitgever een editie in één band uit. Pier en oceaan werd in 2013 zowel onderscheiden met de Gouden Uil als met de F. Bordewijkprijs. Ook werd het genomineerd voor de Libris Literatuurprijs.
Net als eerder werk van Oek de Jong kent Pier en oceaan een lange ontstaansgeschiedenis. Het oudste deel van de roman wordt gevormd door de episodes die zich afspelen rond het Goese Sas, een met herinneringen beladen plek uit de jeugd van de schrijver. Ook werd er teruggegrepen op nooit gerealiseerde plannen voor verhalen over de Domburgse tijd van Mondriaan, en de uit de Romeinse tijd daterende Nehalenniatempels voor de Zeeuwse kust.
Pier en oceaan telt 806 bladzijden en bestaat uit vijf delen, die weer zijn onderverdeeld in afzonderlijke hoofdstukken. De delen zijn voorzien van de volgende tijdsaanduidingen: 1952, 1959-1960, 1960-1964, 1968-1969 en 1971. De laatste twee delen beslaan meer dan de helft van de totale inhoud.
Een eerdere versie van het eerste deel verscheen onder de titel Proloog 1952 als relatiegeschenk van uitgeverijen Atlas, Augustus, Business Contact, L.J. Veen, Pandora en Olympus bij de jaarwisseling 2010-2011. Een fragment uit het vierde deel werd voorgepubliceerd in jaargang 2011 van het tijdschrift Liter.
De roman is opgedragen aan Oek de Jongs partner Jeanne Niers.
| |
| |
| |
Inhoud
Zomer 1952. De geboren en getogen Amsterdamse Dina Houttuyn, kort tevoren getrouwd met Lieuwe Roorda, woont op kamers in Breda. Ze is er ondergebracht door haar deftige, gereformeerde vader, die enige maanden eerder met ontsteltenis heeft vernomen dat ze nog voor haar huwelijk in verwachting is geraakt. In Breda is ze dicht bij Lieuwe, die in Brabant zijn militaire dienstplicht vervult, en tegelijk ver genoeg van Amsterdam, dat ze met schade en schande heeft verlaten.
De zwangerschap geeft Dina een ongemakkelijk gevoel, vooral vanwege de vervelende manier waarop die aan het licht is gekomen. Wanneer ze bij het naar beneden gaan op haar hospita stuit, maakt die in een plotselinge beweging haar peignoir open en laat haar naakte lichaam zien. Dina, toch al niet erg soepel in de omgang en slecht op haar gemak bij alles wat met seks te maken heeft, schrikt enorm en besluit in een impuls de trein naar Amsterdam te nemen. Bij het huis van haar ouders aangekomen constateert ze dat die niet thuis zijn. Ze wordt er overvallen door beschamende herinneringen aan de voorbije maanden, en gaat in arren moede op bezoek bij haar broer Gregoor, een vrijgevochten fotograaf-bohemien die met zijn vrouw Aleid in de hoerenbuurt woont.
Daarna reist ze door naar Zandvoort, waar ze voor haar huwelijk in een kindertehuis heeft gewerkt en half tegen haar zin een kortstondige liefdesaffaire heeft beleefd met Elena, de directrice. Al wandelend komt ze haar vader tegen die samen met haar nerveuze moeder wel vaker een paar dagen naar een Zandvoorts hotel uitwijkt. Dina eet wat en gaat vervolgens naar de kamer van haar ouders om zich op te frissen en wat te rusten. Als ze het balkon opstapt ziet ze Elena lopen. Die heeft ook haar opgemerkt en klopt weldra aan. Dina is niet al te toeschietelijk, maar laat zich toch overhalen mee te gaan naar het strand. Kort daarop gaat ze naar het station en reist terug naar Breda.
In de trein wordt ze opnieuw door onaangename herinneringen besprongen. Thuisgekomen treft ze Lieuwe, die net terug is van een meerdaags bivak en niet veel oor heeft voor Dina's verslag van de confrontatie met de hospita. Wanneer ze nog een late wandeling maken door een nabijgelegen bos, kan ze haar zenuwen niet meer de baas en rent weg. Lieuwe is even woedend, maar wordt rustig zodra Dina gekalmeerd en wel bij hem is teruggekomen.
Begin 1959. Lieuwe is inmiddels conrector van een middelbare school in een oud Fries stadje en woont samen met Dina in een nieuwbouwwoning buiten het centrum. De zesjarige
| |
| |
Abel, ‘het kind van de zonde’, heeft goed leren schaatsen en geniet nu volop van het ijs. Ook de reis naar Amsterdam, die hij samen met zijn moeder onderneemt om haar ouders op te zoeken, ondergaat hij als een geweldige ervaring. Maar al gauw voelt hij zich net als Dina terneergedrukt door de beklemmende orde en degelijkheid in huize Houttuyn.
Dina grijpt de logeerpartij aan om haar vader en moeder te overladen met verwijten om de hardvochtige behandeling waaraan ze haar hebben onderworpen toen ze vroegtijdig zwanger bleek. De sfeer wordt heel even verlicht door een bezoek van Gregoor, die zuster en neef komt fotograferen, en een bezoek aan het Rijksmuseum. Maar juist dan komt grootvader Houttuyn plotseling te overlijden.
Een halfjaar later bevalt Dina van een doodgeboren zoontje. Van de familie zijn alleen Lieuwe en zijn vader bij de begrafenis aanwezig. Een week later worden Abel en zijn een jaar jongere broer Otto door hun ouders op de bus gezet naar het Friese veendorp waar hun grootouders van vaderskant wonen, om er te gaan logeren. Abel, zeer mondig en af en toe zelfs brutaal en agressief, komt er herhaaldelijk in botsing met zijn strenge grootvader. De gezamenlijke zeiltocht met opa's boot is een aangenaam hoogtepunt in het verblijf.
Zomer 1960. Lieuwe heeft een betrekking aanvaard als rector van een Zeeuwse school. Kort voor de verhuizing heeft hij in zijn Friese woonplaats nog een concert van een bekende pianist georganiseerd. Het heeft zoveel indruk op hem gemaakt dat hij er de inspiratie uit put voor een kort verhaal. Daarin is ook een rol weggelegd voor de plaatselijke doktersvrouw die een oogje op Lieuwe heeft. Hij is niet ongevoelig voor haar aandacht, temeer nu de spanningen tussen hem en Dina steeds verder toenemen.
Lieuwe neemt afscheid van het stadje met een laatste optreden als stadsbeiaardier. Abel gaat nog één keer met de door grootvader Roorda vervaardigde polsstok springen in de weilanden achter het huis.
Kort na de verhuizing naar Zeeland maken de Roorda's een tochtje naar Vlissingen. Dina en Abel, die allebei moeite hebben om aan de nieuwe omgeving gewend te raken, ondergaan de boulevard langs de Scheldemonding als een openbaring; het zal een van hun geliefde plekken worden. Abel ervaart iets vergelijkbaars aan het Sas, een buiten zijn nieuwe woonplaats gelegen kanaal waar hij leert zwemmen.
De zomervakantie van 1962 brengt de familie, inmiddels zes personen groot en met een vijfde kind op komst, door in een badplaats op Schouwen-Duiveland. Samen met zijn twee oudste zoons maakt Lieuwe er een toertje in een zweefvliegtuig.
| |
| |
Dina blijft meestal thuis, verzonken in een fotoboek over het Arles van Vincent van Gogh dat Elena haar kort tevoren heeft gestuurd. Toen ze daar met een koel briefje op reageerde kwam het bericht dat Elena zich aan de kust van Bretagne had verdronken.
Bij het naderen van de puberteit raakt Abel steeds sterker in de ban van een even diepgewortelde als onbestemde onlust die gepaard gaat met agressie, kwelzucht en schuldgevoel. Aan het Sas leeft hij zich uit te midden van een baldadige groep oudere jongens. Tijdens een ruzie met zijn vriend Marinus Wisse steekt hij een stok in de spaken van diens fietswiel, met een ongelukkige val als gevolg. Zijn moeder, die niet wil dat hij en zijn broertje blijven kijken naar een waterpolowedstrijd in het Sas, neemt hij tijdens een hevige scène in een wurggreep.
1968. Nadat ze elkaar jaren hebben vermeden, heeft Abel weer contact met Marinus, al loopt dat nu indirect via diens zus Irma, een klasgenote met wie Abel tegen wil en dank verkering krijgt. Samen met Marinus en vader Wisse gaan ze zagers (zeeduizendpoten) steken aan de Westerscheldeoever. Een paar maanden later gaan Abel en Irma op ziekenbezoek bij hun lerares Frans die getrouwd is met een Zuid-Bevelandse herenboer. Ondanks zijn puberale bravoure is Abel geïmponeerd door de verhalen die deze meneer Kakebeeke hem vertelt.
Voor zijn vader begint Abel zich steeds meer te schamen, vooral wanneer hij hem in het openbaar meemaakt als hoofd van de school of als organisator van een concert. Daarbij vindt hij steeds vaker een medestander in zijn moeder. Om te provoceren spelen Abel en zijn vriend Job Verstraete tijdens een schoolconcert een stuk van Hindemith, dat ze laten volgen door een kakofonische improvisatie.
In zijn verhouding tot Irma voelt Abel zich niet alleen gehinderd door haar aanhankelijkheid, die veel sterker is dan wat hij voor haar voelt, maar ook door de aanwezigheid van haar raadselachtige vader, die de traumatische herinnering aan zijn militaire diensttijd in het voormalige Nederlands-Indië smoort in alcohol. Zijn seksuele fantasieën leeft Abel uit in dromen over een jonge getrouwde vrouw die bij hem in de buurt woont.
Wanneer Abel zich in Lieuwes ogen heeft misdragen en hem de les gelezen wordt, trapt hij zijn vader in het kruis. Als ze daags daarna naar het Domburgse strand gaan, probeert hij het goed te maken door Lieuwe te omhelzen, maar deinst terug zodra hij hem voelt verstarren.
Bij een tochtje naar het Sas in gezelschap van Irma en haar broer laat Abel zich door Marinus uitdagen tot gevaarlijk zwemmen. Van Irma raakt hij steeds verder verwijderd; na lang aarzelen maakt hij het ten slotte uit met haar.
| |
| |
Wanneer Abel in 1971 voor zijn eindexamen gymnasium zit, wordt hij overvallen door het bericht dat een leeftijdgenoot zich bij het Sas heeft verdronken. Hij is er zo van in de ban dat hij telkens weer langs het huis van de dode jongen fietst.
Tijdens een van de feesten die na de diploma-uitreiking worden gehouden voelt Abel zich onweerstaanbaar aangetrokken tot Antona Duvekot, dit ondanks het feit dat hij in de in Amsterdam studerende Digna Maelcote nu alweer een tijd lang een vaste vriendin heeft. Tegen het einde van het feest laait Abels treiterzucht weer zo ver op dat er geweld op volgt. Zijn vriend Toni Mesu grijpt hem hardhandig bij de strot. Even later slaat Abel een jongen tegen de grond nadat die zijn vader heeft beledigd. Wanneer hij en een stel vrienden op hun brommers naar huis rijden, verdwalen ze, dronken en wel, op de kronkelige polderdijkjes.
Wanneer Digna kort daarna over is uit Amsterdam, hebben Abel en zij voor het eerst seks. Dina komt daar tot haar schrik achter tijdens een bezoek van Gregoor die zijn neef op de man af vraagt ‘of hij al neukt’ en dan een bevestigend antwoord krijgt. Abel van zijn kant komt te weten dat zijn moeder al voor haar trouwen zwanger van hem was.
De vrije maanden na het examen benut Abel voor een bezoek aan zijn Friese grootouders. Net als in het verleden twist hij met zijn grootvader, maar stelt ook vast dat die aan gezag heeft ingeboet, zeker nu hij zijn zeiljacht heeft ingeruild voor een saaie motorboot. Samen met zijn vader wordt Abel door de excentrieke, homoseksuele meneer Padmos uitgenodigd voor een tripje naar Gent, waar ze Jan van Eycks Lam Gods gaan bekijken. Lieuwes gedrag is zijn zoon weer eens een doorn in het oog. Vervolgens gaan Abel en Toni Mesu vier weken kelneren in een Domburgs restaurant. De nachten brengen ze door in het weekendhuis van Toni's ouders. Daar ontvangen ze een weekend lang Digna en Antona, met wie Toni inmiddels wat scharrelt, overigens zonder blijvend succes. Weer dwaalt Abels aandacht constant naar Antona af.
Tijdens een ontmoeting met Dina in Vlissingen probeert Abel zijn moeder ervan te overtuigen dat een echtscheiding haar goed zal doen. Hij ontstelt haar met zijn roekeloze zwemgedrag en wekt ten slotte haar ergernis op wanneer hij zijn ogen niet van de serveerster kan afhouden.
De serveerster ziet Abel een tijdje later terug als hij met Toni een Vlissingse beatkelder bezoekt en meteen daarna weer eens betrokken raakt in lichamelijk geweld. Tot nader contact met het meisje komt het pas op de boot van zijn vriend Danker die hem bij het Sas oppikt voor een nachtelijke tocht over de Oosterschelde. Abel heeft seks met haar, nadat hij kort
| |
| |
daarvoor met gevaar voor zijn leven heeft rondgedwaald op de plaat waarop Danker de boot heeft laten droogvallen.
Wanneer Abel en Digna al liftend bij Kaap Finistère onderweg zijn, bekent hij haar zijn ontrouw. Ze is woedend en verdrietig, maar ze leggen het bij en beleven een paar momenten van diep geluk. In iets wat op een visioen lijkt ziet Abel helder voor zich waarover hij wil gaan schrijven.
| |
Interpretatie
Genre en personages
Pier en oceaan kan worden gekarakteriseerd als een ontwikkelings- én als een familieroman. De figuur van de jonge Abel Roorda staat centraal en is van alle personages het meest frequent bij de handeling betrokken. De geschiedenis omvat precies negentien jaar van zijn bestaan, gerekend van de zevende maand van zijn moeders zwangerschap (augustus 1952) tot de laatste maand van zijn verblijf in Zeeland (augustus 1971).
Bij de beschrijving van zijn vorming als kind, puber en adolescent ligt een sterke nadruk op genetische aspecten en omgevingsfactoren. Daarbij springen de invloed van zijn moeder en van grootvader Roorda het meest in het oog. Dina lijkt veel van haar angsten, onzekerheid, schaamte-, minderwaardigheids- en schuldgevoelens (vaak in relatie tot seksualiteit) en sociale onhandigheid op haar zoon te hebben overgedragen, net als de keerzijde daarvan: een niet zelden arrogante koppigheid, plus de neiging op anderen neer te zien en hen aan een genadeloos oordeel te onderwerpen. Met zijn moeder deelt Abel ook de plotseling opkomende, onbestemde onlust en de impulsieve manier om daar middels gewelddadigheid dan wel vluchtgedrag op te reageren. Maar ook de grootvader wordt in zijn ongedurigheid en onvrede getekend als iemand die zich geregeld beheerst weet door een ‘boze geest’ en tot zijn ongenoegen beseft dat hij zijn ambities en verlangens nooit helemaal kan waarmaken.
| |
Motieven en titel
Net als Dina en de oude Roorda ondergaat Abel een bevrijdende en zelfs louterende werking van het water en de nabijheid daarvan. Zwemmen en zeilen horen tot zijn liefste bezigheden.
Met vader Lieuwe deelt Abel de (sterk met emoties verbonden) liefde voor muziek, en de eerzucht en competitiedrang die een enkele maal doorslaan in hoogmoedsfantasieën. Zo droomt Lieuwe van literaire roem en beeldt Abel zich regelmatig in dat hij van adel is. Voor het overige is de zoon eerder een tegenpool van de vader. Abels kwelzucht, die niet zelden overgaat in wreedheid en agressie, zijn de geestelijk stabiele en zelf-tevreden Lieuwe vreemd.
| |
| |
Het belang van het watermotief ligt mede besloten in de titel van de roman. Die is ontleend aan een reeks schilderijen die Piet Mondriaan maakte toen hij in de herfst van 1914 verbleef in het Zeeuwse kunstenaarsdorp Domburg. In hun geometrische structuur zijn deze schilderijen geïnspireerd op de paalhoofden, zo karakteristiek voor de Zeeuwse stranden; tegelijkertijd symboliseren ze de eenheid en harmonie van opposities als statisch/dynamisch, onbeweeglijk/vloeibaar en hard/zacht. In Pier en oceaan gaat het vooral om de (moeilijk te realiseren) eenheid van de tegenpolen mannelijk en vrouwelijk, die zich in eerste instantie voordoen in de verhouding tussen Lieuwe en Dina, en later ook in de erotische betrekkingen tussen Abel en zijn eerste vriendinnen.
Naar Mondriaans werk wordt ook expliciet verwezen. Abels vriendin Digna, studente aan de Amsterdamse Rijksacademie, wijst hem erop. De Domburgse paalhoofden nemen dan al een belangrijke plek in zijn verbeelding in.
| |
Thematiek
De genrekenmerken en de haast systematische manier waarop de verteller de karakters en het gedrag van de hoofdpersonen op elkaar betrekt, leiden tot de conclusie dat Pier en oceaan primair handelt over de geestelijke ontwikkeling van een kind tot man en de invloed die de naaste omgeving daarop heeft. Wat dat betreft blijft het niet bij de psychologische dynamiek van het gezins- en familieleven. Zoals de auteur in diverse interviews heeft benadrukt kent de roman ook een sociaal-historische inslag nu hij zich afspeelt tijdens de kwart eeuw die volgde op de Duitse bezetting van Nederland. Deze periode wordt gekenmerkt door de zogenaamde wederopbouw, die na 1960 uitmondde in een spectaculair stijgende welvaart. Het gezin Roorda profiteert daar sterk van. Lieuwe maakt een glanzende carrière in de onderwijswereld en staat tegen het einde van het boek op de drempel van een politieke loopbaan. Hoewel hij en Dina geconditioneerd zijn door hun vooroorlogse zuinigheid, kunnen ze op een gegeven moment toch profiteren van betere woon- en leefomstandigheden.
Naast een spectaculair stijgende welvaart is er in het Nederland van na 1960 ook sprake van ontzuiling en secularisering. Waar trouw aan de Gereformeerde Kerk voor grootvader en Lieuwe Roorda nog vanzelfsprekend was, tendeert Dina's religiositeit steeds sterker naar een niet per definitie christelijke spiritualiteit; zo raakt ze aan het einde van de jaren zestig in de ban van de Indiase leermeester Krishnamurti. Abel op zijn beurt verzet zich tegen het traditionele geloof, wat overigens niet wil zeggen dat hij ongevoelig is voor de aantrekkingskracht van een door hem ervaren geheimzinnige andere werkelijkheid die zich onttrekt aan empirische waarneming en lo- | |
| |
gisch redeneren. Vooral als aankomend schrijver ervaart hij dat andere in de lokkende verte achter de horizon en de mysterieuze sfeer van verlaten moerassen, stranden, polders en bosjes. Hij benoemt het aanvankelijk met woorden als het ‘naamloze’, ‘eeuwige’ en ‘onsterfelijke’, maar volstaat uiteindelijk met ‘het’.
| |
Motieven en intertekstualiteit
Dat Abel in weerwil van zijn geloofsafval en religiekritiek wel degelijk is gepokt en gemazeld door zijn calvinistische milieu blijkt, behalve uit zijn diepgewortelde zondebesef en schuldgevoel, ook uit de rol die Bijbelse geschiedenissen voor hem spelen. Het verhaal van de roeping van Samuël (1 Samuël 3) maakt diepe indruk en anticipeert op de lokroep van het schrijverschap. Uitverkiezing is ook eigen aan het lot van Henoch die door God werd weggenomen voordat hij de lijfelijke dood onderging (Genesis 5). De doem van schuld die Abel vreest, ligt besloten in de vloek die Kaïn op zich laadt nadat hij zijn broer heeft vermoord (Genesis 4). Abel voelt zich dan ook meer met hem verwant dan met zijn oudtestamentische naamgenoot. Hij herkent zijn eigen zondebesef in de schaamte die Adam en Eva ervaren nadat ze hebben vastgesteld dat ze naakt zijn en zich derhalve moeten verbergen voor Gods alziende blik (Genesis 3). Voor de bezetenheid die hij in zichzelf ervaart vindt hij een aanknopingspunt in het wonder dat Jezus verricht wanneer hij een man van zijn demonen verlost door ze over te dragen op een troep varkens (Matteüs 8).
| |
Vertelperspectief
Dat Pier en oceaan, naast een ontwikkelingsroman met Abel Roorda als hoofdfiguur, ook een familieroman is met zoon, moeder, vader en grootvader in de hoofdrollen, wordt geaccentueerd door de frequente perspectiefwisselingen. Deze vier karakters staan om beurten (hoewel niet allemaal met eenzelfde aantal pagina's) centraal; de daarbij gebezigde verteltrant is overwegend personaal, een enkele maal ook auctoriaal. We krijgen daarmee niet alleen zicht op de personages van binnenuit, maar ook van buitenaf, via de blik van een ander personage. Behalve bij Abel, Dina, Lieuwe en de oude Roorda ligt de focus ook een paar maal bij Dina's broer Gregoor.
| |
Opbouw
Hoewel de roman een periode van negentien jaar omspant, is er sprake van flinke tijdssprongen. Tussen deel 1 (dat zich afspeelt op één enkele dag in augustus 1952) en deel 2 verstrijken bijna zeven jaar, tussen deel 3 en deel 4 gaapt een leemte van vier jaren waarover niet wordt verteld. Het omvangrijke, tweehonderdtachtig pagina's lange slotdeel speelt in de zomer van 1971.
Vallen de afzonderlijke delen samen met relatief korte episodes, de hoofdstukken, waarin de delen op hun beurt weer uiteenvallen, omvatten niet zelden een of meer scènes of een reeks samenhangende gebeurtenissen die zich afspelen in een
| |
| |
betrekkelijk korte tijdsspanne. Hier en daar worden lacunes opgevuld met herinneringen of flashbacks.
| |
Compositie
De thematiek van familieverwantschap, gecombineerd met de invloed van erfelijke en omgevingsfactoren, wordt niet nadrukkelijk benoemd, maar manifesteert zich vooral in een herhaling en spiegeling van verhaalmotieven. Zo keert de zelfgekozen verdrinkingsdood van Elena terug in de vergelijkbare suïcide van een leeftijdgenoot van Abel. Lieuwes literaire ambitie beleeft een reprise in Abels droom van het schrijverschap. Er vindt tweemaal een logeerpartij bij opa Roorda plaats: eenmaal als Abel bijna acht is, daarna nog eens op zijn achttiende. Bij de tweede keer blijkt grootvader enorm aan gezag te hebben ingeboet. Dat is geen toeval: Abel heeft pas eindexamen gedaan en staat, met de aanstaande verhuizing naar Amsterdam, op een keerpunt in zijn leven. Zoals het beeld van de grootvader ten prooi valt aan ontluistering, zo verbleekt tezelfdertijd ook de haast mythische allure die het Sas ooit voor Abel had. In het laatste geval kun je spreken van een verhaalmotief dat zich bij wijze van contrapunt herhaalt.
Een sterk structurerende vorm van herhaling doet zich voor met betrekking tot de foto's die Gregoor van Dina en Abel heeft gemaakt. Als ze later weer eens tevoorschijn komen, roepen ze voor moeder en zoon het verleden op.
| |
Stijl
De wijze waarop een motief, al dan niet in de vorm van varianten, terugkeert, verraadt een sterke analogie met muzikale principes. Op woord- en zinsniveau is de stijl van de roman concreet en beeldend in de beschrijvingen. Er is sprake van een sterke zintuiglijkheid in de aan Dina en Abel toegeschreven gewaarwordingen. Maarten Asscher heeft in zijn recensie opgemerkt dat De Jong een voorkeur heeft voor werkwoorden als ‘zwiepen, wuiven, stuiven, slieren, die zijn taal nog extra laten bruisen’.
| |
Autobiografisch gehalte / Werkelijkheid
Lezers die op de hoogte zijn van Oek de Jongs biografie zullen oog hebben voor de overeenkomsten tussen levensfeiten en de daardoor geïnspireerde fictie. Klaas de Jong Ozn., voor een deel model voor Lieuwe, volgde eerst een loopbaan in het onderwijs om vervolgens de politiek in te gaan. Zijn zoon Oek werd net als Abel geboren in Breda en groeide op in Dokkum en Goes. Het is overigens opvallend dat de namen van deze twee steden (net als van het veendorp Drachten waar grootvader Roorda woont) niet worden genoemd; het blijft bij aanduidingen dat ze liggen in Friesland dan wel Zeeland. Plaatsen die een wat minder prominente rol vervullen, zoals Vlissingen, Domburg en Gent, worden wel expliciet genoemd, evenals bepaalde locaties, zoals de Vlissingse beatkelder La Cave, of de kathedraal waarin zich Jan van Eycks Lam Gods bevindt. Een
| |
| |
enkele maal komt er een figurant in beeld die op het moment van handeling ook echt ter plaatse was, zoals bijvoorbeeld de Domburgse dichter J.C. van Schagen.
| |
Context
Voor Pier en oceaan heeft Oek de Jong deels geput uit de stof die hij benutte in zijn eerste roman Opwaaiende zomerjurken (1979). Sommige van de aan Abel toegeschreven ervaringen komen overeen met wat Edo Mesch beleeft en ondergaat tussen zijn achtste en zeventiende. Dina heeft het een en ander gemeen met Edo's moeder. Net als Abel heeft Edo moeite met het bepalen van zijn houding, leeft op voet van oorlog met alles en iedereen, worstelt met de ontluikende erotiek en probeert verwoed een systeem te ontwerpen dat de chaos in zijn hoofd kan transformeren tot een zinvolle samenhang. Het is geen toeval dat hij omstreeks zijn achttiende vakantie houdt bij een oom en een tante met een huis dat ontworpen is volgens de principes van Mondriaan en zijn constructivistische geestverwanten.
Een belangrijk verschil tussen de twee romans is dat de figuur van de vader in Opwaaiende zomerjurken afwezig is en in Pier en oceaan een prominente rol speelt. Verder laat het slotdeel van De Jongs eerste roman zien hoe Edo al verder gevorderd is in het schrijverschap dat voor Abel nog net buiten bereik ligt.
Compositorisch is Pier en oceaan breder opgezet en veel gedetailleerder uitgewerkt dan het 278 pagina's omvattende Opwaaiende zomerjurken. Edo Mesch is de enige hoofdpersoon, Abel daarentegen heeft Lieuwe en Dina, en in iets mindere mate ook grootvader Roorda naast zich. Opwaaiende zomerjurken is eerst en vooral ontwikkelingsroman, Pier en oceaan behalve ontwikkelingsroman ook een familiegeschiedenis.
Een tot nu toe ongenoemd motief verbindt Pier en oceaan met Opwaaiende zomerjurken en een aantal verhalen uit De Jongs debuut De hemelvaart van Massimo (1977), dat bij de herdruk van 2002 werd herdoopt tot De onbeweeglijke. Het betreft hier de sensatie van roerloosheid en tijdloosheid die Abel veelal ervaart op momenten dat hij op een stille plek alleen is. De ermee gepaard gaande verwachting dat er dan iets bijzonders staat te gebeuren anticipeert op de creatieve verbeelding die zich aan het slot aan Abel zal openbaren.
Hoewel Abel en Edo ook verwant zijn op het punt van onlust en agressie, is er in Oek de Jongs derde roman Hokwerda's kind sprake van een vorm van geweld die excessiever en van
| |
| |
structureler aard is dan in Opwaaiende zomerjurken. Pier en oceaan komt daar aanzienlijk dichter bij in de buurt.
De door Abel als magisch ervaren sfeer van de Zeeuwse eilanden, in combinatie met Bijbelse referenties, doet zich ook voor in De Jongs sprookjesachtige verhaal ‘De geit’. Het vormt een tweeluik met ‘De inktvis’, waarin de hoofdrol is weggelegd voor de aan onlustgevoelens lijdende visser Damiano.
Met Pier en oceaan heeft De Jong zich ingeschreven bij de memoriale traditie die wordt gerepresenteerd door Stendhals Vie de Henri Brulard, Tolstoi's trilogie Kindertijd-Jongensjaren-Jongelingschap, Marcel Prousts romancyclus À la recherche du temps perdu, James Joyce's Portrait of the artist as a young man en Simon Vestdijks Anton Wachter-reeks. Relevante aspecten van dit genre zijn het met verbeelding inkleuren van de herinnering, en het schetsen van een psychologisch portret van een jonge held in relatie tot zijn naaste omgeving.
Qua historische setting zijn er ook de nodige parallellen tussen Pier en oceaan en de romancyclus De tandeloze tijd van De Jongs generatiegenoot A.F.Th. van der Heijden. Stendhal, Tolstoi, Proust en Van der Heijden worden met ere genoemd in Oek de Jongs essay Wat alleen de roman kan zeggen (2013), een poëticaal vertoog waarin hij zich uitspreekt ten gunste van de realistische romantraditie die begint bij Stendhal en wordt voortgezet door Flaubert, Tolstoi, Couperus, Proust, Joyce en Kawabata. Dankzij hun werk heeft hij oog gekregen voor de verbeelding van intieme ervaringen en gewaarwordingen die schuilgaan achter de voor het oog waarneembare buitenkant van het individuele menselijke bestaan. In dat opzicht beschouwt hij de roman als een uniek en onvervangbaar genre, ook in tijden van revolutionaire ontwikkelingen binnen de media.
Opvallend is dat de Domburgse dichter Van Schagen, die even in het slotdeel van de roman figureert, in zijn dichtbundel Narrenwijsheid (1925) het motief van de paalhoofden een paar keer inbedt in een spirituele thematiek.
| |
Waarderingsgeschiedenis
De ontvangst van Pier en oceaan, die in de eerste weken na publicatie uitmondde in tientallen recensies en interviews, was over vrijwel de gehele linie uiterst gunstig. De meeste critici prezen als om strijd de zintuiglijke en lichte stijl, de epische spankracht, de dramatiek van de handeling en de verfijnde psychologie. Een enkeling verpakte zijn complimenten in een verwijt. Zo betoogde Arie Storm dat onder de op het eerste
| |
| |
oog onhandige verwoording en bijna kneuterige anekdotiek een ‘kolkende beweging’ schuilging. Ook loofde hij de manier waarop in het personage van Abel alle motieven en thema's razend knap bij elkaar kwamen.
Ronduit negatief was Arjan Peters, boekbespreker en literair redacteur van de Volkskrant. De opmaak en plaatsing van zijn afbrekende recensie was op een niet mis te verstane manier gekoppeld aan een positieve bespreking van Tommy Wieringa's tegelijkertijd verschenen roman Dit zijn de namen. Peters vond de roman langdradig van inhoud, traag van tempo en stoffig van taal. Bijval kreeg hij van Gertjan van Schoonhoven, Lies Schut en Koen Eykhout. Verschillende recensenten brachten hun bezwaren in verband met een ouderwets geacht naturalisme.
Tjerk de Reus, Arie Kok en Bart Jan Spruyt hadden oog voor het spirituele element. De Reus zag er zelfs een grondlijn in ‘die alle afzonderlijke elementen (erfelijkheid, geweld, lichamelijkheid, natuur) tot een eenheid smeedt’.
Voor deze bespreking is gebruikgemaakt van:
Oek de Jong, Pier en oceaan, eerste druk, Amsterdam 2012.
| |
| |
| |
Secundaire literatuur
Jeroen Vullings, ‘Ik ben een realist in hart en nieren’. In: Vrij Nederland, 29-9-2013. |
Jan Tromp, Altijd roerend in het diepe, donkere water. In: de volkskrant, 2-10-2012. |
Maarten Moll, ‘Ik probeer alle zintuigen van de lezer te bespelen’. In: Het Parool, 3-10-2012. |
Marnix Verplancke, Tegen God en vaderland. In: Knack, 3-10-2012. |
Maarten Asscher, Het kon minder, over en uit ‘Pier en oceaan’. Op: www.athenaeum.nl, 5-10-2012. |
Elsbeth Etty, ‘Wat weg is, roep ik op’. In: NRC Handelsblad, 5-10-2012. |
Jaap Goedegebuure, In de stilte van het weidse water. In: Trouw, 6-10-2012. |
Abel Roorda heeft driftige genen. In: Het Financieele Dagblad, 6-10-2013. |
Yves Desmet, ‘Het onderwerp vindt mij vaker dan dat ik een onderwerp vind’. In: De Morgen, 6-10-2012. |
Tjerk de Reus, Een kikker onder de bladeren. In: Friesch Dagblad, 6-10-2012. |
Erik Ziarczyk, Met z'n allen stapelgek. In: De Tijd, 6-10-2012. |
Arjan Peters, De twee reuzen van het najaar. In: de Volkskrant, 6-10-2012. |
Jan van Damme, ‘Zeeland drong zich aan me op.’ In: Provinciale Zeeuwse Courant, 6-10-2012. |
Sebastiaan Kort, Op zoek naar de verloren tijd. In: NRC Handelsblad, 12-10-2012. |
Arie Kok, Weggedreven als een plank in de zee. In: Nederlands Dagblad, 12-10-2012. |
Gertjan van Schoonhoven, Alles, dus niks. In: Elsevier, 12-10-2012. |
Lies Schut, Nieuwe Oek de Jong wijdlopig. In: De Telegraaf, 12-10-2012. |
Arie Storm, Nederland als betoverd gebied. In: Het Parool, 17-10-2012. |
Maria Vlaar, La Hollande profonde. In: De Standaard, 19-10-2012. |
Tjerk de Reus, Modern heidendom bij Oek de Jong. In: Reformatorisch Dagblad, 20-10-2012. |
Bart Jan Spruyt, Mystiek verlangen. In: Elsevier, 20-10-2012. |
Sietse de Vries, Diep in de provincie. In: Leeuwarder Courant, 20-10-2012. |
Koen Eykhout, ‘Pier en oceaan’ is saai, saai, saai, saai. In: De Limburger, 23-10-2012. |
Joost de Vries, Het gaat niet om mij. In: De Groene Amsterdammer, 1-11-2012. |
Sander Bax, In gevecht met de tijd. Oek de Jong, ‘Pier en oceaan’. In: De Leeswolf, nr. 9, december 2012, jrg. 18, p. 579-580. |
Oek de Jong, Wat alleen de roman kan zeggen, Amsterdam 2013. |
lexicon van literaire werken 101
februari 2014
|
|