Lexicon van literaire werken
(1989-2014)–Ton Anbeek, Jaap Goedegebuure, Bart Vervaeck– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 1]
| ||||||||||||||||||||
Oek de Jong
| ||||||||||||||||||||
InhoudProloogLin Hokwerda is zeven jaar als zij met haar vader een gevaarlijk spel speelt aan de oever van de Ee, nabij hun huis in het Friese | ||||||||||||||||||||
[pagina 2]
| ||||||||||||||||||||
Birdaard. Keer op keer laat ze zich door hem over de rietkraag in het water zwieren, tot ze uitgeput is en bijna verdrinkt. | ||||||||||||||||||||
Deel eenZeventien jaar later woont Lin in Amsterdam. Na de scheiding van haar ouders, op haar tiende, stortte Lin zich achtereenvolgens op een veelbelovende tafeltenniscarrière en een gedoemde liefde met de drugsverslaafde Marcus. Twee jaar na deze relatie ontmoet ze Henri Kist, lasser op een booreiland, die haar tegelijkertijd afstoot en aantrekt. Na de eerste afspraak verkracht hij Lin, maar toch kan ze hem niet weerstaan. Zij beginnen een heftige verhouding. | ||||||||||||||||||||
Deel tweeOp een septemberavond vergezelt Lin Henri naar een schip in het Westelijk Havengebied. Terwijl Henri voor grof geld een illegale lasklus opknapt, wordt Lin met zijn medeweten in het ruim overweldigd door een van de zeelui. Henri reageert ijskoud: ‘De wereld vergaat niet hoor, omdat jij tien minuten met je benen wijd hebt moeten liggen voor een of andere klootzak!’ Lin verlaat Henri, maar enkele maanden later komt het stel weer samen. In een restaurant kondigt Henri aan zijn werk op het booreiland vaarwel te willen zeggen, om samen met Lin een bestaan op te bouwen. Plots duikt fotograaf Alex Wüstge op, Henri's beste vriend, en hij maakt een foto van het stralende paar. Het geluk is echter van korte duur. Lin betrapt Henri met een andere vrouw en verbreekt elk contact. | ||||||||||||||||||||
Deel drieVia haar zus Emma ontmoet Lin de advocaat Jelmer Halbertsma. Er volgen enkele afspraakjes en Jelmer stelt Lin voor aan zijn ouders in hun buitenhuis aan de Fluessen. Er ontstaat een relatie waarin Lin zich enerzijds geborgen voelt bij de beschaafde Jelmer en zijn warme familie. Anderzijds wordt Lin vaak overvallen door een droefenis die haar de vraag doet stellen of ze misschien niet wil leven. | ||||||||||||||||||||
Deel vierTwee jaar later komt Lin Alex Wüstge tegen, die haar een foto toont waarop Henri zijn arm om een vrouw heeft geslagen. Hierna is Henri weer in Lins gedachten en korte tijd later spreekt ze met hem af. Henri heeft zijn linkerhand verminkt. In stilte verwijt hij het Lin, omdat het ongeluk gebeurde toen hij tijdens het lassen aan haar dacht. Lin begint Jelmer met Henri te bedriegen. Jelmer haalt Lin over om haar vader te bezoeken, die ze sinds haar tiende niet meer heeft gezien. Hokwerda en zijn nieuwe vrouw ontvangen hen afstandelijk en Lin herkent haar vader nauwelijks. Als Hokwerda op het sloopterrein van zijn autobedrijf de dragline demonstreert, laat hij pal boven Lins hoofd een autowrak vallen. Jelmer kan haar nog juist op tijd achteruittrekken. Hokwerda stapt asgrauw uit, met een gebroken sigaar tussen de vingers, maar zegt plagerig: ‘Toch niet geschrokken, hè?’ | ||||||||||||||||||||
[pagina 3]
| ||||||||||||||||||||
Lin verbreekt het contact met haar moeder en zus als die ontdekken dat zij haar vader heeft opgezocht. Ze gaat naar Henri om ook van hem afscheid te nemen. Eerst brengen ze nog een bezoek aan Alex, die lijdt aan een depressie. Tot Lins verbazing raadt Alex dat ze met Henri wil breken. 's Avonds biecht Lin haar inmiddels beëindigde affaire op aan Jelmer. Hij verbreekt hun relatie, maar besluit twee foto's van Henri, die hij vindt in Lins tas, niet te verscheuren. Twee weken later verdrinkt Alex zich in het IJ. | ||||||||||||||||||||
Deel vijfEr is een jaar verstreken als Henri en een zwangere Lin een weekendje doorbrengen op een woonboot. Lin staat doodsangsten uit als Henri haar een nacht alleen laat. Bij het ochtendgloren keert hij terug, dronken. In een handgemeen slaat Henri overboord en verdrinkt hij bijna. Als Lin ontdekt dat Henri weer met een andere vrouw heeft geslapen, deelt ze hem mede dat ze het kind laat weghalen. Eind oktober ziet Jelmer Lins foto in een boulevardblad. De kop luidt: ‘Ex-tafeltenniskampioene doodt minnaar’. Lin heeft Henri neergestoken met zijn eigen keukenmes, nadat hij weer was vreemdgegaan. Het artikel suggereert veel, maar verklaart niets. Jelmer gaat zelf op onderzoek uit: hij spreekt Emma en bezoekt Lin in de observatiekliniek. Ze vertelt dat ze er zelfs na de abortus niet in slaagde zich van Henri los te maken. Jelmer vraagt zich af wat er gebeurd was als hij de foto's van Henri toch onder Lins ogen versnipperd had. ‘Had het hem ten diepste ontbroken aan de wil om haar bij zich te houden? (...) Als er schuldigen waren, dan was hij er een van.’ | ||||||||||||||||||||
InterpretatieTitelDe titel Hokwerda's kind vormt de sleutel tot de roman. Lin Hokwerda is in vele opzichten het kind van haar vader. Ze is de oogappel van haar Friese heit en ze heeft zijn persoonlijkheid en uiterlijk geërfd. Hokwerda heeft echter een onvoorspelbare, duistere kant, ‘het onbedwingbare’, waarvoor de kleine Lin op haar hoede moet zijn. Later, als Lin volwassen is, dwarsboomt de gecompliceerde verhouding tot haar vader haar in andere relaties. Lin is Hokwerda's kind en daarmee automatisch níét het kind van haar moeder. Lins moeder wilde geen tweede kind, maar werd zwanger van haar om het huwelijk met Hokwerda te redden, dat tien jaar later alsnog teloorgaat. Lin ziet haar vader na de scheiding niet meer terug, maar tegelijkertijd herkennen haar moeder en oudere zus Emma hem in háár. Zij | ||||||||||||||||||||
[pagina 4]
| ||||||||||||||||||||
vormen getweeën een pact waarin voor Lin geen plaats is, omdat ‘ze door die twee altijd was gezien als het kind van een verafschuwde man, het kind dat op hem leek: wild, onevenwichtig, agressief, rusteloos.’ Op haar vierentwintigste is Lin alleen in Amsterdam, fysiek afgesneden van haar vader en emotioneel op grote afstand van haar moeder en zus. Elke vezel in Lins lichaam reageert dan ook op de verschijning van Henri, in wie ze onbewust haar vader herkent: het mannelijke lichaam, de helblauwe ogen, het spottende lachje. Uit Lins sterke band met Hokwerda ontstaat na de abrupte breuk een Electracomplex. Ze heeft geen kans gekregen om zich een realistisch beeld te scheppen van de geadoreerde vaderfiguur. Tot dit besef komt Lin echter niet, ze weet alleen dat ze zich niet van Henri kan losmaken ‘Omdat ze aan hem verslaafd was, aan de codes van zijn uiterlijk, na vijf jaar nog een mysterie.’ Sinds haar jeugd zit Lin opgesloten in een relatiedriehoek met haar ouders, hetgeen hun familienamen Hokwerda en Kooiker illustreren. Nu is het Henri Kist (sic) die haar gevangen houdt. Het is een gevaarlijke verslaving, want Henri is onvoorspelbaar. Soms gaat er een knop om in zijn hoofd. De blauwe ogen krijgen een helle gloed en de spottende lach wordt sarrend: ‘Opeens voelde ze gevaar. (...) Het was een man, maar het leek een beest dat op haar af kwam.’ Lin zoekt bij Henri naar de intimiteit die ze met haar vader deelde: zijn sterke lichaam waar ze zich ‘als een aapje’ aan kon vastklemmen. Maar er is meer aan de hand. Lin worstelt met een onkunde om werkelijk aan het leven deel te nemen: ‘Misschien wil ik niet leven, dacht ze. Is dat mogelijk?’ Om zich hiervan los te maken zoekt Lin naar uitersten. De eerste keer dat ze zich volledig met het leven verzoent, is paradoxaal genoeg als ze door Hokwerda's toedoen op een haar na verdrinkt: ‘Toen was het stil en vredig om haar heen. (...) Niets kon haar nu nog gebeuren.’ Het is deze intense ervaring uit haar jeugd die Lin najaagt als ze bij Henri is: ‘(...) opgewonden dacht ze: Nú, het gebeurt nu, het gebeurt alleen maar nu.’ Echter, Lins mystieke beleving in het water is verbonden met de onzuivere bedoelingen van haar vader. Hij begint het spel aan de rivieroever om zijn dochtertje te verlossen van haar angst om te ‘groeien’, maar gaat daarbij te ver: ‘Zijn stem klonk zacht, verleidelijk. Zijn stem klonk niet goed. Het meisje voelde het.’ Maar: ‘Ze wilde bij hem zijn.’ en laat zich overhalen tot een laatste plons: ‘Ik kan nog wel een keer.’ Lin is door het grensoverschrijdende gedrag van haar vader niet in staat om de liefde los te zien van onbetrouwbaarheid, noch het leven los | ||||||||||||||||||||
[pagina 5]
| ||||||||||||||||||||
van gevaar. Hierdoor neigt zij in haar streven naar vitaliteit paradoxaal genoeg tot zelfverminking en raakt zij verstrikt in een destructieve relatie. Lin verlaat Henri meermaals: na de verkrachting op het schip en nadat hij haar bedriegt. Toch keert ze telkens weer naar hem terug. Deze tweespalt is kenmerkend voor Lin, die heen en weer geslingerd wordt tussen hartstocht en verstand. Typerend voor haar innerlijke strijd zijn formuleringen als: ‘Ze had verlangd naar iemand die ze nooit meer wilde zien.’ Uiteindelijk krijgt Lins gevoel altijd de overhand. Zelfs na haar abortus gaat ze terug naar Henri, ‘ze begreep zelf niet meer waarom’. Lin bijt zich vast in de relatie met Henri, zoals ze zich vroeger op het tafeltennissen stortte. Ze neemt geen moment afstand om de gevolgen te overzien. | ||||||||||||||||||||
ThematiekDe innerlijke strijd tussen gevoel en rede is de hoofdthematiek van Hokwerda's kind. Alle personages worstelen ermee. In Lin neemt het gevoel de overhand, evenals bij haar vader en Henri, met wie ze zich daardoor sterk verbonden voelt. Geen van drieën zijn ze echter in staat om hun heftige emoties ook te uiten. De wortels hiervan liggen in hun jeugd: terwijl Lin vroeg van haar vader werd gescheiden, verloren Hokwerda en Henri beide jong hun moeder. Een emotionele band met de andere ouder was in geen van de gevallen mogelijk. Tegenover Lin, Hokwerda en Henri staan Emma, Lins moeder en Jelmer. Bij deze personages, die zich wél gesteund voelen door familiebanden, is het intellect de drijvende kracht. Beide kampen zijn niet in staat tot wederzijds begrip. Emma en haar moeder beschouwen Hokwerda en Lin als onbetrouwbare dromers, terwijl Lin hen ziet als onecht. De advocaat Jelmer Halberstma is een oude vlam van Emma. Hij behandelt Lin goed en zij voelt zich aangetrokken tot zijn warme familie. Desondanks blijken de verschillen onoverkomelijk. Lin probeert zichzelf in het gareel te houden door zich voor te stellen dat ze aan Jelmer is uitgehuwelijkt, maar haar gevoel is niet tot zwijgen te brengen. De aanstaande breuk tekent zich af op het midwinterfeest bij Jelmers ouders, als Lin wegvlucht om Henri te bellen, ‘Henri met zijn rommelige en moeilijke leven dat haar zoveel dieper raakte dan al die gestroomlijnde carrières en prefab levens in Jelmers wereld.’ Lin breekt ook met haar moeder en Emma. Na Henri's dood, als Lin op de vlucht is, zoekt ze haar zus weer op. Dan is het echter definitief te laat om de kloof te dichten. Lins fatale daad komt pas in het laatste hoofdstuk van Hokwerda's kind aan de orde, maar het naderend onheil ligt als een sluier over de gehele roman. Al bij het eerste etentje bewondert Lin de vlijmscherpe messen op het slagershakblok dat centraal | ||||||||||||||||||||
[pagina 6]
| ||||||||||||||||||||
in Henri's keuken staat. Uiteindelijk blijkt waarom: het is dit blok waar een woedende Henri Lin tegenaan duwt, het is dit blok waar zij het mes vanaf grist dat ze tussen zijn ribben plant. In de maanden voor de moord heeft Lin Henri in gedachten al meermaals omgebracht: ‘Het gebeurde altijd als ze hem van achteren zag. Vaak ook juist als ze hem liefkoosde, zoals nu. Dat ze zich voorstelde hoe ze met een bijl zijn achterhoofd kliefde (...) en terwijl ze het deed wilde ze het niet, het overkwam haar’. Ook de vingers die Henri kwijtraakt bij het lassen, kondigen zijn einde aan. Hij rekent het Lin in stilte aan, hoewel ze elders was toen het gebeurde. Dit incident, waaraan Lin schuldig wordt verklaard zonder de dader te zijn, weerspiegelt Henri's dood, waarvan Lin de dader is, zonder er wellicht na alle kwellingen geheel en al schuldig aan te zijn. Het onheilsmotief gaat in Hokwerda's kind vaak samen met de aanwezigheid van water. Het begint in de proloog, als de zevenjarige Lin zich overgeeft aan de lokkende diepte van de Dokkumer Ee te Birdaard. De Friese veenplassen, met hun zwarte water en moerasachtige bodem, vormen meermaals het decor voor sinistere scènes, zoals wanneer een zwangere en doodsbange Lin zich met een keukenmes op een woonboot verschanst. Jelmers ouders wonen aan de Fluessen, in het zuidwesten van Friesland. Lin raakt er meermaals te water: ze slaat overboord bij het zeilen en stapt met opzet op zwak ijs. De katharsis die het water van de Ee bij Lin teweegbracht, blijft in de Fluessen echter uit. Na elk ongelukje voelt Lin zich afgewezen door de geërgerde Jelmer. Ook de Amsterdamse wateren roepen ongeluk af: Lins verkrachting vindt plaats in het Westelijke Havengebied, en Henri's vriend Alex Wüstge springt met twee basaltkeien in het IJ. Maar de symboliek kent ook een tegengestelde pool: Lin kan zich aan het water overgeven en ontleent er kracht aan. Vaak kijkt ze bij het gebouw van de roeiclub toe hoe de boten worden drooggewreven, waarna ze vastberaden haar weg vervolgt. Ook de zee symboliseert kracht en vitaliteit: Lin gaat er naartoe als ze verliefd is en doet er moed op voor een moeilijk telefoongesprek met Jelmer. In Hokwerda's kind is een opvallend grote rol weggelegd voor foto's. Ze roepen herinneringen op en typeren personages. Zo constateert Jelmer in het theatrale gebaar van een jonge Hokwerda, gefotografeerd in zijn nieuwe auto, ‘iets onwaarachtigs, alsof er heel veel was dat overschreeuwd moest worden.’ Foto's kondigen ook onheil aan, zoals het overstroomde landschap aan de muur in Alex Wüstges pakhuis, vlak voor | ||||||||||||||||||||
[pagina 7]
| ||||||||||||||||||||
zijn verdrinking: ‘Koud, nat, zompig en verlaten was het daar, vol melancholie.’ De foto's oefenen zelfs invloed uit op het verhaal. Zo verlaat Jelmer Lin omdat hij het niet over zijn hart kan verkrijgen haar foto's van Henri te verscheuren. De macht van de cameralens krijgt gestalte in de persoon van beroepsfotograaf Alex Wüstge. Zijn werk legt de relatie tussen Henri en Lin niet alleen vast, maar stuurt deze ook. Als Alex in een restaurant hun stralende geluk kiekt, is de liefde snel verleden tijd. Enkele jaren later is echter een andere foto van Wüstge, waarop Henri een vrouw omarmt, verantwoordelijk voor de heimelijke hereniging. Het ‘derde oog’ van de camera geeft Alex Wüstge de gave van een ziener: hij doorziet Lins voornemen om de affaire met Henri te beëindigen. Een jaar later is een portret van de fotograaf de stille getuige als op de woonboot het geweld tussen Lin en Henri escaleert. De dode spreeuw waar Alex op de foto naar kijkt, kondigt de afloop aan. | ||||||||||||||||||||
VertelsituatieIn Hokwerda's kind wisselt de personale vertelsituatie tussen de personages. Meestal ligt het perspectief bij Lin, Jelmer of Henri, soms bij een bijpersonage als mevrouw Kooiker of Alex Wüstge. Zo leert de lezer het verhaal van verschillende kanten kennen. Zwart en wit veranderen in grijstinten: Jelmer camoufleert met hoffelijkheid zijn ergernis. En aan Henri's geweld ligt angst ten grondslag voor ‘de zoveelste subtiele gemeenheid van vrouwen waar hij geen verweer tegen had.’ Uiteindelijk blijkt zelfs Lins onvoorwaardelijke liefde voor Henri niet zuiver, want voelde ze niet ‘een vage afkeer van hem, een zekere minachting, die ze voor zichzelf verborgen had moeten houden?’ Het wisselende perspectief brengt haarfijn aan het licht hoe de situatie uit de hand loopt. De relatie tussen Lin en Henri wordt gekenmerkt door excessen. Heftige vrijpartijen, machtsspelletjes en mishandelingen wisselen elkaar af. Soms slaat Lin terug, vaak vervalt ze in het patroon uit haar jeugd: aanhankelijk zijn, maar altijd op haar hoede blijven. Tot haar onderbewuste zich niet meer laat onderdrukken en scheldwoorden en moordfantasieën spuit. Het slothoofdstuk vertelt hoe Lin haar droombeelden uiteindelijk in praktijk brengt. De lezer is er indirect getuige van: hij volgt Jelmer, die de crime passionelle reconstrueert, na erover gelezen te hebben in een roddelblad. | ||||||||||||||||||||
ContextHokwerda's kind, De Jongs derde roman, verscheen zeventien jaar na de tweede, Cirkel in het gras (1985). In de tussenliggende | ||||||||||||||||||||
[pagina 8]
| ||||||||||||||||||||
periode ondernam de auteur een spirituele zoektocht. Hij herbepaalde zijn positie ten opzichte van het christendom van zijn jeugd en het boeddhisme, waaraan hij zich daarna conformeerde, om te komen tot een persoonlijke mystiek: de wetenschap van de belangeloosheid. Het verslag van deze reis legde hij neer in twee novelles onder de titel De inktvis (1993) en in de essaybundel De man die in de toekomst springt (1997). Pas hierna was er weer ruimte voor een roman. Hokwerda's kind heeft de grondthematiek behouden van Cirkel in het gras en de eerste roman Opwaaiende zomerjurken (1979): ze gaan over mensen die opgesloten zijn in zichzelf, en er niet in slagen het leven ten volle te leven. Lin Hokwerda heeft met Edo Mesch uit Opwaaiende zomerjurken gemeen dat zij beiden streven naar de herbeleving van een magisch moment uit hun jeugd. Edo kreeg zijn ervaring toen hij achter op de fiets de jurken van zijn moeder en de buurvrouw zag opwaaien, Lin wanneer zij bij een gevaarlijk spel met haar vader bijna verdrinkt. Verdrinking en, in algemenere zin, water zijn een belangrijk motief in het oeuve van Oek de Jong, zoals in Cirkel in het gras en De inktvis. In Opwaaiende zomerjurken bedenkt Edo zich op het nippertje wanneer hij zich wil verdrinken en keert hij gelouterd terug uit het Diepe Gat. Ook in Hokwerda's kind spelen met name de Friese wateren een grote rol. Oek de Jong kent het Friese veengebied uit zijn jeugd: hij woonde in zijn vroege kindertijd in Dokkum en bracht er later vele zeilvakanties door. Hokwerda's kind is dus enerzijds verwant aan De Jongs eerdere romans, maar draagt anderzijds de resultaten van zijn mystieke reis in zich en is aldus verbonden met de beide literaire producten uit die tijd. Met De inktvis heeft Hokwerda's kind bovendien gemeen dat de personages aards en sensitief zijn, terwijl in de eerste romans vooral intellectuelen voorkomen. In plaats van schrijvers en wetenschappers bevolken nu een verkoopster, een lasser en een autohandelaar de pagina's. Het is echter geen toeval dat Lin een sportcarrière achter de rug heeft: Oek de Jong vergelijkt het schrijven vaak met topsport. Waar eerdere personages als Edo Mesch al filosoferend het leven trachtten te doorgronden, gaat de aardse en sensitieve Lin met haar lichaam op zoek naar de essentie van het bestaan. Hoewel de wijsgerige verhandelingen uit de eerdere romans ontbreken, is ook in Hokwerda's kind de mystieke dimensie aanwezig die De Jongs oeuvre kenmerkt. Lin streeft naar herhaling van de ervaring van opperste vitaliteit die haar als zevenjarige onder de waterspiegel overspoelde. Volgens De Jong is dit verlangen om in het hier en nu te zijn de eigenlijke basis van religie en mystiek. Onder alle metafysische constructies | ||||||||||||||||||||
[pagina 9]
| ||||||||||||||||||||
ligt overlevingsdrang. Deze aardse, elementaire opvatting van mystiek beschrijft De Jong in het essay ‘Niet-handelen, niet-weten’ uit De man die in de toekomst springt. | ||||||||||||||||||||
PoëticaMet een ander essay uit de bundel is Hokwerda's kind op een metaniveau verbonden: ‘Een klievende roman’. Hierin spreekt Oek de Jong zijn visie uit op de roman. Hij stelt dat hij van een roman verwacht dat die ‘de lezer ontroert en verandert en hem terugleidt, of terugschópt, naar wat ik ook nog “essentie” zou kunnen noemen.’ Een schrijver kan dit bereiken via zijn personages: ‘door te laten zien hoe ze zich voordoen, wat ze zich wanen en hoe ze werkelijk zijn.’ Hokwerda's kind is De Jongs eerste kans om de idealen uit ‘Een klievende roman’ in praktijk te brengen. Het wisselende perspectief zorgt ervoor dat de personages om en om hun maskers laten vallen. Dit resulteert in katharsis, voor De Jong het hoogste doel in een roman, ‘te verschaffen door het contact met een werkelijkheid die in het dagelijks leven verborgen wordt gehouden of onbereikbaar is.’ Hokwerda's kind doet dit door aan het licht te brengen waarom twee mensen hardnekkig samen blijven in een ongezonde, gewelddadige relatie. | ||||||||||||||||||||
OpbouwVoorts waarschuwt De Jong in zijn essay voor al te frivole vormexperimenten, omdat ‘een roman die knapper dan knapst is ook knap vervelend en knap onleesbaar is’. Hokwerda's kind kent dan ook een rechtlijnige opbouw, zonder een spoor van de collagetechnieken uit de eerdere romans. Het verhaal bestaat geheel uit chronologisch geordende scènes. Als modern verhaal in een klassiek gesneden jas is Hokwerda's kind in lijn met de stelling van de auteur dat het uitstekend mogelijk is ‘met de bestaande techniek nog lange tijd voort te gaan en nieuwe werkelijkheden, nieuwe gevoelens, nieuwe innerlijkheid te exploreren.’ | ||||||||||||||||||||
StijlDe stijl is het belangrijkste van een roman, vindt De Jong: ‘Als een roman maar iets is. En of hij iets is, dat wordt bepaald door de stijl.’ In Hokwerda's kind is die stijl in één term te vangen: zintuiglijk. De personages redeneren noch filosoferen, maar voelen, horen, ruiken, proeven en zien. Voor Lin is Henri's ‘pittige en bittere geur, als van verkoold hout’ veelzeggender dan zijn woorden. Ook de beschrijvingen zijn van een grote zintuigelijkheid, of, in De Jongs eigen woorden: stillevenkwaliteit. Henri's hand die, omwikkeld met een theedoek, behendig het oestermes hanteert, Lin met een grote bos rabarber op de arm, de bladeren er nog aan: het zijn beelden die de lezer bijblijven. Typerend is in dit verband dat foto's - die het leven letterlijk stilzetten - een grote rol spelen in Hokwerda's kind. Waar de intellectuele personages uit De Jongs eerste romans zich bezig- | ||||||||||||||||||||
[pagina 10]
| ||||||||||||||||||||
houden met kunst, voelen de protagonisten uit Hokwerda's kind zich veeleer geraakt door familiekiekjes, portretten en andere foto's. De Jong heeft een ommezwaai gemaakt van de gecompliceerde, filosofische verhandelingen in zijn eerste romans, naar de eenvoudige zintuiglijke ervaring in Hokwerda's kind. Dat heeft volgens hemzelf met ouder worden te maken: als veertiger heeft De Jong ontdekt dat het intellect niet de sleutel is tot inzicht. Naast elke gedachtegang kan immers een andere geplaatst worden, die evenzeer geldt. Een zintuiglijke ervaring is daarentegen onweerlegbaar. Een sterk beeld omzeilt het intellect en koerst aan op de onderbuik, waardoor het meer indruk maakt. De karakters van Henri, Jelmer en Lin komen bijvoorbeeld het indringendst naar voren uit de omschrijvingen van hun interieurs. De eersten drukken hun uitgesproken persoonlijkheid uit in respectievelijk een expressieve, haast dramatische inrichting en een stijlvol appartement vol familiestukken. Lins gebrek aan zelfinzicht komt echter pijnlijk naar voren uit haar ‘kale houten vloeren’ waarop slechts meubels staan die bij het grof vuil zijn gevonden. Binnen de wereldliteratuur grijpt Hokwerda's kind terug op de tragische vrouwenportretten uit de tweede helft van de negentiende eeuw: Louis Couperus' Eline Vere, Gustave Flauberts Madame Bovary, Frederik van Eedens Van de koele meren des doods en Tolstojs Anna Karenina. Aan Tolstoj heeft Oek de Jong ook een voorbeeld genomen wat zijn scenische en zintuiglijke schrijfstijl betreft. Ronald Spoor plaatst in een bespreking Cirkel in het gras naast Louis Couperus' Langs lijnen van geleidelijkheid. Deze vergelijking gaat bij Hokwerda's kind minstens evenzeer op: beide vertellen het verhaal van een vrouw die er niet in slaagt zich los te maken van een demonische minnaar. Wat Oek de Jong voor heeft op zijn negentiende-eeuwse collega's, is dat hij ook de lichamelijke dimensie van een relatie kan beschrijven. Met Hokwerda's kind heeft hij een tijdsbeeld geschetst van een liefde in de jaren tachtig en negentig van de twintigste eeuw, zoals Jan Wolkers' oeuvre dat deed van de periode daarvoor. | ||||||||||||||||||||
WaarderingsgeschiedenisDe critici halen opgelucht adem als Hokwerda's kind verschijnt: Oek de Jong, die zij na het gekraakte De inktvis eigenlijk al hadden opgegeven, komt na een lange stilte weer met een roman. Hokwerda's kind blijkt echter geen Opwaaiende zomerjur- | ||||||||||||||||||||
[pagina 11]
| ||||||||||||||||||||
ken en ook geen Cirkel in het gras. Wat is de roman dan wel? De recensenten zijn het erover eens dat De Jong met Hokwerda's kind een ouderwetse vertelling heeft geleverd, met levensechte personages en doordringende scènes. Robert Anker en Jeroen Vullings dichten de roman een zuigende werking toe, Max Pam meent met een prijswinnend boek voor het grote publiek van doen te hebben en Marja Pruis spreekt van ‘noeste romankunst’. Wel is er kritiek op de vele seksscènes, onder andere door Vullings (‘En maar stoten’), en op de stijl die houterig (Arjan Peters) genoemd wordt. Over de intentie van de auteur zijn de critici verdeeld. Max Pam stelt dat hij slechts een spannend verhaal wilde vertellen. Arjan Peters, Jeroen Vullings, Ingrid Hoogervorst en Onno Blom noemen Hokwerda's kind een naturalistische roman, waarin milieu en erfelijkheid Lins lot bepalen. Toch is er geen sprake van schematische psychologie, aldus Hans Goedkoop. Erwin Mortier herinnert zich een telefoongesprek waarin de schrijver vertelde dat hij uit dit boek ‘tegelijk onherkenbaar veranderd en onveranderd’ te voorschijn zou komen. De uiterlijke veranderingen zijn inderdaad groot, maar ligt daaronder niet iets van de oude Oek? T. van Deel bespeurt het in de ‘lichamelijkheid van de geest’ die een prominente rol speelt in wat hij een overrompelende en magistrale roman noemt. Hans Goedkoop ontdekt een aardse variant van de mystiek uit De Jongs eerdere werk in de ‘splijtende ervaring’ die Lin als kind ondergaat in het water van de Ee.
Voor deze bespreking is gebruikgemaakt van: Oek de Jong, Hokwerda's kind, tweede druk, Amsterdam 2002. | ||||||||||||||||||||
[pagina I]
| ||||||||||||||||||||
Secundaire literatuur
lexicon van literaire werken 65 |
|