| |
| |
| |
Arthur Japin
Een schitterend gebrek
door Marlene Lunter
Achtergronden en uiterlijke beschrijving
De eerste druk van Een schitterend gebrek van Arthur Japin (* 1956, Haarlem) verscheen in 2003 bij De Arbeiderspers. In januari 2006 was het boek aan de vierentwintigste druk toe en waren er meer dan 180.000 exemplaren verkocht.
De tekst is ingedeeld in drie delen met zowel een Romeins nummer als een titel: ‘I. Het voordeel van de liefde’; ‘II. Een schitterend gebrek’; ‘III. Theatrum amatorium’. De delen beslaan respectievelijk 64, 76 en 85 pagina's. Het eerste deel telt zeven hoofdstukken, het tweede deel zes, en het derde weer zeven. Elk deel wordt ingeleid met een epiloog zonder titel. Het boek sluit af met een drie pagina's tellend ‘Ten slotte’ waarin Japin meer vertelt over zijn hoofdpersoon en bronnen.
Het motto luidt: ‘Veel wat aanvankelijk alleen in de verbeelding bestaat, wordt werkelijkheid. G.C.’ Het boek telt 239 pagina's.
| |
Inhoud
Lucia (1728) groeit op het landgoed Pasiano, vlakbij Venetië, op. Als kind denkt zij dat Pasiano aan haar ouders toebehoort, maar het is eigendom van de gravin van Montereale. Lucia's ouders staan aan het hoofd van de huishouding. Haar jeugd is paradijselijk. Ze brengt veel tijd in de natuur door en ze kent geen angst of oordeel. Ze voelt voordat ze denkt.
In de herfst van 1742 geeft de gravin een groot feest ter ere van het huwelijk van Adriana, haar dochter. Eén van de gasten is de zeventienjarige Giacomo Casanova en Lucia en hij worden verliefd op elkaar. Ze brengen veel tijd samen door, zoenen met elkaar, maar Giacomo wil niet verder gaan.
Hij wil carrière maken en Lucia moedigt hem daarin aan. Na een maand vertrekt hij om zijn droom na te jagen. In de zomer van 1743 zullen ze trouwen.
In de maanden dat hij weg is, stoomt De Pompignac, Adriana's oud-leraar, Lucia klaar voor haar taak als diploma- | |
| |
tenvrouw. Zij blijkt uitzonderlijk intelligent te zijn. Zij leert goed lezen en schrijven, Frans spreken, na te denken en te discussiëren, zich goed te bewegen, netjes te praten, dansen en met bestek te eten.
De Pompignac krijgt de pokken en sterft. Omdat Lucia hem op zijn sterfbed verzorgt, raakt ze ook besmet. Ze overleeft het, maar haar gezicht is ernstig aangetast. Ze begrijpt dat als ze met Giacomo trouwt, hij zijn carrière wel kan vergeten in een wereld waar alles om het uiterlijk draait. Als hij terugkeert, laat ze haar moeder hem vertellen dat ze niks meer voor hem voelt en zich heeft laten schaken door een bode. Op deze manier denkt zij de enige ongelukkige van hen beiden te zijn.
Ze trekt naar Bologna, noemt zich Galathée de Pompignac en raakt bevriend met Zélide. Zélide vindt dat uiterlijke schoonheid een gebrek is, omdat de onderliggende schatten dan verborgen blijven. Samen trekken ze via de opgravingen van Portici naar Venetië. Lucia hoort daar van Giacomo's broer dat Giacomo de ene na de andere vrouw verovert.
Als Zélide overlijdt, trekt Lucia in 1749 naar Amsterdam omdat ze veel goeds over de daar heersende vrije geest heeft gehoord. Daar verdient ze de kost door zich te prostitueren en zit ze twee jaar in de gevangenis wegens seksuele omgang met een jood.
Om afstand tussen zichzelf en de wereld te scheppen, sluiert ze zich. Eindelijk wordt ze niet meer be- en veroordeeld op haar uiterlijk. Echte heren krijgen belangstelling voor haar waardoor ze zich tot een dure prostituee kan opwerken. Ze laat haar gezicht aan niemand zien.
Ze heeft vaste cliënten en één van hen is de Amerikaan Jamieson, een groothandelaar in huiden en tabak die de Europese markt probeert te veroveren.
In de herfst van 1758 ziet ze Giacomo terug. Hij noemt zich Seingalt en weet vanwege haar voile niet wie zij is. Hij is verbitterd en minacht vrouwen. Lucia heeft haar doel niet bereikt: niet alleen zij is verminkt, maar hij ook.
Hij vertelt dat hij een goede minnaar is die zijn partner tijdens het liefdesspel graag pleziert. Hij heeft veel vrouwen bemind, maar er nog nooit één ongelukkig achtergelaten. Hij daagt haar uit het tegendeel te bewijzen. Zij neemt de weddenschap aan.
Ze gaan een seksuele relatie aan en hij pleziert haar doordat hij er zelf plezier in heeft. Hij behandelt haar als zijn gelijke door zijn intiemste avonturen te vertellen.
Ze vertelt dat ze Lucia kent en stuurt hem naar een huis op de Zeedijk. Daar zit ze, ongesluierd. Om hem zich niet schuldig te laten voelen, vertelt ze hem dat ze zich had laten verlei- | |
| |
den, in verwachting is geraakt, prostitiuee is geworden en toen de pokken heeft gekregen. Toch voelt hij zich wel degelijk schuldig omdat hij haar lusten heeft opgewekt zonder ze te bevredigen.
Hij schrijft Lucia een brief: zij heeft de weddenschap gewonnen, hij noemt zijn jeugdliefde ‘weerzinwekkend’.
Jamieson gaat terug naar Amerika. Hij kent Lucia's geheim en maakt zich zorgen over haar toekomst. Hij weet dat ze zwanger is en vraagt haar met hem te trouwen. Ze aanvaardt met hem de reis.
Haar hele leven dacht Lucia dat liefde iets is wat je moet ontvangen, nu weet ze dat het iets is wat je moet geven.
| |
Interpretatie
Opbouw / Structuur
Een schitterend gebrek bestaat uit drie delen en een kort nawoord (‘Ten slotte’). Elk deel heeft een titel (zie hierboven) en is opgebouwd uit een epiloog gevolgd door zes of zeven korte hoofdstukken. De eerste hoofdstukken van deel I en III hebben een plaatsaanduiding plus jaartal als titel: ‘Amsterdam 1758’. Elke epiloog is een wijze les van Lucia.
In deel I spelen de oneven hoofdstukken zich af in Amsterdam in de herfst van 1758 als Lucia Casanova terugziet. De even hoofdstukken gaan terug in de tijd naar het landgoed Pasiano bij Venetië waar Lucia haar jeugd doorbrengt. Hoofdstuk twee vertelt hoe haar ouders elkaar ontmoeten in 1728, hoe Lucia snel daarna wordt geboren en hoe ze paradijselijk opgroeit. In het voorjaar van 1742 wordt het huwelijk van Adriana voorbereid, en Lucia ontmoet in september Casanova. In oktober vertrekt hij weer.
Deel II vertelt in chronologische volgorde hoe het Lucia vergaat in de jaren 1742-1748, nadat zij het landgoed heeft verlaten en de wereld in trekt. Via Bologna, Portici en Venetië komt ze in Parijs terecht.
De hoofdstukken 2 en 4 van deel III vertellen het vervolg van 1749 tot 1752 als Lucia in Amsterdam neerstrijkt. Hoofdstuk 1 gaat door waar deel I ophield, namelijk najaar 1758 in Amsterdam. Hoofdstuk 3, 5, 6 en 7 wikkelen het verhaal verder af tot aan begin 1759 als Lucia met Jamieson per boot naar Amerika vertrekt.
Het boek is in de verleden tijd geschreven, met uitzondering van enkele passages in het laatste hoofdstuk.
| |
Perspectief
Japin gebruikt twee soorten ik-vertellers: de vertellende ik die over het verleden vertelt, en de belevende ik, die de gebeurtenissen vertelt die haar op dat moment overkomen. Lucia is
| |
| |
als vertellende ik het grootste deel van het boek aan het woord. Zij kijkt terug op de eerste dertig jaar van haar leven. In het allerlaatste hoofdstuk ontdekt de lezer pas wanneer, waar en aan wie Lucia vertelt. Het is voorjaar 1759, Lucia zit op de boot naar Amerika en vertelt haar levensverhaal aan haar ongeboren kind. Ze is hier in twee fragmenten als belevende ik-verteller aan het woord: zij vertelt wat ze op dat moment beleeft en denkt. Dit zijn de enige passages die in de tegenwoordige tijd zijn geschreven.
| |
Stijl
Een schitterend gebrek speelt zich af in de achttiende eeuw en de taal doet gepast ouderwets aan. Dat komt voornamelijk door woorden als schromen, dra, bloed trekken (iemand tot bloedens toe verwonden), het gemene volk en het gepeupel (de gewone mensen), beschimpen, wichtjes, bakkes, smeerbed, harpij en plug (pooier). Ook stijlfiguren als parallellisme dragen daartoe bij, bijvoorbeeld op pagina 16 waar drie zinnen achter elkaar beginnen met ‘Het is dat...’
De dialogen komen niet als spreektaal over, bijvoorbeeld: ‘Edelmoedigheid heb ik altijd een nogal overschatte deugd gevonden. Ik heb nooit gepretendeerd tot het rechtschapen deel van de mensheid te behoren.’
| |
Thematiek
Een schitterend gebrek speelt zich af tijdens de verlichting, de periode die rond 1650 begint en duurt tot aan het einde van de achttiende eeuw. Men had een vast vertrouwen in de mogelijkheid om de wereld onder controle te brengen en de toestand waarin de mens zich bevond te verbeteren. De rede, het gezond verstand, werd gezien als motor van de vooruitgang.
Lucia is een kind van de overgang. In haar jeugd leeft zij in het paradijs van het gevoel. Zij zegt dan over zichzelf: ‘Ik was niet iemand die dacht met haar hoofd. Daar geloofde ik niet in. Ik wist alleen wat ik voelde’, en ‘Nooit heb ik bewondering kunnen opbrengen voor mensen die zaken van het hart met hun verstand beslissen.’
Maar dan gaat zij in de leer bij De Pompignac. Net als Pygmalion schept hij uit een brok marmer de nieuwe Lucia en noemt haar Galathée. Hij scherpt haar verstand en bevrijdt haar van de slavernij van het gevoel. Hij is op het eerste gezicht de man van de rede, maar hij zegt al: ‘Hart en verstand, die combinatie is het hoogste wat een mens kan bereiken.’
Dan ontmoet Lucia Zélide. (De naam zou een verwijzing naar Belle van Zuylen kunnen zijn, die Portrait de Zélide schreef.) Zij pleit voor intuïtie en gevoel en noemt de rede de ‘buitenkant van ons bewustzijn’, die ‘belemmert het zicht op de intuïtieve kennis, de oerkennis’ die elke mens in zich meedraagt. Zo is het ook met de opgravingen die ze samen bezoe- | |
| |
ken. Van de steden rond de Vesuvius heeft de mens geen weet, totdat ze bij toeval ontdekt worden.
Schoonheid is volgens Zélide een kerker, want ‘als iemand iets moois ziet, denkt hij dat het af is. Het stelt hem tevreden. [...] Hij durft er niet aan te slijpen, zodat wij nooit zullen weten wat er allemaal nog onder de oppervlakte zit. Die hele onzichtbare rijkdom zal nooit aangeboord worden.’
Zo wordt Lucia heen en weer geslingerd van gevoel naar verstand naar gevoel. Aan het eind zegt zij dat Europa zich heeft uitgeleverd aan de rede. Het lopen onder het juk van de verstandelijkheid valt haar zo zwaar, dat ze ertegen kiest. Maar ze verwacht dat haar ongeboren kind ‘heel anders zal zijn, een product van allebei, van oud en nieuw, van hoofd en hart’. En Amerika, de nieuwe wereld, waarnaar zij op weg is, staat symbool voor dat evenwicht.
Daarnaast is Een schitterend gebrek een boek over de liefde. In de epiloog van deel I vertelt Lucia het al: zij heeft geleerd lief te hebben. Zij draagt haar verdriet niet in haar hart, maar aan de buitenkant en dat is haar redding geweest.
De epiloog van deel II vertelt het verhaal van de kluizenaar die er zijn hele leven aan besteedt om over het water te leren lopen, terwijl er honderd meter verderop een pontje vaart. Lucia vergelijkt dit met al die mensen die hun hele leven op zoek zijn naar de liefde en hem nooit vinden, terwijl je er alleen een andere kijk voor nodig hebt.
De epiloog van deel III verhaalt over de zwakzinnige neef van Lucia, die vastgeketend is omdat zijn ouders bang zijn dat hem iets overkomt. Hij verdrinkt samen met zijn vader omdat de ketting vast komt te zitten. Als je de liefde wilt vastleggen, raak je haar kwijt. Ook verwijst het weer naar verstand en gevoel: als je met je verstand je gevoel vastlegt, ga je kopje onder.
Lucia beredeneert met haar verstand dat Giacomo gelukkiger zal worden als zij hem laat gaan, maar als zij hem terugziet, is hij helemaal niet gelukkig. Hij heeft geleerd lief te hebben met zijn hoofd, terwijl Lucia liefheeft met haar hart: ‘Wij zijn ongelukkig omdat wij denken dat we lief moeten hebben (d.w.z. liefde ontvangen). Maar wij moeten niet hebben, wij moeten geven. Dit heeft mijn gebrek mij geleerd.’
Het thema van de buitenstaander speelt een grote rol. In het begin van haar leven is Lucia opgenomen in de leefgemeenschap op Pasiano, maar als zij het landgoed verlaat, staat zij er alleen voor. Zij ontmoet wel mensen waar zij enige tijd mee optrekt, maar zij wordt niet geaccepteerd door de maatschappij omdat zij er zo afstotelijk uitziet. Ook als zij haar sluier draagt, blijft zij een buitenstaander. Er is hoop dat dit niet meer zo zal zijn als zij met Jamieson naar Amerika vertrekt.
| |
| |
Gezien worden, op een nieuwe manier kijken is een vierde thema uit het boek. Hoe je naar de liefde kijkt, is hierboven al besproken. Maar het kijken begint al bij de kunstige spiegels die Lucia's grootvader maakt. Iedereen die erin kijkt, krijgt een geflatteerd beeld van zichzelf, zonder de alledaagse oneffenheden. Als Lucia's vader haar moeder ontmoet, is hij de eerste die echt naar haar kijkt en hij ziet meer in haar dan zij wist dat er te zien was.
Als Lucia wordt geboren, ontwerpt haar grootvader een spiegeltje waarin de ogen van de heilige Lucia te zien zijn, maar alleen bij een directe lichtinval. De heilige Lucia was een martelares, maar de naam is afgeleid van ‘lux’, hetgeen licht betekent. De godin Lucina is de godin der geboorte, degene die aan het licht brengt. Zo lijdt het romanpersonage Lucia ook en brengt zij de waarheid over de liefde aan het licht. Als zij van Pasiano vertrekt, neemt ze het spiegeltje mee. Op een gegeven moment moet ze het belenen, maar ze zorgt dat ze het zo snel mogelijk terug kan kopen. Als zij het plan van de uiteindelijke confrontatie met Giacomo bedenkt, zoekt zij steun bij het spiegeltje en bidt zij tot de heilige Lucia. Ze laat zich niet afschrikken door haar eigen spiegelbeeld en voor het eerst in lange tijd kijkt ze erdoorheen.
Als kind hoort ze al van de gravin dat in Venetië - lees: de wereld - alles draait om aanzien. Alles wordt bepaald door het uiterlijk. Als je er niet goed uitziet, heb je geen enkel toekomstperspectief.
De eerste jaren dat Lucia de wereld in trekt, is zij gewend om zichzelf te zien in de ogen van anderen. Hun reacties bepalen haar zelfbeeld. Zij hecht er meer waarde aan, dan aan haar eigen mening. Maar Zélide verwoordde het al: de mensen kijken niet verder dan het uiterlijk, dan wat ze zien, en wat daaronder ligt, blijft verborgen voor hen.
Als Lucia zich sluiert, heeft ze het gevoel alsof haar persoonlijkheid dan pas zichtbaar wordt. De mensen doen dan meer hun best om haar te leren kennen. Maar het heeft ook een groot effect op haarzelf. Ze leert zonder vooroordeel te kijken. Met haar sluier zoekt ze afstand tot de wereld, maar hij brengt haar juist dichter bij de mensen.
Als ze terugdenkt aan de mooie momenten met Giacomo, realiseert ze zich dat haar innigste herinneringen die zijn waarin ze liefde aan hem schonk. Dit doet haar denken aan het plaatje uit de encyclopedie van verlichtingsman Diderot waarop rede en gevoel samen de waarheid haar sluier afrukken.
Een belangrijk thema is bedrog, bedriegen en bedrogen worden. Lucia bedriegt Giacomo als ze via haar moeder laat weten dat ze vertrokken is en waarom. Parallel daarmee loopt haar latere bedrog: weer vertelt ze Giacomo niet de waarheid
| |
| |
over haar verdwijning en liegt ze over het moment waarop ze ziek is geworden. Beide keren doet ze het voor Giacomo en offert ze zich op. Uiteindelijk kiest ze voor zichzelf. Giacomo en Lucia bedriegen elkaar ook op een andere manier: beide maken hun ware identiteit niet aan elkaar bekend.
De situatie van Lucia spiegelt zich in de opvoeringen die zij in de schouwburg bijwoont.
In het eerste herdersspel dat zij samen met Seingalt ziet, dreigt een landjonker zijn zoon te onterven als hij met een schapenhoedster trouwt. Om het geluk van haar lief te redden, doet zij alsof ze van een ander houdt en gaat in het klooster waar de nonnenkap haar gezicht voor eeuwig bedekt.
Dit opent Lucia de ogen nog niet. Zij toont geen sympathie voor heldinnen die zich opofferen. Ze ergert zich aan ‘zulke ganzen die hun gevoel door hun verstand laten overstemmen’.
Het tweede stuk dat ze samen zien, speelt zich af in Turkije in het paleis van de moefti. Hij is opnieuw verliefd geworden op Zaïde, de vrouw die hij eerder heeft verstoten. Hij mag haar pas opnieuw tot zijn echtgenote maken als zij eerst met een ander is getrouwd. Arlekijn, een Italiaan, wordt ervoor betaald haar te huwen, haar niet aan te raken en haar weer te verstoten. Zaïde is verliefd op Arlekijn. Maar zij brengen de nacht in dezelfde kamer met elkaar door - hij in het donker, zij gesluierd - zonder elkaar te herkennen.
De situatie van Giacomo en Lucia is overeenkomstig, in die zin dat Giacomo Lucia weliswaar niet letterlijk heeft verstoten, maar dat hij door haar een negatief beeld van vrouwen heeft opgebouwd. De reden waarom zij hem verlaten heeft, is omdat zij ‘een vrouw’ is, met andere woorden het gedrag van vrouwen is niet rationeel verklaarbaar. Hij heeft ‘de vrouw’ dus verstoten als verstandelijk denkend wezen.
En Giacomo tast figuurlijk in het donker, omdat hij in de gesluierde Galathée niet zijn Lucia van vroeger herkent.
De woorden ‘schitterend’ en ‘gebrek’ komen, al of niet samen, op meerdere plaatsen in het boek terug.
| |
Titel en motto's
De letterlijke betekenis van de titel is te vinden op pagina 52. Als Giacomo Lucia heeft ontmoet, omschrijft hij haar als bijna volmaakt aan Francesco, zijn broer: ‘Ze is mooi. Ze is gehoorzaam. Ze is gelovig. Zo gezond als een vis. Haar huid is blank, haar ogen zwart’, maar ze heeft één ernstige tekortkoming: ‘Zij is te jong.’ Francesco noemt dat een ‘schitterend gebrek’.
De figuurlijke betekenis ligt dieper. Zélide noemt Lucia naar aanleiding van haar uiterlijk ‘schitterend’. Dankzij haar uiterlijk ontdekt Lucia het geheim van de liefde. Daardoor is haar door de pokken getekende gezicht een ‘schitterend gebrek’ geworden.
| |
| |
Het motto ‘Veel wat aanvankelijk alleen in de verbeelding bestaat, wordt werkelijkheid’ is een uitspraak van de historische Casanova. Arthur Japin zou ermee aan kunnen geven, zoals hij in interviews vertelt, dat in zijn eigen hoofd door onderzoek en inleving een stem ontstaat, waardoor hij de missende feiten kan invullen, die achteraf dan nog vaak kloppen ook.
Een andere betekenis is in het boek te vinden. Lucia ontdekt de waarheid over de liefde door haar fantasie en herinnering te gebruiken. Ook kan het motto naar de verlichting verwijzen, toen romantische motieven langzaam de verbeelding en de literatuur binnenslopen.
Deel I heeft als titel ‘Het voordeel van de liefde’. Dit deel handelt over de onschuldige liefde van de jonge Lucia en Giacomo, maar het geloof erin schudt al danig op zijn grondvesten als Seingalt aangeeft dat zijn eerste liefde hem verlaten heeft, omdat zij een vrouw was.
Deel II heeft als titel ‘Een schitterend gebrek’. In dit deel schaden de pokken Lucia's gezicht. Zélide maakt haar erop attent dat ‘schoonheid een kerker is waarin wij wegkwijnen en vergeten worden’. Aan dat lot is Lucia ontsnapt. Op dat moment is ze niet blij met die uitspraak, maar later ziet zij in dat Zélide gelijk had.
Deel III heeft als titel ‘Theatrum amatorium’. Dit verwijst naar het anatomisch theater waar lijken ontleed worden om studenten bekend te maken met het menselijk lichaam. Lucia laat zichzelf daar bestuderen als voorbeeld van een pokkenpatiënt. Bij de chirurgijn die haar hiervoor uitnodigt, begint haar leertocht in de lichamelijke liefde, die uiteindelijk eindigt met haar conclusie over de geestelijke liefde.
| |
Context
Het debuut van Japin, De zwarte met het witte hart (1997), is net als Een schitterend gebrek een historische roman. Voor beide begon hij met het verzamelen van de historische feiten. De hiaten heeft hij daarna aangevuld met zijn fantasie. Tegen Arie Storm zei hij: ‘Ik weet soms niet eens meer wat ik nou verzonnen heb en wat ik ergens heb gelezen. Ik vind het achteraf vaak moeilijk om die historische werkelijkheid te scheiden van de fantasie.’
Het waarheidsgehalte van gebeurtenissen vindt hij niet zo interessant: ‘Ik heb aan de werkelijkheid een broertje dood, omdat de dingen die vroeger werkelijk waren, zó naar waren, dat ik het nooit zou hebben gered als ik ze voor waar had aangenomen.’ Wat echt gebeurd is, komt door de herinnering tel- | |
| |
kens in een nieuw daglicht te staan. Ook het zelfbeeld dat een mens heeft op basis van wat anderen zeggen, hoeft helemaal niet te stroken met de werkelijkheid.
Ook Japins De droom van de leeuw (2002) is een boek over liefde en verbeelding. Opvallend is dat de hoofdpersoon bijna dezelfde naam heeft als de schuilnaam die Lucia kiest: Gala. De roman speelt zich in Italië af.
In alle drie de romans laat Japin zien dat hij met liefde in de huid kruipt van zijn echt bestaande hoofdfiguren. In De droom van de leeuw was dat de Italiaanse filmregisseur Fellini.
Een terugkerend thema is dat van de buitenstaander die zich een plaats in de wereld moet zien te veroveren.
Japin baseerde zich op de memoires van Casanova. Andere schrijvers gingen hem voor: Arthur Schnitzler, Richard Adlington en Andrew Miller.
Traditionele historische romanschrijvers als Hella Haasse zijn erop gericht vroegere tijden begrijpelijk te maken. Moderne schrijvers zoals Thomas Rosenboom gebruiken de historie om het eeuwige drama te verbeelden van de mens die ergens tussen droom en daad sneuvelt. Arthur Japin zit daar, volgens Marja Pruis, ergens tussenin. Hij creëert een nieuwe, eigen wereld, maar heeft zich zodanig gedocumenteerd dat hij dicht bij de tijdgeest blijft. Pruis vergelijkt hem met Louis Couperus wat betreft taalgebruik, oog voor uiterlijke zaken, het tot leven wekken van een intrige en zijn welhaast vrouwelijke preoccupatie met liefde, schoonheid en verval.
Net als Japin koos Anna Enquist in haar roman De thuiskomst (2005) voor een vertelperspectief buiten dat van de historisch bekende figuur, in dit geval de vrouw van James Cook. Ook dit boek speelt zich in de verlichting af. De stomme zonde (2005) van Anja Sicking speelt in dezelfde tijd in Amsterdam en heeft ook de seksuele zeden als uitgangspunt.
De boodschap die Japin met zijn boeken wil doorgeven is dat de mens moet blijven dromen, ook als hij weet dat dromen bedrog zijn.
| |
Waarderingsgeschiedenis
Een schitterend gebrek won de Libris Literatuurprijs 2004 en de Inktaap 2005, de jaarlijkse scholierenprijs. In ditzelfde jaar verschenen er vertalingen in de Verenigde Staten, Engeland, Brazilië, Tsjechië, Duitsland en Griekenland.
De roman werd zeer positief ontvangen, een enkele uitzondering daargelaten. Zo sprak Thomas van den Berg van ‘gedragen, ouderwetse taal’ die er de oorzaak van zou zijn dat de
| |
| |
personages ‘levenloze zetstukken’ blijven. Ook voor Ingrid Hoogervorst blijven de personages bedenksels en worden zij niet van vlees en bloed. Max Pam haalde een aantal ongeloofwaardigheden aan zoals de sluier van Lucia die op zijn plaats blijft bij de wilde vrijpartijen met Casanova.
Arie Storm en Renee de Borst noemen het vermeende verraad van Lucia een geweldige vondst.
De roman wordt geprezen om zijn briljante structuur en spannende verhaal. Arnold Heumakers schrijft: ‘Eenvoud en complexiteit versterken elkaar en pas tegen het einde overzie je de vernuftige samenhang van het geheel en zijn delen. [...] Ik bewonder de soepele en elegante manier waarmee Japin met de thematische complexiteit een onderhoudende, spannende en ook nog ontroerende roman heeft geschreven, voorzien van een solide plot, snedige dialogen, verrassende wendingen en een onverwachte ontknoping.’ Marja Pruis noemt het boek ‘gaaf als een klassiek gedicht, met eenzelfde aangrijpend inzicht’.
Het juryrapport van de Libris Literatuurprijs noemt de roman een ‘moderne klassieker en een hoogtepunt in de Nederlandse literatuur. [...] Japin is erin geslaagd een kleurrijk en boeiend beeld te schetsen van de eeuw van de Verlichting. Rede en gevoel, wetenschap en intuïtie, vrijheid en gebondenheid zijn daarin bij voortduring met elkaar in discussie. [...] De gecompliceerde constructie van de roman toont aan hoezeer Japin het metier van schrijver tot in de puntjes beheerst. Hij weet de elementen van zijn verhaallijn meesterlijk te doseren, geeft steeds iets meer weg en schept zo een spannend verhaal dat je pakt en meesleept tot de verrassende ontknoping. Pas als je het boek uit hebt, kun je als lezer het complete beeld overzien.’
Voor deze bespreking is gebruikgemaakt van:
Arthur Japin, Een schitterend gebrek, negentiende druk, Amsterdam 2005.
| |
| |
| |
Secundaire literatuur
Renee de Borst, Arthur Japin schittert in historische roman. In: Haarlems Dagblad, 26-9-2003. |
Arie Storm, ‘Een pot pindakaas interesseert me niet.’ Interview. In: Het Parool, 26-9-2003. |
Thomas van den Berg, Pruiken en sluiers In: Elsevier, 27-9-2003. |
Arnold Heumakers, Geven gaat voor nemen: Arthur Japins roman over Casanova en de liefde. In: NRC Handelsblad, 3-10-2003. |
Ingrid Hoogervorst, Mooie vondst van Arthur Japin. In: De Telegraaf, 3-10-2003. |
Menno Schenke, Het enige echte liefje van Casanova. In: Algemeen Dagblad, 3-10-2003. |
Marja Pruis, Als gelijke liefde niet bestaat. In: De Groene Amsterdammer, 4-10-2003. |
Onno Blom, De zinsbegoocheling die liefde heet: Arthur Japin over liefde in tijden van Verlichting. In: De Standaard, 9-10-2003. |
Peter van Vlerken, Ik verklap het geheim van de liefde. In: Noordhollands Dagblad, 9-10-2003. |
Max Pam, Niemand ontspoort. In: HP/De Tijd, 24-10-2003. |
Thomas Vanheste, Klein gebrek geen bezwaar. In: Vrij Nederland, 25-10-2003. |
Frank Hellemans, Momenten van verlichting. In: Knack, 3-12-2003. |
Anne Versloot, Deze schrijver doet alles voor zijn publiek. Interview. In: Vrij Nederland, 18-12-2004. |
Karolien Knols, Ik heb aan de werkelijkheid een broertje dood. Interview. In: de Volkskrant, 2-4-2005. |
lexicon van literaire werken 69
februari 2006
|
|