| |
| |
| |
Arthur Japin
De overgave
door Piet Kralt
Achtergronden en uiterlijke beschrijving
Nadat Arthur Japin (* 1956 te Haarlem) in 2004 de Libris Literatuurprijs had gewonnen voor zijn roman Een schitterend gebrek, maakte hij om te bekomen van alle drukte met een Texaanse vriend een reis door Texas. Ze passeerden het dorpje Quanah. Op het centrale plein van dat plaatsje stond een standbeeld. Een bronzen plaat op de sokkel vermeldde dat het ging om Quanah Parker, de laatste leider van de indianenstam der Comanche, die zich in 1875 had overgegeven en zijn volk het reservaat had binnengeleid. Hij had eigenlijk zijn paard moeten doden, want zo wilde het de traditie, maar in plaats daarvan gaf hij het een harde klap, zodat het op de vlucht sloeg. ‘Daar gaat de geest van de Comanche,’ zei hij. ‘Mij heb je, maar mijn volk en mijn geest zijn vrij.’
Het opschrift ontroerde Japin tot tranen toe en hij wist meteen dat hij hiermee iets zou moeten doen. Nog dezelfde avond, in een hotel in Santa Fe, schreef hij de eerste opzet voor in een boek dat hij zich had aangeschaft: The last Comanche. Life and times of Quanah Parker, door Bill Neeley. Het zou een opera in drie akten worden, omdat hij meende dat Quanahs drama muziek en lichteffecten nodig had. Maar terug in Nederland besloot hij toch tot een roman, mede door toedoen van Lex Jansen, directeur van De Arbeiderspers. Hij wist inmiddels meer van Granny Parker, de overgrootmoeder van Quanah, en had het idee het verhaal vanuit haar gezichtspunt te vertellen.
De geschiedenis van de kolonistenfamilie Parker en de indiaan Quanah hoort tot de klassieken uit de Amerikaanse historie. In 1836 werd de familie door een groep jonge indianen overvallen: de mannen werden gedood en gescalpeerd, jonge vrouwen en kinderen ontvoerd en grootmoeder Sallie Parker (bijgenaamd Granny), destijds vijfenvijftig jaar oud, werd aan de grond gespietst en verkracht. Het was de eerste overval in een lange reeks. Een van de ontvoerde meisjes was de tienjarige Cynthia Ann. Zij kreeg de indianennaam Na-udah en trouwde met Peta Nocona. Er kwamen twee kinderen: Quanah en een
| |
| |
dochtertje, Topsannah. In 1860 overviel een blanke macht het kamp van Peta Nocona; hij werd gedood, Quanah bleef achter, Cynthia Ann en haar dochtertje werden bevrijd. Zij is omstreeks 1870 gestorven; haar zoon heeft ze nooit teruggezien.
Van de grootmoeder van Cynthia Ann, de oude Granny Parker, is weinig bekend. Zij verdwijnt omstreeks 1840 uit de geschiedenis en het is dus zeer de vraag of zij haar kleindochter ooit teruggezien heeft. Maar juist die historische ‘leegte’ was voor Japin aanleiding haar als centrale figuur te kiezen; daardoor had hij de vrijheid psychologisch een eigen beeld van haar te scheppen. De romanfiguur Granny Parker is geïnspireerd, zo vertelde hij in een interview met Onno Blom in het dagblad Trouw, ‘op iemand die ik gekend heb, een moeilijke vrouw met grote wonden op haar ziel. Zij gebruikte haar stugheid als wapen.’
De roman verscheen in september 2007. Hij is opgedragen aan Benjamin Moser, de vriend met wie Japin de reis door Texas ondernam. Het omslagontwerp is van Nico Richter; het omslag toont een foto van Cynthia Ann met haar dochtertje Topsannah. Het boek was een groot succes. In het voorjaar van 2008 waren er al 150.000 exemplaren van verkocht.
| |
Inhoud
Deel 1
Het eerste deel is getiteld: ‘De prijs van grond’. Het is 1875. Granny Parker, vierennegentig jaar, verwacht de komst van ‘die kerel’, zoals zij hem noemt. Hij is in de stad met twee van zijn vrouwen en overnacht in een hotel. Zijn komst brengt haar ertoe het verleden op te roepen.
Na een zwerftocht van tweeënhalf jaar kwam ze met haar man en kinderen en enkele andere families aan bij een plek diep in Texas waar ze zich wilden vestigen. Het was voorjaar 1835. Die zomer was de gelukkigste van haar leven. Met de anderen bouwde ze aan het fort, zwom met haar kleindochter Rachel en danste met haar kleindochter Cynthia Ann. De laatste maakte een (kinderlijke) tekening van het fort die Granny haar leven lang bewaard heeft.
Ze gaat nog dieper terug in de tijd en denkt aan het jaar dat ze John Parker huwde, in 1825. Toen ze elkaar ontmoetten, waren beiden getrouwd. Zijn zoon James kwam vragen om de hand van haar dochter Martha. Zo leerde zij hem kennen: een vrome, eigenzinnige man wiens opvattingen over het christelijk geloof zij met veel scepsis aanhoorde. Maar toen zij weduwe werd en hij weduwnaar en bovendien haar dochter Lucy met zijn zoon Silas trouwde, verbonden ook zij zich met el- | |
| |
kaar. Cynthia Ann, de dochter van Lucy en Silas, werd niet lang daarna geboren.
Dan komen in haar herinnering de beelden op van de aanval op het fort door jonge Comanche-indianen, in mei 1836. Ze spietsten haar aan de grond en verkrachtten haar, de één na de ander. Ze blijft achter in een plas bloed; een miertje dat in de plas dreigt te verdrinken en tegen haar opklimt, vangt al haar aandacht.
De hoofdstukken van dit eerste deel worden twee keer onderbroken door een cursief gedeelte dat over de wereld van de indianen gaat: de jongen Peta Nocona die zijn voorouders om een teken vraagt en de zusjes van Peta die het nieuwe zusje (Cynthia Ann) een naam geven: Na-udah (iemand die is gevonden).
| |
Deel 2
Het tweede deel heeft de titel ‘Zaad in de winter’. Het is de dag na de aankomst van Quanah (‘die kerel’). Hij brengt nu een bezoek aan zijn overgrootmoeder. Zij zitten op een bank in haar tuin en praten voornamelijk over Cynthia Ann. Als hij 's avonds terug naar zijn hotel wil, toont ze hem de littekens van haar wonden, ook de wond van de speer waarmee ze vast gespietst heeft gelegen.
Dat brengt haar terug naar de dagen van de aanval: hoe ze de speer verwijdert en de verspreid liggende lijken bij elkaar sleept om ze tegen de gieren te beschermen. 's Avonds komen enkele overlevenden naar het fort, familieleden en bewoners die in het veld aan het werk waren en zich hadden weten te verbergen. Met die groep vertrekt ze voor een tocht van vijf dagen naar de iets dichter bewoonde wereld. Door haar wond houdt ze het nauwelijks vol. Maar ze zet door en redt het. Het leven tussen de anderen valt echter niet mee. Granny krijgt te maken met hun angst en verachting; men gelooft dat zij, verkracht door indianen, het zaad van de duivel in zich heeft. Daarom zijn ze blij als James ver weg een stuk land heeft bemachtigd, zodat ze eindelijk weer op zichzelf kunnen wonen.
Hun leven komt nu in het teken te staan van de jacht op de ontvoerde kinderen en kleinkinderen. James trekt er voortdurend op uit. Ze krijgen contact met Coffee Holland, een kleine koopman die rondtrekt met zijn waar en verschillende indianentalen spreekt. Zo ontdekt men Lizzie, een dochter van Granny. James haalt haar terug, maar de vrouw is dermate getraumatiseerd door haar ervaringen dat ze zelfmoord pleegt. Coffee Holland koopt Rachel vrij, een dochter van James en Martha en dus een kleinkind van Granny. Zij praat gemakkelijker over haar gruwelijke ervaringen dan Lizzie. Coffee Holland weet haar zelfs over te halen een pamflet over haar verblijf bij de indianen te schrijven.
| |
| |
Na ruim een jaar geeft James het zoeken op. Zijn laatste tochten zijn steeds tevergeefs geweest. Hij treedt in het spoor van zijn vader John Parker: hij richt een kerkgemeenschap op en wijdt zich aan het preken. Maar Granny wil de strijd niet staken. Ze gaat met Coffee Holland mee, op zoek naar haar kleinkinderen.
Het tweede deel eindigt op de avond van de dag waarop Quanah zijn overgrootmoeder bezoekt. Hij gaat niet terug naar het hotel, maar blijft in haar tuin slapen. 's Nachts gaat zij naar hem toe. De twee vinden elkaar min of meer: Granny en de gehate indiaan, die ook haar achterkleinkind is.
Ook in dit deel wordt de gang van het verhaal twee keer onderbroken door een cursief gedeelte. In één ervan leest men dat Peta Nocona Na-udah tot zijn vrouw kiest.
| |
Deel 3
Het derde deel heet ‘Gods adem’; het gaat voornamelijk over de terugkeer van Cynthia Ann. Het begint in de tuin van Granny waar Quanah haar vertelt hoe het laatste kamp van de Comanche ontdekt en vernietigd werd. Dan volgt in de hierna komende hoofdstukken de geschiedenis van Cynthia Ann.
Op een dag komt Zebediah Grimes (een jongeman die ze hebben leren kennen toen ze na de aanval op het fort moesten vluchten) met het bericht dat Cynthia Ann ‘bevrijd’ is. Het indianenkamp waar ze verbleef is overvallen, haar man gedood, haar zoon achtergebleven en zij met haar dochtertje door de blanke overvallers meegenomen. Granny reist erheen, maar kan in de indiaanse vrouw nauwelijks haar kleindochter herkennen. Toch neemt ze haar mee terug, ook al loopt de vrouw een paar keer bij haar weg.
Eenmaal thuis went het langzaam. Granny huurt iemand in die Cynthia Ann Engels moet leren; ze laat ook muzikanten komen en danst met haar, zoals ze deed toen Cynthia Ann nog een meisje was. Het lijkt allemaal goed te gaan. Maar als Zebediah weer eens langskomt en met Cynthia Ann een paar woorden in de Comanchetaal wisselt, zegt ze dat ze terug wil. Granny wil haar dan laten gaan, maar voor het zover komt, vinden ze onder de veranda Cynthia Anns kleine dochtertje. Het kind heeft hoge koorts en is ernstig ziek.
In het laatste hoofdstuk keren we terug naar de tuin van Granny waar zij haar achterkleinzoon vertelt over de dood van zijn zusje en moeder: de eerste bezweek aan haar ziekte, de tweede stopte van de ene dag op de andere met eten. De oude vrouw geeft Quanah de tekening die zijn moeder als kind van het fort waar ze woonde maakte. Ook geeft ze hem de veer die zijn vader droeg toen hij werd gedood. Dat is haar teken van vergeving en verzoening.
Er zijn in dit deel drie cursieve gedeelten. Het belangrijkste
| |
| |
is het laatste, dat ook de roman afsluit. Quanah rijdt het fort van de blanken binnen, geeft zich over en jaagt zijn paard op de vlucht in plaats van het te doden. De laatste zin luidt: ‘Kijk, sprak hij, dáár gaat de geest van de Comanche.’
| |
Interpretatie
Er is een tegenstelling tussen de toon en de titel van de roman. De toon is hard, soms bijna cynisch; het is de toon van iemand die niet zal toegeven, die zich heeft verschanst en onverzettelijk is. Maar de titel suggereert naast vijandschap ook berusting. Wie zich overgeeft, heeft gevochten, heeft dus een vijand, maar hij verzet zich niet langer, hij aanvaardt de nieuwe situatie. Deze tegenstelling tussen onverzettelijkheid enerzijds en aanvaarding anderzijds leidt als vanzelf tot de vraag hoe toon en titel zich tot elkaar verhouden.
| |
Stijl
De overgave is een boek over wraak. Dat bepaalt voor een groot deel stijl en toon ervan. Veel zinnen zijn kort en hoekig. Als James de moordenaar van zijn vader gescalpeerd heeft en dat aan Granny vertelt, beantwoordt zij zijn twijfel met korte, bijtende zinnen: ‘Je had geen keus’; ‘En om je vader deed je het’. Die manier van praten (schrijven) brengt soms sterke oneliners voort. Wraak, zegt Granny, is geen kwestie van gevoel, maar van beredenering: je verdriet wordt minder als je de ander hetzelfde leed bezorgt. Ze schrijft dan: ‘Alsof pijn een aftreksom is. (...) Dat kan een hele tijd goed gaan. Zolang je het leven maar niet in de ogen kijkt.’
Overigens heeft Granny zich niet altijd zo strak in de hand. Soms breekt haar gevoel zich baan. Dan worden haar zinnen lang en vloeiend. Op die momenten openbaart zich in de toon het gevoel van overgave waar de titel naar verwijst.
| |
Perspectief
Om de betekenis en waarde van deze stugge stijl te achterhalen, moeten we vaststellen wie hier aan het woord is. De tijd waarin al deze gedachten en herinneringen opkomen, duurt drie dagen: de dag waarop Quanah in de stad arriveert en de daarop volgende dag, nacht en dag, wanneer hij zijn overgrootmoeder bezoekt. Granny schrijft geen memoires. De roman geeft ook niet exact de stroom van haar gedachten weer. Wat de lezer leest zijn ten eerste haar gestileerd weergegeven spontaan opkomende gedachten en herinneringen en ten tweede datgene wat ze aan Quanah vertelt. ‘Heb je nou je zin?’ zegt ze ergens tegen haar achterkleinzoon, ‘een oud mens al d'r ellende nog eens laten opsommen?’ De tekst is dus een combinatie van wat Granny denkt en voelt en wat ze tegen Quanah zegt, in de vorm van een vertelling. De lezer wordt geconfronteerd met de
| |
| |
stijl van een vierennegentigjarige vrouw die een hard leven achter de rug heeft.
| |
Stijl
Granny is een originele vrouw. Haar taalgebruik is levendig. Haar humor is een gave die ze met de geboorte heeft meegekregen. Maar die humor heeft zich verhard. Haar vergelijkingen zijn smalend. Ene Mrs. Brown dringt zich op ‘als een barmeid op zoek naar bijverdienste’ en een nieuwtje gaat rond ‘als de kippenziekte’. Haar humor is een vorm van zelfverdediging. Zij is vernederd en gemarteld door de indianen en uitgestoten door haar landgenoten. Zij kan zich alleen handhaven door op haar beurt alle anderen te minachten en te honen. Daarbij is haar humor haar wapen. Hetzelfde laat zich zeggen van haar wilskracht. Zij is van nature een wilskrachtige vrouw. Maar de omstandigheden hebben haar onverzettelijk gemaakt. Zelf zegt ze dat alle vrouwen van Texas zo zijn. ‘Als het nodig is om ons gelijk te halen, schrikt zelfs de dood ons niet af’, beweert ze. En ze vervolgt: ‘Daarvoor zijn we er te vertrouwd mee. Dat kun je hard noemen, het is niks anders dan pure noodzaak.’ Aldus ontstaat het beeld van een stokoude, gestaalde vrouw die denkt en spreekt in een rauwe, afwerende toon.
Maar er is een andere kant; de kant waarnaar de titel verwijst, een zachte kant van overgave en berusting. Hij zit verscholen in haar herinneringen en ze spreekt erover, misschien zonder te beseffen waarover ze het heeft.
| |
Thema
Essentieel is wat Coffee Holland over de Bijbel zegt. Hij heeft niet meer gelezen dan de eerste bladzijden. Daarin staat dat de mens at van de boom van de kennis van goed en kwaad. Zodra Coffee dit gelezen had, wist hij dat het mis zou gaan. Want als de mens kennis heeft van goed en kwaad, zal hij zeggen: ik ben goed en de ander is kwaad; het gelijk en de rechtvaardigheid staan aan mijn kant, de leugen en de wreedheid horen bij mijn tegenstander.
Die Bijbelopvatting van Coffee Holland leidt naar het hoofdthema van de roman: de confrontatie tussen twee culturen, of, algemener gezegd: de houding die men aanneemt tegenover de ander. Het gaat er immers om dat zowel de indianen als de blanken menen dat zij in hun recht staan en dat de tegenpartij slecht is. In de gesprekken tussen Granny en Quanah wordt dat vooroordeel doorbroken. Deze doorbraak is het centrale gegeven van De overgave, de kern waar alles om draait. Hij betekent eveneens een doorbraak in de mentaliteit van Granny: de harde vrouw leert inzien dat overgave meer levensvreugde geeft dan afweer dat doet.
| |
Motieven
Een aantal motieven ondersteunt het thema en bereidt de ‘omkeer’ van Granny voor. Ten eerste een leidmotief, de voortdurende herhaling van eenzelfde zin of woord. Granny zegt
| |
| |
steeds weer dat een bepaald begrip (gezelligheid, klein, moeite enzovoort) voor iedereen iets anders betekent. Ze ziet dus in dat aan iedere zaak meerdere kanten zijn. Met andere woorden: ze staat open voor de mogelijkheid dat een tegenstander ook gelijk kan hebben.
Dan, ten tweede, de beschrijving van de prairiebrand in het eerste hoofdstuk van het derde deel. Volgens Coffee Holland heeft het geen zin voor de brand te vluchten, daarvoor jaagt hij te snel. Je moet er dwars doorheen. Hij is hooguit een paar meter dik, en, zegt Holland, ‘aan de andere kant is alles anders’. De brand, die los van de handeling staat, en wat de intrige betreft best gemist kan worden, is ongetwijfeld een symbool voor de verwarrende confrontatie met Quanah waar Granny doorheen moet.
Er is nog zo'n ‘extra’ verhaal in het boek, een gebeuren buiten de intrige om. Dat is het derde ondersteunende gegeven. Met Coffee Holland komt Granny in de buurt van een kudde bizons. Hij leert haar hoe ze de aanvoerder moet neerschieten. Die bizon wordt als een symbool voor alles wat haar is aangedaan. Ze is volgens de romantekst vervuld van wraak als ze hem op de korrel neemt. Maar ze mist; ze kan het dier niet doden. Dat moet betekenen dat Granny niet uitsluitend de gepantserde vrouw is waarvoor ze zichzelf houdt. Ook het feit dat ze bereid is Cynthia Ann te laten gaan, wijst hierop. Met onvoorstelbare volharding heeft ze haar kleindochter gezocht en geprobeerd haar mentaal terug te voeren binnen de blanke beschaving. Maar als het uiteindelijk niet lukt, geeft ze toe. Niet uit zwakte, maar omdat zij, hoe geharnast ook, toch openstaat voor de ander en het andere.
| |
Titel
Dat Granny zich met Quanah verzoent, zal de lezer daarom niet verbazen. Ondanks haar harde toon bezit ze de capaciteit haar ervaringen en oordelen te relativeren. Haar cynisme heeft haar zachte kant niet volledig verstikt. Toon en titel vullen elkaar aan; samen bepalen ze het beeld van de oude Granny. De titel van de roman verwijst uiteraard naar de overgave van de verslagen indianen aan de blanke vijanden. Maar de overgave van Granny is binnen de context van de roman van meer belang. Zij overwint zichzelf. En dat is waar het op aankomt.
| |
Context
De overgave behoort tot de reeks boeken die de geschiedenis van de familie Parker en/of de geschiedenis van de Comanche-aanvoerder Quanah Parker behandelen. Het betreft veelal nonfictieboeken: historische studies en geschiedkundige verhande- | |
| |
lingen. In zijn nawoord bij de roman noemt Japin er enkele, onder andere: William T. Hagan, Quanah Parker, Comanche Chief (1993) en Jo Ella Powell Exley, Frontier Blood, the saga of the Parker Family (2001). In dit verband moet ook de op de Parkergeschiedenis geïnspireerde film The Searchers (1956) worden genoemd: een western onder regie van John Ford met John Wayne in de hoofdrol. Na een overval door de Comanches op het huis van zijn broer gaat de held van deze film op zoek naar zijn ontvoerde nichtjes.
Binnen de Nederlandse letterkunde past De overgave in de opleving van de historische roman van de laatste decennia. Het zijn doorgaans strak gecomponeerde romans met weinig couleur locale maar die door welgekozen details toch een sfeer van verleden oproepen. Te denken valt aan Het oog van de engel (1992) van Nelleke Noordervliet en vooral aan de romans van Thomas Rosenboom, zoals Publieke werken (1999) en De nieuwe man (2004).
Binnen deze categorie bevindt zich de ‘in de historie ingepaste roman’, om een karakteristiek van W. Drop te gebruiken. In die romans is de hoofdpersoon een historische figuur, al of niet bekend, en zijn ook de verhaalde gebeurtenissen in grote lijnen historisch. Tot dit subgenre behoort bijvoorbeeld Tine of De dalen waar het leven woont (1989) van Nelleke Noordervliet, het gefingeerde dagboek van de eerste echtgenote van Multatuli en Altijd roomboter (2005) van dezelfde schrijfster: een reconstructie van het leven van haar overgrootmoeder. Het historische werk van Arthur Japin valt voor een deel ook binnen dit bestek, met name zijn roman De zwarte met het witte hart (1997) over twee Afrikaanse jonge prinsen die in het midden van de negentiende eeuw naar Nederland werden gehaald.
In Japins werk speelt het type van de ‘buitenstaander’ een rol van betekenis. Dat was al het geval in zijn debuut Magonische verhalen (1996). Daarin staat het verhaal ‘De draden van Amansi’, een soort voorstudie van De zwarte met het witte hart. Het bevat de geschiedenis van het Afrikaanse meisje Elmira, die door een blanke hulpverlener naar Nederland wordt gehaald, door hem in de steek gelaten en dan, teruggekeerd, door haar eigen volk ook niet meer wordt geaccepteerd. Elmira staat model voor veel figuren in Japins literaire wereld: Axim, die met zijn vader afgezonderd van de mensen in een krater woont, Beca, het zwangere hoertje dat vergeefs naar de Nieuwe Wereld tracht te ontkomen (beiden in Magonische verhalen), Lemmy en Rosa, de twee dwergen wie het leven in nazi-Duitsland onmogelijk wordt gemaakt (in De grote wereld, 2006), de zangeres in het verhaal ‘Dooi’, die al jaren niet meer zingt en nu vermoedelijk weer zal optreden (in De klank van sneeuw, 2006).
| |
| |
Er zijn voor de buitenstaander twee ontsnappingsmogelijkheden. De eerste is de verbeelding. In het verhaal ‘Magonia’ pleegt de vader van de jonge hoofdfiguur zelfmoord. Het kind vindt daarvoor troost in zijn fantasie; de vader had hem zelf, toen hij nog leefde, over het wonderland Magonia verteld - vandaar de titel van de bundel. De tweede mogelijkheid is de verharding. Dat is de methode van de zangeres in ‘Dooi’: zij wil geen medelijden, zij harnast zich. Zij houdt van de muziek van Bach, omdat dat muziek is voor het hoofd, niet voor het hart.
Het zal duidelijk zijn dat Granny, de hoofdfiguur van De overgave, naadloos bij deze figuren aansluit: zij is een buitenstaander, zij harnast zich en zij vindt ten slotte, net als Lemmy en net als de zangeres, een uitweg, zelfs één met duidelijker contouren dan die van de andere twee.
| |
Waarderingsgeschiedenis
De overgave is druk becommentarieerd. Zo goed als alle recensenten maakten één of meer opmerkingen over de stijl van de roman. Andere onderwerpen die nogal eens aan bod kwamen, waren de thematiek en de context.
Zoals men kan verwachten liepen de oordelen over de stijl sterk uiteen. Daniëlle Serdijn noemde in de Volkskrant Granny's manier van spreken ‘gemaakt kordaat’, een stijl die haar irriteerde. Maar Mark Cloostermans beoordeelde in De Standaard de stijl als sprankelend en vloeiend. Hij preciseerde zijn mening ook. Volgens hem legde Japin Granny een licht archaïsch Nederlands in de mond, waardoor haar toon afwijkt van die van de auteur zelf, wat haar psychologisch extra geloofwaardig maakt. Een enkeling had commentaar op de oneliners. De veelheid ervan vond Maarten Moll ‘soms vermoeiend’, maar voor Pieter Steinz was de hoeveelheid allerminst een bezwaar. Hij citeerde er één (‘Huilen is voor mensen die nooit iets hebben meegemaakt’) en merkte op: ‘De overgave wemelt van dit soort mooie oneliners.’
Het gemiddelde oordeel over de stijl kan het best worden weergegeven met de woorden van Max Pam. Hij sprak over de stijl in de meest algemene zin, de manier van vertellen, de wijze waarop de auteur de emoties van de lezer bespeelt. Hij noemde die manier ‘knap, maar ook enigszins steriel’: Japin vertelt alle gruwelijkheden bijna onaangedaan, waardoor bij de lezer (Pam in dit geval) de emoties wegbleven. Jeroen Vullings kwam tot eenzelfde conclusie, maar formuleerde zijn oordeel scherper: ‘Een gelikte vertelling’.
| |
| |
De centrale thematiek van De overgave is de verhouding tussen goed en kwaad. Dat is een algemeen gegeven dat de auteur met verschillende begrippen invult. Vandaar dat de benoeming van de thematiek bij de diverse besprekers uiteen kan lopen, zonder dat één van hen er duidelijk naast zit. Als thema's werden onder andere genoemd: verdriet en verwerking (Steinz), rouw (Serdijn), wraak en vergeving (Thomas van den Bergh). In dit verband kwam ook af en toe de titel van de roman ter sprake. Pam merkte op dat hij voor alle personages geldt, in de zin dat strijd tegen overmacht tevergeefs is en dat daarom de overgave de beste manier is om te overleven. Dat maakt de roman volgens hem tot een fatalistisch boek.
Sommige besprekers plaatsten De overgave binnen het werk van Japin. Cloostermans typeerde het oeuvre vanuit de romanpersonages: in zijn grote historische romans laat Japin ‘telkens personages op leeftijd aan het woord, die vertellen wat er is misgelopen in hun leven’. Serdijn signaleerde iets dergelijks en verbond daaraan het oordeel dat ‘langzamerhand de beperking van Japins schrijverschap in zicht (komt)’. Steinz somde de verschillende personages op en constateerde dat ze niet veel gemeen hebben. ‘Behalve dit: het zijn buitenbeentjes die voortdurend het risico lopen om verschoppelingen te worden.’
Voor deze bespreking is gebruikgemaakt van:
Arthur Japin, De overgave, eerste druk, Amsterdam/Antwerpen 2007.
| |
| |
| |
Secundaire literatuur
W. Drop, Verbeelding en historie. Verschijningsvormen van de Nederlandse historische roman in de negentiende eeuw, Assen 1958. |
Gert van de Wege, Een waarheid die gruwelijker is dan ik zou durven gebruiken. In: Nederlands Dagblad, 2-9-2007. (Interview). |
Maarten Moll, Granny en de Comanche. In: Het Parool, 13-9-2007. |
Mark Cloostermans, Niet zonder mijn papoose! In: De Standaard, 14-9-2007. |
Daniëlle Serdijn, Terug naar de Comanches. In: de Volkskrant, 14-9-2007. |
Thomas van den Bergh, Op de prairie. In: Elsevier, 14-9-2007. |
Lies Schut, Pleidooi voor tolerantie. In: De Telegraaf, 14-9-2007. |
Joep van Ruiten, Arthur Japin situeert historische roman in het Wilde Westen. In: Dagblad van het Noorden, 14-9-2007. |
Pieter Steinz, Haat is mijn houvast. In: NRC Handelsblad, 14-9-2007. |
Max Pam, Bij de Comanches. In: HP/De Tijd, 14-9-2007. |
Onno Blom, Schrijven door je in te leven. In: Trouw, 14-9-2007. (Interview) |
Nico de Boer, Na begrip volgt vanzelf vergeving. In: Leeuwarder Courant, 14-9-2007. (Interview) |
Ilse Degryse, Iedereen moet zijn bolletje wol ontwarren. In: De Standaard, 14-9-2007. (Interview) |
Jann Ruyters, Wilde Westen in close-up. In: Trouw, 15-9-2007. |
Jeroen Vullings, Oma vergeeft de indiaan. In: Vrij Nederland, 15-9-2007. |
Jeroen Versteele, Innerlijk conflict dat interesseert me. In: De Morgen, 19-9-2007. (Interview) |
Wim Vogel, Gods adem staat onze kant op. In: Haarlems Dagblad, 22-9-2007. |
lexicon van literaire werken 82
mei 2009
|
|