| |
| |
| |
Joke J. Hermsen
De liefde dus
door Piet Kralt
Achtergronden en uiterlijke beschrijving
Joke J. Hermsen (* Middenmeer 1961) publiceerde haar roman De liefde dus in februari 2008. Het is een boek over de Nederlandse schrijfster en componiste Belle van Zuylen, die leefde van 1740 tot 1805. Zij trouwde in 1771 met de Zwitser Charles de Charrière en woonde sindsdien voornamelijk in Colombier, een plaatsje bij Neuchâtel. Ze schreef in het Frans.
Al in het begin van de jaren negentig van de vorige eeuw had Hermsen enkele studies over Belle van Zuylen gepubliceerd. Maar er bleven vragen onbeantwoord, schreef ze in het ‘Nawoord’ bij haar roman, onder andere de vraag naar ‘de precieze verhouding tussen rede en hartstocht’. Met haar roman probeerde ze door middel van de verbeelding een antwoord op die specifieke vraag te vinden. Het werk van Belle van Zuylen bevindt zich namelijk op het breukvlak van verlichting en romantiek en de problematiek van rede en hartstocht kenmerkt het derhalve in hoge mate.
Er was nog een tweede impuls. Hermsen was bezig aan een contemporaine echtscheidingsroman. Daarin was ze vastgelopen, omdat het boek te dicht in de buurt van haarzelf kwam, zoals ze in een interview met Mischa Cohen verklaarde. Haar eigen relatie leek namelijk te stranden: ‘Ik leed aan slapeloosheid en twijfelde hoe het verder moest met mijn leven’. Toen bleek dat eigentijdse onderwerp moeiteloos te verplaatsen naar de achttiende eeuw. De centrale vraag in de bedoelde echtscheidingsroman én in de roman over Belle van Zuylen is gelijk: mag je voor je eigen geluk kiezen als je er anderen ongelukkig mee maakt?
Er kwam nog iets bij. De jaren 1785 en 1786 zijn in de biografie van Belle van Zuylen vrijwel onbekend terrein. Er zijn maar heel weinig documenten uit die tijd bewaard. We weten dat ze een ongelukkige liefde had en dat ze van januari 1786 tot september 1787 in Parijs woonde. De naam van haar geliefde is niet bekend, maar men veronderstelt wel dat het Charles Jean-Samuel d'Apples was. Hermsen ontdekte nu in de bibliotheek van Neuchâtel een document in het handschrift van Belle van Zuylen waar deze in de kantlijn een vijftiental figuurtjes had
| |
| |
getekend met de hoofdletters C en A, volgens Hermsen een monogram van Charles d'Apples.
Daarmee was de kiem van de roman ontstaan. Door zich te beperken tot de zomer van 1785 en uit te gaan van Belle van Zuylens vergeefse liefde voor Charles d'Apples kon Hermsen proberen een antwoord te vinden op de twee vragen die haar bezighielden.
De roman opent met een bladzijde lang citaat uit Le Cahier rouge (1807) van de Franse schrijver Benjamin Constant (1767-1830) waarin deze over zijn jeugd vertelt. In het citaat deelt hij een en ander mee over zijn ontmoeting met Belle van Zuylen en de ongelukkige liefde die haar inspireerde tot ‘het mooiste werk dat zij ooit schreef: Caliste’.
| |
Inhoud
Isabella de Charrière (zoals Belle van Zuylen toen heette en zoals haar naam in de roman luidt) is getrouwd met Charles de Charrière en woont in het landhuis Le Pontet in het dorp Colombier nabij Neuchâtel in Zwitserland. Op 29 juli 1783 krijgt ze bezoek van een achterneef van Charrière, ene Charles Jean-Samuel d'Apples, telg van een bankiersgeslacht in Genève. Ze maken een korte wandeling in de tuin. Bij een rozenstruik gebeurt het: zij plukt een roos voor hem, hun handen raken elkaar, ze zien elkaar in de ogen en die blik ‘veranderde hun leven’, zoals Isabella het later in haar dagboek noteert. Maar zij is getrouwd en hij is verloofd, daarom houden ze hun verhouding vooralsnog geheim.
In april of mei 1785 koopt Jean-Samuel in Genève drie schriften voor haar: een blauw, een wit en een rood. Het zijn de kleuren van de Amerikaanse vlag; hij speelt namelijk met de gedachte naar Amerika te gaan en haar mee te vragen. Ongeveer half mei geeft hij haar in Chexbres (aan het Meer van Genève) van die drie het blauwe schrift. Waarschijnlijk om haar aan te moedigen het schrijven te hervatten. Maar het einde van hun verhouding is dan al nabij. Jean-Samuels ouders verzetten zich hevig tegen de relatie. Eind mei leest hij haar een brief van zijn vader voor waarin deze te kennen geeft dat hij nooit in een huwelijk zal toestemmen. Het komt tot een breuk.
Die vindt waarschijnlijk plaats te Colombier. Dat is niet helemaal duidelijk. Begin juli (het tijdstip waarop de roman aanvangt) is Isabella nog thuis; 16 juli is ze in het kuuroord Payerne. Ze was op weg met onbekende bestemming, maar ziekte heeft haar opgehouden. Ze moet overhaast vertrokken zijn, want haar man weet niet eens waarheen ze is gegaan. Via (de koetsier van) de postkoets komt hij dat te weten.
| |
| |
Omstreeks 25 juli vertrekt Isabella naar Parijs. Ze heeft verschillende plaatsen overwogen. Het is Parijs geworden, omdat ze daar de beroemde arts Cagliostro wil consulteren. Op 2 augustus arriveert zij en neemt ze haar intrek in het huis van Cagliostro aan de Rue St. Claude. Tijdens de reis is ze aan een dagboek begonnen, in het blauwe schrift dat ze van Jean-Samuel heeft gekregen. Ze stuurt haar man een brief waarin ze hem vertelt dat ze bij Cagliostro verblijft. Twaalf dagen (tot en met 14 augustus) duren de consultaties. Ze zijn vooral van psychotherapeutische aard.
Ondertussen heeft Jean-Samuel eind juli gehoord dat ze uit Colombier vertrokken is. Hij reist daarheen en hoort van haar man dat ze in Parijs is, bij Cagliostro. Dat is op 4 augustus. Hij vertrekt op zijn beurt naar Parijs, omdat hij beseft dat hij niet buiten haar kan en haar wil voorstellen met hem naar Amerika te gaan. Eenmaal in de Franse hoofdstad stuurt hij haar op 8 augustus het witte schrift, zonder brief of kaartje. Zij heeft geen idee van wie het komt.
Dan ontwikkelen de zaken zich snel. Op 14 augustus ontvangt Isabella een grote bos rozen, dit keer vergezeld van een kaartje met de woorden ‘Je vous attend’. Ze herkent zijn handschrift. Op 17 augustus krijgt ze het rode schrift, plus een brief waarin hij haar voorstelt naar Amerika te emigreren. 18 augustus volgt de ontknoping: ze gaat naar het adres waar hij verblijft en ziet vanuit de koets hoe hij zijn verloofde bij de deur ontvangt. Ze rijdt terug naar huis en ligt twee dagen voor dood op bed.
Cagliostro is al een paar dagen afwezig. Op 23 augustus wordt de arts gearresteerd in verband met een oplichtingszaak waarbij ook de koningin is betrokken. Isabella voelt zich bedreigd en vertrekt inderhaast naar Payerne. Van het blauwe en witte schrift waarin ze haar dagboek heeft bijgehouden, maakt ze een pakje. Het dienstmeisje Marie moet dat naar een vriendin van haar brengen die het kan bewaren tot de situatie weer veilig is.
Dezelfde dag dejeuneert Jean-Samuel bij de Neckers, man, vrouw en dochter Germaine. Daar hoort hij dat Cagliostro gevangen is genomen. Hij beseft dat Isabella in gevaar is, staat op, excuseert zich en haast zich naar haar toe. Maar zij is al gevlucht. Hij ziet het pakje liggen en steekt dat bij zich.
Een week later is hij aan boord van de driemaster Semper Mare Navigandum op weg naar Amerika. Daar leest hij het dagboek. Als hij het uit heeft, begrijpt hij het misverstand: Isabella heeft Germaine Necker die hem een invitatie van haar ouders kwam brengen, voor zijn verloofde aangezien. Maar hij weet ook dat het waarschijnlijk nooit meer in orde zal komen: zij zal hem de diefstal van de twee schriften niet kunnen vergeven.
| |
| |
Jean-Samuel zal ook Amerika niet bereiken. De driemaster lijdt schipbreuk in de Golf van Biskaje en hij komt er ternauwernood levend af.
Eind september is Isabella in Chexbres. Zij krijgt een brief van haar man waarin deze haar onder andere over de schipbreuk en de redding van Jean-Samuel vertelt. Twee dagen later, op 27 september, schrijft ze haar minnaar een afscheidsbrief. Daarin bedankt ze hem ‘voor de muziek in mijn leven’. Daaruit blijkt ook dat ze nog steeds in de veronderstelling verkeert dat ze die bewuste dag in augustus zijn verloofde heeft gezien.
Uit de laatste brief die in de roman is opgenomen, van Isabella aan Benjamin Constant, geschreven 21 maart 1787, wordt duidelijk dat zij hem het rode schrift geschonken heeft. Daarmee grijpt de roman terug op zijn allereerste begin, het citaat uit Le Cahier rouge van de Franse schrijver.
| |
Interpretatie
Opbouw / Structuur
De liefde dus bestaat uit brieven van en aan Isabella, voornamelijk geschreven in juli, augustus en september 1785, uit een dagboek van Isabella (van 27 juli tot en met 23 augustus 1785) en uit een verhaal dat zich afspeelt in september 1785. Dat verhaal is geschreven vanuit het gezichtspunt van Charles Jean-Samuel d'Apples. De drie vertelvormen worden afwisselend toegepast. Daardoor leest men in het begin van de roman al wat er in september gebeurt. Bovendien zijn er toespelingen op feiten uit het verleden en op gebeurtenissen die nog moeten plaatsvinden. Een en ander maakt dat de lezer pas gaandeweg een helder beeld krijgt van de geschiedenis.
| |
Perspectief
Men zou de roman in de terminologie van W. Drop een ‘in de geschiedenis ingepaste roman’ kunnen noemen. De couleur locale is beperkt. Dat ligt aan het gekozen perspectief. De tekst bestaat uit brieven en dagboek van mensen die in 1785 leefden. Het verhaal is geschreven vanuit het gezichtspunt van iemand uit dezelfde tijd. Wat de lezer van nu aan bijzonderheden zou opvallen (aan kleding, woninginrichting enzovoort) was voor deze mensen vanzelfsprekend en niet het vermelden waard. Couleur locale in een dergelijke roman zou onnatuurlijk zijn.
| |
Genre
Daarom moet De liefde dus zijn historisch karakter hebben van het ‘in de geschiedenis ingepast zijn’. Dat wil zeggen dat de roman uitgaat van een historische gebeurtenis en dat er historische personen in optreden. Het eerste element van deze omschrijving moeten we nuanceren. Over het leven van de historische Belle van Zuylen in de jaren 1785 en 1786 is zoals eerder gezegd weinig bekend. De reis van het romanpersonage Isa- | |
| |
bella de Charrière naar Parijs, haar consultaties bij Cagliostro en haar bijhouden van een dagboek zijn fictief, evenals de kern van de plot: het misverstand tussen haar en Jean-Samuel d'Apples en diens diefstal van de twee cahiers. Maar dit alles is niet in strijd met de feiten, eenvoudig omdat we de feiten uit deze tijd niet kennen. Wel is zeker dat (de historische) Belle van Zuylen in een crisis verkeerde. De roman is een mogelijke invulling van die crisis.
Het hoofdgegeven mag dan fictief zijn, de situatie waarin het zich afspeelt, is historisch. De Italiaanse avonturier Alessandro Cagliostro (1743-1795) woonde in 1785 inderdaad in Parijs waar hij medicijnen verkocht en seances hield. Ook de beruchte affaire met het diamanten halssnoer (één van de aanleidingen tot de Franse revolutie van 1789) vond in augustus 1785 plaats. Cagliostro werd in verband met deze zaak gearresteerd. Hij zat zes maanden in de Bastille en werd toen uit Frankrijk verbannen.
Er treden meer historische figuren in de roman op. Jean-Samuel d'Apples natuurlijk. Maar ook het meisje dat Isabella voor zijn verloofde aanzag: Germaine Necker. Zij is de latere Madame de Staël, bekend schrijfster. De belangrijkste van al die figuren is uiteraard Belle van Zuylen (Isabella) zelf.
| |
Personage / Thematiek
De roman geeft van Isabella geen expliciete karakterschets. De lezer moet zich uit haar brieven en dagboek een beeld van haar karakter vormen. Twee aspecten beheersen dat beeld. Isabella is een vrouw die worstelt met de morele consequenties van haar daden én zij is een vrouw die aarzelt tussen verstand en gevoel.
Beide aspecten zijn gegrond in de geschiedenis. Hermsen heeft in het dagboek een vijftigtal fragmenten en zinnen uit de romans en brieven van Belle van Zuylen verwerkt. Op 31 juli (Isabella is dan in Briare, op weg van Payerne naar Parijs) schrijft ze over moraal, deugd, plicht en fatsoen. Een flink gedeelte daarvan is citaat. De uitspraken getuigen van een zekere minachting. ‘Deugd, plicht, delicatesse, voorzichtigheid, welvoeglijkheid, wat heb je eraan?’, schrijft ze onder andere. Maar die stellige toon is misleidend. Hoogstwaarschijnlijk voor de historische Belle van Zuylen, zeker voor het romanpersonage. In hetzelfde fragment, iets verderop, schrijft ze over haar vroegere liefde voor de Zwitserse officier David-Louis Constant d'Hermenches. Ze heeft niet aan die liefde toegegeven, omdat ze haar vader geen verdriet wilde doen. Ook nu, in haar liefde voor d'Apples, aarzelt ze, omdat ze haar man niet wil kwetsen. Ze kent dus scrupules. Die moeten voortkomen uit plichtsbesef.
Het blijft haar bezighouden. Op 11 augustus schrijft ze een brief aan een zekere Georges Chaillet, een dominee in Lyon.
| |
| |
Ze komt daarin te spreken over echtscheiding. Ze heeft die altijd sterk veroordeeld om het verdriet dat je daarmee anderen aandoet. Nu twijfelt ze. Ze stelt vragen. Onder andere deze: kun je gelukkig zijn als dat geluk ten koste van anderen gaat? Ze komt ook met een antwoord, een nieuw inzicht dat ze in Parijs verworven heeft: het is voldoende als men een zeker besef van plicht heeft. Algemene principes helpen niet. Men moet zijn oordeel baseren op het specifieke geval.
Maar dit is geen eindoordeel. Een paar dagen later komt in een gesprek met Cagliostro dezelfde problematiek aan de orde. Uitgangspunt is nu haar liefde voor d'Apples. Cagliostro raadt haar aan die niet tegen te werken, maar zich eraan over te geven. Dat advies noemt hij het punt ‘waar onze gesprekken ons heen wilden voeren’. Het is inderdaad het laatste consult. Maar opnieuw komt Isabella met morele bezwaren. Dit keer zelfs met de moraal die de maatschappij hun opdringt. Want ook als liefdespaar zullen ze in de wereld moeten wonen. En de wereld zal hen veroordelen. Ze concludeert: ‘We kunnen niet gelukkig zijn als we daardoor verstoten worden en anderen ongelukkig maken’.
Isabella komt in de roman niet tot een afgeronde visie. Daar gaat het ook niet om. In het begin van haar dagboek schrijft ze: (Ik word) ‘geplaagd door twijfel, angst en onzekerheid, mijn drie fanatieke kwelgeesten’. Ze noteert daarbij dat ze de twijfel wil behouden. Het lijkt de kern van haar persoonlijkheid. Zij is een zoekende. Het aftasten, bepeinzen en beoordelen van deugd en moraal is daarvan een teken. Voor haar is zoeken belangrijker dan vinden. De twijfel weegt voor haar zwaarder dan de waarheid, zoals ze het zelf zegt.
| |
Genre
Het probleem van deugd en moraal is niet iets wat Isabella alleen aangaat. Het deugdzame leven was in de tweede helft van de achttiende eeuw een belangrijk literair en filosofisch gegeven. Het was de tijd van rationalisme en Verlichting: de leer dat men via de ratio de deugd kon leren en hem betrachten. Isabella is in haar zoeken naar de juiste moraal dus een exponent van haar tijd. In de door W. Drop onderscheiden categorieën is De liefde dus daarom niet alleen een ‘in de geschiedenis ingepaste’ historische roman, maar ook een historische ‘ideeenroman’, dat wil zeggen: een roman waarin ideeën van een bepaald tijdperk via het verhaal aan de orde worden gesteld.
| |
Titel
Dat geldt evenzeer voor het tweede aspect van Isabella's karakter: haar aarzeling tussen verstand en gevoel. Die concentreert zich rond het probleem van de liefde. Vandaar de titel van de roman, die ontleend is aan een uitspraak van het romanpersonage Nouailles. Als Jean-Samuel op het punt staat hem zijn geschiedenis te vertellen, concludeert Nouailles bij voorbaat: ‘Welnu, de liefde dus’.
| |
| |
Maar het gaat niet in de eerste plaats om Jean-Samuel, maar om Isabella, om haar liefdeservaring. Zij was een vrouw die zich altijd door haar verstand liet leiden. ‘Ik, die het gezonde verstand altijd zo hoog in het vaandel heb gedragen’, schrijft ze op 29 juli. Ook Jean-Samuel vindt haar een vrouw ‘die altijd het gezonde verstand predikte’. Haar huwelijk met Charrière was erop gebaseerd: het gaf haar rust en harmonie.
Maar het bracht ‘geen hartstocht, geen warmte, geen intimiteit’, schrijft ze op dezelfde 29 juli. Die hartstocht bracht Jean-Samuel. Dat gaf strijd. Het duidelijkst brengt ze dat op 31 juli onder woorden. Ze is dan nog steeds op weg naar Parijs. ‘Vergeefs spant mijn verstand zich in, het denkt na, (...), stelt de waarheid vast, maar dit alles heeft voor mijn hart geen enkele overtuigingskracht. Het gevoel blijft. Verscheurd tussen mijn hart en geest, nog altijd’. Het is de hartstocht, schrijft ze later, die haar met Jean-Samuel verbindt.
| |
Thema
Die hartstocht, de liefde dus!, beheerst nu haar leven. Vandaar dat ze voortdurend over de liefde nadenkt en erover schrijft. Ze zoekt de diepere zin ervan. Daarom brengt ze haar op een gegeven moment in verband met haar andere hartstocht: het schrijven. Op de wezenlijke momenten van het schrijven, zo noteert ze op 12 augustus, ‘neemt een andere stem het als het ware van mij over’. Door die andere stem (dat moet een onbewuste overtuiging, diep in haar, zijn) leert ze zichzelf kennen. Ze vraagt zich af of diezelfde stem in de liefde klinkt. Als dat zo is, verklaart dat waarom de liefde zo diep in ons doordringt. Later, in een sessie van 14 augustus, bevestigt Cagliostro haar inzicht. Hij komt tot dezelfde conclusie. Daarmee is het thema van de roman verbreed. Het is dus niet alleen de liefde. Men zou het thema zo kunnen omschrijven: zowel in de liefde als in het schrijven voert de hartstocht ons mee; hij schenkt ons een vrijheid waarin we onszelf leren zien en leren kennen.
| |
Stijl
Hermsen hanteert een sobere stijl. De in de roman opgenomen brieven hebben ieder hun eigen toon. Ook het dagboek van Isabella heeft onmiskenbaar een eigen geluid. Maar de brieven ademen, meer dan het dagboek, een achttiende-eeuwse sfeer. Dat komt door de woordkeus (‘esprit’, ‘welvoeglijk’, stoutmoedig’ enzovoort) en door de zinsbouw die doorgaans iets ingewikkelder is dan in het dagboek en het verhaal. Toch is de stijl van de roman over het algemeen te modern. Een groot deel is door achttiende-eeuwers geschreven, dat wordt in ieder geval verondersteld. Maar de manier van schrijven heeft te weinig van die tijd. ‘Ik ging meteen voor de bijl’, zo omschrijft Isabella één van haar verliefdheden. Zo'n zin valt uit de toon. ‘De zeelucht werkt doorgaans nog beter op de geest dan valium’, zegt de Nouailles. De merknaam ‘valium’ bestond echter
| |
| |
nog niet in de achttiende eeuw. Het zijn kleinigheden, maar ze ontsieren de tekst.
Overzien we de gegevens (Isabella die zich altijd door haar verstand liet leiden, is nu overtuigd van de kracht van de hartstocht) dan lijkt de roman een pleidooi voor het hevige gevoel. Daarin sluit het boek aan bij de tijd waarin het speelt, de tijd namelijk van de preromantiek waarin het gevoel de overhand had en de tranen in overvloed stroomden. Men denke slechts aan Julia (1783), het befaamde boek van Rhijnvis Feith. Maar De liefde dus blijft niet in deze eenzijdigheid steken. De roman eindigt met een brief van Isabella van 21 maart 1787, anderhalf jaar na de beschreven gebeurtenissen. Die brief had ze toen, september 1785, waarschijnlijk niet kunnen schrijven. Toen was ze nog te veel in de ban van haar hartstocht. Nu zoekt ze evenwicht. Ze heeft geleerd, schrijft ze, ‘dat een liefde die te veel door hartstocht wordt geleid een vernietigende kracht in zich draagt’. Daarmee wendt de roman zich aan het eind van de eenzijdige keus voor de hartstocht, naar de balans tussen verstand en gevoel.
| |
Context
De liefde dus is een historische roman waarvan de gebeurtenissen in de tweede helft van de achttiende eeuw plaatsvinden. Het boek bevindt zich in het gezelschap van een reeks andere romans die de laatste jaren verschenen zijn en die zich in dezelfde periode afspelen. Van belang is Het oog van de engel (1991) van Nelleke Noordervliet, omdat dat boek in praktisch dezelfde tijd en voor een deel op dezelfde plaats (Parijs) speelt als De liefde dus en bovendien ingaat op de geneeskunde van die tijd. Datzelfde geldt voor Gewassen vlees (1994) van Thomas Rosenboom waarin het personage Bergsma een theorie ontvouwt over het verband tussen buik en melancholie. Ook in De liefde dus heeft Cagliostro bepaalde opvattingen over de invloed van de buik op de geest en op de rest van het lichaam.
In verband met het onderwerp en met het motto van de roman dient eveneens Adolphe (1816) van Benjamin Constant genoemd te worden. Het is het relaas van de tweeëntwintigjarige Adolphe die een relatie begint met de tien jaar oudere Ellénore, merkt dat hij niet van haar houdt en worstelt met gevoelens van schuld en medelijden.
De liefde dus is bovendien een roman over een schrijfster en over het ontstaan van één van haar boeken, de roman Caliste. In dat opzicht is hij vergelijkbaar met De filosoof en de sluipmoordenaar (1961) van S. Vestdijk, over de schrijver Voltaire en
| |
| |
het ontstaan van diens biografie over de Zweedse koning Karel de Twaalfde. In dit kader past ook Een gevaarlijke verhouding of Daal- en Bergse brieven (1976) van Hella S. Haasse. Dat is geen historische roman in de eigenlijke zin van het woord, maar een boek dat de sfeer van de laat-achttiende eeuw voelbaar maakt. De schrijfster peinst over de markiezin de Merteuil uit de beroemde roman van Laclos Les liaisons dangereuses (1782) en begint een briefwisseling met dit romanpersonage.
Dat in De liefde dus geen klip-en-klaar antwoord wordt gegeven op de vraag naar de juiste moraal, maar dat Isabella zoekt en aftast en het probleem van verschillende kanten benadert, maakt de roman tot een typisch ‘Hermsen-boek’. Want zo is haar manier van werken. In haar essaybundel Stil de tijd (2009) schrijft ze: ‘Ik wil geen dichtgetimmerd academisch betoog over de tijd schrijven, (...) maar een bonte verzameling van inkijkjes, ervaringen en perspectieven op de tijd.’ Haar romans vertonen hetzelfde beeld. Tweeduister (2000), een boek over ene Martha Thompson, is in feite een roman die via een reeks ‘inkijkjes’ een beeld geeft van de Bloomsbury Groep, een losse groep Engelse schrijvers en dichters uit de jaren twintig en dertig. Ook De profielschets (2004), een boek over het universitaire reilen en zeilen, is vanuit een aantal verschillende perspectieven geschreven. In Blindgangers (2012) waarin enkele figuren uit De profielschets voorkomen, wordt op dezelfde manier als in Tweeduister een visie op een bepaalde groep ontwikkeld. Maar de roman is geconcentreerder dan Tweeduister, omdat de vertelde tijd beperkt is.
De opbouw van De liefde dus is eveneens kenmerkend voor Hermsen. Het is een boek in een boek. Men leest hoe Jean-Samuel d'Apples het dagboek van Isabella steelt en zich daarin verdiept. Vervolgens leest men wat hij leest: Isabella's dagboek. In Het dameoffer (1998) leest men dat Det van Vliet het dagboek van haar moeder vindt. In dat dagboek is een verhaal verwerkt. De lezer van de roman leest niet alleen de geschiedenis van Det van Vliet, maar ook het dagboek van haar moeder en zelfs het daarin verwerkte verhaal. De twee technieken (de wisseling van ‘inkijkjes’ en het Droste-effect van de opbouw) zijn verwant. Bij beide gaat het om een wisselende benadering van het onderwerp.
| |
Waarderingsgeschiedenis
In de vrij talrijke besprekingen van de roman kwamen drie aspecten ervan veelvuldig aan de orde: de opbouw, de stijl en het personage Isabella.
| |
| |
De opbouw kreeg uitsluitend lovende woorden. Goedegebuure was nog het meest neutraal. Hij wees erop dat de roman invloed had ondergaan van achttiende-eeuwse literaire conventies. De quasiautobiografische brief- en dagboekvorm was toen populair. Luis noemde de opzet levendig en gevarieerd, Peters sprak van een smaakvol en vindingrijk verhaal. Speet en Kooman werkten het gegeven iets nader uit. Speet wees op de ‘prachtige draden tussen heden en verleden’ en op de ‘spiegelingen’. Ze waardeerde het dat ondanks deze bijzonderheden toch nergens van een overlap sprake was. Kooman attendeerde op het gevolg van al deze effecten waarbij de lezer in het begin aanduidingen leest die pas verderop duidelijk worden. Zij constateerde dat de wisseling van perspectief ‘voor een mooie spanningsboog’ zorgt.
Over de stijl was men minder eensgezind. Speet was het meest positief. Zij schreef: ‘Hermsen schrijft in steen gebeitelde zinnen, rotsvast, trefzeker en op het scherp van de snede’. Cloostermans was het meest negatief. Hij sprak van een ‘oubollige, romantische stijl’. Toch vond ook hij De liefde dus ‘een opmerkelijk boek, dat stilistisch en inhoudelijk met kop en schouders boven de grijze middelmaat’ uitsteekt. Wat Speet ‘gebeiteld’ noemde, heette bij anderen ‘plechtstatig’ (Luis), ‘geexalteerd’ (Overmars), ‘loden kwaliteit’ (Kaan) of ‘versteend van deftigheid’ (Ruyters). Over het algemeen betreurde men het dat in de roman de lichte toets ontbreekt. Belle van Zuylen schreef voor haar tijd zeer levendig, stelde Jann Ruyters, dat mist men in het boek van Hermsen. Hermsen zelf verklaarde in het interview met Mischa Cohen dat haar stijl ‘te indiscreet is voor de achttiende eeuw’. Goedegebuure wees daar ook op: ondanks de authentieke stijlkenmerken, offerde Hermsen hier en daar aan hedendaagse trends, vond hij.
Die laatste opmerkingen zeggen al iets over het personage Isabella en in hoeverre haar psychologische beeld afwijkt van wat men van de historische Belle van Zuylen weet. Geen enkele recensent maakte het onderscheid tussen die twee. Hermsen zelf zei in het genoemde interview dat haar personage een te groot besef van het eigen ‘ik’ heeft voor een achttiende-eeuwse. Ook op dit punt was Goedegebuure ingegaan: ‘Belle psychologiseert als droeg ze kennis van psychologische inzichten die sinds Freud opgang hebben gemaakt’, schreef hij. Maar afgezien van dit punt vond men dat Hermsen erin geslaagd was ‘een levendig en genuanceerd beeld te geven van haar heldin’, zoals Janet Luis het formuleerde.
Voor deze bespreking is gebruikgemaakt van:
Joke J. Hermsen, De liefde dus, eerste druk, Amsterdam/Antwerpen 2008.
| |
| |
| |
Secundaire literatuur
Janet Luis, En onder het gravel het graf. In: NRC Handelsblad, 15-2-2008. |
Arjan Peters, Over de ziekte die hartstocht heet. In: de Volkskrant, 15-2-2008. |
Mischa Cohen, Filosofe schreef vierde roman. In: Vrij Nederland, 16-2-2008. (Interview). |
Jaap Goedegebuure, Belle van Zuylen als tragische heldin. In: Brabants Dagblad, 23-2-2008. |
Karin Overmars, Pretentieuze praat van een getourmenteerde vrouw. In: Het Parool, 28-2-2008. |
Marte Kaan, Wat de buik vertelt. In: De Groene Amsterdammer, 29-2-2008. |
Jann Ruyters, Piekerprinses uit de achttiende eeuw. In: Trouw, 1-3-2008. |
Fleur Speet, Zonder gêne tot op het bot. In: Het Financieele Dagblad, 1-3-2008. |
Elizabeth Kooman, Belle en de liefde dus. In: Nederlands Dagblad, 21-3-2008. |
[Anoniem], De liefde dus. In: Opzij, 1-4-2008. |
Enny de Bruijn, Schrijven als oplossing voor onvervulde liefde. In: Reformatorisch Dagblad, 9-4-2008. |
Mark Cloostermans, Liefde is een luxe. In: De Standaard, 11-4-2008. |
Jooris van Hulle, Joke J. Hermsen. In: Vlaanderen, nr. 322, 2008, jrg. 57, p. 277. |
W. Drop, Verbeelding en historie. Verschijningsvormen van de Nederlandse historische roman in de negentiende eeuw, Assen 1958. |
Joke J. Hermsen en R. van der Plas, Nu eens dwaas, dan weer wijs. Belle van Zuylen tussen Verlichting en Romantiek, Amsterdam 1990. |
S. en P.H. Dubois, Zonder vaandel. Belle van Zuylen. Een biografie, Amsterdam 1993. |
lexicon van literaire werken 96
november 2012
|
|