| |
| |
| |
Willem Frederik Hermans
Au pair
door G.F.H. Raat
Achtergronden en uiterlijke beschrijving
Willem Frederik Hermans (* 1 september 1921 te Amsterdam, † 27 april 1995 te Utrecht) publiceerde Au pair begin september 1989 bij zijn vaste uitgever, De Bezige Bij. Blijkens de datering op de laatste bladzijde schreef Hermans de roman in Parijs, zijn toenmalige woonplaats, tussen 27 augustus 1983 en 29 januari 1989.
Drie fragmenten uit Au Pair kregen een voorpublicatie. Onder de titel ‘Au pair. Kort verhaal’ verscheen op 14 december 1984 in NRC Handelsblad een gedeelte dat herkenbaar is als hoofdstuk 1-7 (p. 5-21) van de boekuitgave. Bepaalde motieven, zoals de lengte van de vrouwelijke hoofdfiguur en de kritiek op Nederland, tekenen zich nog niet zo duidelijk af als in de roman.
De aflevering van juli 1987 van het damesblad Elegance bevatte een fragment, getiteld ‘Bij de notaris’, dat overeenkomt met de eerste bladzijden van hoofdstuk 57 (p. 262-269). De boekversie is uitvoeriger dan die in Elegance.
Onder de titel ‘Au pair’ drukte NRC Handelsblad op 11 augustus 1989 de tweede helft van hoofdstuk 10 en hoofdstuk 11 in zijn geheel af (p. 32-40). De tekst is gelijk aan die in de boekeditie.
In de ‘Aantekening’ op de laatste bladzijde wordt een voorpublicatie vermeld in Elsevier (26 augustus 1989), maar die is er niet geweest. Daarentegen ontbreekt de voorpublicatie van 11 augustus 1989 hier.
Au pair was enkele maanden achtereen de best verkochte fictietitel in Nederland. Tot op heden (december 2004) verschenen er zeventien drukken, waarin de tekst van de roman geen wijzigingen onderging.
Au pair heeft een omvang van 415 bladzijden en is opgebouwd uit 96 hoofdstukken, waarvan het langste (27) ruim 25 pagina's telt en het kortste (5) acht regels.
| |
| |
| |
Inhoud
Paulina, een meisje van negentien jaar, dat 1,92 meter meet en afkomstig is uit Vlissingen, gaat Frans en kunstgeschiedenis studeren in Parijs, omdat het studentenleven in Nederland haar afschuw inboezemt. Om in haar onderhoud te voorzien wordt zij au pair.
Op haar eerste adres vergaat het haar slecht. De familie Pauchard, bij wie zij in dienst treedt, bejegent haar onbeschoft en wijst haar een zolderkamertje zonder comfort toe, dat niet kan worden afgesloten. Reeds na één werkdag komt er een einde aan dit dienstverband.
Op weg naar haar tweede au-pairadres loopt Paulina een Nederlandse man tegen het lijf die haar in verwarring brengt. Hij voorspelt dat het beter met haar zal gaan en suggereert dat hij daarvoor kan zorgen.
De nieuwe werkgever van Paulina, de schatrijke gepensioneerde generaal De Lune, overlaadt haar met luxe. Zij kan beschikken over een prachtige kamer, ruime financiële middelen en een royale garderobe. Er is ruimschoots voldoende tijd om te studeren, want de enige tegenprestatie die van haar wordt verwacht, bestaat erin dat zij van tijd tot tijd met de oude man praat over het werk van de negentiende-eeuwse, in Vlissingen geboren tekenaar Constantin Guys, van wie hij veel werk bezit.
Paulina maakt kennis met de oudste zoon van de generaal, Armand. Deze mislukte dichter woont met zijn vrouw in hetzelfde gebouw als zijn vader. Hij gunt Paulina een ontluisterend inkijkje in de wereld van literatuur en kritiek. In haar bijzijn wisselt het stevig drinkende echtpaar van gedachten over een echtgenote voor hun zoon Edouard, een man van uitzonderlijke lengte. Paulina vraagt zich af of zij de beoogde huwelijkskandidate is.
In een gesprek met de generaal over Guys, van wie zij nog nooit heeft gehoord, komt het essay ‘Le peintre de la vie moderne’ aan de orde, geschreven door Charles Baudelaire. Deze beroemde dichter bewonderde Guys.
Ook bij de tweede zoon van de generaal, Michel, die de etage onder die van zijn broer bewoont, legt Paulina een bezoek af. Hij woont alleen met zijn huishoudster. Zijn vrouw heeft hij verjaagd met zijn niet-aflatende pogingen de moeilijke muziek van Alkan foutloos te spelen.
Paulina leest ‘Eloge du maquillage’ (Lof van de opmaak), een hoofdstuk uit het essay van Baudelaire. Hij verwerpt de opvatting dat de natuur de maat aller dingen moet zijn. Volgens hem moet een vrouw door mode en opmaak de natuur juist overtreffen. In een warenhuis hoort Paulina van een verte- | |
| |
genwoordigster van een cosmeticamerk dat haar producten juist tot doel hebben een natuurlijk uiterlijk te bevorderen.
Zij maakt kennis met de notaris van de familie, Corde, en met Edouard, die carrière heeft gemaakt in de wereld van de financiën. Hij vertelt Paulina dat zijn grootvader geobsedeerd wordt door het morele dilemma dat is beschreven door de filosoof Kant: de keuze tussen teruggave van een voor een ander beheerd kapitaal, met een ongewenste uitkomst, en aanwending van het geld voor een goed doel.
Enkele dagen later verneemt Paulina nadere bijzonderheden van de generaal. Hem is In de oorlog het vermogen toevertrouwd van een joods echtpaar, dat wilde vluchten voor de nazi's. Na de bevrijding bleken deze mensen onvindbaar. De generaal staat nu voor een lastige keuze: het kapitaal onder zijn hoede houden of overdragen aan de wettige erfgenaam. De tweede mogelijkheid maakt hem overstuur.
Bezwaard door de weldaden die de familie De Lune haar bewijst, verheugt het Paulina, dat in een gesprek met Edouard blijkt dat zij iets terug kan doen. Hij informeert haar over een belangrijke complicatie: het door de generaal beheerde en door deskundige beleggingen spectaculair gegroeide kapitaal komt rechtens toe aan een gewezen SS-officier. De familie wil het schenken aan een joodse organisatie in Israël, zonder dat de Franse belastingdienst, die het bestaan van het vermogen niet kent, argwaan krijgt. Paulina verklaart zich bereid het geld illegaal naar Zwitserland te brengen.
Ter voorbereiding van de expeditie gaan Edouard en Paulina langs bij de notaris, waar zij mevrouw Pauchard tegenkomt. Notaris Corde noteert Paulina's gegevens en demonstreert een minimale kennis van Nederland. Edouard dringt bij haar aan op geheimhouding, ook tegenover de generaal.
Aan de vooravond van haar reis woont Paulina met Michel een uitvoering bij van Orpheus en Euridice, een opera van Gluck. Zij praten over het antieke liefdespaar en over haar tocht van de volgende dag. Paulina komt te weten dat er al eerder au pairs op pad zijn gestuurd. Omdat de familie hen niet vertrouwde, kregen deze meisjes koffers met krantenpapier mee.
Het geldtransport verloopt in tal van opzichten anders dan verwacht: de bestemming is veranderd van Basel in Luxemburg, Paulina wordt geschaduwd door een kleine man, de douane voert onverwachts een grenscontrole uit en in Luxemburg blijkt dat haar niet de goede sleutel van de geldkoffer is meegegeven.
Na de overdracht van het geld aan een invalide oud-kolonel ontmoet Paulina in Luxemburg Michel, die haar is nagereisd.
| |
| |
Hij vertelt dat de kleine man haar door notaris Corde ter bescherming is meegestuurd. De volgende morgen belt Paulina Edouard, om de goede afloop te melden. Hij toont echter veel minder belangstelling, ook voor haar, dan zij had gehoopt.
Michel en Paulina besluiten een uitstapje te maken naar Londen. Daar blijkt in het hotel van Michels keuze slechts een tweepersoonskamer vrij te zijn. Paulina maakt geen bezwaar. Zij verwacht nu haar maagdelijkheid te verliezen, maar als zij 's avonds naast elkaar in bed liggen, gebeurt er niets. Michel onthult dat de man aan wie Paulina het geld ter hand heeft gesteld, de voormalige SS-officier is. Zij beseft dat zij is bedrogen. 's Nachts vertrekt Michel naar Frankrijk, waar zijn moeder ernstig ziek is.
Paulina blijft vijf dagen in Londen en vertrekt daarna naar Parijs. Zij heeft voldoende financiële middelen om het daar nog een tijdje te kunnen uitzingen. Tijdens de vliegreis nodigt een man haar rechtstreeks uit met hem naar bed te gaan. Zij schudt hem op krachtdadige wijze af.
De generaal is intussen gestorven. Op de televisie ziet Paulina de reportage van zijn begrafenis. Zij huurt een kamer en gaat op visite bij Armand en zijn vrouw. Het echtpaar krijgt slaande ruzie over de dubieuze rol die Edouard heeft gespeeld bij het geldtransport.
Op een terrasje lezend in Madame Bovary, wordt Paulina aangesproken door een bejaarde Nederlandse heer. Hij meent dat het met de titelheldin minder treurig had kunnen aflopen, als de schrijver, Gustave Flaubert, zijn eigen boek was binnengegaan om met haar een verhouding te beginnen. Paulina spreekt hem tegen, waarna de man gelaten afscheid neemt.
| |
Interpretatie
Au pair kent een simpele chronologische opbouw. De roman speelt zich af in 1984 in een tijdsbestek van niet meer dan enkele maanden. De intervallen tussen de verschillende episoden zijn doorgaans niet precies vast te stellen. Het fragmentarische karakter dat hieruit resulteert, wordt afgezwakt door bepaalde gebeurtenissen die elkaars spiegelbeeld vormen en aldus de structuur van de roman versterken. Zo komt Paulina aan het begin en aan het einde van de roman een meisje van school tegen en wordt zij twee keer aangesproken door een Nederlandse man op leeftijd.
Au pair wordt verteld door een auctoriale verteller, die zich terstond in de eerste zin van de roman manifesteert: ‘Het eerste waar Nederlanders aan denken, als ze iets willen verkrijgen dat
| |
| |
hun eigen land niet oplevert, is niet het zelf te gaan maken, maar het te zoeken in den vreemde.’ Deze kritische opmerking kan worden betrokken op de vrouwelijke hoofdfiguur, die kiest voor een studentenleven in Frankrijk dat Nederland haar naar haar mening niet kan bieden. Ook directer oordeelt de verteller over Paulina, bijvoorbeeld als hij haar figuur en benen roemt, die menige voorbijganger hartkloppingen bezorgen.
Het commentaar van de verteller betreft niet alleen de protagoniste. Hij demonstreert zijn kennis van de Franse cultuur via een rake karakteristiek van de vrouw tot wie Paulina zich wendt in het au pairbureau. ‘De vrouw die achter de balie stond, was er een zoals ze buiten Franse families waarschijnlijk niet worden geboren.’ Zij geeft even later ‘razend snel een duidelijk uitgesproken analyse op marxistisch-leninistische grondslag’ van Paulina's situatie. Via dit soort maatschappijkritische schimpscheuten - die vaak ook Nederland betreffen (de hoofdstedelijke universiteitsbibliotheek wordt bijvoorbeeld vergeleken met een ‘lege kippenfokkerij’) - geeft de verteller zich bloot. Typerend is de terloops uitgesproken veronderstelling dat de boekhandelaar die Paulina onderricht over Constantin Guys ‘misschien een weggepeste professor’ is.
Toch drukt de verteller zijn stempel niet op het verslag van de gebeurtenissen, want meestal maakt hij zijn visie ondergeschikt aan het gezichtspunt van de hoofdfiguur. Haar gedachten worden frequent weergegeven, niet zelden in de vrije indirecte rede. In het volgende fragment heeft zij een klasgenote van het gymnasium ontmoet, Ada Langmuur, die vaker in Parijs zegt te komen, omdat haar broer daar woont. Diens adres geeft zij de zich ontheemd voelende Paulina niet. ‘Het toeval biedt zelden aangename verrassingen. De enkele keer dat het anders lijkt, brengt nadere beschouwing soms maar in schijn iets prettigs aan het licht. Nee, aardig deed Ada wel, maar ze was het eigenlijk niet. 't Sprak vanzelf dat ze op school nooit zulke grote vriendinnen waren geweest. (...) Peinzend keek Paulina haar na, het topje van haar linkerduim tussen haar lippen.’ De passage opent met twee zinnen vanuit het perspectief van de verteller. Zij kondigen aan hoe het Paulina bij de familie De Lune zal vergaan. Daarna verschuift het gezichtspunt naar Paulina. In de slotzin, een beschrijving van buitenaf, wordt zij getekend als het argeloze meisje - vaker figureert zij als duimzuigster - dat zij is. Zou die broer van Ada in werkelijkheid geen minnaar zijn? De vraag komt niet op bij de maagdelijke Paulina, die weliswaar colleges over amoretten (liefdesgodjes) zal gaan volgen, maar haar virginale staat niet zal verliezen. De verteller geeft geen uitsluitsel. Dit doet hij evenmin, als zij na de geldtransactie vroeg in de morgen Edou- | |
| |
ard belt en Eliane aan de telefoon krijgt, de hoedenontwerpster die zij bij de familie De Lune heeft leren kennen. Hebben de twee wellicht een verhouding? Paulina vermoedt niets, ook niet wanneer zij op de televisie ziet dat Edouard bij de uitvaart van zijn grootvader door Eliane wordt vergezeld.
Het beeld van Paulina dat oprijst uit de roman is dat van een onbedorven natuurkind - zij gebruikt slechts spaarzaam make up -, dat onkundig is van de slechtheid die de grote stad herbergt. ‘Haast een boerinnetje’, noemt zij zichzelf, een kwalificatie die de aandacht vestigt op haar gelijkenis met het ‘Zeeuws meisje’ dat in reclamespots het gelijknamige margarinemerk gezicht geeft. Eerder in de roman is zij vergeleken met ‘een schoolkind uit vroeger eeuwen’.
Paulina is een onwerkelijke verschijning, hetgeen blijkt uit de typering ‘godin uit het Noorden’ en uit de vergelijking met Diana, de mythologische godin, met wie zij, behept met ‘een vage angst voor alle contacten’ (p. 126), haar kuisheid en maagdelijkheid gemeen heeft. Als Artemis wordt deze godin ook vereerd als maangodin, zodat Paulina bij de familie De Lune haar plaats lijkt te hebben gevonden.
De mensen in haar omgeving bestempelen haar als naïef. Haar ongewenste begeleider tijdens de missie naar Luxemburg stelt vast dat haar inzicht te wensen overlaat en Michel laakt kort daarop hetzelfde gebrek aan opmerkingsgave, als hij haar voorhoudt: ‘Je droomt te veel.’
Wat Paulina ontgaat, meet de verteller niet breeduit. Hij beperkt zich tot algemene uitspraken waarvan de lezer op eigen kracht zowel de thematische reikwijdte moet bepalen als de toepasbaarheid op de lotgevallen van het centrale personage: ‘De werkelijkheid zwijgt. Zij toont alleen wat wij zien, en spreken doet zij helemaal niet. Zij geeft op onze vragen alleen antwoorden die we zelf onder woorden brengen - en ook die grotendeels niet overeenkomstig de waarheid. De mens is de gevangene van zijn subjectieve blik en taal, waardoor waarheid en werkelijkheid volstrekt onbereikbaar zijn.
De wederwaardigheden van Paulina illustreren deze stand van zaken. Zij verkiest Parijs boven Amsterdam, omdat zij het afschrikwekkende voorbeeld kent van haar nicht Klara, die in een hoofdstedelijk kraakpand samenwoont met de drummende ‘taalwetenschapper’ Bart-Bram. De sanitaire voorzieningen in het huis zijn primitief, er is geen stroom en de medebewoners bezorgen overlast.
Zonder dat zij zich dit realiseert, raakt Paulina bij de familie Pauchard verzeild in de situatie waarvoor zij Nederland is ontvlucht. Op de zolder, waar zij een kamertje heeft gekregen, ontbreekt een behoorlijke wc. Haar koffers worden geplun- | |
| |
derd en ook verder ondervindt zij overlast van de andere bewoners, Afrikanen en Arabieren, die ‘bakken vol muzikaal puin’ over haar uitstorten. De gebruikte metafoor vormt een niet mis te verstane verwijzing naar het kraakpand van haar nicht. Ook de Arabische muziek die haar uit haar slaap houdt, verdient in dit verband vermelding, want die doet haar nadenken over het verhaal van een Hollandse matroos die in Algerijnse gevangenschap zonder hulp Arabisch wist te leren. Paulina wordt, anders gezegd, gestimuleerd tot taalwetenschappelijke overpeinzingen.
‘Er bestaat op deze wereld niets wat je in zo grote moeilijkheden brengen kan, als letterlijk geloven wat de mensen zeggen’, waarschuwt Armand Paulina. Zij wordt dit gewaar als zij zich leent voor een illegaal geldtransport bij wijze van tegenprestatie voor de luxe waarmee zij wordt overstelpt. Op de dag van de expeditie valt Paulina van de ene verbazing in de andere: zij krijgt een exorbitante reistoelage, de bestemming wordt op het laatste moment gewijzigd, de taxi's staken plotseling, of misschien toch niet, er is een onvoorziene douanecontrole die maar net goed afloopt, het sleuteltje van de geldkoffer past niet, et cetera. Ten slotte blijkt het geld toch in handen te zijn gevallen van de ex-SS'er. Allengs wordt duidelijk dat er misbruik is gemaakt van Paulina's goedheid. Wie precies de hand hebben gehad in de intriges waarvan zij het slachtoffer wordt, is al even lastig te traceren als de omvang van de misleiding, zowel voor de hoofdfiguur als voor de lezer.
Paulina gaat in Frankrijk wonen om deel te hebben aan een cultuur die superieur is aan die van haar ‘kleine vaderland’. Zij, en daarmee Nederland, wordt door de Fransen geen moment als een gelijke beschouwd, iets waarop de titel van de roman ironisch zinspeelt. ‘Au pair’ slaat niet alleen op de manier waarop de hoofdfiguur in haar onderhoud probeert te voorzien. Het woord ‘pair’ verwijst ook naar de edelman die in stand op één lijn werd gesteld met de vorst. De Nederlandse Paulina wordt echter nooit als een gelijke erkend, hoe voorkomend zij vaak ook wordt bejegend.
De ongelijkheid wordt in de roman gerelateerd aan lichaamslengte en daarmee verbonden sprookjesfiguren. Paulina is een ‘Hollandse reuzin’, die hoog uittorent boven de dwergen, kabouters en kobolden in haar omgeving. Zelf hoopt zij dat haar uitzonderlijke lengte gepaard zal gaan met een bijzonder levenslot. Haar hoop gaat echter niet in vervulling. ‘Het enige paradijs waarnaar zij kon verlangen was een land van reuzen’, overweegt Paulina in het begin van de roman. Zij lijkt dit te vinden in Frankrijk, meer in het bijzonder bij de familie De Lune, waarvan manlijke telgen als Edouard en Michel bijzon- | |
| |
der lang zijn. Fysieke lengte blijkt echter geen indicatie voor intellectueel of artistiek formaat. Veel meer dan een geldkoerierster ziet de familie niet in haar. Per saldo is de interesse voor haar niet groter dan die van het gezin Pauchard, waarvan man en vrouw zich zonder schaamte naakt aan Paulina vertoonden. Zo weinig betekent zij voor mevrouw dat die er niet voor terugdeinst zich in haar bijzijn te ontlasten. Dit incident wordt in de roman geassocieerd met de ervaringen van de hoofdfiguur van Gulliver's Travels (1727), de beroemde roman van Jonathan Swift, aan het hof van de koning van Brobdingnag, het land van de reuzen. De hofdames behandelen hem als een wezen dat niet van belang is: zij kleden zich naakt uit en lozen in zijn aanwezigheid hun urine.
Veelzeggend is ook de wijze waarop het uitstapje van Michel en Paulina tot een einde komt. Zonder haar met een vinger aan te raken, verlaat Michel 's nachts het gedeelde hotelbed in Londen om terug te keren naar zijn moeder in zijn moederland. Hij is dan ook behept met een moederbinding. Zijn vrouw heeft hem verlaten. Hij woont samen met zijn gouvernante en als zijn moeder wordt opgenomen in Avignon, gaat hij daar logeren om haar elke dag te kunnen bezoeken. Michels pijnlijke voeten maken hem tot een moderne Oedipus, de mythologische figuur die volgens Freud model staat voor de volwassen man met een niet overwonnen binding aan de moeder. Ook Oedipus kampte met een voetgebrek.
De gebeurtenissen in de roman, met als climax de reis naar Luxemburg, zijn vaak dermate bizar en onwaarschijnlijk dat zij eerder thuis lijken te horen in een droom dan in de werkelijkheid. De talrijke verwijzingen naar sprookjes- en fantasiefiguren versterken dit irreële karakter. Henriëtte Roos verdedigt de opvatting dat Au pair is geënt op het werk van Lewis Caroll. Paulina zou een Zeeuwse Alice zijn.
Het personage bij wie doorgaans het perspectief ligt, droomt dikwijls, ook overdag. De muziek van Brahms voert haar terstond weg uit de realiteit naar een betoverd bos, geïnspireerd op het decor van Glucks opera Orpheus en Euridice, waarvan zij kort tevoren een uitvoering heeft bijgewoond. Bij de controle aan de Luxemburgse grens vereenzelvigt Paulina zich met Euridice: ‘O Orpheus, ik sta aan de boorden van de Styx en de machten van de onderwereld strekken hun tentakels naar mij uit. Zing mij los of volg mij. O Orpheus, is dit het einde? Houd je dan niet van mij?’ Het illegale geldtransport wordt voorgesteld als een tocht in de onderwereld, een in deze context dubbelzinnig begrip. Paulina verdwijnt niet voorgoed in het schimmenrijk, zij het niet door toedoen van Edouard, waarschijnlijk de door haar aangeroepen Orpheus, aan wiens
| |
| |
liefde zij terecht twijfelt. Het is de musicus Michel die haar is gevolgd en zal wegvoeren. Maar ook hij zal haar weer in de steek laten.
Tot het onrealistische karakter van Au pair dragen twee ontmoetingen bij van Paulina met een wat oudere Nederlandse man. Deze scènes belichten de poëticale component van de thematiek. Op weg naar haar tweede au-pairadres stuit zij letterlijk op de genoemde man. ‘Het was een man met een gladgeschoren gezicht en grijs achterovergekamd haar. Hij droeg een bril in hoornen montuur en leek op iemand die zij eerder gezien had, maar dit laatste wist zij niet zeker. Zijn gezicht was er niet een dat van nature vriendelijk stond.’ Het is een treffend signalement van de bekende auteur Willem Frederik Hermans, woonachtig in Parijs, toen hij werkte aan Au pair. De schrijver is zijn eigen boek binnengegaan. Hij laat doorschemeren dat hij Paulina haar gedachten inblaast. ‘Van dit ogenblik af zullen een heleboel dingen beter gaan. Ik heb het beste met je voor’, verzekert hij haar. Enkele ogenblikken later verwijdert hij zich op wonderbaarlijke wijze, een bewijs van zijn meer dan menselijke allure: ‘Had Paulina het goed gezien? Zag zij hem al in het park lopen, een flink stuk bij haar vandaan? Maar ze leed toch niet aan hallucinaties?’
De belofte van haar schepper ten spijt, is er niet alleen voorspoed voor Paulina weggelegd. Zoals de personages geen greep krijgen op hun werkelijkheid, is de schrijver evenmin almachtig in zijn universum. Dit komt aan het licht op de laatste bladzijden van de roman. Paulina leest daar in Madame Bovary, de roman van Flaubert over een goedgelovige vrouw uit de provincie die, in het nauw gedreven, zelfmoord pleegt - niet toevallig haar lievelingslectuur. Zij raakt in gesprek met een ‘bejaarde meneer’, die doet denken aan de man die Paulina eerder heeft ontmoet, al legt zij dit verband zelf niet. De man beweert dat het niet zo droevig met Emma Bovary had hoeven aflopen, als Flaubert zich had verwaardigd zijn eigen boek binnen te gaan om een verhouding te beginnen met zijn heldin. Paulina antwoordt dat Emma misschien niets van hem had willen weten. Een opinie die haar krachtdadige verweer in herinnering roept tegen een opdringerige man, socioloog en psychiater, die haar zonder omhaal uitnodigde tot seksueel verkeer.
Ook de bejaarde Nederlander houdt Paulina op afstand, naar blijkt als zij haar benen kruist, een beweging die haar een intense sensatie bezorgt: ‘Ze voelde de binnenkant van haar dijen, die ze stijf tegen elkaar hield, zonder weerstand langs elkander schuiven, met alleen de dunne nylon van haar kousen ertussen. Ze hoorde het knisperen van het elektriserende weefsel. 't Was of haar dijen verliefd op elkaar waren en elkander
| |
| |
hadden beloofd nooit uit elkaar te gaan, veilig in elkaars warme liefde.’ Eerder in de roman zag het daar niet naar uit, toen Paulina de twee kousenbenen van haar panty moest scheiden om haar opengebroken koffers te kunnen dichtbinden. Zij betoont zich in meer dan één opzicht ontoegankelijk voor haar schepper. Hij heeft geen macht over zijn creatuur, dat hem bij deze tweede ontmoeting niet eens herkent. De schrijver kan slechts berusten en in de slotzin de roman uit wandelen. ‘Hij slaakte een zucht en nam afscheid van haar met een goedmoedig knikje.’
Waarom zou Emma Bovary niet ingaan op de avances van Flaubert, zoals Paulina haar creator wenst te weerstaan? Het antwoordt luidt dat een literair werk aan eigen regels beantwoordt, waarmee niet naar believen de hand kan worden gelicht. In de woorden van Paulina: ‘Omdat hij het verhaal zelf bedacht, kon hij alles laten gebeuren wat hij wilde. Maar een kunstwerk is geen doos van Pandora of een Hoorn des Overvloeds. Als Flaubert niet gewild had dat zijn boek over een vrouw ging die ongelukkig werd, had hij van meet af aan een ander boek moeten schrijven, over een andere vrouw.’ Waarmee de schrijver Hermans de almacht wordt ontzegd over zijn creatie, nota bene met een beroep op zijn eigen romanpoëtica, zoals verwoord in het essay ‘Experimentele romans’ (Het sadistische universum i). In die poëtica immers wordt de strikte functionaliteit beklemtoond van elk romanelement. Arbitraire verrassingen zijn uit den boze.
Volgens de literatuuropvatting van Hermans is een literair werk een artificieel en betekenisvol taalbouwsel en geen loze beschrijving van de werkelijkheid. Die kunstmatigheid wordt ook benadrukt in Baudelaires ‘Eloge du maquillage’, het elfde hoofdstukje uit zijn essay over Guys, ‘Le peintre de la vie moderne’. Over deze ‘Lof van de opmaak’ wordt uitvoerig gesproken in Au pair. Baudelaire kant zich tegen de verheerlijking van de natuur en zingt de lof van de onnatuur. De vrouw zou zich met behulp van mode en make-up moeten transformeren tot een artificiële gestalte, tot een standbeeld. Deze opvatting vindt in Paulina geen aanhangster, hetgeen niet verbaast, want een rechtgeaard Zeeuws meisje presenteert het surrogaat (margarine) als natuur. Iets wat trouwens vaak het doel is van cosmetica, zoals zij zich door een deskundige laat vertellen.
Het werk van Guys en Baudelaire komt aan de orde in de vele gesprekken die in Au pair worden gevoerd. Daardoor nadert de stijl op veel plaatsen de spreektaal, een effect dat wordt versterkt doordat in de weergave van Paulina's gedachten hetzelfde register wordt gebruikt.
| |
| |
| |
Context
Au pair is de laatste roman van Willem Frederik Hermans die bij zijn leven verscheen. Zoals al zijn verhalende werk sinds de jaren zestig, vertoont de roman een essayistische inslag. Ook de thematiek van de enkeling die vruchteloos probeert zijn werkelijkheid te doorzien en te beheersen, is vertrouwd.
Nieuw is echter dat deze problematiek wordt betrokken op de schrijver. De orde die hij in zijn literaire wereld probeert te leggen, keert zich tegen hem. Zijn almacht ontpopt zich als onmacht. Op grond van het spel met verschillende werkelijkheden dat hiervan het gevolg is, de daarmee samenhangende diffuse status van de personages en de talrijke voorbeelden van intertekstualiteit, is het mogelijk Au pair als een postmodernistische roman te lezen.
De geconstateerde vernieuwing laat onverlet dat de roman op tal van punten aansluit bij vroeger werk, met name bij de novelle ‘Een veelbelovende jongeman’ (Een landingspoging op Newfoundland en andere verhalen, 1957), geschreven aan het einde van de jaren veertig. De jonge dichter Sebastiaan Klok verlaat in dit verhaal het geminachte vaderland om zijn geluk te beproeven in Canada. Maar daar vindt hij, net als Paulina, datgene terug waarvoor hij Nederland heeft verlaten. Een Canadees carillon speelt zelfs Wien Neerlands bloed. Sebastiaan Klok wordt evenzeer geïroniseerd als Paulina en ook hier dringt Hermans zijn werk binnen, deze keer vermomd als de psychiater Dr. Herman F. Williams. Hardhandig brengt hij de deerniswekkende Sebastiaan Klok aan het verstand dat zijn escapade op een misrekening berust: Engelsen hebben geen enkele belangstelling voor een andere taal dan de hunne. Bovendien: ‘Ons ware vaderland, is het vaderland dat wij hier dragen, hier, in onze borst! Dat slepen wij overal met ons mee, welke oceanen wij ook oversteken!’
Ook de Zeeuwse Paulina wordt geconfronteerd met de onverschilligheid van mensen die een wereldtaal spreken: ‘Spreekt men in Holland Duits of Vlaams?’ vraagt notaris Corde haar. En ook zij bemerkt dat haar vaderland onontkoombaar is. In Luxemburg wapperen op het stationsplein vier Luxemburgse vlaggen: ‘rood, wit en blauw, net als de Nederlandse vlag, maar veel valer’.
| |
Waarderingsgeschiedenis
Au pair viel in de kritiek een gemengde waardering ten deel. Mulder spreekt van ‘een rijke en fascinerende roman, de beste
| |
| |
sinds Nooit meer slapen’. Van Deel heeft ‘een imposant boek over de onkenbaarheid van de werkelijkheid’ gelezen en Warren beweert: ‘Au pair is een diepzinnige, maar bovenal onderhoudende roman’.
Daar staan negatieve oordelen tegenover. Heumakers bestempelt Au pair in 1989 als een ‘teleurstellende roman’. In 1990 heeft hij waardering gekregen voor een aanvankelijk niet opgemerkt aspect: de ontluistering van kunst en literatuur. Hij attendeert in dit verband op de mislukte kunstenaars die in de roman voorkomen. Anker is van mening dat de ‘messcherpe stijl’ van Hermans ‘kleurloos en oubollig’ is geworden en laakt ‘de tergende uitweidingen en het gedateerde gesneer aan het adres van Hollandse toestanden’. Ook Battus kritiseert het taalgebruik van Hermans.
Bijna vijf maanden nadat Au pair is uitgekomen, wijst Van den Bergh op de ‘groteske tekortkomingen’ die de roman zouden aankleven. Zijn kritiek richt zich vooral op de geschiedenis van de geldsmokkel, die hij uiterst onwaarschijnlijk acht. Twee weken later verdedigt Booij in een reactie het standpunt dat de onwaarschijnlijke elementen een aanwijzing vormen voor het feit dat Au pair een andere dan de gangbare leeswijze vraagt. Volgens haar is ‘bijna de hele roman een soort droom’ en behelst Au pair ‘de bekentenis van een schrijver dat hij niet almachtig is’.
In artikelen van later datum krijgt de poëticale thematiek van de roman aandacht (Raat 1995) of worden zeer vergaande allegorische lezingen voorgesteld. Zo meent Van der Does dat Paulina de Nederlandse taal symboliseert en ontwaart Steenwijk in Au pair het filosofische onderscheid tussen denkend subject (de man) en empirische werkelijkheid (de vrouw, in het bijzonder Paulina).
Voor deze bespreking is gebruikgemaakt van:
Willem Frederik Hermans, Au pair, eerste druk, Amsterdam 1989.
| |
| |
| |
Secundaire literatuur
T. van Deel, De werkelijkheid zwijgt. In: Trouw, 7-9-1989. |
Nico Keuning, Een eigenzinnig universum doemt op in ‘Au pair’. Ouderwets sterke roman Hermans. In: Haarlems Dagblad, 7-9-1989. |
I. Sitniakowsky, ‘Au pair’: messcherpe roman van W.F. Hermans. In: De Telegraaf, 8-9-1989. |
Koos Hageraats, W.F. Hermans als duivelse beschermheer. In: De Morgen, 8-9-1989. |
Battus, 't Kookt, 't lult, 't sist. In: de Volkskrant, 8-9-1989. |
Arnold Heumakers, Zeeuws meisje in Parijs. In: de Volkskrant, 8-9-1989. |
Reinjan Mulder, Paulina in Parijs. In: NRC Handelsblad, 8-9-1989. |
Carel Peeters, Een schrijver verliefd. In: Vrij Nederland, 9-9-1989. |
Robert Anker, Au pair mist innerlijke noodzaak. In: Het Parool, 9-9-1989. |
Doeschka Meijsing, De hel van het morele dilemma. In: Elsevier, 9-9-1989. |
Hans Warren, W.F. Hermans en het lot van de schone Zeeuwse. In: Provinciale Zeeuwse Courant, 9-9-1989. |
J. Huisman, Een roman als een doolhof. In: Algemeen Dagblad, 14-9-1989. |
Carel Peeters, ‘Au pair’ revisited. In: Vrij Nederland, 16-9-1989. |
Hans Werkman, De werkelijkheid is onkenbaar. In: Nederlands Dagblad, 14-10-1989. |
Ineke Kester, ‘Fransen zijn nog verschrikkelijker kruideniers dan Nederlanders’. Interview met W.F. Hermans. In: Het Oog in 't Zeil, nr. 2-3, december 1989-februari 1990, jrg. 7, p. 20-27. |
Hans van den Bergh, ‘Een regelrecht misbaksel’... Is ‘Au pair’ van Willem Frederik Hermans een meesterwerk of een mislukking? In: Vrij Nederland, 27-1-1990. |
Tini Booij, Hermans' meesterwerk. In: Vrij Nederland, 10-2-1990. |
G.F.H. Raat, Zeeuws meisje in den vreemde. In: Ons Erfdeel, nr. 1, januari-februari 1990, jrg. 33, p. 117-119. |
Hugo Bousset, Op elkaar verliefde vrouwendijen. In: Dietsche Warande & Belfort, nr. 5, oktober 1990, jrg. 135, p. 633-639. |
Henriëtte Roos, Paulina in Wonderland; of, deur die spieëls in 'n raaisel? In: Henriëtte Roos (red.), Lewe met woorde. Opstelle oor die prosa, bijeengebring by geleentheid van die sestigste verjaardag van Elize Botha, 19 november 1990, Kaapstad 1990, p. 202-218. |
Arnold Heumakers, Onleefbare waarheden. Drie lezingen over literatuur en literaire kritiek, Baarn 1990, p. 57-61. |
Jaap van der Does en Hans Swart, Een argeloze au pair in het land der letteren. In: De Groene Amsterdammer, 5-6-1991. |
| |
| |
Elrud Ibsch, Interpretatie en argumentatie: Hermans' ‘Au pair’ in discussie. In: R.T. Segers (red.), Visies op cultuur. Opstellen naar aanleiding van het werk van J.J.A. Mooij, Amsterdam 1991, p. 237-244. |
G.F.H. Raat, Almacht en onmacht. Het schrijverschap volgens Willem Frederik Hermans. In: Literatuur, nr. 4, juli-augustus 1995, p. 207-212. |
Koopman & Van Ommen, Een ontmoeting met de Tovenaar. Over Willem Frederik Hermans in foto's en teksten, Baarn 1996, p. 101-117. (interview) |
Jaap van der Does, Een klassieke schoonheid. Over thema's en dubbele bodems in ‘Au pair’. In: Omwikkel mij met uw verstand. Drie beschouwingen over het werk van Willem Frederik Hermans. Bekroonde essays naar aanleiding van de door het WFHi uitgeschreven WFH essayprijsvraag, Amsterdam 2000, p. 41-69. |
Karel Steenwijk, De troostende metafoor. In: De Revisor, nr. 1, februari 2001, jrg. 28, p. 71-79. |
Hella S. Haasse, Inzake Paulina (over ‘Au pair’). In: Raymond J. Benders en Wilbert Smulders (red.), Apollo in Brasserie Lipp. Bespiegelingen over Willem Frederik Hermans. [z.pl.] 2001, p. 131-147. |
lexicon van literaire werken 66
mei 2005
|
|