| |
| |
| |
Kristien Hemmerechts
Een zuil van zout
door Marcel Janssens
Achtergronden en uiterlijke beschrijving
Kristien Hemmerechts (*1955 te Brussel) debuteerde in het Nederlands als romanschrijfster in 1987 met Een zuil van zout bij uitgeverij Hadewijch te Schoten. In een jaar tijds kende de roman al een derde druk.
Tijdens een verblijf in Cambridge voor een cursus ‘Creative writing’ liet de auteur een paar teksten lezen aan auteur en criticus Malcolm Bradbury, die haar aanspoorde verder te schrijven. Zij debuteerde in 1986 bij Faber and Faber met drie Engelse verhalen in de bundel First Fictions, Introduction nine, waarin ook werk van andere aankomende schrijvers opgenomen werd. Na een paar Nederlandse verhalen in tijdschriften verscheen haar debuutroman, die al als manuscript bekroond werd met de driejaarlijkse Provinciale Literaire Prijs van Brabant.
Een zuil van zout is bij Hadewijch al aan zijn vierde druk toe. De roman verscheen ook bij de platen- en boekenclub eci (1987) en als Rainbow Pocketboek 102 (1991, al tweede druk). Op het kaft van de eerste druk, ontworpen door Jan Vanriet, komt in het midden een tekening van een naakte, hoogzwangere vrouw voor, omgeven door in het Frans gestelde teksten met zakelijke mededelingen die uit (Franse?) advertentie- of mededelingenbladen afkomstig lijken. De keuze van die teksten kan wijzen in de richting van een Brussels leefmilieu, waar de roman zich inderdaad afspeelt, en kan ook de hobby van de vader afbeelden. Het boek draagt de opdracht ‘voor Rob en Ben’ en telt 110 bladzijden, verdeeld over vijf hoofdstukken.
Over de ontstaansgeschiedenis van Een zuil van zout deelde Kristien Hemmerechts zelf een en ander mee in haar ‘Autobiootje’ ter inleiding van het boekje Zelfportret en documentatie. Ze begon dat verhaal te schrijven toen ze wist dat ze in Amsterdam zou gaan studeren. Haar ik-personage, Anna, een jonge vrouw uit het Brusselse, zal in Amsterdam een soort cultuurschok beleven. (Hemmerechts schreef het verhaal aanvankelijk gedeeltelijk in het Engels.) Anna keert naar België terug,
| |
| |
zij kan elders niet aarden, evenmin als de schrijfster volgens haar eigen getuigenis in ‘Autobiootje’. Het autobiografische karakter van de roman moet desondanks niet te sterk beklemtoond worden. Ik ben een allesvreter die zowel eigen ervaringen, herinneringen of dromen verwerkt als die van een ander, aldus de schrijfster, ik gebruik mijn fantasie en ik puzzel een en ander bijeen uit verschillende hoeken.
| |
Inhoud
Anna, 24 jaar, studeert geschiedenis in Amsterdam. Haar moeder is gestorven, haar vader overlijdt ook, en zij erft haar ouderlijk huis in Grimbergen, waar zij zich terugtrekt. Zij verwacht een kind van Stan, een Amerikaan met wie zij zonder boe of bah naar bed is gegaan. In Amsterdam was zij bevriend geraakt met Suzanne, die wat lesbische neigingen vertoont, en met Leo. Haar broer Bruno, gehuwd met Eva en vader van twee kinderen, is haar burgerlijke antipode. Zij wordt in de familie ‘gekke tante Anna’ genoemd. Haar blinde grootmoeder (afkomstig uit een boerengezin) verblijft helemaal verlamd in een rusthuis in Grimbergen, waar zij roerloos voor het raam zit en door Anna als een kleuter gevoed wordt. Anna gedraagt zich alternatief in het gezelschap van Suzanne en Leo, tegen haar broer in, en loopt weg van de begrafenis van haar vader. Zij gaat het ouderlijk huis zonder elektriciteit, gas en telefoon bewonen. Het is behelpen (kamperen) met primitieve middelen. Zij weigert brieven te openen en zinkt weg in apathie.
Na een intermezzo in Amsterdam keert ze, twee maanden zwanger, naar België terug. Leo lijkt even de rol van ‘stoere beschermengel’ te kunnen spelen, maar dat is enkel een cynisch bedenksel. Haar bezoeken bij de grootmoeder spitsen zich toe op de vraag of ze haar iets kan doen eten of niet.
Het wordt mei, de baby groeit in haar lichaam. Na ongeveer twee maanden eenzaamheid in België ontvangt ze in juli bezoek van Suzanne. Inmiddels is Anna begonnen met het systematiseren van de duizenden knipsels die haar vader in zijn werkkamer verzamelde. Er zijn zelfs hele mappen met knipsels bewaard, en Anna vraagt zich af of die nuttig zouden kunnen zijn voor het reguleren van die bizarre wildgroei. Misschien bergt de la van vaders bureau het geheim, maar daar wil Anna niet aan komen. Zij piekert vergeefs over een mogelijk systeem, een orde in die chaos. Kennelijk wil ze het (haar) verleden, met de vader als centrale figuur, ordenen om het te kunnen beheersen, overleven en verdringen.
Suzanne maakt een videofilm met Anna en de grootmoe- | |
| |
der. De wachttijd wordt verder opgevuld met het verjaardagsfeestje van Suzanne. In oktober bevalt Anna in de badkamer van het rusthuis. Het kind wordt dood geboren. Anna begraaft het in de tuin van het rusthuis. Zij komt bij de grootmoeder voor het raam, streelt haar over de wangen, voelt zout op haar gezicht, hoewel grootmoeder niet huilt, en snikt in haar schoot.
| |
Interpretatie
De roman vertelt een episode in het leven van een jonge vrouw die geen ‘zuil van zout’ wil worden. Aan het begin van haar leven staan haar ouders, die haar conditioneerden voor een levensstijl waar haar broer Bruno het afschrikwekkende afgietsel van is. Aan het eind zit de zuilgeworden grootmoeder door een raam te staren; in die buurt wordt de doodgeboren baby begraven. Het verhaal wordt opgehangen tussen dood en dood, met daartussen een paar alternatieve ontsnappingspogingen die evenwel vastlopen in de schoot van ‘zuil van zout’. Anna, studente in de geschiedenis, kampt tegen de geschiedenis en tegen de tijd (de bijna onwrikbare mathesis van negen maanden zwangerschap) en zoekt op haar eigen, afwijkende manier een modus vivendi. Amsterdam wordt het symbool van een keuze voor een ander leven, het erf in Grimbergen staat voor een gezichtsloos gecontinueerde geschiedenis, naar het zuil-zijn toe.
In de kern van de roman zit de dramatisch aflopende spanning tussen immobilisme en creatieve levenswil, of tussen conformisme en onafhankelijkheidsgedrag. Anna verzet zich agressief tegen het aan-het-raam-gaan-zitten. Ze doet in die impulsieve verzetshouding vreemde dingen: de omgang met de Amerikaan, fuiven met Suzanne en Leo, in Amsterdamse kroegen en in het Vondelpark rondhangen, kamperen in het ouderlijk huis, zich gek kleden. Die alternatieve wereld blijkt even onwerkelijk te zijn als die van haar geconditioneerde levensgeschiedenis en -stijl, maar ze heeft die pepsituaties nodig om niet te verstenen of in zout te verzuilen.
Op den duur zal ze tòch zelf, zoals grootmoeder, voor het raam gaan zitten! Haar grote vrees is het altijd geweest op grootmoeder - een vorige generatie, maar het overlevende schrikbeeld van haar eigen ouders - te gaan gelijken, zo te verstenen in doodse roerloosheid en inertie. Ze wil niet omzien (als de vrouw van Lot in de bijbel), ze wil vooruitkijken. Waarnaartoe, dat weet ze niet precies. (Ze kijkt paradoxaal en dramatisch genoeg vooruit naar... een doodgeboren kind.) De grootmoeder trekt haar onweerstaanbaar aan, zover zelfs dat
| |
| |
ze in het rusthuis gaat bevallen. Daar komen vier geslachten in het teken van de verstening samen: de grootmoeder van steen en zout, de gedachtenis aan de dode vader, Anna zelf op het gevaarlijke pad naar zout, het dode kind. Haar zwangerschap begint en eindigt met een sterfgeval (de vader en het kind).
De vluchtsituaties bieden geen soelaas. De burgerlijke Bruno, met zijn gezinnetje, zijn camera en zijn video, vlucht in de beschermende banaliteit; de Amsterdamse vluchtheuvels bieden niets vertroostends van duurzame aard. De zwangerschap die daar een gevolg van is, gaat gepaard met veel kwellingen en ongemakken van mentale en fysieke aard. Er zit daar ook iets van verstenen en verzouten in. Dat Amsterdamse avontuur loopt zelfs uit op de dood.
Aldus wordt de roman opgebouwd met privé-geschiedenissen rond een centrale as van de tijd: het verloop van een zwangerschap, gesitueerd tussen dood en dood. Het verhaal zit vol echo's en herhalingen, zoals de geschiedenis zelf. Anna wil zich echter door die echo's niet laten binden. Ze wil uit de patronen stappen, het bourgeois gedoe van het mee in de pas lopen verwerpen en voor zichzelf een geschiedenis maken. Maar op het eind snikt zij het in de schoot van grootmoeder uit, omgeven door echo's en herhalingen van allerlei soort: de dood, het zout, het raam, de geslachten, de onherroepelijk aftikkende tijd. Wie niet met de onverbiddelijke sleur van de herhaling breken kan, verzuilt in zout.
| |
Titel
In het bijbelse verhaal verandert de vrouw van Lot in een zoutzuil op het ogenblik dat ze omkijkt. (Het grondpatroon van dat verhaal komt ook voor in de mythe van Orfeus en Eurydike.) Anne vermeldt een paar keer dat ze zout van tranen op haar lippen proeft of een zoutsmaak voelt, en haar grootmoeder heeft ook de smaak van zout. Rond die grootmoeder concentreert zich de symboliek van de titel: de in zout versteende grootmoeder verzinnebeeldt het verleden, waar Anna niet naar wil omkijken en dat ze wil uitbannen en verloochenen. ‘Ik [...] maak me van haar los’, zegt ze (p. 110). Door terug te kijken kan ze haar toekomst blokkeren. Ze gaat uiteindelijk warempel zelf net als haar grootmoeder door een raam zitten turen en is op weg om als zuil van zout te verstenen. De dramatische afloop van de zwangerschap laat zien hoezeer haar verzet tegen verstening in onmacht, passiviteit en non-communicatie toch uitmondt in de dood. Zij vecht tegen het juk van de geschiedenis (de motieven van de echo's en de herhalingen) en loopt zelf vast met haar onvermogen om het gewicht van de geschiedenis af te werpen.
Zout kan ook staan voor bescherming tegen bederf, zoals
| |
| |
Hugo Bousset gesuggereerd heeft, zelfs voor ‘het zout der aarde’, dus voor regeneratie, het tegendeel van dood of bederf. Langs de grootmoeder, die als ‘levengevende stamvrouw’ wordt gezien, zou Anna ondanks alles toch het leven in kunnen stappen, zij het met de smaak van zout in de mond. Die positieve, conserverende kracht van zout komt in de finale evenwel niet zo duidelijk over. Het kan gezegd worden dat het slotbeeld van Anna in de schoot van de grootmoeder een zwak accent van geborgenheid toevoegt aan dit akelige verhaal van onmacht. Terwijl de vierde generatie geestloos staart, snikt de tweede het uit.
| |
Thematiek
Een zuil van zout handelt over man-vrouw- en moeder-kind-relaties, evenals over andere relaties binnen de familie. Dat zijn centrale thema's in de feministische literatuur. In Hemmerechts' debuutroman ligt de klemtoon niet op de asymmetrische man-vrouwrelatie, noch op de sociale asymmetrie tussen man en vrouw, die centraal stonden in de geëngageerde literatuur van de ‘tweede feministische beweging’ in de jaren zestig. Een zuil van zout behandelt wel een emancipatiepoging van een jonge intellectuele vrouw die alternatieve gedragspatronen uitprobeert binnen de conditioneringspogingen van haar ‘geschiedenis’. Anna zoekt een identiteit die niet voorgeprogrammeerd is en enkel uitzicht zou bieden op verstening, zoals die van vader, van Bruno en van grootmoeder. De roman vertelt het drama van een gewilde vervreemding van het nest, van de ‘roots’, die aantrekken èn afstoten. Anna wil uitbreken uit het ouderlijk erf, maar gaat juist daar op de geboorte van haar kind (de vierde generatie) zitten wachten, gekleed in een rok van moeder en een hemd van grootvader. Ze heeft een hechtere relatie met haar grootouders dan met haar ouders die haar gekneed hebben. Tegen haar grootmoeder zegt ze ‘gij’, tegen anderen, ook tegen haar broer, ‘jij’.
Als vrouw verbeeldt Anna de positie van de schrijfster, die zich in een even dubbelzinnige positie bevindt ten opzichte van haar ‘roots’: als katholiek opgevoede dochter, als Vlaams auteur, als vrouw in een mannenmaatschappij, als schrijfster in een literair systeem gedomineerd door mannen. ‘Wij doen alsof dit niet je ouderlijk huis is’, zegt Suzanne in Grimbergen tegen haar. Anna kan wel doen alsof, maar ze kan niet ongehavend wegbreken uit het nest.
Een feministe, al stelt zich zo gematigd op, kan haar vrouwelijke gevoelens niet verloochenen. Wanneer Anna, al zwanger, in het Vondelpark aan Stan terugdenkt, zegt ze: ‘Tranen rollen over mijn wangen’ (p. 37); na de bevalling snikt ze in de schoot van grootmoeder. Ze stelt zich kranig op naar buiten, verzwijgt en omzeilt veel door niet te antwoorden, liegt bij ge- | |
| |
legenheid over haar ‘man’. Een heel karakteristieke ontwijkende repliek van haar is: ‘Weet ik veel’ of ‘Geen idee’. Zij wil in een cocon leven, die nochtans opengescheurd zal worden door het baren. Op die manier beleeft ze een zelfgekozen, maar lastige variant van haar feminisme.
| |
Vertelsituatie
Het verhaal wordt in de ik-vorm door Anna in de o.t.t. verteld. Het omspant een tijdsverloop van een klein jaar. Ook al doordat het verloop van de zwangerschap de centrale materie van het verhaal vormt, wordt dat vertelstandpunt tot de interessesfeer van de vrouw Anna beperkt. Zij registreert feitelijke gegevens en emotionele reacties daarop. Zelden komt de vertelster met reflecties tussenbeide om een interpretatie of een standpunt aan de lezer op te dringen. Door die hoofdzakelijk registrerende verteltrant, door dat camera-gezichtspunt, blijft heel wat onopgeklaard. De vertelster relateert een exemplarische anekdote, bijvoorbeeld de coïtus met de Amerikaan of het weglopen van de begrafenis, om met een minimum aan middelen een akelig levenslot op te roepen.
Het vertelstandpunt van de ik-verteller kan een kijkhouding genoemd worden. Wanneer Anna alleen in het onherbergzame huis vertoeft, gaat zij onwillekeurig voor het raam zitten (en die momenten van interesseloos zitten kijken worden talrijker met de groei van haar zwangerschap). Bij haar grootmoeder doet ze dat allengs zelf ook. Van kapitaal belang voor dat kijken is ook haar terugkijken, bijvoorbeeld naar haar moeder of door middel van een videofilmpje naar haar vader. Naar het eind toe verstrakt dat kijken in een staren: passiviteit, interesseloosheid, zwakke betrokkenheid balanceren op de rand van verstarring als zuil van zout.
Aldus worden sommige gegevens maar eventjes aangestipt; de lezer moet zelf een en ander invullen. Bijvoorbeeld: is Suzanne echt lesbisch? Is er iets tussen Suzanne en Bruno? Is Leo wel zo'n beschermengel? De ik-verteller pleegt dergelijke elementen vluchtig aan te strepen en schuift ze vervolgens ter interpretatie naar de lezer toe.
| |
Motieven
Die kijkhouding is met de knipselmanie van de vader verwant. Die maniak versteende tussen muren van chaotisch opgehoopte knipsels. De anekdotisch verknipte structuur van de roman Een zuil van zout, die soms in één zin verspringt in tijd en ruimte, gaat eigenlijk ook tewerk als de vader met zijn onzinnige rituelen. Anna zoekt een systeem in die hoop papier. Of liet haar vader zich alleen door toevallige vondsten leiden? De analogie met haar eigen vertelhouding ligt voor de hand: ook zij zoekt sporen van haar verleden en van haar geschiedenis die zij tracht te structureren. Zij moet met de geschiedenis leven, maar zij verwerpt die ook en weigert om te kijken. Tege- | |
| |
lijk ontwerpen èn verwerpen: dat is haar paradoxale attitude tegenover haar geschiedenis. Haar twijfel aan de mogelijkheid om een orde aan de werkelijkheid op te leggen is even fundamenteel als haar onvermogen om het leven door te geven. Haar vader nam zijn geheim mee in zijn graf; zij baart een doodgeboren kind.
| |
Stijl
De registrerende vertelhouding gaat gepaard met een onderkoelde stijl. In dat verband werd vaak naar Kristien Hemmerechts' Angelsaksische leerschool en haar debuut in het Engels verwezen; zij zou zich die Angelsaksische rapporterende nuchterheid hebben eigen gemaakt. Haar stijl gelijkt inderdaad heel sterk op die van de Engelse schrijfster Jean Rhys, over wie zij haar Leuvense doctorale dissertatie schreef (1986). Over het algemeen verhult zij meer dan zij onthult, zoals in de voorstelling van het vertelstandpunt al gebleken is. Zij weigert de complexiteit van de werkelijkheid in auctoriële commentaren te ontrafelen. Als alles uitgelegd wordt, voel ik me bedrogen, zei ze in een interview, ik heb een hekel aan psychologische duiding. Zij filmt in de tegenwoordige tijd op korte afstand met beknopte zinnen, haast zonder onderschikking of abstracta. Geen wonder dat zij een bundel verhalen onder de titel Weerberichten publiceerde, alsof zij de critici die haar op haar bijzonder ijzige manier van registreren hadden gewezen, ironisch gelijk wou geven. Zij verspilt geen woorden, zelfs niet aan ‘weerberichten’ over de natuur, zij doet liever onderkoeld en ogenschijnlijk nonchalant met woorden, terwijl onderhuids emoties kunnen koken. Zij vertegenwoordigt stilistisch gezien een ‘minimalistische variant’ van het Vlaamse proza, een verregaande graad van reductie die tot duisterheid kan leiden. Haar stijl wordt zo uitgebeend en haar dictie zo eentonig en kaal, dat de lading van de tekst soms niet meer overkomt.
Die opzettelijke kaalslag van het traditionele Vlaamse beschrijversproza is evenzeer een verweer tegen een soort burgerlijk conformisme als Anna's alternatieve gedragingen dat zijn. Een zuil van zout werd geschreven in een stijl die de fraaie volzin verwerpt. Volgende teksten van Kristien Hemmerechts gaan nog veel verder in het afschrapen van de ‘bellettrie’. Jooris van Hulle sprak in verband met de bundel Weerberichten (1988) van ‘Cooliganisme’... Te zamen met de verteller registreert en noteert de lezer van dit koele proza, en hij wordt verzocht meer dan hij gewend is en dan het hem lief is, lege plekken in te vullen.
| |
| |
| |
Context
Kristien Hemmerechts behoort tot een generatie jonge Vlaamse schrijvers die in de jaren 1980 met opvallend succes - ook in Nederland - debuteerden (Tom Lanoye, Herman Brusselmans, Gilbert Grauws). Onder hen waren nogal wat vrouwen (Lieve Joris, Patricia de Martelaere, Brigitte Raskin). Die vrouwelijke auteurs introduceerden in Vlaanderen een variant van ‘écriture féminine’ als alternatief voor het agressieve engagement van de ‘tweede feministische beweging’. Zelf reageerde Kristien Hemmerechts heftig tegen de bundel Mooie jonge goden met werk van jonge Vlaamse prozaschrijvers, uitsluitend mannen: ‘Dertien auteurs en dertien fallussen waarmee zij het Vlaamse letterenleven nieuw leven beloven in te blazen’, schreef zij in het tijdschrift De brakke hond. Zij schrijft geen romans als feministische pamfletten, zij wil vooral literaire vrouwenportretten, altijd weer door mannen gemaakt, corrigeren. Zij beschrijft een vrouwelijke werkelijkheid, met daarin centraal de beleving van het lichaam, waarover mannen nooit zo authentiek kunnen schrijven. Zoals haar vrouwelijke collega's en leeftijdsgenoten aanvaardt ze het gewicht van bepaalde rollenpatronen te dragen, wat haar niet belet zich tegen alle vormen van vrouwelijke inertie en onderworpenheid te verzetten. Die generatie Vlaamse prozaschrijvers drong ook vrij vlug door bij Nederlandse uitgeverijen, evenals in Nederlandse tijdschriften.
Na haar debuut in het Nederlands publiceerde Kristien Hemmerechts in zeer korte tijd nog vier verhalenbundels (met onder meer door andere Vlaamse schrijvers in het Nederlands vertaalde teksten) en drie romans. Meestal behandelt zij manvrouwrelaties, soms tegen een autobiografische achtergrond. Een jonge vrouw is in de meeste verhalen het centrale personage. Vaste ingrediënten zijn ook geworden: de afwezige vader (Anna's vader en de vader van haar kind zijn beiden afwezig), de oudere zus, uiterst gevoelige lichamelijkheid, existentiële grenservaringen als eenzaamheid en isolement, het failliet van het traditionele gezin, interesseloosheid van de vrouwelijke hoofdfiguur, kindersterfte.
| |
Waarderingsgeschiedenis
Het boek van Kristien Hemmerechts werd over het algemeen als een vernieuwing van het Vlaamse proza begroet. Haar ‘Angelsaksische’ stijl vooral gold al in de eerste recensies van Een zuil van zout als haar karakteristiek. De ingebouwde feilen van
| |
| |
die manier van schrijven (vaagheid, raadselachtige reducties, losse verhaaldraadjes) werden ook van meet af aan aangestipt. Naast de eentonigheid van haar stijl kwamen ook opvallende herhalingen in haar plots, haar thema's en motieven naar voren in de kritiek. De term ‘soap’ is al eens gevallen.
Haar werk werd al herhaaldelijk bekroond. Een zuil van zout kreeg de Provinciale Prijs van Brabant voordat het boek gedrukt was, en werd genomineerd voor de ncr-prijs voor proza 1988. Voor haar verhalenbundel Kerst en andere liefdesverhalen werd ze genomineerd voor de ako-prijs 1993. Fragmenten uit haar publikaties werden ook al vertaald, onder meer in het Duits en het Frans. De Duitse uitgever Claassen Verlag nam een optie op de vertaling van haar roman.
Voor deze bespreking werd gebruik gemaakt van:
Kristien Hemmerechts, Een zuil van zout. Schoten 1987.
| |
| |
| |
Secundaire literatuur
Jan van Hove, Jong en leeg (Kristien Hemmerechts, Een zuil van zout). In: De standaard, 4-4-1987. |
Gerrit Jan Zwier, Kristien Hemmerechts, Een zuil van zout. In: Leeuwarder courant, 15-5-1987. |
Eric Rinckhout, Debuutroman van Kristien Hemmerechts. Mijmeren over wat vergaat. In: nrc Handelsblad, 5-6-1987. |
[An.], Monumentaal sprakeloos. In: Knack, 17-6-1987. |
Hugo Bousset, Een smaak van zout. In: Dietsche warande & Belfort, nr. 5, juni 1987, jrg. 132, p. 65-68. |
Hans Warren, Vlaanderen vooruit. Hemmerechts, Hermans, Carmi. In: Provinciale Zeeuwse courant, 4-7-1987. |
Diny Schouten, Proza dat in tuinbroek op je afkomt. Het debuut van de Vlaamse schrijfster Kristien Hemmerechts. In: Vrij Nederland, 11-7-1987. |
Corine Spoor. Kristien Hemmerechts: ‘Ik schrijf geen billenkletsers’. In: De tijd, 18-3-1988. |
Piet de Moor, Als alles uitgelegd wordt, voel ik me bedrogen. Kristien Hemmerechts over haar voorkeur voor het versluieren. In: Vrij Nederland, 19-3-1988. |
Piet de Moor, Het is adembenemend om dingen te versluieren. In: Knack, 10-8-1988. |
Kristien Hemmerechts, Zelfportret en documentatie. Antwerpen 1988. |
L[udo] P[ermentier], Kristien Hemmerechts: ‘Liever schrijversstatuut dan Staatsprijs’. In: De standaard, 8-9-1990. |
Noor Hellman, Ik benijd de koeien. Gesprek met Kristien Hemmerechts. In: nrc Handelsblad, 2-11-1990. |
Els Groessens & Jan Lampo, Vrouwen schrijven anders. Kristien Hemmerechts en het verschil. In: De standaard, 10-11-1990. |
Jooris van Hulle, Cooliganisme of cynisme. In: Ik schrijf zoals ik schrijf. Vlaams proza 1980-1989. Leuven 1990, p. 245-258. |
lexicon van literaire werken 20
november 1993
|
|