| |
| |
| |
Herman Heijermans
Schakels
door H. van den Bergh
Achtergronden en uiterlijke beschrijving
Het toneelstuk Schakels, het zevende ‘avondvullende’ drama van de 38-jarige Herman Heijermans (*1864 te Rotterdam; † 1924 te Zandvoort) ontstond in de laatste maanden van 1902 en de eerste helft van 1903; het kreeg als ironische ondertitel mee: ‘Vroolijk spel-van-den-huislijken-haard’. Het eerste bedrijf werd al in januari 1902 gepubliceerd in het tijdschrift De XXe eeuw, negende jaargang, p. 60-87.
Pas geruime tijd na de eerste voorstelling, gegeven op 24 december 1903, verscheen het gehele stuk in druk als tweede deel van de reeks Tooneel-studies, uitgegeven door C.A.J. van Dishoeck in Bussum (1905); in deze serie zijn de meeste belangrijke toneelwerken van Heijermans opgenomen. Deze uitgave van Schakels beleefde in 1925 zijn derde druk. Schakels is uiteraard ook opgenomen in de driedelige dundruk editie van Herman Heijermans' Toneelwerken, deel 1, p. 679-775, bij Van Oorschot in Amsterdam.
Het stuk is ingedeeld in vier bedrijven, die elk weer een aantal ‘tooneelen’ of scènes omvatten, op de gebruikelijke manier van elkaar onderscheiden al naar gelang er wisselende combinaties van personages in optreden. Deze staan telkens boven de eerste gesproken tekst (‘claus’) vermeld, bijvoorbeeld:
elfde tooneel
Pancras. Henk
Henk: Eén oogenblik, papa. (...)
Het eerste bedrijf telt elf scènes; het tweede negen; het derde negen en het vierde veertien.
In de boekuitgave liet Heijermans op de laatste pagina de volgende ‘Toelichting’ afdrukken: ‘Bij de tooneelmatige vertooning van dit werk, is het, met het oog op den duur der voorstelling wenschelijk, onderstaande coupures aan te bren- | |
| |
gen (...)’ Er volgt dan de opgave van een zestal passages in de laatste drie bedrijven, variërend van één tot vijf pagina's, die bij een opvoering overgeslagen kunnen worden. In de gedrukte tekst waren deze gedeelten al aan het begin en het eind met het teken (*) gemarkeerd. Deze asterisken zijn in de dundrukeditie weggelaten, terwijl ook de spelling daar werd gemoderniseerd.
| |
Inhoud
Eerste bedrijf
Het directiekantoor van de metaalfabriek ‘De Schakel’. Pancras Duif, de oprichter van het bedrijf, is een weduwnaar met drie zonen en een dochter; hij is achter in de vijftig als het stuk begint, en net hersteld van een ziekte die hem twee maanden heeft uitgeschakeld. In die periode heeft hij moeten ervaren dat zijn fabriek, waar nu meer dan 500 mensen werken, hem boven het hoofd is gegroeid. Daarom heeft hij op zijn ziekbed ermee ingestemd dat zijn zoon Henk de familiezaak heeft omgezet in een Naamloze Vennootschap waarvan Pancras voortaan ‘gedelegeerd commissaris’ is en Henk zelf directeur.
Dat hij daarmee de feitelijke beslissingsbevoegdheid over de dagelijkse gang van zaken is kwijtgeraakt, wordt hem nu pas op een schrijnende manier duidelijk. Een arbeider met wie hij in zijn jonge jaren heeft samengewerkt komt hem om een gunst vragen voor zijn zoon, die als ketelmaker bij ‘De Schakel’ in conflict is gekomen met een opziener en ontslag heeft gekregen. Pancras wil op grond van hun vroegere vriendschap het ontslag van de zoon graag ongedaan maken; Henk wijst hem echter scherp terecht: ‘oproerkraaiers moeten de laan uit’.
Voor het overige bewijst Pancras Duif zijn hervonden vitaliteit door zijn huishoudster, de knappe Marianne van 31, onverbloemd zijn genegenheid te betuigen; maar zij wil daar - op grond van het stands- en leeftijdsverschil - niets van weten.
Jan Duif, de oudste zoon van Pancras, een makelaar, moet eveneens ervaren dat zijn vader nog goed bij de tijd is en zich bepaald niet voor ieder karretje laat spannen. Samen met zijn zwager Dirk, getrouwd met Pancras' enige dochter Coba, probeert hij geld van zijn vader los te krijgen om er grond voor te kopen die binnenkort snel in prijs zal stijgen. Pancras, die zijn schaapjes op het droge heeft, is in zo'n speculatie niet geïnteresseerd; temeer niet omdat hij Dirk en Jan al het nodige kapitaal heeft voorgeschoten en omdat de relatie met zijn kinderen veel te wensen overlaat; ook zijn jongste zoon Toon, een feestvierende en verder weinig uitvoerende student, vraagt
| |
| |
hem in een telegram om geld; dat verzoek wordt door Pancras al even resoluut afgewezen.
| |
Tweede bedrijf
De handeling speelt zich de volgende dag af in Pancras' woning die grenst aan het kantoor van de fabriek. De jongste zoon Toon, die zich Antoine noemt en voorgeeft in Parijs te studeren, maar er voornamelijk de bloemetjes buiten zet, komt uit geldgebrek naar huis om bij zijn vader te logeren.
Een broer van Pancras, Hein Duif, legt met zijn vrouw Gerritje een bezoek af bij de herstelde zieke. Er blijkt al gauw uit een knetterende ruzie hoe slecht de verstandhouding tussen de echtelieden is. Hein, een oud-zeeman, heeft zijn vrouw vooral om haar geld getrouwd, zodat hij aan de wal kon blijven. Maar naarmate Gerritje zijn leven meer begon te verzuren, is zijn heimwee naar zijn vrijgezellentijd en naar de zee steeds meer toegenomen.
Als de broers alleen zijn leidt het gesprek tot een botsing van twee levensvisies, want Pancras vertelt dat hij van plan is te hertrouwen, met Marianne. Zijn broer probeert het hem op grond van zijn eigen ervaringen uit het hoofd te praten. Je moet nooit willens en wetens je kop in de strop steken, is zijn devies. Maar Pancras brengt met kracht naar voren dat hij genoeg eenzaamheid heeft gekend in de vierentwintig jaar sedert de dood van zijn vrouw. Vooral het seksuele gemis waar hij rond voor uitkomt, heeft hem al die jaren veel spanningen en ellende bezorgd. Nu hij niet meer nacht en dag hoeft te ploeteren is zijn oog op de vriendelijke, zorgzame huishoudster gevallen. Hein waarschuwt hem dat hij ‘aan een treurspel begint’.
Alleen met Marianne aan de avondboterham doet Pancras haar een aanzoek; zij wijst hem eerst met volle overtuiging af, maar bekent dan dat hij niet op de hoogte is van haar werkelijke omstandigheden. Zij is een ongehuwde moeder die destijds door haar voogd is verleid. Omdat zij nergens een betrekking kon vinden - een ongetrouwde moeder werd destijds nog, heel hypocriet, een schandaal geacht - heeft ze tenslotte een vals getuigschrift voor zichzelf geschreven, waarin ze zich weduwe noemt.
Maar Pancras wuift alle bezwaren weg; hij begrijpt haar noodsituatie en neemt haar de ‘valsheid in geschrifte’ dus niet kwalijk. Hij accepteert haar ten volle zoals ze is en verklaart zich bereid als een vader voor haar zoon te zijn; hij zal zelfs een levensverzekering van 50.000 gulden op haar naam laten zetten. Haar papieren, inclusief het vervalste getuigschrift, sluit hij weg in zijn sigarenkastje.
Als Toon thuiskomt, hoort hij het nieuwtje dat zijn vader de volgende maand wil hertrouwen. Hij huichelt instemming,
| |
| |
maar wil dan voor de feestelijke gelegenheid wel een paar sigaren die hem worden geweigerd. Als zijn vader naar bed is, opent hij het sigarenkastje met een van zijn eigen sleutels en vindt Marianne's papieren: de echte gegevens van de Burgerlijke Stand èn haar getuigschrift. Daarmee heeft hij voldoende gegevens in handen om zijn vader de voet dwars te kunnen zetten.
| |
Derde bedrijf
De volgende avond in het huis van de oudste zoon Jan. Hij en zijn vrouw Margriet zijn zeventien jaar getrouwd en bereiden een ontvangst van de familie voor. Naarmate men binnendruppelt, blijkt steeds sterker hoe slecht hun onderlinge verstandhouding is. Niet alleen tussen Jan en Margriet, maar ook tussen de broers onderling die elk op verschillende manier reageren op het slechte nieuws dat hun vader wil hertrouwen; in hun ogen vooral slecht omdat het hun in de erfenis kan schelen.
Henk omkleedt zijn verontwaardiging met schijnbaar objectieve redenen: de kredietwaardigheid van ‘zijn’ onderneming zou er onder lijden. De anderen noemen Pancras egoïstisch, onfatsoenlijk of onwijs. Als Toon verschijnt en zijn buit aan papieren op tafel legt, beschikt de familie over de gezochte wapens. Ten slotte besluiten ze hun vader ontoerekenbaar te laten verklaren. Hein Duif is de enige die zich tegen dat schandelijke plan verzet, maar er wordt niet naar hem geluisterd. Allerhande grapjes en dwaasheden van Pancras worden opgesomd om het beeld van een kindse oude man te completeren. Ten slotte verschijnt er zelfs een psychiater die door Toon gewaarschuwd is en die bereid lijkt de pijnlijke zaak voor de familie te regelen.
| |
Vierde bedrijf
De volgende middag, weer bij Pancras thuis. Pancras' enige kleinkind Elsje, een dochter van Jan, is met haar vijftien jaar het enige familielid dat positief reageert op het aanstaande huwelijk als ze bij Marianne informeert of ze straks ‘grootmoeder’ tegen haar zal moeten zeggen.
Dirk en Henk zetten Marianne onder druk om haar van Pancras te doen afzien. Zij bieden haar een gunstig getuigschrift aan. Marianne wijst hen echter trots af; zij wil het huwelijk doorzetten ten behoeve van haar zoon en ter wille van Pancras, die nooit iets goeds van zijn eerste vrouw en zijn kinderen heeft ondervonden. Zelfs als ze haar de vervalste papieren voorhouden en met de politie dreigen, tracht ze zich nog staande te houden: ‘Pancras weet overal van,’ is voorlopig haar standpunt, ‘ik ga alleen als hij me de deur wijst.’
In de volgende scène krijgt Pancras de psychiater op bezoek. Ook al beziet hij de ondervraging aanvankelijk van de vrolijke kant, als hij beseft dat zijn kinderen van plan zijn hem
| |
| |
gek te laten verklaren en dat ze daartoe Marianne's papieren hebben ontvreemd, raakt hij in de war, daarmee onwillekeurig inspelend op het complot van zijn kinderen. Tegenover zijn zoons gedraagt hij zich aanvankelijk als verdoofd, maar hervindt zichzelf in één laatste woede-uitbarsting, als Dirk Marianne beschuldigt van onzedelijkheid. Hij bedreigt hem en Henk met zijn harde smidshanden en wijst hun de deur. Broer Hein tracht Pancras op te monteren en vraagt hem mee te gaan op reis naar de West; hij zelf heeft besloten weer naar zee te gaan. Pancras voert dan een laatste, navrant gesprek met Marianne; die heeft beluisterd wat de familie van plan is en geeft Pancras om zijn eigen bestwil zijn ring en trouwbelofte terug. Als ze weggaat, zakt Pancras gebroken in een stoel.
| |
Interpretatie
Thematiek
De geschiedenis van Pancras Duif is een realistisch-Nederlandse versie van Shakespeare's drama King Lear. Ook deze is een man op leeftijd, maar nog in de kracht van zijn jaren, die vrijwillig en te vroeg zijn macht en invloed aan zijn kinderen afstaat en wiens laatste levensdagen vergald worden door het gebrek aan respect en de inhaligheid van zijn oudste dochters en haar echtgenoten.
| |
Titel
Het hoofdmotief van Schakels is dan ook de schrijnende ondankbaarheid van een jongere generatie jegens hun vader, die het grootste deel van zijn leven heeft gezwoegd om hun de positie te bezorgen waar zij nu misbruik van maken. Dit thema is ook ironisch in de titel en ondertitel uitgedrukt. Op elkaar volgende generaties zouden eigenlijk de onverbrekelijke schakels moeten zijn waarmee de mens zijn bestaan verankert in veilige zekerheid voor de oude dag. Bovendien symboliseren kinderen de aanspraken die men heeft op de onsterfelijkheid doordat ons vlees en bloed en onze nagedachtenis in hen worden voortgezet. Dit ‘vrolijk spel-van-de-huiselijke-haard’ onthult maar al te pijnlijk de ontluistering van de bijzondere band die ouders aan kinderen bindt. Het stuk is daarmee een aanklacht tegen de verwording van menselijke relaties in een door de heerschappij van het geld verharde kapitalistische maatschappij. Tevens drijft Schakels bitter de spot met het schijnfatsoen in burgerlijke kringen. Niet voor niets contrasteert Heijermans de heftige natuurlijke gevoelens van Pancras Duif voor de ‘gevallen vrouw’ Marianne met de abominabele verhoudingen binnen de - uiterlijk onberispelijke - gezinnen van zijn kinderen en zijn broer Hein.
| |
Motieven
Opmerkelijk genoeg is de hoofdpersoon in dit stuk nu eens
| |
| |
niet een maatschappelijke verschoppeling; integendeel: Pancras Duif is een van de rijkste mannen van de stad. Hij heeft zijn geld echter op eigen kracht verdiend en toont al dadelijk in het eerste bedrijf dat hij door zijn voorspoed niet van zijn eenvoudige komaf is vervreemd; hij voelt zich immers solidair met de arbeider Jacob Duik met wie hij in zijn jonge jaren samen heeft geploeterd. Zijn kinderen zijn echter in ‘de bezittende klasse’ opgegroeid en demonstreren telkens met hun minderwaardige optreden (Henk en Dirk chanteren Marianne; Jan probeert te speculeren met andermans geld; Toon jaagt zijn vaders geld erdoor in Parijs en breekt in diens sigarenkastje in) dat menselijke waarden en normaal fatsoen voor hen niet tellen. Het vermeerderen van hun bezit is hun enige levensdoel. Als dat in gevaar komt, trachten ze met de smerigste middelen het late levensgeluk van hun vader - diens tweede huwelijk - te dwarsbomen.
In Schakels maakt Heijermans tevens, in de karaktertekening van de hoofdrol, duidelijk wat voor hem in een man de ideale trekken zijn. Pancras Duif is het toonbeeld van de positief gezinde, sterk in het leven staande vechtersnatuur die niet gemakkelijk klein te krijgen is. Net als Jasper in Eva Bonheur en Mathijs de Sterke(!) in De opgaande zon is Pancras in zijn natuurlijk optimisme geneigd zo lang mogelijk de humoristische kant van elke situatie te blijven inzien. Dit blijkt in zijn confrontatie met Jan en Dirk in het eerste bedrijf, in het tegenspel dat hij zijn zoon Toon biedt in diens pogingen tot klaplopen en zelfs bij de tenslotte fatale ontmoeting met de psychiater in het laatste bedrijf.
| |
Poëtica
Heel karakteristiek is ten slotte dat Schakels een stuk in vier bedrijven is en niet in een oneven aantal delen, zoals de vijf bedrijven die in de oudheid en in renaissance/classicisme gebruikelijk waren of de gebruikelijke drie bedrijven van het romantische drama. Net als in Tsjechows toneelwerken uit dezelfde periode (rond de eeuwwisseling) is ook bij Heijermans de indeling in vier aktes een uiterlijk teken van een belangrijke nieuwe ontwikkeling in de dramabouw. Niet langer is een ontwikkeling en verandering via een fataal conflict het basisschema; Tsjechow en Heijermans introduceren een type toneelstuk dat juist berust op een zichzelf gelijkblijvende situatie. In Op Hoop van Zegen had Heijermans al de doffe berusting getoond waarmee Kniertje tenslotte de afhankelijke positie accepteert waarin de vissersbevolking blijvend verkeert ten opzichte van de reder die hen uitbuit. En ook in Schakels bevindt Pancras Duif zich aan het slot eigenlijk in dezelfde toestand als in het eerste bedrijf, al is hij een illusie armer geworden. Voor die ‘statische’ dramabouw (zie De Jong 1967) is
| |
| |
een indeling in vier bedrijven blijkbaar geëigend; althans impliceert dit even aantal bedrijven minder duidelijk een oplopen van de spanningen naar één centraal hoogtepunt waaruit dan een tragische omslag voortvloeit.
| |
Stijl
Hoewel Heijermans in zijn literaire proza de woordkunst van Tachtig navolgde, is de stijl van zijn toneeldialogen in hoge mate de nabootsing van een (schijn)realistische spreektaal, met veel onvolledige zinnen en fonetische weergave van de uitspraak; zo vertelt Pancras over het huwelijk van zijn dochter Coba met Dirk: ‘'k Heb 'r gewaarschouwd, toen-ie om 'r heen draaide, dat-ie gezwabberd had. Gaf niks. Ze woù 'm, met geweld. En nou? Lief met mekaar, lief as versch-gepaarde musschen in gezèlschap - ja, die hóúen d'r fatsoen! - maar valsch en vuil as ze alleen zijn.’ Er is ook veel volkse (‘Amsterdamse’) humor, vooral in de manier waarop de broers Duif met elkaar omgaan. Hun uitvoerige ophalen van herinneringen aan hun ouderlijk huis (in scène 11, 4) is dan ook geestig en vol herkenbaar sentiment.
| |
Context
In de periode dat Heijermans aan Schakels werkte, woonde hij in Katwijk aan Zee. De bevolking van deze plaats had vernomen dat de schrijver een bijzonder immoreel mens was; in zijn roman Kamertjeszonde van 1898 had hij met naturalistische precisie ook de zonde van het ‘vrije’ (niet op het stadhuis bekrachtigde) huwelijk beschreven. Hoewel Heijermans in mei 1898 wel degelijk met (zijn eerste vrouw) de variété-artieste Marie Peers in het huwelijk was getreden, ging zijn Katwijkse omgeving er niettemin van uit dat hij met een vrouw ‘hokte’ en viel hem daar gedurig mee lastig. Pas toen hij zijn trouwboekje op de vensterbank achter de straatramen had uitgestald, trok de bui van volksverontwaardiging over.
Die kleinzieligheid van de huichelachtig-fijngelovige dorpelingen was de schrijver niet in zijn kouwe kleren gaan zitten en zijn woede uitte zich zeker ook in de scherpe veroordeling van het kleinburgerlijk fatsoen dat Pancras Duif lastig valt omdat er een vlekje zou kleven aan het verleden van zijn brave Marianne.
Heijermans voltooide in hetzelfde jaar 1903 tevens zijn eenakter In de Jonge Jan, een stuk dat speciaal geschreven was voor één virtuoze acteur, die er zeven uiteenlopende rollen in diende te vervullen; deze zogenoemde ‘transformatie-schets’ werd al dadelijk door de vertolking van Henri de Vries een groot succes. Aan dezelfde ras-acteur had Heijermans nu ook
| |
| |
de rol van Pancras Duif toebedacht, maar De Vries bleef in eigen land (èn ver daarbuiten!) aan het ‘jonge-jannen’ en ging daardoor voor andere rollen verloren. Alleen aan deze omstandigheid is het te danken dat de hoofdrol bij de eerste voorstelling gespeeld werd door de beroemde Louis Bouwmeester met diens eigen gezelschap Het Haarlemsch Tooneel. De première vond plaats op 24 december 1903, zoals de meeste Heijermans-stukken bij voorkeur op kerstavond, omdat het stuk dan drie maal volle zalen kon trekken, voordat de kritische pers er op 27 december voor het eerst over zou schrijven.
Er is nog een tweede verband tussen In de Jonge Jan en Schakels. In 1902 was Heijermans' eerste kind, een dochter, geboren, wat de schrijver het overrompelende gevoel gaf van verbondenheid met het eeuwig voortgaande leven op aarde. Prompt gaf hij dan ook uiting aan dat gevoel in niet minder dan drie korte toneelschetsen: Het kind, over een jong echtpaar wiens eerste baby blind blijkt te zijn; vervolgens de eenakter Het kamerschut, waarin de sentimentele verheerlijking van een pasgeborene goedmoedig wordt bespot. Het al genoemde In de Jonge Jan ontleent een belangrijk deel van zijn werking aan het feit dat een brandstichter door een toeval ook de dood van zijn dochtertje op zijn geweten heeft.
Na deze drie eenakters over de allerhechtste relatie tussen ouders en hun kind - van de tragische dan wel komische kant bezien - kwam Heijermans er als vanzelf toe nu ook het thema van de ouder-kindrelatie door te trekken en er de andere kant van te laten zien: de mogelijkheid dat volwassen kinderen het leven van hun ouders vergallen, ondanks die hechte, vroegere band. Uit deze gezichtshoek is de keuze voor het grondmotief in Schakels, de vijandschap tussen kinderen en hun vader, mede verklaarbaar.
| |
Waarderingsgeschiedenis
Bij de première werd de voorstelling in zoverre goed ontvangen door de pers dat men in het algemeen de vertolking waardeerde - vooral die van Louis Bouwmeester in de hoofdrol - maar dat men het drama zelf niet hoog aansloeg, vooral omdat de samenhang tussen de verschillende taferelen niet hecht genoeg zou zijn. Die kritiek is in zekere zin te begrijpen; inderdaad kan het bevreemding wekken dat de dominante karakterrol van Pancras Duif in het derde bedrijf geheel afwezig is. Bovendien vielen enkele recensenten over de scène waarin Pancras uitgebreid over zijn seksuele nood als weduwnaar vertelt. Dergelijke intimiteiten werden als onzedelijk afgewezen.
| |
| |
Oorspronkelijk liep de voorstelling pas lang na middernacht af, maar al gauw bracht Heijermans de genoemde coupures aan en in die meer compacte vorm maakte de voorstelling al dadelijk een beter afgewogen indruk. Door de letterkundige Johan de Meester werd Schakels al in januari 1904 vergeleken met Woutertje Pieterse van Multatuli, voor zover het de bespotting van het burgerlijk milieu en de tintelende humor betreft.
In ieder geval heeft Schakels de hele twintigste eeuw wel repertoire gehouden; het werd na Op Hoop van Zegen Heijermans meest populaire stuk. Hunningher vermeldt (1947) de volgende feiten over de opvoeringsgeschiedenis: in 1904 werd Schakels al in Berlijn en Wenen opgevoerd onder de naam Kettenglieder door het Deutsches Theater onder leiding van Paul Lindau. Als gevolg van deze gebeurtenis zou Heijermans enkele jaren in Berlijn gaan wonen. Louis Bouwmeester maakte in 1906 met het stuk een tournee door Nederlandsch Oost-Indië; in hetzelfde jaar ging Schakels in Zweedse vertaling als Kedjan in het Vasa Theater in Stockholm. In 1908 werd het stuk in Londen (The Stage Society) en in Berlijn (door Reinhardt) opgevoerd.
Lijkt het succes dus in de eerste jaren groter in het buitenland dan in ons eigen land, daarna werd het toch ook door Nederlandse gezelschappen weer bij herhaling opgevoerd: in 1910 bij Het Tooneel, de toneelgroep van Willem Royaards met Louis de Vries (nu toch) in de hoofdrol. Bouwmeester nam het in 1913 weer op het repertoire bij de nv Tooneelvereeniging. Louis de Vries speelde Pancras Duif ook bij het Grand Théâtre van de gebroeders Van Lier en in 1918 opnieuw met zijn eigen gezelschap Het Hollandsch Tooneel, vervolgens in 1923 bij het Schouwtooneel. In 1924 vervulde Royaards zelf de hoofdrol in een nieuwe opvoering van het Nederlandsch Tooneel. Louis de Vries nam de rol weer op in 1927 bij het Amsterdamsch Tooneel en in 1935 opnieuw met zijn eigen gezelschap.
Ook na de Tweede Wereldoorlog is Schakels bij herhaling op de planken gebracht: in 1956 door het Nieuw Nederlands Toneelgezelschap met Johan Elsensohn; in 1964 door het Nieuw Rotterdams Toneel met Richard Flink; in 1971 door de Haagse Comedie met Ko van Dijk en in 1980 door Theater met Bernhard Droog.
Een eigenaardig en zelden vermeld effect van de grote populariteit van Schakels is het feit dat het drama Vor Sonnenuntergang van de befaamde Duitse toneelschrijver Gerhart Hauptmann uit 1932 tot in kleine bijzonderheden naar het voorbeeld van Heijermans' Schakels lijkt te zijn geconcipieerd. Ook in dit stuk betreft de hele handeling een voorgenomen
| |
| |
tweede huwelijk van een heer op leeftijd met een jonge vrouw; en ook hier weten de kinderen uit het eerste huwelijk door het inschakelen van een psychiater het late geluk van hun vader ‘voor zonsondergang’ te verhinderen.
| |
| |
| |
Secundaire literatuur
G. Karsten, Herman Heijermans herdenking. Amsterdam 1934, p. 49-53. |
B. Hunningher, Toneel en werkelijkheid. Rotterdam 1947, passim, maar vooral p. 187-190. |
Seymour L. Flaxman, Herman Heijermans and his dramas. Den Haag 1954, p. 104-119. |
Schrijversprentenboek 11: Herman Heijermans. Amsterdam 1964. |
E. de Jong, Herman Heijermans en de vernieuwing van het Europese drama. Groningen 1967, p. 129-131. |
C.A. Schilp, Herman Heijermans. Amsterdam 1967. |
H.A. Gomperts, Wachten op niets. Amsterdam 1970, p. 307-309. |
B. Stroman, De Nederlandse toneelschrijfkunst. Poging tot verklaring van een gemis. Amsterdam 1973, p. 127-134. |
W. Hogendoorn, Lezen en zien spelen. Een studie over simultaneiteit in het drama. Leiden 1976, p. 131-145. |
E. de Jong, Heijermans milieudramaturg. In: De nieuwe taalgids, 1976, p. 44-62. |
lexicon van literaire werken 10
mei 1991
|
|