| |
| |
| |
Herman Heijermans
Eva Bonheur
Genoegelijk toneelspel in drie bedrijven
door H.H.J. de Leeuwe
Achtergronden en uiterlijke beschrijving
Hermans Heijermans (*1864 te Rotterdam, † 1924 te Zandvoort) voltooide Eva Bonheur, Genoegelijk toneelspel in drie bedrijven op 12 augustus 1916 te Amsterdam. Het werd voor het eerst gespeeld op 14 april 1917 door N.V. Tooneelvereeniging in het Grand Théâtre te Amsterdam en verscheen in boekvorm bij Van Loghum, Slaterus en Visser te Arnhem in 1919 (Boekverzorging door H.Th. Wijdeveld). Er volgden herdrukken: in 1920 bij dezelfde uitgever, in 1949 bij Querido in Amsterdam, in 1965 bij Van Oorschot te Amsterdam in deel iii van de Toneelwerken en in 1986 bij Grosfeld in Berlicum. Naar schatting zijn er een kleine 100 000 exemplaren in de handel gebracht.
Enkele motieven van de handeling zijn geput uit Heijermans' eigen ervaring: het ongelukkig speculeren aan de beurs en het niet kunnen terugbetalen van geld dat men van vrienden heeft geleend met wie men in hetzelfde huis woont.
| |
Inhoud
Eerste bedrijf
In een kleinere Nederlandse universiteitsstad (Leiden?). Dinsdag. Een avond in augustus omstreeks 7 uur. Het toneel is horizontaal gesplitst zodat men gelijktijdig ziet wat er in de kamer van de begane grond en van één hoog gebeurt. Beneden woont Jasper, een handelaar in instrumenten en opgezette dieren, met zijn vrouw Mop en zijn dochter Miep. De bovenverdieping is verhuurd aan de weduwe Eva Bonheur.
Jasper, die na een verkeersongeluk kort voor zijn trouwen een beenprothese draagt, zit te lezen. Uit de tuin hoort men af en toe de stem van Miep. Mop komt gejaagd op, wil met haar man praten, maar die hoort blijkbaar niets. Ze heeft op de beurs gespeculeerd, maar de door de makelaar Mijpel aanbevolen olieaandelen waren op zwendel gebouwd. Van 119 zijn ze gedaald tot 33. Ze heeft geld moeten lenen van haar bovenbuurvrouw en nu zit zij aan de grond. De makelaar komt haar
| |
| |
persoonlijk meedelen dat er vóór morgen 12 uur 2.000 gulden erbij betaald moeten worden.
Ook Eva Bonheur, een eenzame oude vrouw, die uit vriendschap en behoefte aan aanhankelijkheid de helft van haar spaargeld ter beschikking heeft gesteld (met rente terug te betalen en met het huis als onderpand) is ontsteld. Jasper neemt het geheel nogal kalm op - tot ergernis van beide vrouwen. Als Eva van de heer Mijpel hoort dat haar kapitaal verloren is, wordt zij woedend. Zij moet en zij zal het geleende geld met rente terugkrijgen! Maar er breekt een onweer los met bliksem en donder. Daar kan zij niet tegen, en in haar angst zoekt zij beneden toevlucht, lief en gedwee als een kind. Doch als het natuurgeweld voorbij is, krijgt haar agressiviteit weer de overhand.
Inmiddels heeft zich een keurig geklede jongeman laten aandienen. Hij is violist, heet Nanning Storm (hij komt binnen tijdens het onweer!) en heeft als achterbuurman via de tuintjes kennis gemaakt met Miep. Nu vraagt hij officieel om haar hand, die hem niet geweigerd wordt. Eva is daar ontstemd over; ze heeft meer van die twee gezien dan de ouders, de jongelui hebben haar uitgelachen en Eva wil niet dat die beiden zich verloven voordat zij haar geld terugheeft. Jasper bezweert haar het jonge paar buiten de precaire financiële situatie te houden, maar Eva luistert niet naar hem en schrijft een brief aan haar advocaat.
| |
Tweede bedrijf
Hetzelfde decor. Donderdag. Late namiddag. Mops verjaardag. Het gezin lijdt onder de kleinzielige tirannie van Eef. Nanning Storm wordt wantrouwig; waarom laat men zich dat welgevallen? Aan Miep vertelt hij dat hij de armoede kènt, maar nu hij zich opgewerkt heeft, denkt hij er niet aan om een gebrekkig bestaan te gaan leiden. ‘Ik ruik armoede,’ zegt hij. Mop en Miep proberen de situatie te verdoezelen en Mop vertelt aan de verbaasde jongeman hoe zij op de dag van haar huwelijk voor de keuze gesteld werd om al dan niet met een invalide te trouwen. Haar liefde gaf de doorslag, en ze zijn beiden gelukkig geworden.
Van Eef heeft men vandaag nog niets gehoord. Ze is gisteren ziek geweest, maar heeft 's avonds haar huisorgel gemaltraiteerd, toen ze merkte dat Nanning en Miep wilden gaan musiceren. Nu schijnt zij uit te zijn. Het verjaardagsdineetje wordt voorbereid, waartoe Nanning wijn, kreeft, druiven en een taart bijdraagt. Men hoort een slag: Eef (dus toch thuis!) is gevallen en roept om hulp, doch ze wijst Mops diensten bruusk af en wil ook niet mee aanzitten.
Een behanger komt om nieuw randzeil bij haar te leggen en ontdekt daarbij dat er een plank stuk is, zodat men door de
| |
| |
opening naar beneden kan kijken. Eef maakt daarvan gretig gebruik en snelt naar beneden als ze hoort hoe dáár over haar gesproken wordt. Lief lachend feliciteert zij Mop en neemt de uitnodiging om mee te eten aan. Ze laat blijken dat ze alles gehoord heeft wat er over haar gezegd is en drinkt een stevig glas mee. Voordat de kreeft geserveerd wordt, gaat ze nog weer even naar haar kamer, zogenaamd om te kijken of de behanger zijn werk goed doet. Miep zet onderwijl de borden neer, luid zeggend dat dat met de graten voor Eef is. Dat is te veel! Er ontwikkelt zich een scène waarbij zelfs de anders zo kalme Jasper driftig wordt. Eef gelóóft niet dat Storm alles betaald heeft en meent dat men het van haar geleende geld verspilt. Nanning begrijpt nu hoe de vork in de steel zit en verlaat het pand. Mop en Miep trekken zich geschrokken terug, Jasper steekt een pijp op. Eef gaat naar boven, stuurt de behanger weg en loert weer naar beneden.
Miep komt terug en geeft haar vader te verstaan dat zij in verwachting is; zij vreest dat Nanning niet terugkomt. Jasper schenkt het snikkende meisje een glas water in, terwijl Mop boven hetzelfde doet met Eef die zich met een hamer op haar vingers geslagen heeft - eenheid in verscheidenheid.
| |
Derde bedrijf
Hetzelfde decor. Zondagavond omstreeks 8 uur. Uit een gesprek van makelaar Mijpel met Eva Bonheur blijkt dat het huis op haar naam overgeschreven is, dat zij als nieuwe eigenares de familie schriftelijk de huur opgezegd heeft en dat de verloving uit is. Nanning Storm is namelijk na de bewuste avond niet teruggekomen. Maar hij verschijnt tòch, juist als Miep alleen thuis is. Hij liegt haar voor dat hij op reis geweest is, maar zij weet wel beter. Zij is diep in hem teleurgesteld, haar liefde is over: hij heeft haar immers alleen gelaten toen ze hem het hardst nodig had. Hij kan nu wel zeggen dat hij het goed wil maken, met haar wil trouwen (hij heeft een contract naar Amerika met 400 gulden gegarandeerd per week), maar zij zal niet meegaan, ook al is ze zwanger van hem. Dáár schrikt hij van, want dat gooit alles overhoop, meent hij. Hij stelt de financiële zekerheid voorop, maar als mens schiet hij tekort. Jasper brengt hem dit in een langdurig gesprek onder ogen. Nanning heeft zich door zijn handelwijze innerlijk bezeerd, hij heeft een mismaakte ziel. En hij vertrekt houdingloos. Het gezin néémt het risico van dit besluit en laat een waarde prevaleren die ver uitstijgt boven het conventionele burgerlijke fatsoen.
Maar hoe is het gesteld met de dreiging van het ogenblik? Eva Bonheur heeft - nadat de behanger zijn werk gedaan heeft - talloze rondspringende ratten en muizen in haar woning. Dat stort haar in paniek. Ze sméékt de benedenburen om hulp. Die brief van vanmorgen moesten ze maar vergeten. Bij mensen
| |
| |
die ze tot voor kort als haar vijanden beschouwde, zoekt zij nu toevlucht. En die wordt haar verleend. Ook Eva Bonheur is hulpbehoevend - evenals alle figuren in dit stuk. Het slottafereel toont vier met elkaar verzoende mensen (verzoend althans voor dit ogenblik). Het ernstige spel eindigt genoegelijk.
| |
Interpretatie
Eva Bonheur is een gezinsdrama. Het gezin is een onneembare vesting. Vreemdelingen-aanvallers worden verdreven (Nanning Storm) of opgenomen (Eva Bonheur). Het middelpunt vormt Jasper, die uiterlijk zwak, maar innerlijk sterk is; hij is, zoals hij zelf zegt, de kapitein die tot het laatst op de brug blijft. Als weesjongen is hij voor de eenvoudigste werkzaamheden in het huis van zijn toekomstige schoonvader gekomen om later de zaak over te nemen. Contemplatief van aard heeft hij zich door zelfstudie een grote kennis van de natuur verworven. Tijdens zijn ziekte heeft hij, naar zijn zeggen, het land van de dood gezien en hij kent geen drang meer naar aards bezit, hij is onthecht. Hij bewondert de natuur die in zijn ogen goed en zinrijk is - ieder wezen klein of groot is erin opgenomen en verdwijnt eens in de eeuwigheid. Conventionele normen tellen voor hem niet. Daarom kan hij zijn dochter de raad geven alléén verder te gaan. Ze heeft haar reinheid niet verloren, maar juist verkregen. Jasper is invalide, maar dankzij zijn humor kan hij ermee spotten. Zijn breedsprakigheid, die nooit zinledig is, is zijn verweer tegen de buitenwereld. Hij is een groot kind, een wijze dwaas. Zijn uitspraak dat er maar één mismaakt ding is, een mismaakte ziel, is een variatie van Marcus 8:36: ‘Want wat baat het een mens de gehele wereld te winnen en aan zijn ziel schade te lijden?’ Jasper voegt daaraan toe: ‘Er is maar één wet en dat is de goddelijke wet der liefde.’ Wederom een variatie op een bijbelcitaat (1 Corinthiërs 13): ‘Geloof, hoop en liefde, deze drie, maar de mooiste van deze is de liefde.’
De liefde als caritas wordt verpersoonlijkt door zijn vrouw. Ze is gaan speculeren aan de beurs om haar man ‘zonder zorg, daar in dat hoekje van het huis van m'n vader, als mijn groot kind te laten spelen’. Ze heeft inderdaad af en toe winst gemaakt, maar nu heeft zij alles verloren. Dat zet het drama in gang. Doch uiteindelijk is zij het die de verzoening tot stand brengt.
Hun dochter Miep ontwikkelt zich van een verliefd jong meisje tot een zelfstandige vrouw die een maatschappelijk vernederende beslissing durft te nemen. Niet Nanning Storm laat
| |
| |
háár in de steek, zij laat hèm vallen. Ze is - lang voordat die uitdrukking in zwang kwam - baas in eigen buik. Zij belichaamt een socialistisch ideaal: de gerehabiliteerde ongehuwde moeder.
Nanning Storm weet wat hij wil. Weesjongen evenals Jasper zal hij na harde studie en veel teleurstelling nu eindelijk carrière maken als soloviolist. Daarvoor moet alles wijken. Als blijkt dat Miep geen ‘meisje met geld’ is, wil hij de verloving verbreken, maar als man van fatsoen doet hij dit na lange aarzeling niet. Eerst nadat hem de deur gewezen is, dringt het besef tot hem door dat hij tekortgeschoten is en wat hij in Miep verloren heeft.
Tenslotte Eva Bonheur: een oudere, gefrustreerde vrouw. Dienstmeisje, getrouwd, altijd zuinig, geen suiker in de thee, bekrompen, gereformeerd, een burgerjuffrouw, hebberig, maatschappelijk niet in aanzien - en nù krijgt ze kans om te héérsen. Vinnig en pinnig - met haar sarcastisch gebruikte stopwoorden ‘jawelda’ en ‘'t is goeje’ - reageert ze op het haar aangedane leed, een miezerig mensje. Maar haar sterkte bedekt twee fobieën: onweer en ratten. Dat maakt haar kwetsbaar. Haar dramatische functie is die van antagoniste die het tegendeel bereikt van wat zij van plan is. De vrouw die Bonheur heet, schijnt ongeluk te brengen, doch het blijkt geluk te zijn: door haar optreden onthult zich het karakter van de verloofde jongeman en dat leidt tot een voor het gezin bevrijdend slot. De vloek van de heks - haar herhaalde ‘119-33’ - de gedaalde koersen van de effecten - verandert in zegen.
| |
Context
De ongewone verdeling van het toneel in boven en beneden biedt gelegenheid tot een door de auteur zorgvuldig gecomponeerde simultaneïteit. Kende Heijermans de Weense klucht van Johann Nestroy uit 1835 Zu ebener Erde und erster Stock? Daar wordt van hetzelfde procédé gebruik gemaakt om sociale verschillen te laten zien. Een speciaal effect wordt bereikt wanneer de bovenbuurvrouw door een gat in de vloer naar beneden koekeloert. Dergelijke kijk- en luisterscènes zijn kenmerkend voor het tragikomische theater. Het bekendst is wel het toneel waar Orgon in Molières Tartuffe (1664) ongezien meemaakt hoe de titelfiguur zijn vrouw probeert te verleiden, iets wat hij nooit verwacht had - een bittere ervaring, maar ook lachwekkend.
Het ongedierte dat in Eva Bonheur een belangrijke functie vervult, doet enigszins denken aan een drama van Gerhart
| |
| |
Hauptmann uit 1911, Die Ratten, die zinnebeeld zijn voor de maatschappij die moreel ondermijnd is. Zo ver gaat Heijermans hier niet. Voor hem zijn ratten, muizen en ook onweer fenomenen die geen vrees aanjagen wanneer men ze met de kracht der rede tegemoet treedt. Wel gebruikt de auteur deze knaagdieren als symbool voor de krachten die staat en samenleving bedreigen in zijn blijspel De wijze kater (1917). Op een ander werk van Hauptmann, Das Friedensfest van 1890, kan Eva Bonheur als antwoord gelden. Tekent de Duitse schrijver familie en gezin volstrekt negatief, de Nederlander ziet het gezin juist als steun. Maar hij weet ook dat de gezinsverhoudingen verstoord kunnen worden, vooral door de corrumperende invloed van geld en bezit. Men zie daarvoor zijn drama's Ora et labora, Schakels en Beschuit met muisjes.
Is er in Heijermans' gehele oeuvre overeenkomst van thematiek, zo is er ook verwantschap van personages. De kwaje Engel, de kamerverhuurster in Het zevende gebod (1899) lijkt een voorstudie te zijn voor Annemie, de Meid (1908) die haar mevrouw haat. Ze wéét iets van haar en gaat haar nu chanteren. Die figuren culmineren dan in Eva Bonheur (1916). Zo bestaat er ook familiegelijkenis tussen Jasper en Matthijs de Sterke in De Opgaande Zon (1908).
| |
Waarderingsgeschiedenis
De internationale weerklank zoals die van Op Hoop van Zegen heeft Eva Bonheur niet gevonden, al zijn er een Duitse en een Engelse vertaling. Ook in Nederland is het niet zo vaak als het spel-van-de-zee opgevoerd, maar het is toch vaak weer op de planken gebracht. Esther de Boer-van Rijk (1853-1937), de creatrice van de titelfiguur, heeft de rol tot kort voor haar dood zeker zevenhonderd keer gespeeld. Als men de naoorlogse reprises erbij rekent, komt men tot ruim duizend opvoeringen. Het publiek heeft altijd veel plezier aan dit stuk beleefd, de recensenten hadden enkele bezwaren die ook door sommige Heijermans-onderzoekers gedeeld werden, waaronder het domineren van de titelfiguur, de wat vlakke tekening van de moeder en de grappen die als vulgair werden beschouwd. Maar alles bij elkaar heerste er eensgezindheid en waardering, ja bewondering, die de critica Top Naeff in 1917 als volgt formuleerde: ‘Onthouden wij ons echter van aanmerkingen waar het een auteur betreft wiens naam het begin en het einde van onze dramaturgie omvat. Een, die kans ziet twee verdiepingen tooneel te vullen, waar “nous autres” al blij zouden zijn met één.’ Indruk maakte vooral het gesprek tussen Jasper en Nanning in
| |
| |
het derde bedrijf. ‘De toeschouwer,’ meende C.A. Schilp in 1967, ‘kan dit moeilijk anders dan in een geladen, haast gewijde, stilte volgen en meebeleven.’
Natuurlijk waren er na de Tweede Wereldoorlog sommigen die het stuk verouderd vonden, zeker gezien de verandering van houding tegenover een jong meisje dat zich vóór het huwelijk aan een man gegeven heeft en dan trots als bewust ongehuwde moeder door het leven gaat. Wat deze critici tenslotte met het stuk verzoende, was die oude wijze man daar beneden, Jasper. Hij maakte het stuk - aldus de mening van E. de Jong - tot een statisch drama: ‘De situatie verandert ingrijpend, doch Jasper kent geen moment van inzinking.’ Bovendien onderkende men dat er een blijvende kern was: de precieze weergave van menselijke verhoudingen - en die waren niet aan veroudering onderhevig. H.A. Gomperts zei daarover: ‘Heijermans gaf een niet verouderende verbeelding van menselijke dingen.’ De bewondering voor de hoofdfiguur bracht de Nederlandse, in New York werkzame literatuurhistoricus Adriaan J. Barnouw treffend als volgt onder woorden:
‘In this character Heijermans has created his masterpiece: a serene philosopher who, having learned to view life sub specie aeternitatis, accepts its joys and sorrows as the changing hues of a butterfly's wings in the sun. His gentle, playful irony disarms Eva's prickly temper, and awes the impudence of his daughter's betrayer into meekness and shame. His spirit prevails in the end, and in that spirit Heijermans himself, in his ripened years, had learned to view and interpret life, in spite of the fact that those years had dealt with his own life unmercifully.’ (Theatre Arts Monthly ix, February 1925, p. 112)
Voor deze bespreking is gebruik gemaakt van:
Herman Heijermans, Eva Bonheur. Genoegelijk tooneelspel in drie bedrijven. Arnhem 1919.
| |
| |
| |
Secundaire literatuur
Top Naeff, Dramatische Kroniek i. Amsterdam z.j. [circa 1920], p. 21-28. |
Marie Heijermans-Peers, Met Herman Heijermans in hemel en put. Amsterdam/Utrecht z.j. [1927], p. 89-91, 100-103. |
G. Karsten, Herman Heijermans. Novellist. Romancier. Dramaturg. Amsterdam 1934, p. 74-77. |
B. Hunningher, Toneel en werkelijkheid. Rotterdam 1947, p. 236-240. |
Seymour L. Flaxman, Herman Heyermans and His Dramas. Den Haag 1954, p. 179-187. |
Herman Heijermans, Toneelwerken iii. Amsterdam 1965, aantekeningen p. xxviii. |
C.A. Schilp, Herman Heijermans. Amsterdam 1967, p. 181-183. |
Evert de Jong, Herman Heijermans en de vernieuwing van het Europese drama. Groningen 1967, p. 94-100. |
H.A. Gomperts, Wachten op niets. Toneelkritieken uit de jaren 1952-1965. (Modern repertoire). Amsterdam 1970, p. 313-315. |
E. de Jong, Met waarachtige zorg. De toneelschrijver Herman Heijermans. Leiden 1971, p. 18. |
Hermine Heijermans, Mijn vader Herman Heijermans. Leven naast roem. Amsterdam 1973, p. 102-107. |
W.M.H. Hummelen, Van moment tot moment. Toneeltheorie voor lezers. Muiderberg 1989, p. 76-80, 99-102, 106. |
lexicon van literaire werken 29
februari 1996
|
|