| |
| |
| |
A.F.Th. van der Heijden
Tonio
door Nora van Laar
Achtergronden en uiterlijke beschrijving
De eerste editie van Tonio; een requiemroman van A.F.Th. van der Heijden verscheen in mei 2011 bij De Bezige Bij. Het boek handelt over Tonio, de zoon van de schrijver die precies een jaar daarvoor was verongelukt. Twaalf maanden na verschijnen was de roman aan de vijftiende druk toe. Het voorplat draagt een foto waarop Tonio staat afgebeeld als Oscar Wilde. De tekst is ondertekend met: ‘Amsterdam, juni 2010 - maart 2011’. In 2011 kwam de roman ook uit op daisy-rom bij uitgeverij Dedicon; in oktober van dat jaar verscheen de Duitse vertaling van de hand van Helga van Beuningen.
Tonio bestaat uit: Proloog ‘Geen tweede naam’, Eerste boek ‘Zwarte Pinksterdag’, Intermezzo ‘15 september 2010’, Tweede Boek ‘De goudenregen’ en Epiloog ‘De zonsverduistering’. Boek 1 heeft zes hoofdstukken, boek 2 heeft er zeven. Het geheel wordt voorafgegaan door een Inhoudsopgave en afgesloten met een Verantwoording en een overzicht van eerder verschenen werk. In de Verantwoording geeft de auteur aan dat hij zich bij het schrijven van het requiem onder meer heeft gebaseerd op dagboekaantekeningen. Delen daarvan zijn eerder gepubliceerd in Engelenplaque (2003) en Hier viel Van Gogh flauw (2004).
Tonio kent twee motto's: twee regels uit Macbeth (IV, 3) van Shakespeare en het gedicht ‘On My First Son’ van Ben Jonson. Sommige kleinere delen hebben een eigen motto. Het hoofdstuk Verliefd tegen wordt voorafgegaan door een advertentie uit de Gouden Gids van slotenmaker Krikkrak. De hoofdstukken ‘Ons eigen jongetje’, ‘De Witte Olifant’ en ‘Het verraad’ dragen regels uit het gedicht ‘men moet’ van Gerrit Kouwenaar. Het Intermezzo wordt ingeleid met enkele regels uit sonnet 18 van Shakespeare; het hoofdstuk ‘Verschroeide aarde’ heeft als motto een citaat uit King John van Shakespeare. De Epiloog ten slotte wordt geïntroduceerd door een gedicht van Hans Faverey uit de dichtbundel Het ontbrokene.
| |
| |
Tonio werd bekroond met de Libris Literatuurprijs 2012 en de NS Publieksprijs 2012, bovendien kreeg de schrijver er de NTR Docententrofee 2012 voor.
| |
Inhoud
Proloog ‘Geen tweede naam’
Toen ik-verteller Adri van der Heijden zijn pasgeboren zoon Tonio ging aangeven, vergat hij diens tweede voornaam te vermelden. Het ging om ‘Rotenstreich’, de achternaam van zijn vrouw Mirjam. Nu, vier maanden na de dood van de jongen op 23 mei 2010, besluit de verteller zijn oude belofte alsnog in te lossen.
| |
Eerste boek ‘Zwarte Pinksterdag’
Op Eerste Pinksterdag 23 mei 2010 bellen er al vroeg twee agenten aan bij het huis van Mirjam en de ik-verteller in de Amsterdamse Johannes Verhulststraat met de mededeling dat hun zoon Tonio in kritieke toestand in het AMC ligt. De jongen is rond halfvijf die nacht op zijn fiets door een auto aangereden op de Stadhouderskade vlak bij het Max Euweplein. De agenten zullen de verteller en Mirjam naar het ziekenhuis brengen.
Tijdens de rit herinnert de verteller zich het moment dat hij Mirjam ontmoette, de vakantie tijdens welke ze besloten een kind te nemen, zijn huwelijk op 24 december 1987 en ten slotte de geboorte van Tonio in het Slotervaartziekenhuis op 15 juni 1988. Zo terugdenkend moet hij toegeven dat hij er maar weinig voor zijn kind is geweest. Mocht Tonio blijven leven, dan zal hij dit proberen goed te maken.
De afgelopen week heeft de verteller Tonio twee keer gezien. De eerste keer tijdens een bezoek waarbij de jongeman vertelde dat hij van zijn huidige studie Media & Cultuur aan de Universiteit van Amsterdam wilde overstappen op Mediatechnologie in Leiden en Den Haag. De tweede keer toen Tonio het huis had gebruikt als decor voor een fotoshoot met een meisje dat een portfolio nodig had voor een modellenbureau. Mirjam en de verteller, die daar niet bij waren geweest, waren het meisje misgelopen. Wel had Tonio nog verteld dat ze hem voor de zaterdag daarop had meegevraagd naar Paradiso.
De komende uren brengen Mirjam en de verteller gespannen door in het AMC. Om tien voor half vijf 's middags komt een dokter vertellen dat Tonio niet te redden is; ze mogen afscheid nemen op de IC. Later, in de taxi naar huis, vraagt de verteller zich af waar Tonio's horloge is gebleven.
| |
Intermezzo ‘15 september 2010’
Die nacht is de klimop, die tegen de blinde muur van het huis van de achterburen groeide, naar beneden gekomen; in
| |
| |
zijn val heeft hij de goudenregen in de tuin vernietigd. Vanaf de zomer van 1992, toen de verteller en zijn gezin het huis hadden betrokken, waren beide planten uitgegroeid van stekjes tot volwassen struiken.
| |
Tweede boek ‘De goudenregen’
Tonio zal begraven worden op begraafplaats Buitenveldert. De verteller stelt zelf een rouwbrief op met een foto erbij waarop zijn zoon staat afgebeeld als Oscar Wilde. Tonio maakte de foto ooit zelf als opdracht van de fotoacademie waarop hij een jaar zat. Tonio's vrienden vertellen dat hij de laatste tijd een stuk zelfverzekerder en gelukkiger was geworden. Wie het meisje van de fotoshoot was, weten ze niet
Een week later vertelt Frans, de broer van de ik-verteller, dat hij via het internet ene Françoise Boulanger heeft gevonden die de moeder van het fotomeisje moet zijn. De vrouw had een reactie achtergelaten bij een necrologie van Tonio die Serge van Duijnhoven op zijn website had gezet. Een vriend van Tonio achterhaalt het e-mailadres van de vrouw.
Enkele dagen na de begrafenis besluit de verteller Tonio's laatste dagen tot in detail uit te zoeken: hij wil precies weten hoe het noodlot zijn zoon te grazen heeft genomen. Jim, de jongen met wie Tonio een etage huurde in de Nepveustraat, vertelt dat Tonio die bewuste zaterdagavond niet met het fotomeisje uit is geweest, maar met hun gemeenschappelijke vriend Dennis.
Dennis vertelt de ik-verteller dat Tonio en hij vrijdagavond in een café hadden gezeten; de zaterdag erop waren de twee met een vriendin, Goscha, in Club Trouw geweest. Goscha was daarna met Dennis mee naar huis gegaan, terwijl Tonio alleen naar de Nepveustraat was vertrokken. Waarom hij daarbij een omweg richting Stadhouderskade maakte, kan Dennis niet verklaren. Later vertelt Goscha dat ze die avond flink hadden gedronken, maar ook dat Tonio niet had geslingerd op zijn fiets.
Kort daarop haalt Mirjam Tonio's computer waarop zijn foto's staan, van zijn etage. Jim laat merken haar bezoek storend te vinden. Van de agenten die zich met de zaak bezighouden, horen Mirjam en de verteller dat de chauffeur die Tonio heeft aangereden, niet had gedronken en dat er opnamen van het ongeluk zijn van de beveiligingscamera's van het Holland Casino. De exacte locatie van het ongeluk blijkt de kruising Hobbemastraat/Stadhouderskade. Een gesprek met de traumatoloog die het operatieteam leidde, brengt opheldering over de zin van de lange operatie. Wanneer Mirjam het wrak van de fiets bij de politie ophaalt, hoort ze dat Tonio geen licht op zijn fiets had.
| |
| |
Bevriend fotograaf Klaas Koppe drukt Tonio's foto's af. Ook die van het fotomeisje, van wie ze intussen weten dat ze Jenny heet. Wanneer die ze komt ophalen, vertelt ze dat ze Tonio had leren kennen via haar moeder, die klant was bij Dixons waar Tonio een baantje had. Ze vertelt dat ze die bewuste zaterdagmiddag nog hadden gechat. Tonio wilde dat ze meeging naar Club Trouw, maar zij zag meer in een rustig cafeetje. Uiteindelijk was Tonio zonder haar uitgegaan. Dat Jenny niets van zijn lot wist, kwam doordat ze niet tot zijn directe vriendenkring behoorde.
Enige tijd later richt Mirjam Tonio's oude kamer in met zijn meubels van de Nepveustraat. Het enige wat nu nog mist, is zijn horloge. Pas wanneer de etage wordt opgeleverd aan de hoofdhuurder, vindt iemand het klokje op een muurtje in de douche: het heeft een kapotte sluiting. Mirjam laat het repareren en draagt het voortaan zelf.
Mirjam gaat nu ook schrijven. Haar computer zet ze op Tonio's kamer. In haar bureau liggen de schijfjes met de opnamen van de beveiligingscamera's van Holland Casino, die de verteller intussen samen met het politiedossier heeft gekregen. In het rapport staat onder meer dat de auto een dikke 15 km per uur te hard reed en dat Tonio 0,94 mg/ml alcohol in zijn bloed had; dat betekende dat Tonio niet heel erg aangeschoten was.
De verteller verbeeldt zich Tonio's laatste fietstocht. Hij denkt dat Tonio van zijn vaste route is afgeweken om in de buurt van het Leidseplein nog een Döner Kebab te halen.
Wanneer de grafsteen wordt geplaatst, organiseren Mirjam en de verteller op 12 juli een familiebijeenkomst bij het graf. Op de steen staat: tonio rotenstreich van der heijden.
De volgende dag vindt de huldiging van het Nederlands voetbalelftal plaats, dat deelgenomen heeft aan het WK in Zuid-Afrika. De verteller en Mirjam gebruiken de anonimiteit van de massa om de plek van het ongeluk te bezoeken. Op het bewuste kruispunt slaat het verdriet toe.
Later bekijken ze thuis de tv-opnamen van de intocht. Daarna zetten ze dan eindelijk de beelden van de beveiligingscamera op. Het moment van het ongeluk valt net tussen twee overspringende beelden; wel zien ze Tonio op het plaveisel liggen. De digitale klok staat op 05:09:14 uur.
| |
Epiloog ‘De zonsverduistering’
Het is de laatste dag van augustus; de verteller weet dat Tonio nooit meer terugkomt. Hij vergelijkt de afwezigheid van zijn zoon met de zielloze schemer en onheilspellende stilte die hij ervoer tijdens de zonsverduistering op 11 augustus 1999 tijdens een vakantie in Frankrijk. Tonio was zeer geïnteresseerd geweest, maar toen hij het begrepen had, was hij naar binnen gegaan, zijn ouders alleen latend in de tuin. De verteller sluit
| |
| |
zijn relaas af met de woorden van Jenny: ‘Ja, ik geloof echt dat de doden een bepaalde energie voor ons achterlaten.’
| |
Interpretatie
Genre
Hoewel auteur A.F.Th. van der Heijden in Tonio het waargebeurde verhaal rond het dodelijke ongeluk van zijn zoon Tonio vertelt, geeft hij het boek toch de ondertitel ‘Een requiemroman’ mee. Dat roept meteen de vraag op naar de verhouding fictie/non-fictie. Voor de feiten is ik-verteller Adri van der Heijden afgegaan op zijn herinnering en op agenda- en dagboekaantekeningen; alleen Tonio's routes door het huis tijdens de fotoshoot en op zijn laatste fietstocht zijn ontsproten aan zijn verbeelding.
De feitelijke gegevens maken de tekst tot een requiem-in-proza, een tekst om Tonio te gedenken. Dat dit requiem desondanks de karakterisering roman meekrijgt, is vooral te wijten aan de presentatie. In een interview met Arjan Peters (de Volkskrant, 11-6-2011) vertelt Van der Heijden dat hij de spontaan geschreven fragmenten bleek te kunnen samenvoegen tot twee opeenvolgende ‘drama's’, die hij daarna onderbracht in het Eerste en Tweede boek.
| |
Thematiek
Maar ook inhoudelijk spelen de begrippen fictie en non-fictie een rol. Zo blijkt de auto die bij Tonio's ongeluk betrokken was, een rode Suzuki Swift te zijn. In de roman waaraan de verteller op het moment van het ongeluk werkt, heeft eenzelfde auto een belangrijke rol. Andersom verwerkt de verteller kort daarop het leven van zijn zoon tot roman. En zo wordt fictie non-fictie en non-fictie fictie.
Overeenkomsten als die tussen de twee auto's geven de verteller het gevoel het ongeluk te hebben uitgelokt. Het verzwaart zijn schuldgevoelens die voortkomen uit zijn overtuiging dat hij als vader heeft gefaald. Bovendien is hij een verrader, omdat hij zijn zoon alleen heeft gelaten toen de artsen de beademing uitzetten en later nog eens in rouwkamer en graf. Maar gaandeweg de tijd gaat de verteller wel begrijpen dat zijn zoon er niet meer is. Dat wil niet zeggen dat het verdriet afneemt. Integendeel, omdat het zijn enige verbinding is met Tonio, houdt de verteller de pijn liever in stand.
Naast deze geestelijke ontwikkeling maakt de verteller ook een ontwikkeling als auteur mee. Na Tonio's dood denkt hij nooit meer een roman te kunnen schrijven; de enige reden om de pen op te nemen is om aantekeningen te maken over zijn zoon opdat hij niets zal vergeten. Maar al gauw werkt hij die aantekeningen uit tot fragmenten die hij daarna schikt tot de
| |
| |
tekst die de lezer in handen heeft. Door dit gegeven is Tonio ook een roman over het schrijverschap: de lezer leest hoe het boek is ontstaan en leert en passant ook nog over de algemene werkwijze van de auteur.
| |
Genre / Vertelsituatie
De beschrijving van de persoonlijke ontwikkeling van de verteller maakt Tonio tot een psychologische roman. Het betekent dat de roman eigenlijk niet over Tonio gaat, maar over diens vader die vertelt hoe hij de dood van zijn zoon ervaart. Debet hieraan is de ik-vertelsituatie waardoor Tonio als vanzelf in de derde persoon optreedt; in een enkele passage spreekt de verteller de jongen direct aan. Het wrange is dat de vader zijn zoon pas na diens dood goed leert kennen; zo hoort hij dan pas dat Tonio rookte. Deze nieuwe wetenschap versterkt bij de verteller het besef dat hij als vader is mislukt.
| |
Thematiek
Binnen deze presentatie wordt een aantal motieven uitgewerkt waarin keer op keer Tonio's jonge jaren naast zijn laatste dagen worden gezet.
Als eerste is er de klok. In het ziekenhuis wijst die geboorte- en sterftijd aan, op de opnamen van de beveiligingscamera's van het casino het moment van het ongeluk. Tijdens zijn leven draagt Tonio een opvallend polshorloge. Na het ongeluk is het lange tijd zoek, maar eenmaal teruggevonden draagt Mirjam het voortaan om haar pols. Zo laat zij de tijd van haar zoon toch doorlopen en blijft de jongen lid van het driemanschap dat hij altijd met zijn ouders heeft gevormd.
En dan zijn er de foto's die Tonio's leven documenteren, vanaf de polaroid van kort na zijn geboorte tot aan de foto's die een gerechtsfotograaf na zijn dood neemt. In zijn ouderlijk huis is de jongen aanwezig op foto's die de overloop sieren, een ervan is het zelfportret als Oscar Wilde. Een fotoshoot verbindt hem aan Jenny, op wie hij mogelijk verliefd was.
Maar ook de stenen die Tonio verzamelde, markeren zijn leven. Zijn collectie, die hij als kleine jongen was begonnen met halfedelstenen uit souvenirwinkels, wordt door zijn ouders gecomplementeerd met een grafsteen van Belgisch hardsteen. Horloge, foto's en stenen vormen het belangrijkste deel van Tonio's erfenis. Nabestaanden heeft hij immers niet, al worden de twee Noorse boskatten die hij ooit heeft uitgekozen, wel door de verteller als dusdanig gekwalificeerd.
In nog twee motieven is de cirkelpresentatie duidelijk aanwezig. De levenscyclus sluit zich opnieuw in de lijn van de slangen van de couveuse waarin Tonio als pasgeborene lag, naar de speen van zijn zuigfles, naar het mondstuk van het beademingsapparaat op zijn sterfbed. Dit motief sluit overigens aan bij de kortademigheid van de verteller, die 's nachts een
| |
| |
apneumasker draagt, en van diens vader en zuster die door roken longemfyseem en later longkanker ontwikkel(d)en.
En dan is er nog het voetbalmotief. Tijdens een vakantie ontmoetten de verteller en zijn gezin de familie Van Persie; mokkend keek zoontje Robin toe hoe zijn zusjes de kleine Tonio leerden lopen. Later, wanneer Mirjam en de verteller het kruispunt bezoeken waar hun zoon is verongelukt, vaart Van Persie voorbij in de spelersboot van het Nederlands voetbalelftal.
| |
Opbouw
Ook de opbouw wordt gekenmerkt door een zich sluitende cirkel. Want hoewel de tekst streng is opgezet in twee ‘boeken’, ingeklemd tussen een proloog en een epiloog en van elkaar gescheiden door een intermezzo, wordt het verhaal toch weer rondgemaakt, door de verwijzing in de proloog naar de passage aan het eind van het tweede Boek, waarin Tonio op zijn grafsteen dan eindelijk zijn tweede voornaam Rotenstreich krijgt.
Binnen dit geheel zijn verschillende vertellagen te herkennen. Om te beginnen is er de laag van de vertellende ik, de schrijver Adri van der Heijden die onlangs zijn zoon heeft verloren. In de proloog, het intermezzo en de epiloog is hij duidelijk aan het woord, sprekend in de tegenwoordige tijd terwijl hij herinneringen ophaalt of zijn situatie analyseert. In het Eerste boek splitst hij die overpeinzingen in twee lagen, die samen een raamvertelling vormen. Daarin behelst het kaderverhaal de gebeurtenissen op de dag van het ongeluk, terwijl het ingebedde verhaal spontaan opkomende herinneringen en emoties omvat; beide verhalen zijn in de verleden tijd gesteld. Het Tweede boek bevat de reconstructie van Tonio's laatste dagen, opnieuw aangevuld met herinneringen en gevoelsbeschrijvingen.
Gaandeweg het verhaal naderen heden en verleden elkaar tot ze uiteindelijk samenvallen. Daarbij wordt de rol van de verteller als treurende vader uitgebreid met die van de schrijver die aan Tonio werkt. Qua tijd omspant het complete verhaal de periode van Eerste Pinksterdag 23 mei 2010, de dag van het ongeluk, tot en met 12 juli 2010, de dag waarop Tonio's grafsteen wordt ingewijd. De herinneringen van de verteller aan zijn zoon beginnen bij diens geboorte op 15 juni 1988 en lopen tot aan de bezoeken die de jongen zijn ouders brengt in de laatste week voor zijn dood. Intermezzo en epiloog spelen respectievelijk op 15 september en 31 augustus van dat jaar. Daarmee doorbreekt het intermezzo dus de chronologie. Qua inhoud echter werkt het als een scharnier tussen boek 1 en boek 2. Met zijn beschrijving van de ondergang van de goudenregen in de tuin, een struik even oud als Tonio, vormt het de definitieve bevestiging van de dood van de jongen zoals beschreven in het eerste boek. Tegelijkertijd wijst het vooruit naar het tweede
| |
| |
boek, dat de titel ‘De Goudenregen’ draagt en de gebeurtenissen na Tonio's dood beschrijft.
| |
Motto's
Het gegeven van de definitieve vernietiging wordt benadrukt door het motto van het Intermezzo, twee regels uit Shakespeares sonnet 18 die wijzen op de vergankelijkheid van alles wat aards is. En er zijn meer motto's. Regels uit Kouwenaars gedicht ‘men moet’ dat handelt over alle dingen die men voor zijn dood nog moet doen, tooien de hoofdstukken ‘Ons eigen jongetje’, ‘De Witte Olifant’ en ‘Het verraad’. ‘Verschroeide aarde’ wordt geïntroduceerd door zes regels uit King John van Shakespeare die de alom voelbare afwezigheid beschrijven van het kind dat er niet meer is. Faverey's gedicht beginnende met ‘Hoe bijtender het wegzijn’, derde uit de reeks ‘Een gieter’ in de bundel Het ontbrokene, ondersteunt in de epiloog de vergelijking van de verteller van zijn zoon met de verduisterde zon die na verdwijnen een sinistere leegte achterlaat. Meer in het algemeen sluit deze metafoor aan bij de weersbeschrijvingen in het verhaal. Een onverwacht zomerse Pinksteren wordt gevolgd door een snikhete zomer, een weertype dat weigert spiegel te zijn van het verdriet van de verteller en zijn vrouw. Pas bij de inwijding van de grafsteen breekt er een zwaar onweer los: het is alsof de natuur dan pas kan meehuilen.
De roman als geheel ten slotte, wordt voorafgegaan door twee motto's: twee regels uit Shakespeares Macbeth (IV, 3) en het gedicht ‘On My First Son’ van de Engelse renaissancedichter Ben Jonson. De boodschap van het citaat uit Macbeth is, dat men verdriet niet moet opkroppen maar met anderen moet delen om niet onder de last te bezwijken. In ‘On My First Son’ vertelt Jonson over zijn rouw om zijn gestorven zoontje en over het schuldgevoel dat hij als onmachtige vader daarbij kent. De dubbelzinnigheid die uit Jonsons opmerking spreekt dat zijn zoon zijn beste werk is, is ook van toepassing op Van der Heijden: beide schrijvers zien hun kinderen als dé prestatie van hun leven, de tekst die ze over hen schreven als de beste van hun oeuvre.
| |
Context
Tonio is de laatste uit een reeks requiems die Van der Heijden schreef: De Sandwich (1989, over de dood van twee jeugdvrienden), Weerborstels (1992, gebaseerd op de dood van een neef), Asbestemming (1994, over de dood van de vader van de schrijver), Uitdorsten (2007, over de dood van zijn moeder) en Voet-
| |
| |
stapwijnen zijn tandknarswijnen (2008, voor vriend en collega Jean-Paul Franssens).
De meeste overeenkomsten vertoont Tonio met Weerborstels en Asbestemming. In Tonio vertelt de verteller hoe hij in een vakantie in het Franse Marsalès aan Weerborstels werkt. Hoofdpersoon Robby, die overigens ook bij een auto-ongeluk omkomt, geeft hij trekken mee van de kleine Robin van Persie die even verderop met zijn moeder en zusjes op een camping staat. Frans, de broer van Van der Heijden, eindigt zijn grafrede voor Tonio met de laatste woorden van dit boek Weerborstels: ‘Hij is niet dood.’ De drie boeken komen verder overeen vanwege de thematiek rond de vader-zoonrelatie. In Asbestemming herkennen we de vader van de verteller uit Tonio als alcoholist die zijn gezin geen enkele bescherming bood. Maar ondanks al deze overeenkomsten zegt Van der Heijden in verscheidene interviews dat Tonio afwijkt van de rest van zijn werk, omdat deze roman een hoger waarheidsgehalte zou hebben.
In bredere context past Tonio tussen het werk van andere schrijvers die over hun overleden kinderen schreven. Wat het eigen taalgebied betreft, hebben we het dan over proza en poëzie van auteurs als Joost van den Vondel, Hubert Kornelisz. Poot, Frederik van Eeden, M. Vasalis, Jan Wolkers, Ed Leeflang, Anna Enquist, Kristien Hemmerechts, Hester Knibbe, Esther Jansma, Jeroen Brouwers en P.F. Thomése. In Tonio zelf refereert Van der Heijden ook aan anderstalige schrijvers als Shakespeare, Ben Jonson en Thomas Mann.
| |
Waarderingsgeschiedenis
In hun recensies schrijven de critici positief over Tonio, al geven zij bijna allemaal toe dat het vanwege het gevoelige onderwerp moeilijk is een objectief oordeel te geven. Marja Pruis verwoordt het zo: ‘Als lezer zit je in de rol van ramptoerist, voyeur, die meer te zien krijgt dan hem lief is. Het voelt banaal om in dit verband over de schrijfkwaliteiten van A.F.Th. van der Heijden te beginnen, maar het is wél natuurlijk mede daaraan te danken dat de rouw en de ellende schrijnend voelbaar worden.’
Iets dergelijks schrijft Maarten Dessing: ‘De “requiemroman” Tonio is een boek geworden waarvan je je schaamt dat je het leest. In zijn wens zijn zoon de eer te bewijzen die hij verdient, bespaart Van der Heijden de lezer geen enkel detail. [...] Je voelt je voortdurend een voyeur die zo'n intiem boek nooit had mogen lezen.’ Even verderop waagt deze recensent zich toch aan een (kleine) kritische noot: ‘Bij alle levensechtheid
| |
| |
waaraan je geen moment twijfelt, zou je bijna vergeten dat hier een talentrijk schrijver zijn hart uitstort. Soepel switcht Van der Heijden van levendige herinnering, intense ervaring, nauwkeurig beschreven emoties naar - opnieuw - de litanie van zijn pijn. Hoe dik ook, slechts heel af en toe denk je: nu dwaalt de auteur te veel af of herhaalt hij zich.’ Dergelijke kritiek is verder alleen te vinden bij Irene Start en Jacob Baert.
Maar Tonio kwam ook op een andere manier in het nieuws dan alleen via recensies. In januari 2012 berichtten kranten, radio en televisie over een Belgische politierechter die een verkeersovertreder als straf het lezen van Tonio oplegde. Verder ontstond er begin november van datzelfde jaar een rel rond een hekelrede die Anton Dautzenberg over Tonio had geschreven, voor de strijd om het beste schotschrift tijdens de Avond van de Polemiek. Zijn betoog, dat begon met: ‘Tonio, overal kom ik je tronie tegen. [...] Hoe vaker ik je imitatie van Oscar Wilde zie, hoe meer ik je begin te haten’, werd echter vóór de avond van de wedstrijd gelekt naar dagblad Trouw en zorgde voor een flinke verontwaardiging. Maar op de avond zelf hield Dautzenberg een andere rede, waarin hij vertelde dat hij zijn stuk over Tonio had geschreven om de opdracht zelf - het schrijven van een polemiek ‘ad hominem’ - te hekelen.
| |
| |
| |
Secundaire literatuur
Arjen Fortuin, Inktzwart. Dit boek mág geen literatuur zijn. In: NRC Handelsblad, 25-5-2011. |
Maarten Moll, Van der Heijden stijgt boven verdriet uit. In: Het Parool, 27-5-2011. |
Lies Schut, Requiem voor een zoon. In: De Telegraaf, 27-5-2011. |
Peter van Vlerken, Zwarte Pinksteren. In: Brabants Dagblad, 27-5-2011. |
Ilse Degryse, Een donkere wolk verdriet. In: De Morgen, 28-5-2011. |
Arjan Peters, Vuistslag op een blinde muur. In: de Volkskant, 28-5-2011. |
Rob Schouten, Ik lijd aan een inwendig huilen. In: Trouw, 28-5-2011 |
Ruth Joos, Het laatste boek van A.F.Th. In: De Standaard, 30-5-2011 |
Marja Pruis, De zoon is boek geworden. In: De Groene Amsterdammer, 1-6-2011. |
Jeroen Overstijns, Op een zwarte Pinksterdag. In: De Standaard, 3-6-2011. |
Max Pam, Over een jongen. In: HP/De Tijd, 3-6-2011. |
Jaap Goedegebuure, Rauw requiem voor een verloren zoon. In: Het Financieele Dagblad, 4-6-2011. |
Marc Holthof, De mateloze smart van een vader. In: De Tijd, 4-6-2011. |
Irene Start, Troebel verdriet. A.F.Th. is monumentaal als rouwende vader. In: Elsevier, 4-6-2011. |
Jeroen Vullings, Als het maar op papier stond. In: Vrij Nederland, 4-6-2011. |
FvD [Frederick van Dromme], Boek van het jaar, helaas. In: Humo, 7-6-2011. |
Maarten Dessing, Zelfafstraffing als bitter refrein. In: Knack, 8-6-2011. |
Joost Zwagerman, Rouw in de literatuur. De verschijningsvormen kennen geen maximum. In: de Volkskrant, 8-6-2011. |
Arjen Peters, ‘Als ik blijf schrijven, is het tegen de pijn in’. In: de Volkskrant, 11-6-2011. (interview) |
Mark Schaevers, ‘Tonio’: A.F.Th. van der Heijden schreef een requiem voor zijn overleden zoon. In: Humo, nr. 24, juni 2011, jrg. 98, p. 28-30, 32-35. (interview) |
Sonja de Jong, Een requiem voor je eigen zoon. In: Haarlems Dagblad, 15-6-2011. |
Coen Verbraak, We konden niet kapotter. In: Vrij Nederland, 25-6-2011. (interview) |
Tineke Smith-Nieuwenhuis, Tranen uit een vaderziel. In: Reformatorisch Dagblad, 25-8-2011. |
Carel Peeters, Scherpzinnige emoties. In: Tirade, nr. 440, oktober 2011, jrg. 55, p. 88-95. |
Jacob Baert, Gelezen en geleefd. In: Artistiek Tijdschrift Ambrozijn, nr. 3, oktober-december 2011, jrg. 29, p. 42-51. |
Jann Ruyters, Wedstrijd zonder Tonio. In: Trouw, 31-10-2011. |
| |
| |
Cyrille Offermans, ‘Rechtstreeks vanuit de gevoelsverwarring’. Over ‘Tonio’, een requiemroman van A.F.Th. van der Heijden. In: Ons Erfdeel, nr. 4, november 2011, jrg. 54, p. 154-156. |
Frank Hellemans, Gejaagd door de dood. In: Knack, 7-12-2011. |
Elsbeth Etty, ‘Het boek Tonio heeft mij in leven gehouden’. In: NRC Handelsblad, 20-1-2012. (interview) |
Lisette Thooft, De lessen van het literaire rouwen. In: VolZin, 2-3-2012. |
Hans Cottijn & Dirk Leyman, De apologie van het zoeken. Over de relevantie van literatuur. In: Dietsche Warande & Belfort, nr. 2, april 2012, jrg. 157, p. 321-324. |
Arjan Peters, A.F.Th. van der Heijden bekroond voor requiemroman over zoon. In: de Volkskrant, 8-5-2012. |
[Anoniem], ‘Tonio’. In: Het Parool, 12-10-2012. |
Wilfred van de Poll, Dautzenberg sabelt ‘Tonio’ neer in de Balie. In: Trouw, 2-11-2012. |
Wilfred van de Poll, Anton Dautzenberg slikt geruchtmakende rede over boek Van der Heijden in. In: Trouw, 3-11-2012. |
Karolien Knols, Polemiek over ‘Tonio’ verzandt in rel. In: de Volkskrant, 5-11-2012. |
Voorts:
Op http://sergevanduijnhoven.wordpress.com staat de hierboven aangehaald necrologie van Tonio uit mei 2010. |
Op www.afth.nl is Mirjam Rotenstreich, sprekend over de dood van Tonio, te zien in het KRO-televisieprogramma Recht uit het hart van 31 oktober 2012. |
Op www.ntr.nl staat de uitzending van de Avond van het Boek op 16 maart 2012, met een gesprek met Van der Heijden tijdens welke hij de NTR Docententrofee krijgt uitgereikt. |
Op www.ahjdautzenberg.nl vindt men meer informatie over de polemische reden van Anton Dautzenberg over Tonio. |
lexicon van literaire werken 99
september 2013
|
|