| |
| |
| |
Detlev van Heest
De verzopen katten en de Hollander
door Ton Brouwers
Achtergronden en uiterlijke beschrijving
De verzopen katten en de Hollander van Detlev van Heest (* 1956 te Amsterdam) verscheen in april 2010 bij uitgeverij Van Oorschot te Amsterdam. Het boek werd in het eerste jaar na verschijnen drie keer herdrukt.
Dit debuut telt inclusief voorwerk 607 bladzijden. Er is een ten geleide van een halve bladzijde, en aan het einde volgen een inhoudsopgave en een colofon. Het boek is opgedragen aan Han (auteur J.J. Voskuil).
Het verhaal is onderverdeeld in twaalf ongenummerde hoofdstukken van verschillende lengte, waarvan het eerste met 120 bladzijden het langst is, terwijl de laatste twee met respectievelijk 3 en 16 bladzijden vrij kort zijn. De meeste hoofdstukken zijn verder opgedeeld in korte scènes en episodes met behulp van witregels, asterisken en een chronologische datering per jaar, van 1999 tot en met 2004. Het voorlaatste hoofdstukje speelt zich alleen af in 2004, en het slothoofdstuk heeft als enige datering het jaar 2005. De titel van veel hoofdstukken bestaat uit de naam van een persoon, en in het ‘ten geleide’ wordt ook wel verwezen naar ‘portretten’. Tegelijkertijd staat op de titelpagina uitdrukkelijk het woord ‘roman’ vermeld.
De roman speelt zich af in Japan, het land waar de auteur van begin jaren negentig tot 2004 heeft gewoond. Hij was toen actief als freelance journalist voor onder meer Trouw en Elsevier. De roman is vermoedelijk gebaseerd op zijn dagboekaantekeningen uit die tijd.
| |
Inhoud
In 2000 woont Detlev met zijn vrouw Annelotte een kleine tien jaar in Japan, waarvan de laatste tijd in Nieuwloofwijk, een rustige buurt in Tokyo. Zij drijft een importhandel in bloemen en hij schrijft freelance artikelen, maar dit werk interesseert hem nog nauwelijks. Het betekent dat hij veel tijd
| |
| |
thuis doorbrengt. Zijn dag vult hij met huishoudelijke taken, Japans leren en het verzorgen van Kootje, hun kat. Hij heeft bovendien veel contact met buren, observeert wat er allemaal voorvalt en schrijft daar vervolgens over in zijn dagboek.
Er wonen vooral oudere mensen in de buurt. Mevrouw Suzuki is een vriendelijke overbuurvrouw met een broze gezondheid bij wie Detlev, ook wel Heesto of Heesto-san genoemd, regelmatig thee drinkt en waar hij wordt volgestopt met koekjes en andere lekkernijen. Ze praten vooral over koetjes en kalfjes. Als er signalen zijn dat ze wat vergeetachtig wordt of misschien wel aan het dementeren is, houdt hij haar extra in de gaten. Op een dag in 2003 komt mevrouw Suzuki verward over, en Detlev besluit haar voor de zekerheid te volgen als hij haar de deur ziet uitgaan. Hij is er dan ook bij als ze in een winkel onwel wordt. Getroffen door een hersenbloeding ligt ze vervolgens maanden in het ziekenhuis, waar hij haar voor zijn verhuizing naar Nieuw-Zeeland nog diverse malen opzoekt.
Detlev laat zich altijd knippen door Booreiland. Annelotte kent diens vrouw Koemi via haar werk, en gaandeweg zijn beide stellen bevriend geraakt. Booreiland is een rustige, opgeruimde man. Nadat bij hem in 2002 kanker wordt ontdekt, heeft hij nog maar een paar maanden te leven. Detlev en Annelotte tonen zich begaan met zijn lot. Ze nemen deel aan de rituelen rondom zijn begrafenis, ook al was Booreiland iemand die zo min mogelijk gedoe wilde bij zoiets. Na zijn dood zien zij Koemi nog geregeld totdat ze naar Nieuw-Zeeland verhuizen.
Met het iets oudere echtpaar Zevenzeeën, ook wel Z. genoemd, kunnen Detlev en Annelotte het eveneens goed vinden. Ze komen vaak bij elkaar over de vloer om te praten over de buurt en over muziek, en om te eten en veel wijn te drinken. Mevrouw Z. kookt graag maar is soms grillig in haar reacties, en haar man is een schuchtere trompettist met humor, van wie Detlev enige tijd fluitles krijgt. Dat hun zoon in Utrecht op het conservatorium zit, versterkt de band tussen beide stellen. Ondanks hun karige behuizing staan ze erop dat Detlev en Annelotte komen logeren zodra ze na hun verhuizing weer een keer in Japan zijn.
Een andere buurman is Van Tricht, een man van ruim tachtig. Hij bezit het nabijgelegen flatgebouwtje waar de familie Z. een woning huurt. Detlev is geboeid door hem, maar hij wantrouwt hem ook vanwege zijn mogelijke oorlogsverleden. Ze drinken wel bier met elkaar en gaan zelfs een keer uit eten, waarbij ze spreken over de slechte verhouding tussen Nederland en Japan indertijd. De man blijkt inderdaad onderofficier
| |
| |
op Borneo te zijn geweest, terwijl hij in Birma ook betrokken was bij het toezicht op Nederlandse krijgsgevangenen.
Al is Detlevs contact niet met alle buurtbewoners even innig, hij stelt zich vaak belangstellend en hulpvaardig op. Mevrouw Westboom nodigt hem een keer uit voor de theeceremonie, en hij toont zijn medeleven als haar teckel en enige tijd later haar inwonende moeder doodgaat. Komt iemand maanden niet buiten de deur, dan registreert hij dat en leidt dat tot speculaties over zijn of haar welzijn. Maar ook andere buurtgenoten, zoals het oude echtpaar In het Net, merken het op als Detlev en Annelotte een paar weken op vakantie zijn. De oude meneer In het Net is een voormalige lijfwacht van de keizer en kan nog amper lopen. Detlev maakt geregeld een praatje met hem over de oorlog of de verschillen tussen Japan en Nederland. Na de dood van mevrouw In het Net valt hem op dat de oude man helemaal vervuilt.
Een paar keer per jaar krijgt Detlev bezoek van mevrouw Derdedochter, die met hem uit de Bijbel wil lezen omdat ze denkt dat hij hulp nodig heeft. Een andere zonderlinge figuur in het leven van Detlev en Annelotte is Dzjoen, een kok van hun leeftijd die steeds werkeloos raakt, schulden maakt, soms tijden geen contact opneemt en dan weer ineens voor de deur staat. Ze hebben hem ooit op straat ontmoet en hij is ook even hun huisgenoot geweest. Ondanks zijn onvoorspelbare gedrag mag Detlev hem graag. Op een gegeven moment horen zij echter helemaal niks meer en lijkt hij van de aardbodem verdwenen.
Verder toont Detlev zich uiterst zorgzaam over alles wat er rond het huis groeit en leeft: bomen, planten, slangen, mollen, rupsen, gekko's, de padden Ada en Bob en natuurlijk Kootje. Wordt er in de buurt een rij bomen omgezaagd, dan is hij woedend. Ruzies met Annelotte maken hem somber. De twee begrijpen elkaar niet altijd even goed, zeker waar het gaat om zijn gevoeligheid voor de natuur.
Op een veerboot heeft Detlev ooit Masafoemi Heiland leren kennen en sindsdien zien ze elkaar af en toe. Heiland, een zonderlinge vrijgezel die veel sake drinkt, woont in de provincie ten noorden van Tokyo. Na twintig jaar in een fabriek te hebben gewerkt wijdt hij zich al enige tijd aan het schrijven. Elk jaar schrijft hij wel een boek over iets, zonder veel succes overigens, maar veel geld om te leven heeft hij niet nodig. Ze praten met elkaar over schrijven, het doorbrengen van de dag, Japanse identiteit en allerlei andere, willekeurige onderwerpen. Vlak voor het vertrek van Detlev ontmoeten ze elkaar nog een keer in Tokyo. Heiland belooft langs te komen in Nieuw-Zeeland als Detlev een boek over Nieuwloofwijk zal schrijven.
| |
| |
In 2003 hebben Detlev en Annelotte een oud boerenhuis met wat grond in Nieuw-Zeeland gekocht, waar ze in 2004 gaan wonen. Kat Kootje gaat mee. Een jaar later, na een vakantie in Nederland, vliegt Detlev via Japan naar zijn nieuwe land. Voor twee dagen is hij even terug in zijn oude buurt, waar hij logeert bij de familie Zevenzeeën en veel oude bekenden ontmoet. Maar hij is niet fit en hoort tot zijn spijt dat mevrouw Suzuki na nog een hersenbloeding en tien maanden in coma is overleden. Hij bezoekt haar graf en vliegt dezelfde dag door naar Nieuw-Zeeland, waar hij uitgeput van de lange reis door Annelotte en hun vriend Pleun van het vliegveld wordt gehaald.
| |
Interpretatie
Thematiek
De verzopen katten en de Hollander richt zich primair op het hoofdpersonage Detlev, een alter ego van de auteur, en hoe hij op zijn Japanse omgeving en de mensen daarin reageert. Hij laat zich daarbij kennen als iemand die zich open opstelt en recht probeert te doen aan zowel de eigen aard en identiteit als die van de anderen. Zijn verhaal draait in het bijzonder om het nemen van afscheid, en wel op twee niveaus. Enerzijds zijn veel van de beschreven personages oud of ziek, en ze worden dan ook getoond in de laatste fase van hun leven. Detlev bekommert zich om hun lot, waarbij hij zich kwetsbaar durft op te stellen. Anderzijds wordt zijn blik op hun wereld gaandeweg gekleurd door de wetenschap dat hij Japan gaat verlaten om met zijn vrouw in Nieuw-Zeeland een nieuw leven op te bouwen. Geleidelijk wordt duidelijk dat dit niet bepaald zijn eigen keuze is en dat hij bovendien erg gehecht is geraakt aan zijn sobere, vertrouwde leventje in de rustige wijk. Door deze tweeslachtigheid rond het naderende afscheid van buren, vrienden en het land krijgt zijn verhaal een weemoedige lading.
| |
Opbouw / Thematiek
De roman is opgebouwd uit een reeks ‘kleine’ verhalen, die vooral uit portretten van wijkbewoners bestaan, en het daarin verweven ‘grote’ verhaal van Detlevs leven in de wijk, zijn relatie met Annelotte en hun vertrek uit Japan. Op kroniekachtige wijze zijn de kleine verhalen gecomponeerd als een aaneenrijging van alledaagse scènes en ontmoetingen met Japanse buren of vrienden, zoals gezien of ervaren door ik-figuur Detlev. De meeste ‘portretten’ beginnen in 1999 of 2000 om met het vertrek in 2004 te eindigen. Het korte slothoofdstuk speelt zich af in 2005 en vervult de functie van epiloog: hij woont dan al in Nieuw-Zeeland, maar is voor een kort bezoek even terug in de wijk. Door deze aanpak - de stapeling van portretten en de
| |
| |
herhaling van het tijdsverloop - ontstaat een gelaagd beeld van Detlevs omgang met mensen uit de wijk, terwijl hijzelf als personage aan diepte wint, ook waar het gaat om zijn gevoeligheden en eigenaardigheden.
Omdat veel van de beschreven vrienden en buurtbewoners met ziekte, ouderdom en/of dood te maken krijgen, vertegenwoordigt hun portret tegelijk een afscheid. Dit geldt vooral voor de lange hoofdstukken aan het begin over mevrouw Suzuki en meneer Booreiland, waarmee de elegische toon van het boek wordt gezet. In het geval van Booreiland geeft Detlev bijvoorbeeld een uitgebreide beschrijving van zijn uitvaart. En vlak voor het vertrek naar Nieuw-Zeeland, bij zijn laatste bezoek aan mevrouw Suzuki in het ziekenhuis, vraagt hij een verpleegster om een foto van hem en zijn oude buurvrouw te maken. Het geschreven portret fungeert net als de foto als een vastgelegde herinnering, een aandenken. Maar ook het portret van de zonderlinge vriend Dzjoen, met wie Detlev alle contact verliest zonder nog te weten waar hij uithangt en of hij nog wel leeft, vervult zo'n functie. De verhalen wekken de betreffende personen weer tot leven en zijn tegelijk een uiting van Detlevs gevoel van verlies - van al wat hij achterlaat in Japan.
| |
Motieven
In zijn beleving is Nieuwloofwijk een oase in de grote stad. Volgens een van de bewoners, meneer In het Net, is het een stille buurt, en dit is voor Detlev juist de reden om er met genoegen te wonen: ‘Ja, heel stil. Daarom woon ik hier graag. Het is een fijne buurt.’ De wijk bevalt hem omdat er bomen staan, en hij reageert dan ook fel op alles wat die pastorale rust ondermijnt, zoals auto's, de plannen van projectontwikkelaars of mensen die de bomen omzagen. Zijn besef van geborgenheid vloeit voor uit het kalme, overzichtelijke leven in de wijk, dat niet mag worden aangetast. Dat er in de roman amper aandacht wordt geschonken aan de omringende grote stad of de rest van het land, onderstreept het motief van de wijk als een besloten kosmos, een in zichzelf gekeerde ruimte. De genoemde portretten dragen bij aan het beeld van een omgeving waaruit alle leven en energie wegsijpelt, zoals nog eens wordt versterkt door de afwezigheid van kinderen en jonge mensen in de roman. In de ogen van een van de andere buurtbewoners, Van Tricht, is het leven in de buurt een afspiegeling van dat in het hele land: ‘Japan is oud! Passé! Een land van oude mensen zonder toekomst!’ In deze omgeving is Detlev juist op zijn gemak.
Een belangrijk verschil tussen hem en zijn vrouw Annelotte is dat zij aanzienlijk minder op heeft met de wijk. Zij werkt de hele dag buitenshuis en is ook wel gehecht aan bepaalde buren (vooral de familie Z.), maar ze kan soms weinig begrip opbrengen voor Delevs bemoeienis met en betrokkenheid bij buurt- | |
| |
genoten. In 2002 merkt ze op: ‘Gek eigenlijk dat al de mensen die hier zo dicht op elkaar wonen haast niets van elkaar weten. Heel de buurt leeft langs elkaar heen’, waarop hij reageert dat er wel degelijk ‘samenhang’ is: ‘Als je goed kijkt zie je patronen.’ In algemene zin lijkt Detlev meer thuis in Japan. Hij waardeert de indirecte omgangsvormen en in de jaren voor het vertrek geeft hij geregeld aan dat hij de wijk zal missen. Wanneer Annelotte aanstuurt op hun verhuizing naar Nieuw-Zeeland, kan hij plagerig reageren: ‘Wat wij? Jij wilt naar Nieuw-Zeeland! Ik wil liever hier blijven!’
| |
Personages
Als gevolg van de compositie - de herhaling van de chronologische structuur in de afzonderlijke portretten - krijgt het overkoepelende verhaal van Detlevs afscheid van de wijk het karakter van een onafwendbaar noodlot. Dit proces valt samen met de verslechtering van zijn relatie met Annelotte. Die is niet alleen te wijten aan hun verschillende band met de wijk, maar ook aan hun tegengestelde natuur en zijn toenemende gevoelens van somberheid. Annelotte is in veel opzichten nuchter en rationeel, gericht op handelen en graag bezig met geldzaken en dingen regelen. Detlev is eerder onhandig en heeft ook wel last van faalangst. In situaties waarin te veel tegelijk gebeurt verliest hij het overzicht, of hij raakt in verwarring en maakt zich naar eigen zeggen ‘belachelijk’. In de zomer van 2000 staat er: ‘Ik voelde me gedeprimeerd, nutteloos en doodmoe. Annelotte had niets aan me. En het zou nooit wat worden met mij. Mijn neerslachtigheid maakte haar radeloos en wanhopig.’ Volgens haar was hij vroeger een stuk rustiger.
De roman thematiseert zo ook de groeiende relatieproblematiek tussen Detlev en Annelotte. Hun verhuisplannen zijn vooral ingegeven door praktische overwegingen: Annelotte wil ander werk, de huurperiode van hun woning loopt af en de kosten van levensonderhoud zijn een stuk lager in Nieuw-Zeeland. Maar zij wil hem ook doelbewust uit zijn Japanse werkelijkheid halen, uit zijn nutteloze leven, zeker sinds hij nog nauwelijks journalistiek werk aflevert: ‘Jij moet een taak hebben’, zegt ze tegen hem. ‘Als jij je alleen met de buurt bezighoudt word je gek. Je moet wat anders doen.’ Waarop hij reageert: ‘Ik hoef geen taak. Uiteindelijk maakt het niet uit wat je in je leven gedaan hebt.’ Toch schikt Detlev zich in de keuze om Japan te verlaten. Hij zou zonder Annelotte weliswaar niet in Japan kunnen blijven omdat zijn verblijfsvergunning afhankelijk is van haar baan, maar het zou evenmin in hem opkomen om niet met haar mee te gaan. Ondanks hun onderlinge verschillen is hij gehecht aan haar en trouw aan hun vriendschap.
| |
Vertelstructuur
Detlev is op alle bladzijden aanwezig. Als ik-verteller en hoofdpersonage doet hij verslag van zijn belevenissen, terwijl
| |
| |
alle andere personages uiteindelijk alleen als onderdeel van zijn werkelijkheid bestaan. In de portretten die hij van anderen geeft, ontstaat zo gaandeweg ook vooral een zelfportret. Dit laatste komt tot uitdrukking in hoe hij handelt en op mensen reageert (in directe en indirecte dialogen), maar ook in bespiegeling over hoe hij de dingen ervaart en beleeft.
| |
Stijl
Dit wil niet zeggen dat Detlev als personage wordt ontzien. Hij krijgt bijvoorbeeld wel groteske trekken. Voelt hij zich even niet goed, dan wordt dat meteen uitvergroot alsof zijn dood aanstaande is. Voorts is er vrijwel geen bladzijde zonder directe dialoog. Worden de dialogen tussen hem en zijn Japanse buurtgenoten gekenmerkt door formele omgangsvormen, veel herhaling, oubollige gespreksonderwerpen en een kalme toon, die tussen Detlev en Annelotte zijn vaak vol venijn of monden uit in onenigheid. ‘Wat zit je toch raar in elkaar’ of ‘Wat ben je toch een raar mannetje’, zegt zij een paar keer om haar onbegrip te beklemtonen.
Ondanks zijn betrokkenheid bij het welzijn van mens en dier, is hij geneigd veel zaken van een afstand te beschouwen, veelal met humor, understatement, zelfspot of een ironische blik. Het taalgebruik is verder onopgesmukt, zoveel mogelijk ontdaan van literair effectbejag. De keuze om de meeste Japanse namen van personen en plaatsen te vernederlandsen heeft een komisch en vervreemdend effect, maar de tekst wordt hierdoor ook toegankelijker en het gebruik van die strategie past goed bij de eenvoud en soberheid van het proza.
De vertelstijl richt zich op terloopse voorvallen en interacties, maar is verder eerder etnografisch dan sociaal-realistisch. In plaats van het leven in de wijk zo levendig en compleet mogelijk weer te geven, gaat het erom te tonen hoe Detlev als buitenstaander op dat leven reageert. Als er zich bijvoorbeeld weer een sterfgeval voordoet, al betreft dat het hondje van de buurvrouw, dan is het voor hem een vraag hoe daarop te reageren, wat is de lokale gewoonte, enzovoort. Behalve over allerlei alledaagse onderwerpen gaan veel gesprekken bovendien over culturele misverstanden en het inschatten van wederzijdse normen en waarden. Er is bijvoorbeeld op zeker moment een discussie met meneer Z. over het feit dat Detlev en Annelotte vrij snel na hun komst in de wijk hun huissleutel aan hem en zijn vrouw hebben gegeven. Zij waren door dit snelle vertrouwen ‘erg verbaasd’ of ‘eigenlijk gechoqueerd’: in zijn ogen is zo'n sleutel ‘een erg zware verantwoordelijkheid. Je overschrijdt de grenzen van de persoonlijke levenssfeer als je in een vreemd huis moet zijn zonder dat de bewoners thuis zijn’.
| |
Genre / Thematiek
Hoewel het boek kan worden opgevat als een migrantenroman, staat migratie als thema nauwelijks ter discussie. Net zo
| |
| |
min als de toekomst in Nieuw-Zeeland gedetailleerd aan bod komt, is er veel aandacht voor het verleden in Nederland. Ten aanzien van Nederland spelen kwesties als gemis, heimwee of verlangen amper een rol in Detlevs beleving en hij hoeft ook niet terug naar dat land. En vervreemding speelt hem alleen parten in algemene zin, in verband met zijn persoonlijke sympathieën en antipathieën, zijn soms moeizame verhouding tot de werkelijkheid of zijn neiging tot melancholie. Al toont hij zich begaan met mens en dier, het is in zijn ogen ‘moeilijk om in deze wereld hoop te hebben’. Hij verveelt zich ook wel in de omgang met mensen, ergert zich aan hun ‘vlakheid’. Een uitzondering is hun vriend meneer Z., die in zijn ogen juist ‘geen oppervlakkige man’ is. Net als Annelotte vindt Z. Detlev wel ‘raar’, maar Z. waardeert dat juist: ‘Goed, u bent raar, hoogstraar. Daarom bent u mijn vriend.’ Op eenzame momenten kan Detlev zich echter aan iedereen storen: ‘Ik kon met niemand samenzijn, niet met mevrouw Z., niet met Z., niet met Annelotte en niet met mezelf.’
| |
Titel / Thematiek
Een belangrijke thematische rol is ten slotte weggelegd voor het schrijven. De titel van de roman is overgenomen van een verhaal dat Detlevs vriend Heiland over hun eerste ontmoeting op de veerboot naar Okinawa heeft geschreven. Tijdens de storm die toen raasde wist Detlev op het dek twee katten in een kooitje van de verdrinkingsdood te redden. Naar aanleiding van het verhaal praten ze over het schrijven en het spanningsveld tussen fictie en waargebeurde belevenissen. Volgens Heiland mag je er af en toe wel wat bij verzinnen. Als schrijver ‘herorden’ je, ‘componeer’ je en mag je ‘fantasie’ gebruiken, ook in waargebeurde verhalen. Dit lijkt een vingerwijzing naar de aard van het verhaal in de roman. Het stuk over Heiland vormt hierin het laatste portret, en als portretschrijver kan Detlev, de Hollander, ook wel als een ‘redder’ worden gezien - als een ‘heiland’ die met zijn boek de verzopen katten, zijn Japanse personages, voor de vergetelheid behoedt.
| |
Thematiek
Voor Detlev biedt het schrijven over zijn persoonlijke leven houvast - zoals dat niet geldt voor zijn journalistieke schrijven. In dit verband vertelt hij aan Heiland: ‘Ik hou dagboek over de buurt waar we wonen. Wat de mensen zeggen schrijf ik op. Er gebeurt natuurlijk nooit iets.’ Hierop reageert Heiland: ‘U moet over uw buurt een boek publiceren! Japanners lezen niets liever dan over zichzelf, míts het door een buitenlander is geschreven!’ Maar Detlev vindt zijn geschrijf niet geschikt voor publicatie. Ook met Annelotte gaat het wel eens over dagboek schrijven, en ook op dit vlak is er een belangrijk verschil tussen beide echtelieden. Zij vindt dat schrijven maar niets: ‘Je kunt je beter ook niet meer zo veel bezighouden met je dagboek.
| |
| |
Aldoor dat terugdenken, dat is niet goed.’ Voor Detlevs mentale weerbaarheid is het schrijven, het vastleggen van zijn ‘aanstaande herinneringen’ echter van groot belang. ‘Alles moet opgeschreven worden. Alleen zo kan ik het leven binnen de perken houden.’
| |
Context
De twee boeken die Van Heest na zijn debuut heeft gepubliceerd, Pleun (2010) en Het verdronken land (2011), zijn er allebei nauw mee verbonden, maar wel op een verschillende manier. Pleun is een direct vervolg op het debuut en verhaalt van het leven dat Detlev en Annelotte als eigenaren van een boerenhuis in Nieuw-Zeeland gaan leiden. De boeken vormen een tweeluik voor zover ze chronologisch op elkaar aansluiten en hetzelfde ik-personage kennen, maar ze zijn ook gewoon afzonderlijk te lezen. In de tweede roman, waarin de verdere ontbinding van hun relatie centraal staat, komt het Japanse verleden alleen zijdelings ter sprake, bijvoorbeeld als Detlev met Japanse vrienden belt. Verder is het boek geschreven vanuit hetzelfde uitgangspunt: ‘Als ik schrijf, schrijf ik over mezelf, mezelf in relatie tot anderen’, zoals hij het formuleert.
Deze visie is eveneens van toepassing op Het verdronken land. Dit niet als een roman gepresenteerde boek biedt een verslag van drie reizen van Van Heest naar Japan, die plaatsvinden in het najaar van 2009 en in het voor- en najaar van 2011. Zo beschouwd sluit dit boek direct aan bij De verzopen katten, dat immers eindigt met de beschrijving van het eerste korte bezoek aan Japan van het personage Detlev na er langdurig te hebben gewoond. In dit derde boek van de auteur komen bovendien veel personages en gebeurtenissen uit zijn debuut opnieuw aan de orde. Zo reist Detlev in het eerste verslag met vriendin Adèle door Japan en bezoeken zij ook Nieuwloofwijk, waar blijkt dat het voormalige huis van Detlev en Annelotte is afgebroken, zoals ook dat van mevrouw Suzuki. Trots meldt hij aan zijn Japanse vrienden dat hij een boek over ze heeft geschreven. In het laatste verslag, waarin wordt vermeld dat ook Van Tricht is overleden, gaat Detlev onder meer een paar dagen met de familie Zevenzeeën op vakantie. Dit boek laat zien dat de terugkeer naar Japan steeds opnieuw een sentimental journey is naar het vroegere leven met Annelotte en de mensen uit Nieuwloofwijk. In het afsluitende verslag geeft de auteur echter ook aan dat het de laatste keer is geweest: ‘[Ik] walg van mijzelf om het eindeloze herkauwen van mijn leven. Het moet afgelopen zijn.
| |
| |
Ik zweer het: dit is mijn afscheidstoernee. Hierna is er geen terug naar Japan meer, wat er ook gebeurt.’
Het werk van Van Heest is onmiskenbaar geïnspireerd op dat van J.J. Voskuil en Frida Vogels. Het portret van mevrouw Suzuki, het eerste hoofdstuk van De verzopen katten, doet qua opzet en beschrijfkunst bijvoorbeeld sterk denken aan Voskuils De moeder van Nicolien (1999) of Vogels' Tante Lucietta (2011). De onderkoelde humor bij Van Heest herinnert aan die in Voskuils Het Bureau (1996-2000), en de weergave van zijn leven in Japan herinnert aan de manier waarop Vogels in De harde kern (1992-1994) over het leven in Italië schrijft. Net als deze auteurs geeft Van Heest op natuurgetrouwe wijze een beeld van de wereld en de mensen om zich heen, zonder zich druk te maken over conventionele verhaaltechnieken als intrige of spanning. Het drama schuilt met andere woorden in de beschrijving van het geleefde leven zelf, of de suggestie daarvan, en van de manier waarop mensen handelen en met elkaar omgaan, terwijl vanuit een onmaatschappelijke houding - tegenover geld, ambitie, carrière, materiële zaken enzovoort - de sympathie uitgaat naar wat weerloos is, zoals dieren, de zonderlinge medemens of zieke en oude mensen. Deze auteurs hechten eveneens groot belang aan het schrijven als middel om het leven draaglijk te maken.
Als alter ego doet Detlev vooral sterk denken aan Voskuils alter ego Maarten Koning. Wanneer Detlev bijvoorbeeld op straat op een ‘platgetreden pad’ stuit, staat er dat hem dat ‘triest maakte’ - een reactie à la Maarten. Ook de rol van Annelotte als vinnige gesprekspartner die snel haar afkeuring uitspreekt is in bepaalde opzichten vergelijkbaar met die van Nicolien in de romans van Voskuil, al is Annelotte net als Maarten degene die buitenshuis een baan heeft. Een belangrijk vertelprocedé in het werk van beide auteurs is het gebruik van herhaling. Zo krijgt de lezer diverse malen te zien hoe Detlev aan zijn buurtgenoten uitlegt dat ze weldra naar Nieuw-Zeeland gaan verhuizen, iedere keer in net iets andere bewoordingen en met andere reacties. Deze techniek komt ook veelvuldig voor in Het Bureau. Anderzijds is het alter ego van Van Heest in De verzopen katten meer begaan met de mensen in zijn omgeving en vertoont deze schrijver minder schroom om in zijn werk de aardse aspecten van het lichaam te beschrijven. Een opmerking van Detlev als ‘Op de wc liet ik zo'n geweldige wind dat ik vreesde dat hij door iedereen gehoord was’ komt in de verhaalkunst van Voskuil amper voor.
| |
| |
| |
Waarderingsgeschiedenis
De eerste reacties op de roman lopen vrij sterk uiteen, al wordt vanaf het begin de nauwe verwantschap met het werk van J.J. Voskuil beklemtoond. Volgens Jeroen Vullings ademt het proza van Van Heest ‘in iedere vezel Voskuils Het Bureau’. De bespreking van Vullings is positief: het boek is volgens hem ‘geestig’ en toont ‘dat van de wereld niks te begrijpen is, omdat we slechts de buitenkant zien’. Voor Joost de Vries is de roman meer dan een kopie van Voskuil. Het boek is ‘leuk’ en zit ‘goed in elkaar’. De ‘truc’ om in elk hoofdstuk een ander personage centraal te stellen ‘werkt bijzonder goed omdat zich heel langzaam een tweede verhaal openbaart aan de lezer, het verhaal van Detlev en Annelotte’. Jaap Grave wijst op het belang van dialogen in dit werk. Centraal staan volgens hem het belang van autobiografische authenticiteit, het schrijven zelf en de verhouding tussen werkelijkheid en fictie. Daniëlle Serdijn spreekt van ‘een aantal aardige portretten’. Volgens haar zijn de dialogen met partner Annelotte ‘van grote klasse’: ‘Onder iedere regel gaat irritatie schuil, ingehouden spanning.’ Hiertegenover staat de recensie van Sebastiaan Kort, die een heel ander geluid laat horen: ‘Nergens blijkt uit - niet uit de toon, niet uit de selectie, niet uit de stijl - dat het belangrijk of onafwendbaar was dat dit boek er kwam.’
In het jaar van verschijning zijn er naast recensies enkele andere beschouwingen aan het boek gewijd. Frits Abrahams (2010) getuigt in een column van zijn bewondering, vooral omdat de auteur ‘een volstrekt eigen wereld oproept’. Het ‘met ingehouden compassie’ geschreven openingsverhaal heeft zijn voorkeur. Net als bij Voskuil spelen in de portretten van Van Heest weemoed en ‘het zonder veel illusie omkijken’ een voorname rol. In verhouding tot werk van Voskuil betoont Van Heest zich in De verzopen katten volgens Abrahams echter minder afstandelijk tot zijn personages; er is bij hem eerder ‘deernis’ dan ‘afkeer’, terwijl zijn neiging tot introspectie ‘minder groot’ is.
In een langere beschouwing wijst Jos Vos op het dubbele karakter van het boek. Enerzijds staat de ik-figuur met al zijn observaties steeds centraal, anderzijds gaat het tegelijk voortdurend om de buurtbewoners en hun bezigheden en belevenissen. Hoewel het verhaal volgens hem ‘banaal’, ‘repetitief’ en alledaags is, bevat het ‘tal van fijngevoelige, ontroerende stukjes’, met name het openingshoofdstuk. Het is een ‘roman, geen documentaire’ en toch maakt het boek ‘een honderd procent authentieke indruk’. De formele Japanse interactiestijl, zoals die onder meer naar voren komt in het ‘deftige idioom’ en het
| |
| |
stelselmatige gebruik van het beleefde ‘u’, sluit goed aan bij de ouderwetse houding die uit het boek spreekt. De vertaling naar het Nederlands van de Japanse namen van mensen en locaties heeft een ‘komisch’ effect. Volgens Vos is de kracht van de roman uiteindelijk dat ‘de alledaagse realiteit met ongeziene verve’ wordt beschreven.
Voor deze bespreking is gebruikgemaakt van:
Detlev van Heest, De verzopen katten en de Hollander, eerste druk, Amsterdam 2010.
| |
| |
| |
Secundaire literatuur
Jaap Goedegebuure, De Voskuil-boom loopt uit. In: Trouw, 17-4-2010. |
Jeroen Vullings, Voskuil in Kenzo-jasje. In: Vrij Nederland, 24-4-2010. |
Joost de Vries, Ter hoogte van bloedzuigerveld ontplofte ze. In: De Groene Amsterdammer, 29-4-2010. |
Jaap Goedegebuure, Antropologische observaties van de Japanse buren. In: Het Financieele Dagblad, 8-5-2010. |
Sonja de Jong, Wonderschone portretten. In: De Gooi- en Eemlander, 19-5-2010. |
Sebastiaan Kort, De weemoedigheid die komt als je schrijven vergeet. In: NRC Handelsblad, 21-5-2010. |
Frank van Dijl, Japanse blokkendoos. In: HP/De Tijd, 28-5-2010. |
Daniëlle Serdijn, Geknipt met cirkelzaag. In: de Volkskrant, 29-5-2010. |
Jan van Stipriaan Luïscius, ‘Het maakt me allemaal wat verlegen’. In: De Gooi- en Eemlander, 12-6-2010. |
Frits Abrahams, Compassie. In: NRC Handelsblad, 14-10-2010. |
Joost van Velzen, ‘De werkelijkheid is langer houdbaar’. In: Trouw, 7-1-2011. |
Mariëtte Baarda, ‘Dit ben ik, meer is er niet’. In: De Groene Amsterdammer, 10-3-2011. |
Jos Vos, Droefgeestige Heesto-san. In: Tirade, jrg. 54, nr. 4, oktober 2010, p. 99-106. |
Jaap Grave, Exhibitionist op en zeer dun bevolkt eiland: twee romans van Detlev van Heest. In: Ons Erfdeel, jrg. 54, nr. 2, mei 2011, p. 160-162. |
Frits Abrahams, Voorbij geluk. In: NRC Handelsblad, 13-12-2011. |
lexicon van literaire werken 97
februari 2013
|
|