| |
| |
| |
Hella S. Haasse
De ingewijden
door Rudi van der Paardt
Achtergronden en uiterlijke beschrijving
De roman De ingewijden van Hella S. Haasse (* Batavia 1918), de vijfde van haar hand, verscheen in het vroege voorjaar van 1957 bij Em. Querido's Uitgeverij B.V. te Amsterdam. Het boek telde 388 dichtbedrukte pagina's, met zes hoofdstukken, waarvan de titels zijn ontleend aan de belangrijkste personages van het boek. Ruim dertig jaar lang was De ingewijden alleen in gebonden vorm te verkrijgen, maar in de jaren negentig verscheen het boek in pocketvorm, eerst als Singelboek, later als Rainbowpocket. In 2007 kwam de eenentwintigste druk, weer als gebonden boek, uit in het Verzameld werk van Hella S. Haasse, een uitgave van Querido.
Het omslag van de (vroege) gebonden exemplaren van het boek vertoont een labyrint, een verwijzing naar het eiland Kreta, waar de romangeschiedenis zich voor het grootste deel afspeelt. Het is verbonden met het motto van de roman, dat ontleend is aan de vroeg-Griekse dichter Pindaros: ‘Gelukkig hij, die ingewijd is vóór hij onder de aarde gaat, want hij kent het einde van het leven en het door Zeus gezonden begin’, een toespeling op de mysteriën van Eleusis, waarbij iemand die ingewijd wilde worden, door een ondergronds labyrint zijn weg moest zoeken, voor hij werd herboren.
De roman heeft zijn oorsprong in een reis die de schrijfster samen met haar man in de zomer van 1955 per auto had gemaakt. De diepe indruk die het landschap, de (destijds nog) sterk van de westerse afwijkende mentaliteit van de Grieken en hun vermogen verleden en heden te verbinden op Haasse hadden gemaakt, vindt men in De ingewijden terug.
Voor haar roman putte zij trouwens niet alleen uit de ervaringen van haar reizen, maar maakte zij ook gebruik van een ouder werk, de in 1950 verschenen novelle of kleine roman De verborgen bron (1950): de meest opvallende personages en hun problemen die daarin centraal stonden, komen ook in De ingewijden voor. De roman werd twee keer bekroond: in 1958 met de Nationale Atlantische Prijs en in 1960 met de Internationale Atlantische Prijs. Op grond van de toekenning van deze inter- | |
| |
nationale prijs verscheen van de roman een Duitse vertaling, Die Eingeweihten, bij S. Fischer Verlag te Frankfurt am Main in 1961. Een Franse versie, Les initiés, kwam pas uit in 2003 bij Actes Sud, Arles, toen Haasse in Frankrijk meer romans had gepubliceerd en daar inmiddels een grote reputatie had verworven.
| |
Inhoud
Door de bijzondere structuur van De ingewijden is het niet goed mogelijk een doorlopende beschrijving van de gebeurtenissen in de roman te geven. De nadruk ligt namelijk op de achtergronden en ervaringen van de zes personages die in de hoofdstukken centraal staan. De roman speelt in de beginjaren vijftig, toen in Griekenland de burgeroorlog wel formeel beeindigd was, maar er nog grote spanningen bestonden tussen de verschillende maatschappelijke en politieke groeperingen. Daarvan vindt men duidelijk de sporen in flashbacks en het lopende verhaal terug.
| |
Hoofdstuk 1
In het eerste hoofdstuk staat Jessica Manning centraal, een zeventienjarig Amerikaans meisje, dat met haar ouders, zuster en zwager per auto een reis van Parijs naar Griekenland onderneemt. De sfeer in het gezin wordt geteisterd door terugkerende ruzies tussen de ouders. Bij hun eerste Griekse hotel ontmoeten zij een Kretenzische jongeman, Niko: hij heeft gehoord dat het gezin naar Athene wil, waar hij zelf ook moet zijn. Na ampele discussie nemen de Mannings hem mee. Jessica komt sterk onder de indruk van de aantrekkelijke en zelfbewuste Niko. In Delphi staat de vader erop dat men enkele dagen rust, maar Niko heeft haast om naar Kreta te gaan en stapt over op een vrachtauto. Jessica ontvlucht haar ouders en gaat met Niko mee.
| |
Hoofdstuk 2
Het tweede hoofdstuk is gewijd aan Niko Stephandidakis. Hij is grootgebracht op Kreta, in een klein bergdorp, waar zijn grootvader de oude mores handhaaft en de niet-Griekse Elina moderne ideeën aandraagt. Hij is tien jaar als de Duitsers Kreta innemen: onder de talloze slachtoffers bevindt zich ook Niko's vader. Na beëindiging van de oorlog wordt Niko naar Iraklion gestuurd. Daar wordt hij geconfronteerd met felle politieke discussies; in Athene en andere steden leert hij het moderne leven kennen, kiest eerst voor de communisten, maar later voor een democratisch bestel. Als hij de Mannings ontmoet, is hij juist door zijn grootvader naar Kreta teruggeroepen: zijn zuster is geschaakt en Niko moet de eerwraak op zich nemen. Op de boot naar Kreta neemt hij Jessica mee.
| |
| |
| |
Hoofdstuk 3
In het volgende hoofdstuk gaat het om de Rotterdamse classicus Lucas Gosschalk. Met drie gymnasiasten maakt hij een reis door Griekenland. Uiteraard staat ook een bezoek aan Kreta, het eiland van de Grote Moeder of Moeder Aarde, op het programma. Over de ontwikkeling van die ene Moeder tot de Godinnen van Eleusis, Demeter en Persephone, wil Gosschalk een essay of proefschrift schrijven en daarmee indruk maken: hij is gefrustreerd door gebrek aan waardering van zijn ouders en medestudenten. Relaties met vrouwen van zijn eigen statuur heeft hij nooit gehad, maar hij heeft nu de docente Rina Siebeling leren kennen, op wie hij verliefd is geworden. Ter wille van haar puberzoon Marten, leerling van Gosschalks gymnasium, houdt zij echter de boot af. Haar man Jurjen, die geen echte band meer heeft met zijn vrouw, wel met zijn zoon Marten, vraagt Gosschalk of deze de reis naar Griekenland mee mag maken. Tegen zijn zin, maar geplaagd door schuldbewustzijn, stemt de docent toe.
| |
Hoofdstuk 4
Marten, hoofdpersonage van het volgende hoofdstuk, is met weinig animo aan de Griekse reis met de door hem verafschuwde Gosschalk en de twee oudere schoolgenoten begonnen. Hij gedraagt zich nogal recalcitrant, wat hem zelfs klappen van de docent oplevert. Als de groep onder leiding van Niko in het bergdorp is aangekomen, blijkt dat Marten uitgesloten wordt van een tocht door de bergen. Hij gaat er alleen opuit en valt (springt?) in een ravijn. Als hij bij bewustzijn komt, ligt hij in het huis van Elina: hij blijkt gevonden door Sturm, een voormalige Duitse parachutist, een beschermeling van Elina. Inmiddels is de eerwraak begonnen. Niko's zuster wil niets weten van Manoli, de man aan wie zij is gekoppeld; zij is met haar geliefde de bergen in gevlucht: hij overleeft het niet, want Manoli schiet hem neer.
| |
Hoofdstuk 5
Elina, voorheen Elin, een Nederlandse van ongeveer zeventig jaar, is de protagoniste van het vijfde hoofdstuk. Haar ongelukkige jeugd was draagbaar door haar fascinatie voor tekenen. Toen zij wilde vluchten in een huwelijk, bleek dat geen succes, ondanks de geboorte van haar dochtertje Rina. Met haar mentor Quartz fingeerde zij een zelfmoord door verdrinking, opdat niemand haar verder zou zoeken. Zij zwierf door heel Europa, bleef tekenen en schilderen; zij had vele minnaars. Uiteindelijk kwam zij terecht in een dorpje op Kreta, waar zij besloot te blijven. Zij wilde zich slechts dienstbaar maken aan de bevolking, vooral de vrouwen, wat haar respect opleverde, maar ook tegenstand opriep. Die werd versterkt, toen zij Niko bleek te steunen in zijn pogingen het familieconflict geweldloos op te lossen. Na ruzie met Manoli vluchtte ook hij de bergen in, achtervolgd door zijn tegenstanders.
| |
| |
| |
Hoofdstuk 6
Het zesde en kortste hoofdstuk is gewijd aan de op Kreta ‘verdwaalde’ Helmut Sturm. De lezer verneemt nu zijn achtergronden: hij was gewelddadig opgevoed en belandde in de SA. De luchtaanvallen op Rotterdam en op Kreta brachten hem de sensatie te kunnen vliegen (hij noemde zich wel Ikaros), maar hadden hem ook zoveel angst bezorgd, dat hij zwaar gestoord was geraakt. Hij deserteerde, verborg zich in de bergen en werd later door Elina opgevangen. Dat Jessica en Marten ook door haar werden verzorgd, kon hij niet accepteren. Toen Jessica het huis verliet, Niko achterna, achtervolgde hij haar, waardoor zij in een ravijn viel. Gosschalk, met zijn leerlingen terugkerend van de bergtocht, herkende hem als een vijand die hij in Rotterdam was tegengekomen. Woedend ging hij hem te lijf. Sturm wist nu zeker dat allen tegen hem samenspanden, vluchtte en haalde zijn verstopte granaten. Hij smeet die naar Marten, de favoriet van Elina. Een granaat zou hem getroffen hebben, als Elina die niet met haar lichaam had opgevangen. Op dat moment werd Sturm zelf neergeschoten.
| |
Interpretatie
Verteltechniek / Compositie
Voor deze roman heeft Hella Haasse gebruikgemaakt van een meervoudig personaal perspectief. Dat houdt in dat in de zes hoofdstukken handelingen, waarnemingen, gedachten van telkens één personage worden belicht. Op hoofdstuk 6 na is het verhaal dat wij over de hoofdfiguren te lezen krijgen niet afgerond: het krijgt aanvullingen, verklaringen, correcties en wat dies meer zij in de volgende hoofdstukken. Het genoemde zesde hoofdstuk wordt verteld vanuit het gezichtspunt van de ontoerekeningsvatbare Sturm. Het is duidelijk dat de lezer hier zeer alert moet zijn. Maar ook elders moet men rekening houden met mogelijke onbetrouwbaarheid van informatie die van de diverse personages afkomstig is.
| |
Titel / Thematiek
De term ‘ingewijde’ heeft oorspronkelijk een religieuze betekenis. In onderhavige roman is een ingewijde iemand die zijn of haar vaste plaats gevonden heeft in een gemeenschap en daarin evenwicht en levensgeluk heeft gevonden. Willem Brandt neemt aan dat alle personages eigenlijk al ingewijd zijn, maar J. van Doorne en Emmy van Lokhorst zijn er van overtuigd dat geen van hen die status zal bereiken. Van Lokhorst stelt zelfs dat het thema van de roman, het opgenomen zijn/worden in een gemeenschap, in flagrante strijd is met de instabiele aard van de personages en hun belevenissen.
Men kan evenwel de titel het best zo interpreteren dat hij verwijst naar alle zes hoofdfiguren (in leeftijd, karakter, ont- | |
| |
wikkeling en sociale achtergrond zeer verschillend: zij vormen min of meer een afspiegeling van de mensheid als geheel, vanuit westers perspectief), die zich in een cruciale fase van hun bestaan bevinden en nog niet in een bij hun persoonlijkheid passende gemeenschap zijn opgenomen. Zij moeten een geestelijke groei doormaken om de waarheid over zichzelf te kunnen doorgronden (hierin ligt een duidelijk verband met de antieke mysteriën: de labyrintische weg, die voor de wedergeboorte moest worden afgelegd, is geworden tot een ‘afdaling’ in het eigen ik, met als doel een metamorfose). Alle personages in de roman proberen op hun eigen wijze die groei te bereiken: sommige slagen daarin, voor andere is het onmogelijk een metamorfose te ondergaan. Van drie personages is overduidelijk dat hun geen inwijding ten deel zal vallen, van de drie anderen is aannemelijk te maken, dat zij in hun missie zullen slagen.
Dat voor Jessica Manning en Helmut Sturm geen inwijding is weggelegd, is duidelijk genoeg: zij hebben immers op Kreta het leven gelaten zonder hun idealen te hebben verwezenlijkt. Wat Gosschalk betreft: zijn relatie met Rina is door haar liefde voor Marten mislukt en hij laat zijn haat tegen de jongen herhaaldelijk blijken. Zijn agressie bereikt haar culminatiepunt, als hij in het bergdorp Sturm terugziet, die voor hem de Duitse vijand van vroeger symboliseert. Hij is emotioneel zo onvolgroeid dat hij zeker niet zal worden ingewijd.
Niko Stephandikakis en Marten Siebeling, hoezeer ook verschillend in afkomst, jaren en levenservaring, hebben met elkaar gemeen dat zij op de grens van twee werelden staan. Niko is in een bijna negentiende-eeuwse gemeenschap opgegroeid, maar heeft in zeven jaar met een ander Griekenland kennisgemaakt. Dan wordt hij weer naar huis geroepen om de wraak op de minnaar van zijn zuster te voltrekken, maar ziet af van het gebruik van geweld. Hij is zo veranderd dat hij Kreta is ontgroeid en zijn weg in de nieuwe Griekse maatschappij moet en wel zal vinden. Marten bevindt zich op de grens van puberteit en volwassenheid, wat men aan zijn gedrag kan merken. Maar hij is eerlijk en oprecht, maakt onderscheid tussen wat echt en ‘nep’ is. Men kan van hem verwachten, dat hij te zijner tijd zal worden ingewijd.
Elina is zonder twijfel het personage met de meest bewogen levensgeschiedenis. Na een reis door grote delen van Europa, kwam zij op het nog onontwikkelde Kreta. Zij besloot daar te blijven, levend in zelfgekozen armoede. Kan men Elina een reeds ingewijde noemen? Op die vraag heeft Doeschka Meijsing in haar analyse van de roman positief geantwoord, niet zonder reden. Zo is er geen hoofdfiguur die zo duidelijk heeft gedemonstreerd een beslissende verandering in haar leven aan
| |
| |
te durven als zij. Zij komt echter tot de overtuiging dat zij in haar leven te veel in haar eigen belang gehandeld heeft en te weinig voor anderen heeft opgeofferd. In dat licht bezien is haar laatste handeling een bewuste keuze voor een laatste metamorfose: zij geeft haar leven voor dat van haar kleinzoon Marten (de vraag of zij van de verwantschap weet, is in de kritiek verschillend beantwoord. Zekerheid heeft de lezer hier niet: het is een open plek).
De algemene strekking van de roman is uitgedrukt in de gedachte, door Elina in steeds wat andere formuleringen geuit, dat er sprake is van een onzichtbare onderlinge verbondenheid van mensen en gebeurtenissen, een niet te verklaren maar essentiële samenhang. Die idee is trouwens één van de kernthema's van Haasses gehele oeuvre (zie ook Diepstraten 1984).
| |
Motieven
Het is duidelijk dat agressie en geweld de meest voorkomende motieven in de roman zijn. Zo wordt de lezer op de laatste bladzijden van de roman met de dood van drie hoofdpersonages geconfronteerd. Daaraan vooraf gaat de geschiedenis van de weerwraak, waarbij aanvankelijk twee families zijn betrokken; zij spreidt zich echter uit over het gehele dorp, waarbij oude politieke conflicten worden opgerakeld. In de flashbacks speelt het geweld van de Tweede Wereldoorlog een grote rol: Niko, Gosschalk en Sturm zijn daarbij betrokken geraakt. Haasse laat zien op welke verschillende manieren deze drie de gevolgen van die oorlog met zich mee dragen of hebben verwerkt en hoezeer er van ambivalentie in dezen sprake is. Zo blijkt het te eenvoudig om Sturm alleen als de prototypische agressor te zien: hij is ook geestelijk een wrak geworden door een gewelddadig systeem. Gosschalk is een verkreukelde persoonlijkheid, die zich uit frustratie vanwege het mislukken van de relatie die hij wilde, tegenover Marten agressief gedraagt: ook hij lijdt echter nog steeds onder de gevolgen van de oorlog, zoals blijkt uit zijn confrontatie met Sturm. Niko heeft door de Duitsers zijn vader verloren en letterlijk littekens aan de oorlog overgehouden, maar meer dan de anderen lijkt hij wat hem is aangedaan goed verwerkt te hebben.
| |
Stijl
Het taalgebruik van Haasse is af en toe nogal uitvoerig en neigt tot barokke woordstapelingen (begrijpelijk is dat door diverse critici de vergelijking met het proza van Vestdijk is gemaakt). Daar staat tegenover dat in het hoofdstuk over Marten woorden uit de omgangstaal voorkomen, die men bij de andere personages niet vindt, zoals ‘verdomd’, ‘rot’ en ‘nep’ (Elina kent dat laatste woord niet, het is kennelijk naoorlogs!), om hem te karakteriseren als iemand die zich houdt aan zijn eigen vocabulaire en niet tot de wereld der volwassenen wil behoren.
| |
| |
| |
Context
Hierboven is al aangeduid dat in De ingewijden de zeven jaar tevoren verschenen kleine roman De verborgen bron een belangrijke rol speelt. In die eerdere tekst van Haasse, die speelt in de jaren dertig, is Jurjen Siebeling het belangrijkste personage. De essentie van de roman is dat Jurjen, die in alle rust de reden van het gebrek aan harmonie in zijn huwelijk met Rina wil overdenken, geobsedeerd raakt door de figuur van Elin, die na de geboorte van haar dochter spoorloos is verdwenen. Algemeen neemt men aan dat zij zich heeft verdronken, maar Jurjen acht het waarschijnlijk dat zij nog in leven is: in De ingewijden blijkt die these inderdaad juist.
Van de grote Kretenzische roman die De ingewijden is, bestaat in de Nederlandse literatuur geen pendant. Vergelijkbaar is het prozadebuut van F.L. Bastet, De aardbeving (1959), een novelle over een opgraving te Archanes op Kreta, vlak bij Knossos, door een internationale groep archeologen wier werkzaamheden worden verstoord door een aardbeving (veroorzaakt door de nog steeds werkzame Grote Moeder), die de hoofdfiguren uit de novelle flink dooreen schudt en hun onderlinge relatie beter laat begrijpen. In de novelle De elementen (1988) van Harry Mulisch is Kreta het eiland van de dood. De hoofdfiguur herhaalt de vlucht van Ikaros: hij stapt in de zee, wordt opgeschept door een blusvliegtuig en uitgestort in het vuur. Aarde, water, lucht en vuur zijn de vier elementen van Empedokles, die zelf in het vuur van de Etna zou zijn gesprongen.
Internationaal gezien bevat Zorba de Griek (1946) van Nikos Kazantzakis, zeker na de verfilming (1964), de bekendste schildering van het eiland en zijn cultuur, al doet het in kwalitatief opzicht onder voor The Dark labyrinth (1960) van de Engelse romancier Lawrence Durrell, waarin het labyrint niet alleen verwijst naar de dwaalwegen en holen van het gebergte van Kreta, maar ook van de steeds toenemende verwarring in het hoofd van de diverse personages.
| |
Waarderingsgeschiedenis
De waarderingsgeschiedenis van De ingewijden vertoont een duidelijke cesuur. Er is in de eerste plaats na verschijning van de roman opvallend veel en vrij grondige aandacht aan het boek besteed in krant en tijdschrift. Ruim twintig jaar later verscheen de eerste van een reeks essays en studies over werk van Haasse, waarin De ingewijden ruimschoots aan bod kwam
| |
| |
en zelfs werd beschouwd als één van de centrale werken uit haar oeuvre. Het zal duidelijk zijn dat auteurs in deze publicaties zelden waardeoordelen te berde brachten: zij gingen vooral in op thematiek en compositie en de vraag hoe men het boek in het oeuvre van de schrijfster moest situeren.
Vrijwel alle critici hadden met elkaar gemeen dat zij bewondering aan de dag legden voor de structuur van de roman: de zes hoofdstukken over evenzovele figuren die op subtiele wijze met elkaar samenhangen. Verschillend dacht men echter over de schildering der hoofdpersonages: diverse critici vonden die onecht en kenden er geen realiteitswaarde aan toe. Jan Greshoff bijvoorbeeld sprak van ‘karikaturale ledenpoppen’, H.A. Gomperts zag in hen geen onvervangbare individuen. C.J. Kelk vond hen meer vleesgeworden complexen dan echte mensen. J.H.W. Veenstra oordeelde dat de uitbeelding van Helmut Sturm in de meest goedkope kitsch was ontaard.
Maar daar staat tegenover dat andere critici, zoals Willem Brandt, Rico Bulthuis, Okke Jager, W.L.M.E. van Leeuwen, Wim Reckmann en M. Sybr. Koops, de tekening van de personages tot de sterkste punten van het boek rekenden. Van Leeuwen roerde overigens meer positieve aspecten van de roman aan: de aandacht voor het landschap; de gave van de schrijfster zich open te stellen voor tegengestelde politieke overtuigingen (van Niko, bedoelde hij) en de verzorgde stijl. Geen wonder dat hij tot de conclusie kwam dat De ingewijden zonder enige twijfel als een van de beste grote romans uit de jaren vijftig moest worden beschouwd (zij het dat hij hem wel wat ingekort had willen zien). Een soortgelijk enthousiasme spreidde Gabriël Smit ten toon: in deze roman had de schrijfster voor het eerst haar eigen vorm gevonden en vrijwel al haar vrouwelijke collega's achter zich gelaten.
Voor deze bespreking is gebruikgemaakt van:
Hella S. Haasse, De ingewijden, negende druk, Amsterdam 1979.
| |
| |
| |
Secundaire literatuur
Gabriel Smit, Meesterlijke roman van Hella Haasse: zes mensen op zoek naar de zin van hun leven. Ontmoeting met oorsprong van westerse mens. In: de Volkskrant, 16-2-1957. |
Ben Stroman, Een moderne damesroman en een Europese streekroman: Hella S. Haasse ‘De ingewijden’ en Aar van de Werfhorst ‘De reis’. In: Algemeen Dagblad, 9-3-1957. |
Schrijvers over zichzelf (33): Hella Haasse. Iedereen heeft met alles te maken. In: Haagsche Post, 9-3-1957. (beschouwing van Haasse over de achtergronden van haar roman, gevolgd door een recensie van Rico Bulthuis) |
R., Hollanders verdwaald in een Grieks drama. ‘De ingewijden’ van Hella S. Haasse: roman als legkaart. In: De Tijd, 5-4-1957. |
Okke Jager, Zes romans als een eenheid: ‘De ingewijden’ van Hella Haasse. In: Nieuwe Haagsche Courant, 6-4-1957. |
J.H.W. Veenstra, Griekse kuur voor eenzame mens: ‘De ingewijden’, filosofische roman van Hella Haasse. In: Vrij Nederland, 13-4-1957. |
[Anoniem], De crisis van een schrijfster: ‘De ingewijden’ van Hella S. Haasse. In: Elseviers Weekblad, 13-4-1957. |
Van D. [J. van Doorne], Hella S. Haasse, De ingewijden. Het leven als een romanfiguur. In: Trouw, 13-4-1957. |
C. Rijnsdorp, Een roman van formaat. In: Ontmoeting, april 1957, jrg. 10, p. 214-216. |
Emmy van Lokhorst, Zes personages op reis met hun auteur. In: De Gids, nr. 1, 1957, jrg. 120, p. 215-218. |
Jan Greshoff, Arsenaal van internationale ledepoppen: Hella S. Haasse, ‘De ingewijden’. In: Het Vaderland, 22-6-1957. |
M. Sybr. Koops, ‘De ingewijden’, grote doorwrochte roman over menselijke verbondenheid. In: Het Vrije Volk, 23-6-1957. |
C.J. Kelk, Romantische belangstelling voor Griekenland. Hella S. Haasse, ‘De ingewijden’. In: De Groene Amsterdammer, 29-6-1957. |
Johan van der Woude, De ingewijden. In: Nieuwsblad van het Noorden, 14-9-1957. |
H.A. Gomperts, Inleiding tot een inwijding. Hella S. Haasse's nieuwe roman. In: Het Parool, 14-9-1957. |
Wim Reckman O.P., De ingewijden. In: Roeping, 1958, jrg. 34, p. 51-58. |
W.L.M.E. van Leeuwen, Hella S. Haasse, Een zinvolle nieuwe roman. In: W.L.M.E. van Leeuwen, Nieuwe romanciers uit Nederland en Vlaanderen, Zeist 1961 etc., p. 87-89. |
Willem Brandt, Hella S. Haasse: ‘De ingewijden’. In: Willem Brandt, Keurschrift uit de hedendaagse Noord- en Zuid- Nederlandse letteren, Amsterdam 1963, p. 137-140. |
Hella S. Haasse, Persoonsbewijs, Brugge/Utrecht 1967. (bevat commentaar op eigen werk) |
| |
| |
Hanneke van Buuren, Tussen zelfportret en legkaart: het thema ‘kreativiteit’ in De verborgen bron en De ingewijden van Hella S. Haasse. In: Bzzlletin, 1981, jrg. 10, p. 59-70. |
Johan Diepstraten, Elin-Elina. In: Johan Diepstraten, Hella S. Haasse. Een interview, 's-Gravenhage 1984, p. 109-119. (ondervraging over de relaties tussen Elin uit De verborgen bron en Elina uit De ingewijden) |
Annelies van Heijst, Het landschap van de ‘vrouwelijke’ ziel in ‘De Ingewijden’ van Hella Haasse. In: Wiel Claessens e.a. (samenst.), Echo's uit een ander dal. Landschap en taal in wording, Tilburg 1993, p. 45-59. |
Doeschka Meijsing, De wegen der verbeelding. Over de ‘fictieve’ romans van Hella S. Haasse. In: Mariëtte Haarsma e.a. (samenst.), Ik maak kenbaar wat bestond. Leven en werk van Hella S. Haasse, Amsterdam 1993, p. 47-65. |
Gerti Wouters, De draad door het labyrint. Mythe en mysterie in het werk van Hella S. Haasse. In: Raymond Vervliet (samenst.), De mythe in de moderne literatuur, ALW-Cahier nr. 13, [z.pl.] 1994, p. 61-77. (feministische lezing van De ingewijden) |
Rudi van der Paardt, Interview met Hella Haasse. In: C.A.C.M. Fisser e.a. (samenst.), Receptie van de Klassieken X, Lunteren 1998, p. 95-111. (over klassieke motieven bij Haasse, met name in De ingewijden) |
Rudi van der Paardt, Labyrintische verkenningen. In: Lisa Kuitert en Mirjam Rotenstreich (samenst.), Een doolhof van relaties, Amsterdam 2002, p. 26-45. |
Arnold Heumakers, Een en al distantie en betrokkenheid. Actualiteit en engagement in de ‘fictieve’ romans van Hella S. Haasse. In: Arnold Heumakers e.a. (samenst.), Een nieuwer firmament. Hella S. Haasse in tekst en Context, Amsterdam 2006, p. 11-33. |
Kees 't Hart, Het flonkeren van de stroom. Magie en vrouwbeeld bij Hella S. Haasse. In: Arnold Heumakers e.a. (samenst.), Een nieuwer firmament. Hella S. Haasse in tekst en Context, Amsterdam 2006, p. 114-139. |
lexicon van literaire werken 91
september 2011
|
|