| |
| |
| |
Ronald Giphart
Phileine zegt sorry
door Ton Anbeek
Achtergronden en uiterlijke beschrijving
Phileine zegt sorry is de derde roman van Ronald Giphart (*1965 in Dordrecht). Het boek verscheen in 1996 bij uitgeverij Balans, later wordt de uitgave overgenomen door uitgeverij Podium. In oktober 2001 volgde een uitgave als Rainbow Pocket (no. 570). Augustus 2004 verscheen bij Podium de eenentwintigste ‘reguliere’ druk, met de aanduiding dat er van het boek nu 250.000 exemplaren verschenen waren.
Na de titelpagina en de drukgegevens komt een bladzij waarop een cartoon van de tekenaar Gummbah staat afgedrukt. De tekening ‘Meisje met een ondraaglijk hoog IQ’ laat op de achtergrond een oudere vrouw en dito man zien (door een criticus als ‘ouders’ getypeerd, hoewel het eerder om een kantoorsituatie lijkt te gaan) die de banale woorden uitwisselen: ‘Nog koffie?’ ‘Ja, graag.’ Het rondborstige meisje op de voorgrond dat met beide ellebogen op een bureau leunt, roept in kennelijke wanhoop uit: ‘Oh God!... Wat zijn ze dom!!!’ Kennelijk gaat het hier om een (ironische) introductie van de hoofdpersoon Phileine.
Ook de opdracht is opmerkelijk: ‘Tegen G.’
Beide elementen suggereren een speelse, cabareteske inhoud. De lezers zullen in die verwachting niet teleurgesteld worden. De tekst begint met een Proloog; daarna volgen de ‘eerste dag,’ ‘tweede dag’, ‘derde dag’, ‘vierde dag’, ‘vijfde dag’ en de ‘zesde dag’ - de periode van Phileines verblijf in New York. Alle zeven onderdelen zijn weer opgesplitst in korte fragmenten (van veelal tussen de 4 à 10 pagina's) met cursieve titel. Eigenaardig is de ingelaste reclame boven aan p. 173: ‘Een Rainbow Pocketboek, dan heb je wat in handen!’ In andere edities van de roman is die tekst aangepast: ‘Een boek van uitgeverij Podium, dan heb je wat in handen.’
Het boek eindigt met het geïsoleerde woord ‘Aftiteling’, mogelijk om het theatrale, zwaar aangezette slot te ironiseren. Het kan ook zijn dat deze opvallende afronding vooruitloopt op de verfilming, die er ook inderdaad gekomen is (in 2003, met Kim van Kooten in de hoofdrol).
| |
| |
| |
Inhoud
Proloog
De Proloog draagt als titel ‘Geluk is een geladen revolver’ (een citaat uit een liedje van zanger John Lennon). Dit heeft betrekking op de ontgoocheling van Phileine wanneer ze op een idyllische zomeravond van haar vriend Max te horen krijgt dat hij anderhalf jaar in New York gaat studeren in verband met een Shakespeareproject.
Na korte tijd neemt Phileine het impulsieve besluit hem te volgen. In het vliegtuig ontmoet ze het New Yorkse echtpaar Fabian en Lena, dat tot verdriet van de hoofdpersoon een lofzang op Amsterdam afsteekt. In Greenwich Village maakt ze kennis met de huisgenoten van Max: het meisje Jules dat opvalt door haar grote bril en de vrolijke Vlaamse Gulpje in wie Phileine onmiddellijk een geestverwante herkent. Er wordt een feestje voor haar georganiseerd dat ze doodmoe vroegtijdig moet verlaten.
| |
Eerste dag
Ze luncht met Gulpje en wacht bij het avondeten lang op Max, die ze van overspel met medespeelster Joanne verdenkt. Hoe langer hoe dronkener ziet ze zichzelf opeens op grote afstand, een bijna-doodervaring.
| |
Tweede dag
Deze dag staat in het teken van de experimentele versie van Romeo en Julia die Max en zijn medespelers zullen opvoeren. Het blijkt een wel bijzonder vrije versie waarbij Max en Joanne een expliciete seksscène laten zien; toeschouwers verlaten verontwaardigd de zaal. Op de afterparty verdedigt Phileine haar stelling dat alle seks porno is en begint zij de moeder van een van de spelers te beledigen vanwege haar onderkin. Max en Phileine maken een formidabele ruzie en leggen het weer bij tot Max bekent dat hij de orgastische scène nog twee keer moet spelen.
| |
Derde dag
Phileine en Gulpje worden na een luidruchtig namaakorgasme een restaurant uit gezet. Vervolgens wordt Phileine door Jules - die een man blijkt te zijn - de mantel uitgeveegd: ‘Jij bent een bitch, een echte bitch.’
Op een bootje in de Golf van Manhattan troosten Phileine en L.T., de vriend van rivale Joanne, elkaar lijfelijk.
| |
Vierde dag
Phileine herinnert zich een gesprek met haar moeder waarin de laatste het onderscheid tussen ‘liefdestrouw’ en ‘sekstrouw’ uitlegt en vervolgens de lof zingt van de roes, de momenten ‘waarin onze onderbuiken het winnen van onze hersens’.
Gulpje komt thuis en dist een hele reeks bitchbekentenissen op. Ze gaan opnieuw naar de Shakespearevoorstelling, die deze keer nog onverbloemder blijkt. Op het moment dat Max Joanne zal penetreren verstoort Phileine het spektakel. De re- | |
| |
gisseur weet de rel te sussen. Phileine stelt Max voor de keuze: stoppen met de voorstelling - anders is het uit tussen hen.
| |
Vijfde dag
Phileine wordt wakker in een vreemd appartement: dat van Fabian, de man die ze in het vliegtuig heeft ontmoet. Ze wil hem verleiden. Intussen blijkt ze beroemd geworden: alle kranten melden het toneelstukincident. Ze wordt uitgenodigd voor de David Lettermanshow, waar ze de gastheer gevat weet te beledigen en aan het eind zelfs met een nephuilbui voor gek zet.
Alleen in het hotel belt ze naar Holland. Maar haar beste vriendin heeft andere dingen aan haar hoofd. Mismoedig denkt ze aan dood en eenzaamheid.
| |
Zesde dag
In avondkleding komt Max haar ophalen. Het blijkt dat ‘iedereen’ naar een groot aidsgala gaat. Phileine beseft opeens dat Leonard - huisgenoot van Max - in feite de doodzieke vriend van Jules is. Max reageert woedend als blijkt dat Phileine hem bedrogen heeft met L.T. Haar verontwaardigde optreden wordt dan wel erg hypocriet: ‘Wat je jezelf hebt toegestaan, kwam je mij publiekelijk verbieden.’
Meegesleept door het enthousiasme in de grote zaal stormt Phileine het podium op en houdt een pleidooi voor een aardiger samenleving: ‘Ik wil pleiten voor meer tolerantie, minder geldingsdrang, minder haast, minder lawaai en meer aandacht voor elkaar.’ En ten slotte verontschuldigt ze zich tegenover iedereen, maar het meest tegenover Max, die ze heeft beledigd: ‘Sorry dat ik besta.’
Dan volgt het woord ‘AFTITELING’.
| |
Interpretatie
Stijl
De hoofdfiguur Phileine blijkt een vat vol tegenstrijdigheden. In de eerste plaats kan ze getypeerd worden als een bitch die hard om zich heen slaat. Giphart wendt een reeks stilistische middelen aan om haar en haar wereldje neer te zetten. Zo zijn daar in de eerste plaats de neologismen. In de tweede zin van het boek wordt gesproken over ‘een walmknof van een jongeman’. Kan men in dit geval nog twijfelen aan de letterlijke en emotionele betekenis van deze samenstelling, in bijna alle gevallen is die overduidelijk: het gaat om scheldwoorden. Zo beschrijft hartsvriendin Gulpje een aantal ‘tegenstanders’ als volgt: ‘neurotische huilnuf’, ‘platgekeesd snotkegelwijf’, ‘een kakelende amoebe met zo'n make-upgezicht’, ‘poliepneus’, ‘ranzig boterhoofd.’ Kampioen in dit soort eigengemaakte verwensingen is natuurlijk Phileine zelf, die vooral het meisje Jules als slachtoffer kiest: ‘een vrouwelijk type brilmontuur 1977’ heet het bij de eerste ontmoeting; ‘humorloze zak vla’, ‘wande- | |
| |
lende braakemmer’, ‘prutlip’, ‘hondekop’ volgen. Het is vooral de groot model bril die door het hele boek heen als een soort pars pro toto dient: ‘de twee ongelijste autoruiten’, ‘de aan elkaar gelaste fietswielen’, ‘het Levende Brilmontuur’, ‘bebrilde waterbig’, ‘het pratende röntgenapparaat’, ‘bebrilde muiltumor’, ‘de met een bril aan elkaar gelaste kudde varkens (zoals we Jules liefkozend noemen)’, enzovoort, enzovoort. Overigens blijkt deze Jules later een man die Phileine aardig op haar nummer weet te zetten.
Wat opvalt is dat de typeringen vrijwel zonder uitzondering op het uiterlijk van anderen zijn gericht, wat volkomen past in de wereldvisie van Phileine, die over zichzelf zegt: ‘ik bleef een onverklaarbaar mooi meisje’.
Bij deze Sex and the City-wereld hoort ook dat Phileine ervan houdt met haar vriendinnen over seks te praten, ‘het liefst zo grof en vulgair mogelijk. Ik hou van meisjes die het over “wippen” hebben, over “hem erin blaffen”, over je “loosdoos” of “in je muts gekletterd worden”.’
| |
Vertelsituatie
Dit woeste taalgebruik, de krankzinnige metaforiek, de ik-vorm en de tegenwoordige werkwoordstijd, dat alles maakt van Phileine zegt sorry een tekst die sterk aan cabaret doet denken (eerder Youp van 't Hek dan Freek de Jonge overigens). Het grootste deel van het boek leest dan ook als één voortrazende tirade tegen iedereen die de hoofdpersoon voor de voeten loopt.
Dat is de agressieve kant. Maar daarnaast is er de keerzijde van het karakter Phileine, voor wie dit verbale geweld mogelijk als bescherming dient. Zo is er enerzijds de acceptatie zo niet verheerlijking van ongeremde, ook niet door monogamie geremde seks in deze je-bent-jong-en-je-wilt-watwereld, maar aan de andere kant de gekmakende jaloezie van Phileine wanneer haar vriend Max vreemdgaat.
Buiten het beeld van de gepantserde bitch valt ook de sombere stemming van dood en eenzaamheid die haar overvalt wanneer ze aan het eind van de vijfde dag alleen in een hotelkamer is beland.
En dan is er natuurlijk de merkwaardige ‘bekering’ aan het eind van het boek wanneer ze op het aidsgala haar pleidooi voor een aardiger samenleving houdt: ‘Kunnen we dan echt niet meer oprecht zijn en moeten we ons altijd verschuilen achter cynisme, ironie, satire, sarcasme?’
| |
Titel
Verschillende critici hebben zich over deze omslag zo verbaasd dat ze weigeren deze radicale verandering serieus te nemen. Zo merkt Hans Goedkoop naar aanleiding van het slotzinnetje ‘Sorry dat ik besta’ op: ‘Het is een dramatisch zinnetje (...). Maar het is vooral een reddeloos cliché (...). Het is na- | |
| |
maak, onvervalste kitsch, en daardoor alles behalve een bevrijding. Zelfs, of juist, in haar waarachtigste moment is ze een wonder van onwaarachtigheid. De werkelijkheid blijft afgesloten, zij blijft opgesloten.’
Ook anderen zijn niet overtuigd van het slot. Zo wijst Goedegebuure erop dat na de laatste woorden niet ‘einde’ volgt, maar ‘AFTITELING’ en hij concludeert: ‘Hebben we zitten kijken naar een tearjerker in Hollywoodstijl, gebaseerd op een script waarbij Stijfkopje opdraaft als een meid van deze tijd: ruwe bloster, blanke pit? Dan complimenteer ik Giphart met de uitgekiende strategie om zijn zestienjarige fans te behagen.’
| |
Structuur
Kennelijk is Giphart er niet in geslaagd iedereen met de tour de force aan het slot te overtuigen. Gelóóft de lezer(es) in Phileines bekering van bitch tot wereldverbeteraarster dan ontstaat er een gespleten boek. Gelooft hij/zij er niet in, dan wordt het einde camp en blijft het hele boek lachen-gieren-brullen. Hoogstens zou men kunnen opmerken dat Phileines dubbelzinnige houding tegenover seks (ondanks alle verbale bravoure toch hechten aan lichamelijke trouw) en haar neerslachtigheid aan het eind van de vijfde dag de ineenstorting van het stoere optreden heeft voorbereid.
| |
Context
Net als in de beide vorige romans Ik ook van jou en Giph vindt men in Phileine zegt sorry een ik-verteller die in de tegenwoordige tijd zijn belevenissen vertelt in een cabareteske stijl. Het grote verschil is dat het nu om een vrouwelijke verteller gaat, het zusje van Giphart, met wie zij overigens de verbale obsessie met seks deelt.
| |
Poëtica
In de debuutroman Ik ook van jou heeft Giphart zijn poëtica als volgt geformuleerd (de woorden worden in de mond gelegd van een bijfiguur, maar zijn later ‘geautoriseerd’ door de schrijver): ‘Ik schrijf voor mijn lol, ik moet om mezelf grinniken en ik vind het een prettige bezigheid. Ik weiger om mezelf en de literatuur serieus te nemen. Ik wil niet meer serieus zijn. Nooit meer serieus zijn. Ik vind: de literatuur is een jongetjes- en meisjesspelletje. Schrijven is: lekker pielen en kutten, ravotten, stoeien, frisbeeën; de literatuur is een speeltuin.’
Ook in de tweede roman Giph komt een poëticaal credo voor wanneer de ik-figuur - zich afzettend tegen het ‘grote-martelaar-voor-de-literatuur-gelul’ van iemand als Jeroen Brouwers - verklaart dat hij vindt ‘dat schrijven primo ten eerste en alleen maar leuk moet zijn, leuk om te doen, fijn om te vinden, schrijven is een solipsistische bezigheid die alleen en
| |
| |
louter genot en zinnebevrediging moet verschaffen, voilà, een dogma, schrijven is masturbatie, meer niet, me schrijven is me aftrekken’.
De laatste formulering, een seksualisering van de schrijfact, past bij de geobsedeerdheid met seks die Gipharts hoofdfiguren kenmerkt. Zowel in Ik ook van jou als in Giph wordt er bijzonder veel aandacht aan besteed; in Phileine zegt sorry valt op dat het veeleer gaat om praten over die bezigheid dan om uitgebreide beschrijvingen van de seksuele handelingen. Zo wordt het overspel van Phileine op een bootje in de Golf van Manhattan alleen aangeduid.
| |
Waarderingsgeschiedenis
De literaire kritiek heeft niet altijd positief gereageerd op de bewust onserieuze literatuur die Giphart presenteerde. Symptomatisch is de reactie van de criticus T. van Deel, die de eerste twee boeken van Giphart ‘kinderachtig’ noemde en zich ergerde aan het feit dat de schrijver ‘tot vervelens toe’ geoccupeerd was met seks. Van Deels verzuchting ‘neuken en nog eens neuken’ komt vervolgens op de kaft van Giph om de kopers te verlokken.
Ook Phileine zegt sorry roept gemengde reacties op. Zo toont Hans Warren veel waardering voor de ‘ontspannen en ironische’ toon van Gipharts werk en zijn oordeel over Phileine luidt dan ook: ‘een van de gekste, uitbundigste, hartveroverendste, onmogelijkste boeken uit de hedendaagse letterkunde’. De grilligheid van het verhaal (het slot bijvoorbeeld) acht hij juist typerend ‘voor een generatie die tegelijk niets wil en alles wil’.
Even lovend reageert Van Erkelens, die zijn bespreking besluit met de zin: ‘Het genre liefderatuur kan alleen naar de eigen criteria worden beoordeeld. Voor Phileine zegt sorry geldt derhalve: stijl, stijl en stijl. En die is meesterlijk.’
Positief is ook K. Osstyn in De Standaard die Phileine ‘een van de meest charismatische romanpersonages van de jaren negentig’ noemt. Wel heeft hij moeite met het slot van het boek, te weten Phileines optreden bij het aidsgala: is haar openbare schuldbelijdenis serieus bedoeld of gaat het om ‘een groteske persiflage’ op een Amerikaans melodrama? Dat einde houdt ook Hans Goedkoop bezig in zijn uitgebreide recensie in NRC Handelsblad. Goedkoop begint met een typering van Giphart. Die schrijft ‘in soepel zwiepende zinnen’, maar wát hij schrijft lijkt ‘plat en populistisch, een provocatie van een late puber’. Toch ziet de recensent in Phileine zegt sorry een andere kant: de
| |
| |
hormonale roes van de hoofdpersoon kan gezien worden als een vlucht uit een existentiële leegte. En zo kan ook de soms obsessieve grappenmakerij van de verteller beschouwd worden als een poging die leegte te overschreeuwen. Binnen die visie past ook Phileines ‘inkeer’ aan het eind, al blijft dat volgens Goedkoop ‘namaak, onvervalste kitsch’.
Acht jaar later neemt Goedkoop deze recensie in grote lijnen over in zijn boek Een verhaal dat het leven moet veranderen. Hij voegt er dan onder meer aan toe: ‘Dat was mijn diagnose in 1996. Over een hele pagina, voor op de boekenbijlage van NRC Handelsblad, en dat moet menigeen hebben ontzet. Een stuk in Hollands Maandblad zag er een goedkope poging in om mee te waaien met de geest des tijds, die meer van pulp hield dan van literatuur. Een redacteur van uitgeverij Querido vroeg me besmuikt naar de “nieuwe geest” die blijkbaar op de redactie van NRC Handelsblad hing. Het taboe op Giphart bleek zo sterk dat het zelfs oversloeg op wie hem echt probeerde te lezen.’ Uiteindelijk loopt Goedkoops beschouwing overigens uit op een negatief oordeel omdat de schrijver de confrontatie met de leegte-achter-de-roes niet zou aandurven.
Onvervalste kraakrecensies zijn die van Goedegebuure en Durlacher. Goedegebuure heeft het over ‘honderden pagina's juveniel geblaat en gebral’. Durlacher wijst het slot van het boek af als ‘zeikerig sentimenteel engagement’.
Voor deze bespreking is gebruikgemaakt van:
Ronald Giphart, Phileine zegt sorry, tweede druk (als Rainbow Pocketboek), Amsterdam 2001.
| |
| |
| |
Secundaire literatuur
Hans Warren, Phileine wordt een modieuze Pietje Bell. In: Provinciale Zeeuwse Courant, 1-11-1996. |
Rob van Erkelens, Nog altijd even lekker. In: De Groene Amsterdammer, 6-11-1996. |
Hans Goedkoop, Een trommelvuur van humor. In: NRC Handelsblad, 8-11-1996. |
Jaap Goedegebuure, Stijfkopje in Manhattan. In: HP/De Tijd, 8-11-1996. |
Jessica Durlacher, Absurdisme kent geen rem. In: Vrij Nederland, 16-11-1996. |
Rob Schouten, Misantropische heilsboodschap van Ronald Giphart. In: Trouw, 20-12-1996. |
Karel Osstyn, Een ontwapenend kreng. In: De Standaard, 31-12-1996. |
H. Goedkoop, Een verhaal dat het leven moet veranderen, Amsterdam 2004. |
lexicon van literaire werken 69
februari 2006
|
|