| |
| |
| |
Ronald Giphart
Giph
door Steven Vermeylen
Achtergronden en uiterlijke beschrijving
Giph, de tweede roman van Ronald Giphart (* 1965 te Dordrecht), werd in 1993 gepubliceerd door uitgeverij Nijgh & Van Ditmar. Gipharts eerste roman, Ik ook van jou, was een jaar eerder een waar verkoopsucces gebleken en was bekroond met het Gouden Ezelsoor, de Nederlandse prijs voor het best verkochte debuut. Ook Giph werd een commercieel succes. Er verschenen tot nu toe twaalf herdrukken, die het totale aantal verkochte exemplaren op ettelijke tienduizenden hebben gebracht.
Het boek bestaat uit elf hoofdstukken, die door middel van gecursiveerde plaats- en tijdsaanduidingen onderverdeeld zijn in segmenten. Samen met het feit dat regelmatig iemand aangesproken wordt, geeft dit het boek het karakter van een briefroman. De periode die overspannen wordt loopt van 31 december 1990 tot het begin van de nazomer van het volgende jaar. Het laatste hoofdstuk, getiteld ‘Ik ben de verhalen die ik vertel’ (een citaat uit Jeroen Brouwers' De Zondvloed), wordt omschreven als ‘epiloog’.
De besproken uitgave bevat 224 bladzijden. De kaft toont een donkerblauw vrouwensilhouet op een felroze achtergrond. Op de achterflap staan enkele fragmenten uit recensies van Ik ook van jou, waaronder, enigszins provocerend, het veelgeciteerde ‘... neuken en nog eens neuken -’ van Tom van Deel.
| |
Inhoud
Jongemeisjesharten
Op de laatste dag van 1990 neemt Giph - Seksgiph bij de vrienden - zich voor een tijdlang niet meer over seks te praten of te schrijven, maar enkel nog over literatuur. Desondanks beschrijft hij hoe hij de vorige avond, samen met zijn boezemvrienden Monk en Thijm, in het Utrechtse café De Wingerd drie meisjes versierde en mee naar hun studentenhuis nam. Giph werd vooral aangetrokken door Asja, een zeventienjarig gymnasiummeisje dat Algemene Letteren wil gaan studeren.
| |
| |
De volgende ochtend treffen de bewoners van het studentenhuis de voorbereidingen voor een oudejaarsfeest. Tot wanhoop van Giph willen Monk en Thijm ondertussen ernstig over literatuur praten. Het gesprek doet Giph terugdenken aan het moment waarop hij besloot schrijver te worden: 27 april 1988, tijdens een publiek interview met Joost Zwagerman. Vooral het feit dat Zwagerman er die avond met het knapste meisje onder de toeschouwers vandoor ging, maakte indruk.
Wanneer het huis helemaal opgeruimd en versierd is, komt Céline bij Giph, haar ‘praatvriend’, uithuilen over een verbroken relatie. Tot zijn eigen verbazing voelt Giph hierbij oprecht medelijden.
| |
De avonden daarna
Op het oudejaarsfeest komt Asja even langs, maar Giph houdt zich langer op met Andrea, zijn ‘theoretische nymfomane’ met wie hij constant over seks praat, en Freanne, uitgeefster en oudere zus van Thijm. Het feest ontaardt, tot grote tevredenheid van Giph, in een bloteborstenpartij. Later op de avond speelt het gezelschap een spelletje ‘gevaarlijke vragen’. Tijdens het spel zoekt Debby, één van Giphs huisgenoten, toenadering tot hem. In een latere fase, wanneer alle lichten gedoofd zijn en iedereen met iedereen ligt te wriemelen, blijkt Giph niet Debby maar Freanne omstrengeld te hebben. Wanneer ze een rustiger plekje willen opzoeken, lopen ze op de gang tegen Asja aan, die teruggekomen is om Giph haar liefde te verklaren. Freanne verdwijnt plots en Asja blijft bij Giph slapen.
| |
The last Christmas Tour
Eind februari brengt de vriendengroep zijn traditionele wintervakantie door in het Zwitserse Veysonnaz. De groep is verdeeld in twee geledingen: de Buckels (gemotiveerde, getrainde skiërs) en de Baby's (levensgenieters voor wie het skiën bijkomstig is). Giph behoort uiteraard tot de tweede groep. Voor het eerst is ook Noëlle, Freannes dochter, mee op wintersport. Giph is helemaal weg van haar.
De après-ski wordt gewoonlijk in discotheek Les Quatre Vallées doorgebracht. Giph leert er Constance kennen, een skilerares. Een ander meisje, Simone, zoekt bij hem bescherming voor een opdringerige aanbidder, waardoor er bijna een gevecht ontstaat.
De laatste avond zijn zowel Giph, Monk als Thijm ervan overtuigd dat er ‘iets’ moet gebeuren. De meeste Baby-meisjes blijken echter helemaal gecharmeerd van Pascal, hun ietwat bedeesde skileraar. In de disco nodigt Constance Giph uit samen te slapen, maar hij heeft zijn interesse voor haar verloren. Wanneer hij bovendien Noëlle met Pascal en Simone met haar achtervolger ziet zoenen, is zijn avond helemaal om zeep.
| |
Nooit meer Amsterdam
Thuis vindt Giph een brief van Asja, om hem te melden dat ze iemand anders heeft, en één van Freanne, om hem uit te no- | |
| |
digen voor het Amsterdamse Boekenbal. Ook Monk en Thijm kunnen mee. Het bal valt nogal tegen: veel meer dan het observeren en becommentariëren van de aanwezige schrijvers valt er niet te doen. Giphs conclusie is duidelijk: nooit meer Amsterdam. Terug in Utrecht vertelt Freanne hem over haar ‘tienminnaars-ideaal’. Giph valt helaas net buiten haar top tien. Toch mag hij met haar de nacht doorbrengen. De volgende dag vindt hij een kaartje in de bus: ‘Nieuw binnengekomen op tien’.
| |
Blije mensen
Giph wordt, tot groot ongenoegen van Noëlle, één van de vaste minnaars van Freanne. Op een avond in De Wingerd neemt hij zich samen met Monk en Thijm voor de Nederlandse literatuur kapot te maken. Ze richten daarvoor stante pede ‘de Utrechtse School’ op. Diezelfde avond doet een soldaat in het café een zelfmoordpoging. Geshockeerd door dit gebeuren zoekt Noëlle steun bij Giph. De volgende ochtend drukt Freanne Giph op het hart dat hij met iedereen mag vrijen, behalve met haar dochter.
| |
Liefde in tijden van oorlog
Eind mei slaapt Giph voor het eerst in Freannes villa in Baarn. Die nacht komen haar man Nic en Noëlle onverwacht thuis. Geen van beide maakt echter problemen. Noëlle dringt er de volgende morgen bij Giph op aan bij haar te blijven. Ze kijken de hele dag video's. De volgende nacht is het ‘Luilak’: de Baarnse jongeren trekken er dan op uit om met zoveel mogelijk lawaai iedereen wakker te houden. Net voor ze door de politie ingerekend worden, bekent Noëlle dat ze verliefd is op Giph. De politie brengt hen naar Het Raboes, een afgelegen jachthaven waar Freanne en Nic een boot hebben liggen. Daar wordt Noëlle door Giph ontmaagd.
| |
Giph en de stroper van Tjod Idi
Begin juni, prachtig weer en Giph is ziek. Van pure ellende herleest hij zijn favoriete kinderboek Rob en de stroper van Tjod Idi, waarin een kleine jongen door zijn klasgenoten meedogenloos wordt uitgestoten. Dat brengt Giph op een verhaal over zijn asociale huisgenoot Fritsjof, die ooit het slachtoffer moest worden van een moordplan dat hij samen met Monk en Thijm had bedacht. Ondertussen heeft het plan om de Nederlandse literatuur te torpederen de vorm gekregen van een boek dat de gevestigde schrijvers in hun hemd moet zetten. Alleen wil zelfs Freanne het niet uitgeven.
| |
Normale liefde
Giph wordt heen en weer geslingerd tussen zijn gevoelens voor Freanne en die voor Noëlle. De eenvoudigste oplossing lijkt hem met allebei een verhouding te hebben. Die zomer krijgt hij van Freanne een verwenreisje naar Limburg en van Noëlle een zeiltocht op het IJsselmeer.
| |
Het gezelschapsspel
Onuitgenodigd dringen Giph, Monk en Thijm binnen op een bootfeest van Andrea en twee van haar vriendinnen. Giph
| |
| |
heeft die avond de pest in, waardoor hij ruzie krijgt met zowat iedereen die hem aanspreekt. Later in de nacht ontfermt hij zich aan de waterkant over een oude zwerver.
| |
Storm en drank
Op een feest in Freannes tuin proberen Noëlle en Giph te vrijen achter de garage. Freanne betrapt hen en maakt een hele scène. Giph vindt haar huilend terug in haar studeerkamer. Wanneer Noëlle hen komt opzoeken, hebben ze een openhartig gesprek over hun driehoeksverhouding. Onder invloed van de wijn wordt het gesprek steeds intiemer en het loopt uit op een trio. De volgende middag hoort Giph van Freanne dat haar dochter met geen van beide nog iets te maken wil hebben. Walgend loopt hij het huis uit, om er nooit meer terug te keren.
Giph doet zijn verhaal vanaf een camping in de Belgische Ardennen, waar hij samen met Monk en Thijm naartoe is getrokken. Ze ontmoeten er de Nederlandse studentes Daan en Floor. De jongens spreken af hen te versieren. Monk en Thijm bemachtigen twee kano's, waarmee ze in gezelschap van de meisjes een tocht maken terwijl Giph alleen achterblijft. De laatste avond spelen ze bij het kampvuur een spelletje truth or dare. Giph krijgt van Thijm de opdracht de rest van de avond in hun tent door te brengen. De vier anderen kruipen in de meisjestent.
| |
‘Ik ben de verhalen die ik vertel’. Epiloog
Aan het begin van de nazomer gaat Giph, zonder invitatie, met zijn ‘voormalige vrienden’ Monk en Thijm naar een borrel ter gelegenheid van het tienjarige bestaan van Freannes uitgeverij. De jongens geraken er in gesprek met Jeroen Brouwers, eens hun bewonderde voorbeeld. Na een etentje in een Grieks restaurant zetten Brouwers, zijn vriendin Coco, Monk en Giph de avond gezamenlijk verder. Steeds meer drinkend, belanden ze in het huis van Brouwers vriendin. Een straalbezopen Brouwers laat Giph en Monk een contract opstellen waarin ze verklaren hem steeds trouw te zullen blijven. Na nog meer drank vraagt hij Giph op pathetische wijze ‘het van hem over te nemen’. Misselijk en gedesillusioneerd keert Giph naar huis terug.
| |
Interpretatie
Personages
Giph, de hoofdfiguur die ook als verteller optreedt, is eigenlijk het enige personage dat in het boek grondig wordt uitgewerkt. Samen met acht anderen, waaronder zijn eeuwige bondgenoten Monk en Thijm, deelt hij een studentenhuis in Utrecht. Zelf heeft hij zijn studie Nederlands opgegeven. Zijn enige twee interesses zijn seks en literatuur, in wisselende volgorde.
| |
| |
Hij profileert zich als knap, grappig, intelligent, belezen en vlot ter taal: een laattwintigste-eeuwse dandy. Zijn zelfingenomenheid leidt soms tot ongegeneerd narcisme: ‘Mijn probleem is waarschijnlijk dat ik zo volmaakt tevreden ben met mezelf. Ik hou van mezelf, en dat is eerlijk gemeend. [...] [I]k ben mijn beste vriend, mijn favoriete auteur, mijn liefste minnaar, mijn bondgenoot, door dik en dun!’. Tegenover het gros van de mensen - geïncarneerd in ‘de trouwe belastingbetaler’ - koestert hij gevoelens van vermoeide afkeer, die in de buurt komen van misantropie. Hij heeft een hekel aan conventies (bijvoorbeeld de verplichte gezelligheid op oudejaarsavond) en doet er alles aan die te doorbreken door zich zo provocerend mogelijk op te stellen. Zijn vrienden selecteert hij op hun uiterlijk: ‘In een gesprek vind ik het voornamelijk belangrijk dat ik iets leuks heb om naar te kijken, de interessante stellingen verzin ik er zelf wel bij.’ Dat zijn voorkeur voor mooie mensen naar het fascistoïde neigt, neemt hij er als linksdenkend intellectueel graag bij. Ook in zijn relaties met vrouwen laat hij zich leiden door het uiterlijk. Hij heeft een voorliefde voor jonge, mooie meisjes, liefst met interesse voor literatuur. De belangrijkste, om niet te zeggen de enige, steunpilaar van deze relaties is seks. Duurzame vriendschapsbanden als die met Andrea en Céline blijken niet opgewassen tegen zijn verlangen met hen te vrijen, en gaan dan ook teloor. Wanneer Giph zich toch eens laat betrappen op een oprechte emotie, bijvoorbeeld medeleven met Céline, wordt die al snel relativerend van tafel geveegd. Ook op zijn simultane gevoelens voor Freanne en Noëlle wil Giph niet te diep ingaan. Hij doet ze af met een typische Giph-boutade: ‘Ik heb besloten dat ik denk dat ik vind dat ik van mening ben dat het me niet zoveel kan schelen dat ik met twee vrouwen tegelijk een relatie
heb.’
Hoewel Giph zich bedient van een vrij monomaan denkkader, is hij een belangstellend observator van de wereld die hem omringt. Zijn aandacht gaat vooral uit naar de sociologie van het studentenmilieu, naar processen van codering, groepsvorming en hiërarchisering. Hij heeft een vrij dubbelzinnige relatie met het studentenwereldje. Enerzijds is het zijn natuurlijke biotoop, waarin hij zich het best kan ontplooien, anderzijds vermoeit het studentikoze gedoe hem soms enorm. Uiteindelijk maakt hij zich door zijn gedrag bij zijn vrienden dermate onmogelijk, dat hij wordt uitgestoten.
De personages die Giph omringen zijn in grote mate onderling verwisselbaar. Op de meisjes waarmee hij omgaat is hij haast zonder uitzondering verliefd. Freanne springt er vanwege haar leeftijd enigszins uit, maar zij compenseert dat door zich jeugdiger te willen gedragen dan haar dochter. De jongens ko- | |
| |
men nog minder uit de verf, al delen ze allemaal Giphs belangstelling voor seks. In het tweede hoofdstuk stelt Giph de nevenpersonages kort voor. Op summiere wijze schetst hij een overzicht van zijn vriendengroep en belicht hij de onderlinge verhoudingen. Intrigerend vaag blijven de personages Monk en Thijm, Giphs trouwe metgezellen. Zij functioneren voor Giph als een spiegel of klankbord. Pas in het voorlaatste hoofdstuk bedenkt Giph dat het tijd wordt dat hij deze personages even bij de lezer introduceert, ‘want anders blijven die karakters toch een beetje hangen’. Ze blijken elkaar te kennen sinds hun eerste dagen aan de universiteit, toen ze op basis van een gezamenlijke belangstelling voor literatuur een driemanschap besloten te vormen. Sedertdien zijn ze zo met elkaar vergroeid dat ze bijna ‘elkaar geworden’ zijn. ‘Monk en Thijm [...]: dat ben ik eigenlijk zelf, wij zijn elkaars plaatsvervangers, woordvoerders, dependances’, concludeert Giph.
| |
Titel
Een titel als Giph doet de lezer naar een min of meer biografische leeshouding neigen. Hoewel Giphs leven een aantal overeenkomsten vertoont met dat van schrijver Ronald Giphart (de afgebroken studie Nederlands, het leven in een Utrechts studentenhuis, het eertijdse gedweep met Jeroen Brouwers) kunnen beiden toch niet ondubbelzinnig met elkaar geïdentificeerd worden. Giphart speelt met de fictie door zichzelf als het ware te klonen en die kloon in een fictief kader te plaatsen. De vraag in hoeverre Giphs avonturen op waarheid berusten, maakt deel uit van het leesplezier. Het fictionele karakter van de hoofdpersoon wordt nog beklemtoond doordat het nooit duidelijk wordt hoe zijn naam precies moet worden uitgesproken: klinkt ‘ph’ als een ‘f’ of een aangeblazen ‘p’? De samenstellingen die met de naam gemaakt worden (bijvoorbeeld ‘Giphangel’ en ‘Giphslang’ tegenover ‘Giphsbeen’ en ‘Giphsafdruk’) laten beide mogelijkheden open.
| |
Vertelsituatie / opbouw
Strikt genomen is Giph een briefroman. Ieder hoofdstuk wordt voorafgegaan door een plaats- en tijdsbepaling, en ook binnen de hoofdstukken worden verschillende fragmenten op die manier van elkaar gescheiden. Ieder hoofdstuk bevat een min of meer afgerond verhaal. Het blijft echter onduidelijk aan wie de brieven gericht zijn. Er wordt, meestal bij het begin van een hoofdstuk, wel een bestemmeling aangesproken, maar dat gebeurt in erg vage termen. In ieder geval gaat het, zo is uit de openingsparagraaf af te leiden, om een ‘heteroseksuele, hyperintelligente, mega-intellectuele, welgestelde en halfwassen’ man. De ‘jij’ lijkt zo wel het spiegelbeeld van de verteller te zijn, of een projectie van de ideale lezer.
| |
Thematiek
Seks en literatuur, de belangrijkste preoccupaties van Giph, vormen noodzakelijkerwijs ook de hoofdthema's van dit boek.
| |
| |
Op beide vlakken wil Giph taboes doorbreken en mythes ontluisteren. Daarnaast gaat Giph voornamelijk over vriendschap en de teloorgang daarvan.
Seks wordt voorgesteld als louter een genotsmiddel, een uitwisseling van lustbevrediging. In Giphs perceptie luidt de definitie van verliefdheid ‘het verlangen met iemand te neuken’. Meer gevoelens komen er niet aan te pas, die zouden op lange termijn het genot alleen maar in de weg staan. Er wordt niet alleen veel gepraat over seks, seksuele acten worden ook minutieus beschreven. Dat alles kadert in de hedonistische mentaliteit van de ‘lost generation’ die opgroeide vlak na de jaren zestig: ‘Wij waren te jong voor punk en te oud voor house; te onbevangen voor het linkse geëmmer van de roaring seventies en te cynisch voor de nieuwe zakelijkheid van de jaren tachtig.’ Giphs opvattingen zijn dus in grote mate bepaald door het milieu waaruit hij stamt, hij trekt ze alleen tot hun uiterste consequentie door. Op den duur brengen zijn provocerende gedrag en zijn eenzijdige gerichtheid op seks hem in een isolement. Met Andrea en Céline - zijn ‘praatvriendinnen’ - loopt het fout nadat hij hun vertelt dat hij liever met hen wil vrijen dan praten, met Freanne en Noëlle na hun gezamenlijke vrijpartij en met Monk en Thijm na de frustrerende laatste avond op de camping. In het verhaal komen enkele figuren aan bod die door hun omgeving zijn uitgestoten, zoals Rob uit het kinderboek, Fritsjof en de oude zwerver. Aan het einde van het boek beseft Giph dat hij in een soortgelijke positie is terechtgekomen. Na een mislukte masturbatiepoging op het toilet kijkt hij in de spiegel en stelt als slotvraag: ‘Hoe moet dat nu met ons, mijn jongen?’
Seks en literatuur worden op verschillende manieren met elkaar in verband gebracht. Beide moeten in de eerste plaats plezier opleveren. Giph vindt ‘dat schrijven primo ten eerste alleen maar leuk moet zijn, leuk om te doen, fijn om te vinden, schrijven is een solipsistische bezigheid die alleen en louter genot en zinnenbevrediging moet verschaffen, voilà, een dogma, schrijven is masturbatie, meer niet, me schrijven is me aftrekken.’ Bovendien kan hij volledig instemmen met Rudy Kousbroeks opmerking te schrijven om ‘jongemeisjesharten sneller te laten kloppen’. Wanneer Joost Zwagerman er na een interviewavond vandoor gaat met het knapste meisje uit het publiek, staat Giphs besluit vast: ‘Als schrijver zijn betekent dat jonge stoere meisjes na afloop van een literaire avond met je meegingen, dan was ik vanaf dat moment schrijver.’ Het grootste bezwaar dat Giph heeft tegen zijn voormalige idool Brouwers - en tegen de Nederlandse literatuur in het algemeen - is het overdreven sérieux dat rond het schrijven wordt opge- | |
| |
hangen. Giph fulmineert tegen het gevestigde literatuuronderwijs (bedreven door ‘zwaar gesubsidieerde zakkenvullende literatuurverkrachters’), tegen literaire stromingen (vooral diegene die ‘onbegrijpelijkheid’ hoog in hun vaandel voeren) en tegen de achterbaksheid van de ‘Madurodamse grachtengordel’. Het Nederlandse literaire leven wordt volgens hem gekenmerkt door hypocrisie en vriendjespolitiek, waardoor het belangrijker is de juiste mensen te kennen dan goed te schrijven. Ondanks deze bezwaren blijft het literaire wereldje Giph fascineren en wil hij er maar al te graag deel van uitmaken. Zijn beeld van het schrijverschap krijgt soms zelfs groteske dimensies: ‘Ik vind “leven” op zich maar niks, maar het stelt me wel in staat te schrijven. En schrijven is what it's all about. Schrijver zijn, voor minder
doe ik het niet.’ Aan het einde van het verhaal, na de confrontatie met Jeroen Brouwers, neemt hij echter voorgoed afstand van alle ‘onzin’ uit het officiële literaire circuit. Hij roept zichzelf uit tot ‘chocoladeschrijver’, naar analogie met de ‘chocoladehoer’ die zichzelf niet voor het geld, maar voor het plezier prostitueert.
| |
Stijl
‘Voor een generatie die nog nooit iets meegemaakt heeft, is literatuur uitsluitend stijl’, poneert Giph in het laatste hoofdstuk. De aandacht voor de stijl is dan ook één van de weinige dingen die hij van zijn voorbeeld Jeroen Brouwers heeft overgenomen. Anders dan Brouwers houdt hij echter constant een luchtige, humoristische toon aan. Hij maakt graag gebruik van overdrijvingen en understatements. Hij beklemtoont bepaalde begrippen met hoofdletters (‘een Turbulente Vakantie’, ‘Het Grote Weerzien’, ‘een Heel Erg Grappige Opmerking’), waardoor hij ze meteen ironiseert. Daarnaast introduceert hij ook enkele nieuwe samenstellingen: in een ‘droogneukrelatie’ wordt bijvoorbeeld veel over seks gepraat, maar niet tot de daad overgegaan. Giphs afkeer van conventies strekt zich ook uit over het domein van de taal. In navolging van Remco Campert vervormt hij bestaande woorden om er een nieuwe connotatie aan te geven. Zo wordt televisie ‘prolevisie’ en sympathiek ‘chimpanthiek’. Vaak is de bijkomende connotatie van seksuele aard: ‘kutheliek’, ‘stante penis’, de ‘AKO-Prostitutieprijs’. Ook figuren uit de literatuur pakt hij graag op een dergelijke manier aan: de Vlaamse schrijfster Monika van Paemel heet dan ‘Monika van Paemela Koevoets’, uitgever Wim Hazeu wordt verbasterd tot ‘Wim - Ha zeug!’ en Gipharts eigen uitgeverij Nijgh & Van Ditmar tot ‘Neukh & Van Dattum’.
| |
| |
| |
Context
Seks en literatuur zijn constante thema's in het werk van Giphart. Zijn opvattingen daaromtrent zijn ook terug te vinden in zijn debuutroman Ik ook van jou (1992) en zijn verhalenbundel Het feest der liefde (1995), allebei eveneens gesitueerd in het studentenmilieu. In Phileine zegt sorry (1996), een roman die zich in New York afspeelt, wordt het verhaal niet meer verteld door een herkenbare Giphart-dubbelganger, maar door een bitcherig meisje dat er dezelfde libertijnse levenswijze op nahoudt als de hoofdpersonages uit Gipharts andere werk. Met De voorzitter (1999) verlegt Giphart zijn aandacht naar het voetbalmilieu.
In Planeet Literatuur (1999) - en eerder in een nauwelijks opgemerkt ‘vakantieboek’ van uitgeverij Kwadraat - verscheen daadwerkelijk een herschrijving van de Nederlandse literatuur, zoals die Giph voor ogen stond. Verder komen in dit boek ook een aantal literaire anekdotes aan bod die in Giph zijn verwerkt, onder meer over Jeroen Brouwers en Geerten Meijsing.
Giphart wordt algemeen beschouwd als een vertegenwoordiger van de ‘Generatie Nix’, waartoe in ons taalgebied ook schrijvers als Arnon Grunberg, Joris Moens, Joost Zwagerman en Paul Mennes worden gerekend. In het spoor van de zogenaamde bratpack-romans van de Amerikaanse schrijvers Bret Easton Ellis en Jay McInerey uit de jaren tachtig, beschrijven Nix-auteurs bij voorkeur het met seks, drank en drugs gevulde leven van welgestelde jongvolwassenen. Giphart heeft zich echter met klem verzet tegen het Nix-label, omdat hij wil dat zijn werk op eigen verdiensten wordt beoordeeld.
| |
Waarderingsgeschiedenis
Gipharts boeken worden door de kritiek meestal op gemengde gevoelens onthaald. Waardering is er vooral voor zijn humor en vlotte taalbeheersing. Het ontbreken van thematische diepgang, de herhaaldelijke uitvallen naar steeds dezelfde literaire figuren en de buitengewone aandacht voor seks roepen echter vragen op. ‘Waar een volgende boek over moet gaan, lijkt me alleen een beetje een probleem’, had Jessica Durlacher al opgemerkt in haar bespreking van Ik ook van jou. In haar recensie van Giph moet ze vaststellen dat het ook nu weer over ‘niks’ gaat, ‘alleen gaat het zo aanstekelijk en geestig over niks, dat je je gaat afvragen waarom een boek over iets moest gaan, ook alweer?’ Hans Warren, de enige criticus die Giph over de hele lijn positief bespreekt, noemt de roman ‘het meest amusante boek dat ik in lange tijd las’. Hij juicht toe dat Giphart op een eigen- | |
| |
zinnige manier wat leven in de literaire brouwerij brengt: ‘Eindelijk eens een nieuwe schrijver die niet vergrijsd of kaal was bij zijn debuut.’
Lijnrecht tegenover Warren staat Tom van Deel. Hij ergert zich blauw aan Giphs preoccupatie met seks en de kinderachtige ‘leukheid’ waaraan hij alles ondergeschikt maakt: ‘De pueriele omgangsvormen en gedachtegangen in dit boek zijn over het algemeen te gênant voor woorden, niet in de laatste plaats vanwege het studentikoze, ironische toontje.’ Ook Doeschka Meijsing heeft het helemaal niet begrepen op de ‘ongein’ die Giphart tentoonspreidt. Zij verwijt hem te schrijven vanuit een ‘verongelijktheid bij voorbaat’. Net als enkele andere recensenten beschouwt ze het boek als een literaire sleutelroman, een genre waarvan Geerten Meijsing met De Grachtengordel de grenzen al heeft afgetast. Volgens haar kan je ‘de verteller Giph welgevoeglijk laten samenvallen met de schrijver Ronald Giphart’. Deze idee is ook aan te treffen in de besprekingen van Theo Hakkert, die vaststelt dat Giph ‘schaamteloos autobiografisch’ is, en van Arthur Frieswijk, wat hem een reprimande van de schrijver opleverde.
Zowel in Vlaanderen als in Nederland wordt Gipharts werk geregeld vergeleken met dat van Herman Brusselmans. Volgens Jos Borré schrijft Giphart weliswaar ‘leuker’, ‘gladder’ en ‘iets minder vuilgebekt’ dan Brusselmans, maar gaat de melancholie van deze laatste veel dieper. Bij beiden merkt hij invloed van J.D. Salinger.
Jos Joosten ten slotte bestempelt Giphart in het literaire tijdschrift Dietsche Warande & Belfort als ‘een voorbeeldige literaire kwajongen, waar de letterkundige vaders en moeders soms wat geërgerd, maar toch steeds weer vertederd naar kijken’.
Voor deze bespreking is gebruikgemaakt van:
Ronald Giphart, Giph, 5e druk, Amsterdam 1995.
| |
| |
| |
Secundaire literatuur
Gertjan van Schoonhoven, ‘De literatuur kapot maken: de beste vondst in tijden.’ In: Nieuwsblad van het Noorden, 29-1-1993. |
Tom van Deel, Waar praten we eigenlijk over? In: Trouw, 11-2-1993. |
Johan Diepstraten, De jeugdpuistjesliteratuur van Ronald Giphart: ‘Literatuur moet alleen maar leuk zijn.’ In: De Stem, 12-2-1993. |
Janet Luis, Een jongensboek van het gewaagde soort van Ronald Giphart. Schrijven is masturbatie. In: NRC Handelsblad, 12-2-1993. |
Theo Hakkert, Giphart pakt draad van sex en literatuur vlot weer op. In: Tubantia, 18-2-1993. |
Arjan Peters, De Nederlandse literatuur heeft er met ‘Giph’ een gezellig en onschuldig boek bij gekregen. In: de Volkskrant, 19-2-1993. |
Doeschka Meijsing, Horribel Giph! Giphart is, helaas, wat hij schrijft. In: Elsevier, 20-2-1993. |
Inge van den Blink, Het pindabakje van Brouwers. Baldadige roman van Ronald Giphart. In: Utrechts Nieuwsblad, 26-2-1993. |
Jessica Durlacher, Het echec van de hybris. In: Vrij Nederland, 6-3-1993. |
Hans Warren, Al kun je niet skiën, al is alles tegen je... In: Provinciale Zeeuwse Courant, 16-4-1993. |
Gerrit Jan Zwier, Nieuwe lulligheid. In: Leeuwarder Courant, 23-4-1993. |
Arthur Frieswijk, Kome er properheid. In: Vooys, nr. 2, 1993, jrg. 11, pp. 114-115. |
Daphne van Paassen, Een afvallige. In: Nymph, nr. 4, 1993, jrg. 4, pp. 35-37. |
Ellen de Jong - de Wilde, ‘Wat is er mooier dan een tongzoen?’ Een gesprek met Ronald Giphart. In: Kreatief, nr. 2, 1995, jrg. 29, pp. 62-69. |
Saskia van Rijnswou, Ronald Giphart. In: Kritisch Lexicon van de moderne Nederlandstalige literatuur, afl. 58, augustus 1995. |
Jos Joosten, Pulp fictie. In: Dietsche Warande & Belfort, nr. 5, 1995, jrg. 140, pp. 662-665. |
Jos Borré, Lust en leven. In: Nieuw Wereldtijdschrift, nr. 5, 1995, jrg. 12, pp. 78-80. |
Floor van Renssen, Giphart weet het ook niet. In: Letterlik, nr. 1-2, 1998, jrg. 13, pp. 56-61. |
lexicon van literaire werken 49
februari 2001
|
|