| |
| |
| |
Jef Geeraerts
De zaak Alzheimer
door Marcel Janssens
Achtergronden en uiterlijke beschrijving
Jef Geeraerts (* 1930 te Antwerpen) verwierf grote bekendheid als schrijver met zijn Kongo-romans en in het bijzonder met Gangreen 1. Black Venus (1967), waaraan hij in 1969 de Belgische Staatsprijs voor Verhalend Proza voor kreeg. Vanaf de late jaren 1970 schreef hij een hele reeks misdaadromans naar Amerikaans en Skandinavisch recept. Hij gebruikt het procédé van terugkerende personages, vooral de Antwerpse politie-ambtenaren Vincke en Verstuyft. Dat tweespan herkent de lezer onmiddellijk. De zaak Alzheimer uit 1985 is al de zesde in de reeks misdaadromans na Kodiak 58 (1979), De coltmoorden (1980), Diamant (1982) en Drugs (1983), en na De trap de tweede met het duo Vincke en Verstuyft. In een interview met Het Volk (31-10-1985) verklaarde Jef Geeraerts, dat hij in een oude boekhandel in New York een exclusief boekje vond met als titel Killer Joe, een boekje uit de jaren 1960 waarin onthullende interviews staan met een huurmoordenaar. Twee New Yorkse journalisten interviewden een huurmoordenaar die anoniem bleef over allerlei praktijken van de maffia. Bepaalde informatie verwerkte Geeraerts in De zaak Alzheimer waarin een ‘serial murderer’ uit New York de hoofdrol speelt. De auteur heeft de technieken van het politie-onderzoek in België grondig bestudeerd. Het manuscript van De zaak Alzheimer liet hij nalezen door twee experts van de Antwerpse gerechtelijke politie. Zo sprak hij ook urenlang met een neuroloog over de ziekte van Alzheimer.
De misdaadromans van Jef Geeraerts boeken immense verkoopsucccessen. Op bijna elke Antwerpse Boekenbeurs in oktober/november heeft Geeraerts zijn eigen individuele stand, waar hij voortdurend signeert en verkoopt. In 2000 verscheen de tiende druk van De zaak Alzheimer bij Manteau/Prometheus, met een omslagontwerp van Wil Immink.
Het boek werd opgedragen aan Annie en Antoine de Wulf. Drie motto's, die de sfeer van de vertelling laten aanvoelen, gaan aan de tekst vooraf: ‘Nergens ter wereld produceren bijen iets anders dan honig, was en stront’ (Italiaans boerengezegde), ‘Wij schieten alleen maar op elkaar’ (gangster ‘Bugsy’ Siegel) en ‘Voor de meeste katholieken is het een voordeel dat God niet bestaat’ (Ludwig Feuerbach).
| |
| |
| |
Inhoud
In zeventien hoofdstukken (van ongeveer dezelfde lengte) lezen we het ongelooflijk ingewikkelde verhaal van een serie moordaanslagen in de Antwerpse agglomeratie tussen maandag 16 september 1985 om 23.40 uur en zaterdag 28 september 1985, tot iets over half elf 's ochtends. Op die eerste maandag verlaten drie heren het Crest Hotel na een diner van de World Service Club Antwerp. Eén van hen is Albert Arts, eigenaar plus directeur van de bekende bouwonderneming SOBETRAV N. De andere twee blijken kabinetschefs van de gewestelijke ministeries van Huisvesting en Ruimtelijke Ordening, Landinrichting en Natuurbehoud te zijn. Die twee heren hebben van Arts enveloppen met miljoenen franken ontvangen. Arts wordt kort daarna even buiten Antwerpen bij zijn woning doodgeschoten. En zo begint het vierhonderd pagina's lange verhaal. Na Arts vallen er nog een aantal doden in dat steenrijke corrupte zootje met hun ‘rijke wijven’, in dat milieu van het geld en de ver reikende politieke connecties.
De twee hoofdfiguren van het gerechtelijk onderzoek in de misdaadromans van Jef Geeraerts, commissaris Eric Vincke en zijn assistent-inspecteur Freddy Verstuyft, worden met het onderzoek van die eerste moord belast. Ze werken op Afdeling R van de Antwerpse politie, en we vinden ze voortdurend bezig in kamer 312.
Henriëtte De Rademaeker, de vrouw van Arts, (‘oogverblindend mooi, verdomd sexy’, kortom een echt ‘Pompadoerke’, aldus Verstuyft), is die twee enveloppen ijlings in het Centraal Station van die twee heren gaan terugvragen. Omkoping van openbare ambtenaren is ‘dus praktisch zeker een feit’. Ook de eerbiedwaardige heer staatsminister baron Gustave de Haeck kan een even grote schurk zijn als de seriemoordenaar die uit de USA blijkt te zijn overgekomen. Baron De Haeck, een man van in de zeventig, zit in de raad van bestuur van 27 bedrijven, en heeft nog altijd een ongelooflijke economische en politieke macht, die hij in de magistratuur van harte benut. De zaak Alzheimer zal zich ook in het milieu van de witteboordencriminaliteit afspelen. De Haeck zou eigenlijk voor een assisenhof moeten verschijnen, maar daar komt niets van.
De attente lezer weet meteen dat de moordzaak met de Belgische politiek verstrengeld zal worden. Weldra dagen allerhande internationale criminele connecties op en ook het misdaadmilieu van de USA is bij de Antwerpse corruptie betrokken. In geen tijd is er sprake van vier, van zes, ja van acht doden, onder wie twee rijkswachters die een misdadig uitziend individu langs een kanaal bij de lurven wilden vatten.
| |
| |
Dat raadselachtige individu is Angelo Ledda, Amerikaans staatsburger, maar in Antwerpen geboren op 8 augustus 1940. Die wordt het centrum van het hele ingewikkelde vlechtwerk, dat ‘onrustwekkende afmetingen’ begint te vertonen. Hebben de moorden te maken met politieke benoemingen? Hoe en waar allemaal vertakt en verstrengelt zich de corruptie in het Belgische systeem? Waarom is die Ledda met zijn veramerikaanst Antwerps uit New York overgekomen? Het motief van al die moorden blijft duister. Vincke en Verstuyft worstelen dag en nacht met de ‘stukjes van onze puzzel’. De roman zelf wordt een onderzoeksrapport, waarbij zowel de geringste burgers als de hoogstgeplaatsten in het Belgische ‘Platland’ betrokken worden. Er schuiven ook aspecten van de erotische thriller in het netwerk, maar veel minder frekwent of opvallend dan in andere verhalen van Geeraerts. Financiële, juridische, criminele, familiale, erotische, pedofiele, politieke intriges, en ook fraudes passeren de revue in één uitermate verward, maar al met al samenhangend spektakel. Hoe komen Vincke en Verstuyft daar uit, zeker waar ze van boven af worden misleid of opgejaagd of onder druk gezet?
Er duiken steeds meer namen op van zeer bekende figuren uit de hogere kringen. Die lui, ook met connecties in de Antwerpse diamantwereld en met rekeningen in Zwitserland, verhandelen grond in Texas en Canada en hebben een kenteken van Monaco op hun peperdure Mercedes 500 CE. En is er bijvoorbeeld een verband tussen verzekeringsagent André Seynaeve en de SOBRETAV-maatschapij van Arts? Is de dader van de moorden op de heren Arts, Seynaeve, Jean de Haeck en de dokter Jan Seghers, één en dezelfde persoon? En dan nog die twee vermiste rijkswachters? Wel lijkt een verband tussen de verdwijning van een concurrent en iemands benoeming in een felbegeerde functie niet zo onwaarschijnlijk.
Terwijl het ware motief van de reeks moorden almaar meer in de meest onwaarschijnlijk duistere intriges verzeilt, daagt plots de ziekte van Alzheimer op bij de seriemoordenaar Aldo Ledda. Medische autoriteiten uit de USA zijn ervan overtuigd dat Ledda aan die ziekte lijdt en dat hij als Alzheimerpatiënt en door het slikken van de Nootropil voorbestemd is tot het plegen van seriemoorden. Ledda blijkt een typisch product te zijn van de criminele Amerikaanse samenleving onder Ronald Reagan, met de mythische Rambofiguur, vertolkt door Silvester Stallone. Als ongeneeslijk zieke pleegt hij een serie moorden. Hij is niet zozeer krankzinnig, ‘maar een symptoom van een gewelddadige samenleving’. De man werd door een Belgische maffia, hoog genesteld in de politiek, met bepaalde streefdoelen voor ogen, uitgenodigd naar
| |
| |
Antwerpen te komen. Zelf bekent hij bij zijn aanhouding alles.
Wanneer Ledda in de gevangenis zit, is de laatste draad van het seriemoordverhaal nog niet gesponnen. Dokter P. Janssens, schoonzoon van baron Gustave de Haeck, een centrale pion in dat criminele spektakel, moet Ledda in zijn cel een inspuiting geven met een product dat achteraf op niets anders dan een natuurlijke dood kan wijzen. Ledda moet kennelijk van een proces voor het Hof van Assisen weggehouden worden. Ledda gijzelt echter de arts, eist een klaarstaande auto bij de uitgang van het gebouw, komt met de arts naar buiten en... In 24 sekonden wordt het verhaal op de zaterdag 28 september 1985 rond 10.32 uur gruwelijk besloten... Ledda wordt neergeschoten door de politie, de arts, in de slaap door een kogel geraakt, is waarschijnlijk ook veroordeeld. Vincke verneemt wie dokter Janssens als deskundige voor het onderzoek van Ledda in diens cel heeft laten aanstellen (natuurlijk een hoofdfiguur uit het netwerk, via een onderzoeksrechter; een ondergeschikte tussenpersoon die alles te verwachten heeft van de politieke invloed van zijn opdrachtgever). Door de dood van de laatste twee getuigen, Ledda én Janssens, kan de zaak definitief in de doofpot. Ledda blijkt ‘gouden handen’ te hebben gehad, voor de onbekende opdrachtgevers op de hoogste sporten. ‘De zaak Ledda wordt gesloten’, zegt procureur des Konings Guy Leboucq laconiek.
Vincke is er niet goed van, Verstuyft ook niet. Samen verlaten ze kamer 312 in het Antwerpse gerechtsgebouw, waar ze twee weken lang van minuut tot minuut de geringste realia bijeen hebben gesnuffeld en met elkaar verknoopt. ‘Mijn moeder verwacht me om te eten’, zegt Vincke. De laatste zin op blz. 401 luidt: ‘het KWI (Koninklijk Metereologisch Instiuut) had aangekondigd dat in de loop van de avond een regengebied het land zou bereiken’.
| |
Opbouw
De verteller gaat te werk als een volleerd gerechtelijk onderzoeker. De roman heeft het voorkomen van een gerechtelijk dossier, zelfs van een verzameling dossiers die door een hele ploeg zeer bekwame rechercheurs werden opgesteld en uitgeschreven. Hét kenmerk van dergelijke dossiers is zeker wel de onweerlegbare nauwgezetheid in het relaas der feiten. De verteller zweert bij het heilige beginsel van de rechtspraak dat iemand onschuldig is zolang de schuld niet is bewezen. Zo sprokkelt hij feiten bijeen, bouwt hypothesen op uit tal van gissingen, vermoedens en twijfels, en spreekt zich pas uit over dader en schuld, wanneer de conclusie daarover onomstotelijk vaststaat. Zo heeft deze misdaad-roman de allure van een gerechtelijk rapport. Men zou het aan een rechter of een parle- | |
| |
mentaire onderzoekscommissie als een rechtsgeldig document voor kunnen leggen. Het meest opvallende aspect van het rapport is wel dat het motief van de moorden zo lang in het duister blijft hangen. De zaak Alzheimer is meer een ‘whydunit’ dan een ‘whodunit’.
Zoals het hoort in een politierapport, worden - meestal bij het begin van een episode - dag en uur exact aangegeven. De verteller vermeldt het ‘eidetisch (= fotografisch registrerend) geheugen’ van inspecteur Vincke. Dat kan gelden als model voor zijn eigen vertelwijze. Vincke prent al wat hij ziet exact in zijn ‘beeldend’ geheugen en rapporteert daarover met fotografische en filmische exactheid. Zijn reproductievermogen is meer dan fotografisch; hij doorziet wat hij ziet. Zijn beelden van Antwerpen, van een politiekantoor, van een villa in de randstad, van mensen en dieren... zijn meer dan alleen maar ‘realistisch’. Hij demonstreert daarbij een verbluffende kennis van zaken, zowel wat wapens betreft, als wat het politiereglement of de voorschriften van de geheime Groep Dyane aangaat. De auteur is in die materie thuis als geen ander. Zijn rapport moet bestand zijn tegen de beoordeling van de meest veeleisende expert in politionele en gerechtelijk zaken. De geleerde uiteenzetting over de ziekte van Alzheimer zal ook wel uit een betrouwbare wetenschappelijke bron overgenomen zijn.
In die lange reeks korte shots (als in een politierapport) komen soms fragmenten voor waarin de namen van de betrokkenen bij de summier vermelde feiten zijn weggevallen, of resumerende terugblikken waar de levenden en de doden in het dossier nog eens worden opgeroepen, of een hele inventaris van alle betrokken personages wordt afgedrukt, zoals dat in gerechtsdossiers gebruikelijk is.
Ook de spanning wordt er deskundig in gehouden. Pas in de tweede helft van de roman zijn we zeker van de ware dader van de moorden en na driehonderd bladzijden vernemen we iets over de ‘Alzheimer disease’ die aan de basis zou liggen van het zo barbaarse gedrag van de seriemoordenaar. De zaak Alzheimer kan een ‘politiethriller’ of gerechtelijke ‘detective’ genoemd worden. Het motief van de moord wordt zo lang mogelijk geheim gehouden, precies zoals dat bij de vorderingen van een zeer ingewikkeld politioneel onderzoek het geval kan zijn. Overigens zijn de motieven voor de veelvuldige misdaden zó ingewikkeld, dat de verteller ook in dat opzicht de grootste omzichtigheid aan de dag moet leggen. De verteller levert materiaal voor een strafpleiter, zowel voor een advocaat van de beschuldiging als van de verdediging, maar hij speelt zelf niet voor advocaat. (Overigens komt er geen Ledda-proces, want
| |
| |
de hele zaak zal via een doofpotoperatie toegedekt worden, naar goede Belgische gewoonte, zoals de laatste zinnen suggereren.)
| |
Vertelstandpunt
De verteller is zowel onderzoeker als verslaggever van de zaak. Over het geheel van de roman bekeken, geniet hij het privilege van de alomtegenwoordige en alwetende verteller. Bij de eerste verdachte handelingen in het hotel en de eerste moord bij de chique villa in de Seringenlaan te Schilde bijvoorbeeld, is hij met zijn camera en microfoon present. Zo loopt hij bij tijd en wijle vooruit op wat Vincke en Verstuyft nog moeten natrekken op grond van moeizaam bijeengesprokkelde gegevens. Een razzia van het duo loopt ook weleens verkeerd af; de alwetende verteller misleidt het duo en de lezer nogal eens. Ook dat hoort bij de procedures van de thrillerauteur. De verteller vat bij gelegenheid als het ware in de marge van de talloze bladzijden van het dossier de stand van zaken beknopt samen. Aldus gedraagt hij zich, naast zijn rol van rechercheur, als de behulpzame schrijver ten gerieve van een lezer die door de overdaad aan feiten, weleens de draad kwijtraakt. Vooral omdat de (zogezegd alwetende) verteller meestal zelf niet veel verder wenst te gaan dan wat Vincke en Verstuyft te weten zijn gekomen.
Hét vertelstandpunt in De zaak Alzheimer is immers wel degelijk dat van de twee Antwerpse rechercheurs. Zij moeten tot op de seconde voor hun oversten hun doen en laten registreren. Zij stellen eigenlijk de bruikbare gegevens van het dossier samen. Hun professioneel onderzoek bevestigt of vervolledigt wat de verteller al heeft laten doorschemeren. Aldus combineert de auteur zijn functie van romanschijver met die van politiecommisaris. En die functies klikken perfect in elkaar. Verstuyft denkt aan een geliefde boutade van Vincke: ‘Vele dingen worden geloofwaardig omdat ze succesvol gedramatiseerd worden’ (p. 84). Dat blijkt de succesformule van de misaadromans van Jef Geeraerts te zijn.
De romanschrijver laat ook opvallend weinig speelruimte voor zijn twee bekende detectives open. Hun privé-leven doet hier weinig ter zake. Verstuyft kan wel even dagdromen over ‘Pompadoerke’, maar voor een auteur als Jef Geeraerts zijn er zeer weinig erotische zijsprongetjes in De zaak Alzheimer te bespeuren. Een erotische thriller werd dit zeker niet. Omdat de commissaris en zijn adjunct het gros van de bladzijden vullen, bestaat het merendeel van de tekst uit dialogen. Ook andere personages worden meestal via gesprekssituaties opgevoerd. Overal zijn de twee speurders met hun recorders aanwezig. Telefoongesprekken, in verschillende talen zelfs en soms geheim gecodeerd, komen eveneens in grote aantallen voor. En
| |
| |
iedereen luistert mee, de lezer ook. Zo went ook de lezer aan deze rol van rechercheur. Die kan zelf gissen naar het ultieme motief. Hij moet wel een paar honderd bladzijden mee hypothesen bouwen. En op het eind wordt alles toch weggeveegd. Zoals in sommige stripverhalen gebeurt, verwijst de verteller in een voetnoot soms naar zijn andere misdaadverhalen rond het bekende Antwerpse duo, Geeraerts roman De trap. En ten gerieve van de Nederlandse lezer verduidelijkt hij in voetnoten ook benamingen binnen het Belgische gerechtelijk apparaat of afkortingen daarvan. De lezer wordt verzocht uiterst attent mee te speuren. De verteller is hem daarbij met al zijn onbetwistbare competentie in gerechtzaken zeer behulpzaam.
| |
Titel
De titel van deze misdaadroman verwijst naar de ziekte waarmee de seriemoordenaar Angelo Ledda behept is. Van de ‘killer’ wordt al vrij vroeg vermoed dat hij een ‘abnormale’ is, omdat het motief van de moordaanslagen zo duister blijft. Wanneer zijn ware naam bekend is, valt nog niet de naam van zijn kwaal. Hij is wel een ‘psychopaat’, ‘al getikt van in z'n wieg’, aldus zijn vroegere schooldirecteur. Tegen Vincke en Verstuyft zegt hijzelf: ‘I'm a sick man’. Via Ledda contacteren de onderzoekers telefonisch een zekere dokter Lepcowicz in New York, die hun zegt dat zijn patiënt aan de Alzheimerziekte lijdt. De dokter licht de symptomen van de kwaal uitvoerig toe. Vincke had er nog nooit van gehoord. De patiënt blijkt aan een vervroegde vorm van seniel geheugenverlies te lijden. De ziekte wordt ‘ongeneeslijk’ genoemd. Hoe kan een beroepsmoordenaar met zo'n kwaal van New York naar Antwerpen ontboden zijn? Bovendien verklaart die onherroepelijk beschadigde Ledda dat hij heel zijn leven zin heeft gehadin ‘een paar hits zuiver voor de kick’. Zo leeft hij zijn mentale stoornis uit in seriemoorden. Aldus ontwikkelt Jef Geeraerts een ‘psychiatrie van de misdaad’, die een belangrijke plaats gaat bekleden in de laatste hoofdstukken.
| |
Stijl
De Vincke-en-Verstuyftmisdaadromans van Jef Geeraerts vertonen niet meer de stilistische bravoure van zijn debuutromans. Zoals in andere verhalen vanaf de jaren 1980 bespeelt hij veel soberder en strikter registers, wat voor de hand ligt als het gaat om de afwikkeling van gerechtelijke dossiers met zoveel precisie. De schrijver heeft zich naar de discipline van de verteller en van diens hoofdpersonages geschikt. In een politierapport komen geen lyrische natuurbeschrijvingen voor, en hoe ‘eidetisch’ nauwkeurig Vincke moge registreren, hij belandt niet op de zijpaadjes van de stilistische versiering of de uitvoerige beschrijving. Hij zal tot in detail fotograferen, maar altijd in functie van de finaliteit van het onderzoek. Esthetiek maakt niet veel uit in een politierapport.
| |
| |
De verteller gaat in zijn precisie zelfs zo ver dat hij sommige stukken van een gesprek registreert in ‘nauwelijks gepoetst’ Antwerps dialect, in het Frans of het Engels. Hij kent het jargon van de Antwerpse politie zeer goed, maar hij weet ook wat voor de New Yorkse maffia op Amerikaanse strafbladen genoteerd wordt. Hij kan het onderscheid maken tussen een tekst voor een meerdere of een mededeling aan de telefoon in beroepsverband enerzijds, en een goedlachse babbel of een opmerking-off-the-record onder collega's anderzijds. Al die taalvarianten komen in de roman voor. Dat schept een bont geschakeerd, zelfs multicultureel wereldje naar Antwerpse maat. Ook in taalkundig opzicht is De zaak Alzheimer meer dan alleen maar een spannende misdaadroman; het boek weerspiegelt ook een beeld van België in allerhande stilistische vijvertjes.
| |
Interpretatie
De zaak Alzheimer is zoals de ondertitel aangeeft, natuurlijk op de eerste plaats een ‘misdaadroman’, maar hij is veel meer. Ook de zes overige Vincke-en-Verstuyftromans, en andere detectives zoals Drugs uit 1983 hangen een complex tijdsbeeld op en schetsen een maatschappijkritisch doorsnee-imago van België dat veel ruimer gebieden bestrijkt dan alleen de misdaad, de politie en de magistratuur. De auteur trekt heel wat andere registers van de Belgische samenleving open. Hij móet met België afrekenen, en zijn misdaadverhalen bieden daartoe uiterst geschikte romanruimtes. Aan de misdaad kan hij allerlei vasthaken wat een aantal kwalen van de Belgische staat satirisch te kijk stelt. Hij schrijft een thriller in een context. En doorlopend fungeert de misdaadintrige als aanleiding om de context scherp te kunnen belichten en te kunnen hekelen.
De auteur demonstreert zijn kennis op vele terreinen. Antwerpen kent hij natuurlijk op zijn duimpje. Hij is daar als kind opgegroeid en ging er naar school. Hij imiteert het dialekt heel gevat, fonologisch, semantisch en syntactisch. Door ‘de verbouwingswoede van de jaren zestig en zeventig’ werden de mooiste stadsbuurten onherstelbaar beschadigd.
In het Belgische gerechtelijk systeem is er ook een voortdurende concurrentiestrijd aan de gang tusen de rijkswacht en de politie. Zo houdt het korps van de Belgische Rijkswacht gegevens achter die doorgegeven zouden moeten worden naar de gerechtelijke politie van de parketten. Dat is ‘een van de in andere landen onbestaande anomalieën van ons politiesysteem’, een gevolg van ‘het rigide hiërarchische karakter van de Rijks- | |
| |
wacht’ met haar militaire tendensen. De verteller noemt zulke misbruiken, getolereerd door de ministers van Defensie, Justitie en Binnenlandse Zaken, ‘typisch’ Belgisch. Die tegenwerking tussen de twee korpsen, in de plaats van samenwerking, maakt dat het in België met de politie ook ‘één grote bende’ is. België is ‘een merkwaardig land’, merkt Vincke op, omdat het ‘beschikt over een bezettingsleger in vredestijd’. Een advocaat-generaal, Antoon Bracke, een notoire rechtse figuur, is met zijn heimelijk karakter ‘uiterst bedreven in het ontwerpen en uitspinnen van bureaucratische intriges’ - een gedroomde schakel in het door onschendbare politici opgezette komplot. Jacques De Haeck, zoon van de baron, is evenals zijn vader een schoolvoorbeeld van de ‘Belgische cumulard’. Die ‘typisch Belgische sinecuur’ levert hem per jaar ettelijke miljoenen op. Vincke herinnert zich de opmerking van een Nederlands collega: Sommige prominente landgenoten van jou moeten supermannen zijn’. En de Belgische media ‘hebben nog altijd niet het middel gevonden om indringende stukken te maken over wat er werkelijk omgaat in de hoogste kringen van het land’.
Zinswendingen met ‘elk, ieder, typisch, gewoonlijk, klassiek, als naar gewoonte, standaard, zoals alle..., iets van alle tijden’ zijn zeer gebruikelijk. Moeheid plus onzekerheid is de slechtst denkbare combinatie die ‘elke politieman’ verafschuwt. Zo hangt Geeraerts een doorsneebeeld van de politie op, en van zovele aspecten van de Belgische samenleving. Verstuyft is in bepaalde opzichten meer ‘een geboren politieman’ dan Vincke, bij voorbeeld. En de States zijn ‘De Bakermat Van Het Moderne Geweld’. De verteller citeert ‘typische voorbeelden van dubbel gebruik van kredieten’. In een warm weekend stijgt het bierverbruik aanzienlijk, waardoor ‘op de Belgische wegen in het algemeen roekelozer dan gewoonlijk’ wordt gereden.
De verteller mengt ook spitvondige mensenkennis in zijn rapport. De eerste keer zien we de toekomstige seriemoordenaar nog aarzelend ‘met nerveuze, donkere, vochtige hondeogen, de typische blik van mensen met een oppervakkige intelligentie, die zich vasthaakt aan concrete dingen en die meestal een ongevoelige, materialistische natuur verbergt’. En elders: ‘De grijnslach van de buiten de wet gestelde cowboy verscheen opnieuw op zijn gezicht’. Er wordt zelfs geopperd dat kunstenaars ‘in enkele opzichten een beetje op misdadigers’ lijken, ‘het zijn neurotische eenzaten en ze proberen macht uit te oefenen op de anderen’. Jef Geeraerts ontwikkelt ‘een psychiatrie van de misdaad’ in dit boek: Ledda lijdt aan twee kwalen, zowel machtswellust door geld aangezwengeld, als ‘een ongeneeslijke kwaadaardigheid’ waardoor hij anderen
| |
| |
vernietigt. Een Amerikaans psychiater uit zijn mening over het feit dat in de Verenigde Staten niet zozeer het aantal moordenaars als wel het aantal slachtoffers stijgt. De ‘seriemoorden’ of het ‘gratuite elimineren’ zijn een gevolg van de bevolkingsaanwas (veertig jaar zonder wereldoorlog...) en van het moordende Amerikaanse levensritme, waardoor een ‘rattensyndroom’ ontstaat. Het aantal karaktergestoorde misdadigers zou aldus elke dag schrikbarend groeien.
| |
Thematiek
Sommige aspecten van de context worden zó intens en zó frequent aangeboord dat ze op inhoudelijk vlak gaan fungeren als terugkerende motieven en het gewicht van thema's verkrijgen. Dat gaat op voor de rol van de godsdienst en de druk van de politiek in het Belgische systeem.
Jef Geeraerts kan het niet laten af en toe sarcastisch te doen over God, godsdienst, gelovigen en kerken. Procureur Guy Lebrouck stelt aan de onderschikte Vincke voor eens een avondje samen door te brengen. In een voetnoot voegt de auteur daaraan toe: ‘In de realiteit is zoiets onmogelijk. God heeft de standen gewild en procureurs vinden dat schitterend’. Vincke raapt in een park een blad op, telt de nerven en zegt macaber: ‘Nog een bewijs dat God bestaat’. Hij vertelt over de heer Arts, die een ouvreuse in een seksbioscoop in Leuven aan de haak sloeg, en noemt die meevaller ‘Gods wegen, zie je’. De Broeders van Liefde worden al eens smalend opgevoerd, evenals de jezuïeten, bij wie Jef Geeraerts zijn middelbaar onderwijs genoot. En nog eens Vincke: ‘Wie zwijgt, stemt toe. (...) Volgens een bekend katholiek spreekwoord dat nog dateert uit de goeie ouwe tijd van de Inquisitie.’
De alliantie van godsdienst en politiek ten tijde van de oppermachtige Christelijke Volkspartij, die van België een CVP-staat wou maken, stelt hij voor als een rampzalige verrechtsing. Hij vermeldt soms namen van bestaande personages, bijvoorbeeld de polyvalente industrieel André Leysen. Zeldzaam zijn de magistraten (zoals Procureur des Konings Luy Lebouck bijvoorbeeld) van wie de benoeming berust op juridische kwaliteiten, en niet op het bezit van een partijkaart, bij voorkeur die van de CVP. En die hoge magistraten zitten zo hoog in hun Ivoren Toren, dat zij zich niet verwaardigen een ondergeschikte bij de voornaam aan te spreken, zeker als die van een andere partij is. De politisering van het gerechtsapparaat is in België een uitgemaakte zaak, aldus Vincke, en in België creëert de regering een ‘Binnenlandse Vijand’ als alibi om een angstaanjagend repressie-apparaat op te zetten. Carrière-politici vuren die vrees aan onder de bevolking. Dankzij de sturing van de Belgische politieke, economische en sociale situatie is de CVP bij machte om in de komende CVP-staat een ingewikkeld net- | |
| |
werk van draden te vlechten naar de meest uiteenlopende machtsinfrastructuren. Politiek draait om macht, dat demonstreert overduidelijk het eedverbond tussen kerk en partij. De regering blinddoekt daarbij de bevolking met een typische ‘Belgische woordzwendel’. De Vlaamse bourgeoisie koestert ook nog de bekende voorkeur voor de mooie Franse taal.
Er worden ook twee begrafenisplechtigheden beschreven: een van de christenen, waar heel het hoge volkje zich komt laten bekijken, en een van de vrijzinnigen, die veel soberder en democratischer oogt, maar waar dan de anti-CVP-staat verzamelen blaast. De verteller laat Vincke op de voorlaatste bladzijde de behandeling van het politieke thema als volgt afronden: ‘Ons gerechtsapparaat wordt beheerst door poltieke machtsverhoudingen en is meer dan ooit het toneel van de strijd tussen ideologische geschillen.’
| |
Context
Tot de context van De zaak Alzheimer behoort vanzelfsprekend de reeks misdaadromans met Eric Vincke en Freddy Verstuyft als hoofdpersonen. Die verhalen spelen zich af in Antwerpen, een vast contextueel gegeven. In de roman Diamant waait zelfs een zaak rond een ruwe diamant in de provincie West-Kasai (Zaïre) over naar het Antwerpse politiecorps. Een uitbreiding van de speurtocht naar de USA komt ook wel elders voor (in Double-Face, De Cu Chi Case, Het Sigmaplan, Zand). Lang voortslepende onwetendheid omtrent het motief van de moordaanslag(en) speelt ook mee in andere romans (in De Cu Chi Case, Double-Face). Het thema van de verrechtsing komt voor in Drugs, een roman uit 1983, die zich afspeelt in 1989, wanneer België wordt geregeerd door een rechtse coalitie met een oppermachtig repressie-apparaat (de rijkswacht) als steun. Met de alliantie van godsdienst en politiek (incluis de magistratuur) maken we ook kennis in De PG en Het Rashomon-Complex: de Belgische beau monde heeft zich daar verschanst in de vestingen van Opus Dei, een instituut dat door Jef Geeraerts als een staatsgevaarlijke epidemie wordt verketterd. Aldus maakt De zaak Alzheimer deel uit van het complexe Geeraerts-universum dat zovele sectoren van de samenleving bestrijkt. Zijn misdaadromans hebben iets van een maatschappijkritische ideeënroman. De zaak Alzheimer ontstond in het klimaat van bange voorgevoelens aangaande de oprichting van een extreem-rechtse CVP-staat in de jaren 1980. Jef Geeraerts blijkt die voorgevoelens ook gekoesterd te hebben.
De roman past uitstekend in de mode van de Amerikaanse
| |
| |
misdaadromans van bijvoorbeeld Robert Daley, Joseph Wambaugh of Len Deighton, en van detectivefilms, evenals van de Zweedse thrillerauteurs Sjöwall en Wahlöo. Die laatste twee worden als referentie van het internationale niveau van De zaak Alzheimer vermeld in het juryrapport van de eerste Gouden Strop, de hoogste onderscheiding voor thrillerliteratuur in het Nederlands. Die werd in 1996 aan Jef Geeraerts toegekend. Er waren zeventien kandidaten. Hij was de eerste Vlaming die de prijs kreeg. De jury loofde de roman als ‘een intelligente, gedisciplineerd geschreven politiethriller’. In 1992 werd de roman verfilmd (bestemd voor de bioscoop), daarnaast kwam er een driedelige tv-serie voor de toenmalige BRTN-zender.
De zaak Alzheimer werd, na Het Sigmaplan, ook in het Russisch vertaald en uitgegeven door Raduga Publishers in Moskou, voorzien van heel wat verklarende voetnoten. De oplage van die vertaling, al de achtste waarin Jef Geeraerts in het buitenland verschijnt, bedroeg 15.000 exemplaren.
| |
Waarderingsgeschiedenis
De zaak Alzheimer werd over het algemeen gunstig ontvangen. De meeste recensenten prezen de professionele kennis van de auteur en de opbouw vol spanning van zijn misdaadverhaal. Het thema van de macht, zowel in kringen van de politiek als van de magistratuur, heeft Geeraerts deskundig in de thriller verwerkt. Het achterhouden van het motief (wat een ‘whydunit’ oplevert) wordt Geeraerts ook als een goede vondst aangerekend. In het interview met Carlos Alleene, gepubliceerd in Het Volk, wees de auteur zelf op de grote rol van de politiek in de afwikkeling van zijn politionele thriller. Fred Braeckman (in De Antwerpse Morgen) vond dat het geheel van de roman ‘een nogal troosteloos pessimisme uitstraalt, ook al wegens de twee korpsen die als vijanden tegenover mekaar staan in plaats van het gerecht te dienen’. ‘De misdaad wint’, concludeerde Gaston Durnez vrij cynisch. De beklemtoning van het gevaar van ultra-rechts is wel als overtrokken overgekomen. Vooral Nederlandse recensenten hebben via Jef Geeraerts België als een corrupt landje leren kennen en de ‘verrechtsing van België’ in hun commentaren beklemtoond.
De enige echt negatieve reactie kwam van Jos Grobben in Knack. Wanneer we Jef Geeraerts mogen geloven, zegt hij, leven wij in een landje ‘geknecht door een korrupte, volgevreten en zelfgenoegzame bourgeoisie. We worden geregeerd door stukken onbenul’. Het is echt ‘ergerlijk’ dat Jef Geeraerts met
| |
| |
dergelijke versleten bestempelingen voor de dag durft te komen. Bovendien is zijn taalgebruik zwak en armoedig, het zit vol herhalingen en bladzijdenlange details. Dat is ‘gewoon bladvulling’ en de uiting van ‘een ongeneeslijke vorm van pedanterie’. Volgens Grobben kon het boek gerust de helft korter zijn. Vanaf de aanhouding van de dader is volgens de recensent de rest overbodig: ‘In het tweede deel houdt alleen konstante ergernis je van een welverdiende slaap’.
Voor deze bespreking is gebruikgemaakt van:
Jef Geeraerts, De zaak Alzheimer. Misdaadroman, tiende druk, Antwerpen/Amsterdam 2000.
| |
| |
| |
Secundaire literatuur
J. Vs [Jan Vorsselmans], Jef Geeraerts kan het ‘thrillen’ niet laten. Misdaadroman ‘De zaak Alzheimer’ voorgesteld. In: Gazet van Antwerpen, 15-10-1985. |
Carlos Alleene, Jef Geeraerts, ‘De dood laat me helemaal niet onverschillig’. In: Het Volk, 31-10-1985. |
Fred Braeckman, Thrillers: mag er ook nog gelachen worden? In: De Antwerpse Morgen, 26-10-1985. |
Gaston Durnez, De misdaad wint. Geeraerts knap vakman in ‘De zaak Alzheimer’. In: De Standaard, 1-11-1985. |
Jan Vorsselmans, Geeraerts schreef brief en misdaadroman. ‘Kleine’ Jef versus ‘grote’ Jef. In: Gazet van Antwerpen, 5-12-1985. |
Rudi Hermans, Mij interesseert vooral waarom een moord is gepleegd (De zaak Alzheimer). In: Het Belang van Limburg, 4-11-1985. |
R. Ferdinandusse, Eén grote bende. Politiekorpsen in Amsterdam en Antwerpen. In: Vrij Nederland, 14-12-1985. |
Joost Niemöller, Hellinga, Ross, Geeraerts en de tijdsgeest. De moordschrijvers. In: De Tijd, 28-4-1989. |
Jos Grobben, De zaak G. Ook Jef Geeraerts' tweede Antwerpse politieroman mag geen naam hebben. In: Knack, 30-10-1985. |
P.A., Geeraerts gaat Russisch. In: Het Volk, 11-7-1996. |
lexicon van literaire werken 59
augustus 2003
|
|