| |
| |
| |
Jef Geeraerts
Dood in Bourgondië
door Koen Vermeiren
Achtergronden en uiterlijke beschrijving
De roman Dood in Bourgondië van Jef Geeraerts (*1930 te Antwerpen) verscheen in 1976 bij uitgeverij Elsevier Manteau en werd opgedragen aan Eleonore, de (tweede) vrouw van de auteur, die ook de hoofdfiguur van het boek is. Het verhaal is autobiografisch en vertelt over de levensgevaarlijke periode die Eleonore in 1975 doormaakte tijdens en na een verblijf in Spanje. Zij had toen een buitenbaarmoederlijke zwangerschap, maar werd hiervoor verkeerd behandeld door een arts die nadien zijn ongelijk niet wilde toegeven. In 1976 schreef Geeraerts zijn roman als een aanklacht tegen de incompetentie van deze man en tegen de Orde van Geneesheren die haar lid een beschermende hand boven het hoofd bleef houden.
Dood in Bourgondië is tevens een boek over de openbloeiende liefde tussen een man en een vrouw wier relatie zwaar op de proef wordt gesteld. Tijdens een tweede verblijf in het Spaanse Figueras, in 1976, en later ook in Baarle-aan-de-Leie, werd de gehele onverkwikkelijke geschiedenis in drie delen gereconstrueerd. Geeraerts deed daarvoor niet alleen een beroep op zijn eigen herinneringen, ervaringen en documenten, maar ook op die van zijn vrouw, die aan het woord komt via bandopnamen, dagboeknotities en gesprekken, om op die manier getuigenis af te leggen van een periode vol angst, pijn en onmacht.
Vooraan in het boek zijn vier citaten opgenomen: de artikelen 136 en 137 uit de Code van Geneeskundige Plichtenleer, een uitspraak van de directeur van de abortuskliniek Oosterpark en een van een zekere Dr. L.J. Peter. Alle drie hebben ze betrekking op de grote ‘collegialiteit’ binnen de artsenstand, die als een gesloten en hooghartige gemeenschap wordt voorgesteld. Het vierde citaat is afkomstig van Pater Pascal uit Vézelay en voorspelt naderend onheil en gezondheidsproblemen.
De roman bevat drie delen en een postscriptum met de medische gegevens, alles bijeen 226 bladzijden, en kende tot op heden zeven drukken.
| |
| |
| |
Inhoud
Na een bloeding, in 1975, gevolgd door een onzorgvuldig uitgevoerde curettage, verkeert Eleonore, de eerste hoofdfiguur van het boek, een tijd lang in levensgevaar, zonder het zelf te weten. Haar gynaecoloog (in de roman Dr. Rixen genoemd) stelde namelijk een verkeerde diagnose. Hij meende dat zij een miskraam had met een ontsteking als gevolg, terwijl ze in werkelijkheid aan een buitenbaarmoederlijke zwangerschap leed. In Spanje, waar ze met Jef Geeraerts, de tweede hoofdpersoon, naartoe gaat om er eens goed uit te rusten, wordt haar toestand almaar slechter. Tijdens de terugreis naar België krijgt ze in Saulieu een nieuwe, pijnlijke bloeding die uiteindelijk de dood van de vrucht in haar buik veroorzaakt.
Daarmee is de lijdensweg echter nog niet ten einde, want Dr. Rixen, die bij zijn eerste diagnose blijft, overweegt een verminkende operatie. Geeraerts, die argwaan krijgt, legt contact met een andere geneesheer, Dr. Togo, die via microchirurgie het gevaar kan afwenden zonder vitale vrouwelijke organen te moeten verwijderen.
De auteur en zijn vrouw overwegen vervolgens gerechtelijke stappen tegen de onbekwame Dr. Rixen, die zijn gelijk koppig staande houdt, maar worden hierbij geconfronteerd met de hypocrisie binnen de Orde van Geneesheren, waarvan de leden elkaar onvoorwaardelijk in bescherming nemen.
Geeraerts gaat dan maar zelf op onderzoek uit. Hij verzamelt medische verslagen, doet aan zelfstudie, raadpleegt andere gynaecologen en vindt op die manier inderdaad bezwarend bewijsmateriaal tegen Rixen. De feiten en gegevens die hij achterhaalt, worden verwerkt in het boek, dat op die manier een aanklacht vormt tegen de onbekwaamheid, de schijnheiligheid en het machtsmisbruik van sommige dokters en van de besloten artsenvereniging waartoe ze behoren.
| |
Interpretatie
Titel
In Saulieu, waar Geeraerts en zijn vrouw in 1975 overnachten tijdens hun terugreis van Spanje naar België, krijgt Eleonore een bloeding en hevige pijn. Later verneemt de auteur van Dr. Togo, de chirurg die haar opereert, dat de vrucht in haar buik toen moet zijn afgestorven. Vandaar de titel van het boek, Dood in Bourgondië.
| |
Thematiek
Op p. 189 voert Geeraerts een ‘laatste gesprek met Dr. Rixen’. Hierin maant hij de gynaecoloog te bekennen dat hij inderdaad een zware medische fout heeft begaan door de teke- | |
| |
nen die op een buitenbaarmoederlijke zwangerschap wezen te negeren en later zelfs bewust te verzwijgen. Dr. Rixen houdt echter vol dat hij eerlijk en juist heeft gehandeld, waarna de auteur zijn voornemen bekendmaakt om over het hele geval een boek te schrijven. Geeraerts neemt de arts niet alleen zijn incompetentie kwalijk, maar ook en vooral het feit dat de onnodige operatie die hij wilde uitvoeren Eleonore fataal zou hebben verminkt in haar vrouw-zijn. Om die reden wil hij Rixens ‘vel’ hebben.
Omdat hij de arts niet fysiek kan raken (meermaals heeft hij zin om hem ‘de nek te breken’ of op één of andere manier te straffen), zal Geeraerts hem met de pen als wapen te lijf gaan. De belangrijkste drijfveren om het boek te schrijven, zijn dus woede en wraak die zich ontladen in een nauwgezette reconstructie van de pijnlijke en beangstigende periode die Eleonore en de auteur in 1975 doormaakten.
Met Dood in Bourgondië hoopt Geeraerts ‘iets op zijn grondvesten [...] te doen trillen’ (p. 174). Het is hem immers niet uitsluitend te doen om het individu Rixen, maar ook om de schijnheiligheid die binnen de Orde der Geneesheren heerst. Hij wil met zijn boek ‘het hart van de wereld’ bereiken en ‘alle hypocrisie met bijtend zuur wegbranden’ (p. 174). De roman, al zou de term ‘verslag’ wellicht beter op zijn plaats zijn, moet dan ook worden gelezen als een aanklacht tegen wanpraktijken in de medische wereld, die de meeste patiënten niet anders dan machteloos kunnen ondergaan.
Geeraerts heeft de waargebeurde feiten die de stof voor zijn verhaal leveren echter gedramatiseerd, onder meer door ze te verbinden met een typisch literaire thematiek en ze een symbolische uitstraling te geven. Zo kan de liefde tussen de auteur en zijn vrouw, die wegens het dreigende levensgevaar heel intens wordt beleefd, worden gezien als een moderne variant op het aloude Eros-Thanatos-gegeven. In het aanschijn van de dood krijgen ieder woord en elke handeling iets bezwerends, bijna sacraals.
Ook de uiterst gecultiveerde levensstijl van het paar moet een tegenwicht vormen voor het ongeluk dat hen treft. Daarom beloven ze elkaar, na de gebeurtenissen in oktober en november 1975, voortaan samen zoveel mogelijk van ieder moment te genieten, ‘bewust, systematisch, exclusief, egocentrisch, tot elke prijs’ (p. 58). Deze fijnzinnige houding uit zich bijvoorbeeld in het beluisteren van sensuele muziek, ‘samen praten, van de zon genieten, fijne gerechten klaarmaken, nieuwe cocktails creëren’ (p. 10). ‘Dood in Bourgondië komt op bepaalde plaatsen voor als een receptenboek voor cocktails en geroosterde gerechten. In dat opzicht een boek om duimen en
| |
| |
vingers af te likken (maar liefst met manieren). Zijn gevoeg doen mag ook, maar dan sterk-symbolisch, mythisch...,’ aldus Marcel Janssens. Ook het koketteren met frivole kleren en oosterse gewaden en het zich omringen met symbolische voorwerpen, zoals ‘de zilveren Boeddha met het boterlampje uit de Himalaya, de koperen dordjé, het Ômteken, het stenen Vissen- en Stierteken van Vézelay’ (p. 9) behoren tot deze verfijnde, bijna decadente levensstijl.
Het explosieve vitalisme, zo kenmerkend voor Geeraerts' eerdere boeken Gangreen 1 en 2, is nu vervangen door een zorgvuldig gekoesterd hedonisme dat de hoofdfiguren als het ware buiten de tijd lijkt te verplaatsen. Zintuiglijke indrukken en ritueel uitgevoerde handelingen krijgen op die manier een zwaarbeladen symbolisch-mythische betekenis. Wanneer Eleonore voor haar man danst, doet ze dat ‘zoals Salome voor Herodes’ (p. 57); in haar ziekenhuiskamer moet het kruisbeeld worden vervangen door een ‘Tibetaanse thanka’ (p. 144); op het moment dat de auteur vervuld is van moordlust trekt hij een zwarte kimono aan en verbeeldt zich dat hij zijn samoerai-zwaard slijpt op een watersteen (p. 193); de operatiekamer wordt vergeleken met een Aztekentempel, slechts toegankelijk voor de Hogepriesters en Hun dienaren; en Eleonore wordt wel eens Antinea genoemd.
Ook seks en erotiek worden opgenomen in deze cultus van het genot. De paring wordt soms voorafgegaan door een rituele dans op de maat van Indische muziek (p. 77) of ze beminnen elkaar ‘traag, oosters, vaak op het tweede zenniveau’ (p. 13). Het aperitieven wordt eindeloos gerekt, bij het eten wordt meestal champagne of wijn gedronken, waarna whisky of jenever voor een behaaglijke roes moet zorgen. Al deze verfijnde geneugten moeten het doodsgevaar doen vergeten. Of zoals Eleonore het formuleert na haar geslaagde operatie: ‘Het is alsof het allemaal niet bestaan heeft: het staatsziekenhuis, Rixen [...] de onrust, de angst, de pijn. Alleen Nu telt, samen drinken, lachen, praten, muziek beluisteren, vrouw zijn, zijn vrouw zijn, een man liefhebben, mijn man!’ (p. 172)
| |
Opbouw
De opbouw van het boek is op het eerste gezicht vrij complex en brokkelig, en gebeurt volgens de collagetechniek. Dagboeknotities, zowel van Geeraerts als van zijn vrouw, herinneringen, flarden van (telefoon)gesprekken, medische informatie, documentatiemateriaal en uitgeschreven bandopnamen wisselen elkaar voortdurend af. Meestal zijn ze van een datum voorzien, en zo wordt het duidelijk dat de beschreven periode zich uitstrekt over de maanden oktober en november van 1975 en het voorjaar en de zomer van 1976. Geeraerts laat echter voortdurend twee verhaallijnen door elkaar heen lopen, name- | |
| |
lijk die waarin Eleonores toestand, tijdens een eerste Spanjereis, almaar erger wordt en die waarin, gedeeltelijk tijdens een tweede verblijf in Spanje, al schrijvend terug wordt gekeken op de ontwikkeling van haar buitenbaarmoederlijke zwangerschap en op haar echtscheidingsproces. Structureel bestaat de tekst evenwel uit drie delen.
Het eerste deel werd geschreven in mei 1976 in Spanje en handelt over het begin van Eleonores gezondheidsproblemen en haar eerste kennismaking met Dr. Rixen. Afwisselend komen Geeraerts en zijn vrouw aan het woord. Zij heeft namelijk op band haar ervaringen en herinneringen ingesproken, die de auteur hier en daar heeft bewerkt en aangevuld en daarna heeft neergeschreven (namelijk op de pagina's 26-33, 35-43, 45-46 en 50-51). In cursiefdruk (p. 46-49) wordt ook heel gedetailleerd een abortus beschreven, die door een zekere dokter Wong werd uitgevoerd in de abortuskliniek Oosterpark in Amsterdam en door de auteur werd bijgewoond tijdens zijn zoektocht naar medische informatie.
Deel twee is, eveneens in Spanje, geschreven in juni 1976. Het begint met een sfeervolle weergave van de bezigheden en indrukken van de twee vakantiegangers, maar dan volgt er een merkwaardige structurele ingreep. Aangezien Geeraerts onmogelijk precies kan weten wat er in zijn vrouw omging in het najaar van 1975, besluit hij haar hierover opnieuw zelf aan het woord te laten, terwijl hij op dezelfde bladzijden, in een tweede tekstkolom, zijn visie op die periode weergeeft. Misschien schreef de auteur zèlf beide versies, maar ook dan dienen ze het eigenlijke doel dat hij ermee wil bereiken, namelijk een versterking van de geloofwaardigheid van de verhaalde gebeurtenissen.
Deel drie werd in juli en augustus 1976 in België (Baarle) geschreven en is grotendeels opgebouwd rond de twaalf bange dagen die volgden na Eleonores bloeding in Saulieu, eind oktober 1975. Dag na dag wordt de lijdensweg gereconstrueerd, met als climax de geslaagde operatie door Dr. Togo. Daarna (p. 161-172) volgen dagboeknotities van Eleonore (van 9 tot en met 22 november 1975) en van Geeraerts zelf (p. 172-175). Op 26 augustus 1976 vertelt de auteur over de laatste dagen van november, waarin onder meer Eleonores echtscheiding een feit wordt. Ook worden enkele telefoongesprekken weergegeven tussen Geeraerts en Rixen, en tussen Rixen en Eleonore, en vindt het laatste gesprek van de auteur met de arts plaats, waarna Geeraerts definitief beslist om over de hele zaak een boek te schrijven.
Hierna komt nog een postscriptum dat uit twee delen bestaat. In ‘De Ingreep’ doet de auteur nauwgezet verslag van
| |
| |
een baarmoederextirpatie die op 22 april 1976 door Dr. Togo in de Kliniek H. Rita werd uitgevoerd. ‘De Conclusies’ bevat heel gespecialiseerde medische informatie over Eleonores benarde toestand en uitslagen van onderzoeken. Geeraerts trekt hier zijn conclusies uit die documentatie en uit gesprekken met andere gynaecologen, en probeert, via een gesprek met Dr. Deyne, de hiërarchische chef van Rixen, aan te tonen hoe de medische staf zichzelf, tegen het gezond verstand in, in bescherming neemt. In dit deel wordt ook bericht over de totstandkoming van het boek, met opgave van de periode waarin en de plaatsen waar het werd geschreven (p. 211).
| |
Vertelsituatie
Geheel in de lijn van de dubbelstructuur van het boek, zijn er twéé ikvertellers aan het woord. Over Eleonores bijdrage zegt Geeraerts op p. 23: ‘Ten slotte is dit haar boek dat ik alleen maar schrijf.’ De twee vertelstandpunten zijn complementair en geven tevens een mannelijke en een vrouwelijke visie op de feiten weer. In zekere zin kan men ook zeggen dat zowel slachtoffer als wreker een stem krijgt in de tekst. Het subjectiverende effect van deze perspectiefkeuze wordt geregeld aangevuld met allerlei objectieve informatie in de vorm van medische documenten en gegevens, die als bewijsmateriaal worden gepresenteerd. De voortdurende afwisseling van de twee ikvertelstandpunten zorgt soms voor verrassende wendingen, zoals op p. 33, waar Eleonore vanuit het bad naar haar man kijkt, waarna ze (na een witregel) op haar beurt door hem wordt bekeken. Of op p. 43, wanneer Eleonore vertelt hoe moe, nutteloos en eenzaam ze zich na Rixens curettage voelt, waarna wordt overgeschakeld naar de mannelijke ikfiguur die in zijn auto treurig en verlaten door de regen naar huis rijdt. Het dubbele ikvertelstandpunt sluit bovendien aan bij het voornemen van beide hoofdpersonages om na hun beangstigende ervaringen zoveel mogelijk ‘exclusief’ en ‘egocentrisch’ van het leven te genieten.
| |
Poëtica
Hoewel Dood in Bourgondië geen deel uitmaakt van de Gangreen-cyclus, is het toch ook het boek ‘van een litteken’ geworden, letterlijk en figuurlijk. In ieder van de Gangreen-boeken wilde Geeraerts een bepaalde periode van zijn leven van zich afschrijven. En dat doet hij in feite ook in Dood in Bourgondië, dat kan worden opgevat als een mengeling van een verslag, een aanklacht en een liefdesroman. Tevens reflecteert de auteur voortdurend op het schrijfproces zelf. Hij geeft aan hoe het met het boek staat (bijvoorbeeld op p. 52) en hoe hij de verdere evolutie ervan ziet.
In de hand van een geëngageerd schrijver als Geeraerts is de pen ook een middel om wantoestanden aan te klagen en om, in dit geval, Rixen met woorden ‘af te maken’ (p. 150). De
| |
| |
auteur wil al schrijvend zijn verloren zelfrespect terugwinnen en, als het kan, tegelijkertijd maatschappelijk iets in beweging zetten door te strijden tegen de hypocrisie en de onkunde van sommige artsen.
Dat het boek voor de schrijver ook een therapeutische waarde had, blijkt uit een gesprek dat Frank van Dijl met hem had: ‘Ik heb over die periode geschreven. Voor mij is het daarmee afgedaan. Het negatieve van de zaak is dat we die dingen hebben meegemaakt zoals ze in het boek staan. Het positieve is dat we besloten hebben om van elk moment te genieten, met drank, eten, lief zijn voor elkaar.’ Op die manier maakte het schrijven dus deel uit van het verwerkingsproces van die beangstigende ervaringen.
| |
Stijl
Dood in Bourgondië bezit niet alleen een verbrokkelde structuur, men treft er ook heel wat verschillende stijlregisters in aan, van lyrisch-vertederende ontboezemingen tot bikkelharde en dreigende taal. Wanneer het handelt om feiten die te maken hebben met de toestand van Eleonore, is de auteur secuur en zakelijk in de weergave ervan. Een voorbeeld: ‘De pijn keerde verhevigd terug en op 22 januari belde Eleonore Dr. Kurt op, een bevriende gynaecoloog. Ze mocht onmiddellijk komen en hij stelde een ontsteking vast, waartegen hij voorlopig enkele gratis monsters antibiotica meegaf. Na een laboratoriumonderzoek van urine en vaginaal vocht, werden ze enkele dagen later door een andere soort antibiotica vervangen, die ze gedurende tien dagen moest nemen.’ (p. 11)
Fel contrasterend hiermee zijn de bladzijden waarop de auteur bijvoorbeeld zijn wraaklust op Rixen botviert met bezwerende woorden. Op die momenten duikt de uit eerder werk bekende ‘tornadostijl’ van Geeraerts weer op, die zo typerend is voor met name de eerste twee Gangreen-boeken. ‘Bezat ik nu maar de Geheime Demonische Kracht, dan zou ik me terstond dagen en nachten zonder voedsel of drank in de bergen afzonderen, naakt, roerloos in lotushouding wachten op het Teken van de Kraaien, uit buxus een popje snijden, er een gat in branden, dit briefje erin stoppen, daarna rustig, aandachtig houtskool en takken verzamelen in het Gebied van de Bosbranden, opnieuw in uiterste concentratie wachten, bij het Tweede Teken snel vuur maken, er houtskool op strooien, aanblazen, langzaam mijn bewustzijn uitschakelen, uit mezelf treden, de Satan in mij laten varen, [...]’
In de passages waarin Eleonore aan het woord is, wordt de stijl wat bedachtzamer en gaat het vooral om emoties en indrukken. Soms, zoals op p. 26, vermeldt Geeraerts er uitdrukkelijk bij dat hij de gesproken verslagen van zijn vrouw naderhand heeft aangevuld en bewerkt.
| |
| |
Wanneer het hedonistische levensgevoel hoogtij viert, wordt ook de stijl verfijnd-esthetisch, en volgen er allerlei bijzonderheden over dure gerechten en alcoholische dranken, of over de muziek die op dat moment door hen, vaak met tranen in de ogen, wordt beluisterd.
Het postscriptum krioelt dan weer van het medische jargon, wat Marcel Janssens de opmerking ontlokte dat hij ‘een handleiding bij de verzorging van buitenbaarmoederlijke zwangerschappen’ aan het lezen was.
| |
Context
Dood in Bourgondië situeert zich tussen Gangreen 3. Het Teken van de Hond en Gangreen 4. Het Zevende Zegel. Het boek was immers niet echt gepland; het waren veeleer de omstandigheden die Geeraerts tot het schrijven ervan aanzetten. Nieuw waren natuurlijk de opsplitsing in twee ikvertellers en de omzichtige aanpak van de medische problematiek, waarin de auteur aanvankelijk uiteraard een leek was.
Aan de andere kant is het toch ook een onmiskenbaar Geeraerts-boek geworden waarin, aldus Dina Hellemans, opnieuw de ‘fantasmatische eros-thanatos tegenstelling’ en de ‘nog subjectivistische bewustzijnsstroom’ op de voorgrond treden. Het ongebreidelde vitalisme uit eerdere boeken is wel enigszins afgezwakt tot een epicuristische levenshouding, terwijl ook de schrijfstijl doorgaans wat ingetogener is geworden. Het inlassen van brieven, documenten en flarden van gesprekken, met de bedoeling de authenticiteit van het geschrift te verhogen, was niet nieuw voor Geeraerts. Hij deed dat ook al in zijn eerste drie Gangreen-boeken.
Naar aanleiding van die reeks werd Geeraerts vaak in verband gebracht met het werk van Henry Miller, die ook in de eerste plaats een rasechte en spannende verteller is en nergens een blad voor de mond neemt. Dood in Bourgondië deed sommigen echter denken aan Multatuli en zijn Max Havelaar, niet zozeer omwille van stijl- of vormovereenkomsten, maar wegens de intense zoektocht en het streven naar waarheid en gerechtigheid.
| |
Waarderingsgeschiedenis
De meningen over Dood in Bourgondië waren, op zijn minst gezegd, heel uiteenlopend. Wim Hazeu loofde de ‘pakkende schrijfstijl’, de ‘milieutekening’ en de manier waarop Gee- | |
| |
raerts de feiten had verwerkt in een ‘overtuigende romanstructuur’. Han Steendijk zag frappante overeenkomsten met Max Havelaar en noemde Geeraerts ‘een van de authentiekste Nederlandstalige schrijvers’. Ook Ab Visser verwees naar Multatuli en naar de gedrevenheid van Louis Paul Boon, die ook Geeraerts zou kenmerken. Marcel Janssens wees op het trefzekere metier waarmee dit boek werd geschreven en op de meesterlijke vertelkunst die voor een aanhoudende spanning zorgt. Daartegenover stelde hij echter de soms ‘schoolmeesterachtig-belerende en prekerige’ toon en de al te overdadige beschrijvingen van cocktails en gerechten. Bovendien vond hij dat ‘het hebberige egocentrisme’ waarop het boek steunt alleen maar tot een ‘opperhuidse levenshouding’ kan leiden.
Uitgesproken negatieve reacties kwamen er van onder meer Tom van Deel. Hij zag in Geeraerts een ‘sterk overschat auteur’ en beschouwde Dood in Bourgondië als een voorlopig dieptepunt. De structuur van het boek is, volgens hem, buitengewoon artificieel, waarbij het documentaire karakter en de gewild-literaire vormgeving elkaar in de weg zitten. Remi Van De Moortel (1981) en André Demedts hadden ethische bezwaren, terwijl P.d.M. (Piet de Moor) het had over ‘een seksueelerotisch gesausde kombinatie van reisverhaal en doktersroman voor niet eens fijngevoelige liberale bourgeois’. Bovendien verweet hij ‘bekrompen kleinburgers’ als Jef Geeraerts en zijn vrouw uitgerekend dezelfde hypocrisie als die welke ze proberen te bestrijden.
Voor deze bespreking is gebruikgemaakt van:
Jef Geeraerts, Dood in Bourgondië. Vierde druk, Antwerpen-Amsterdam 1980.
| |
| |
| |
Secundaire literatuur
Sus van Elzen, Jef Geeraerts. De gevaarlijkste inkompetentie heeft witte jas aan. In: Knack Magazine. Boekenbijlage, 27-10-1976, p. 9. |
Wim Hazeu, Vlammend protest tegen medische staf. In: Rotterdams nieuwsblad, 6-11-1976. |
Frank van Dijl, Jef Geeraerts, van patermoordenaar tot schrijver. In: Het vrije volk, 9-11-1976 (interview). |
Tom van Deel, Het holle pathos van Jef Geeraerts. In: Trouw/Kwartet, 13-11-1976. |
Corrie Kok-De Haas, Jef Geeraerts: ‘Als de put gevuld is, begraaft men het kalf’. In: Noordhollands dagblad, 27-11-1976. |
Roger Vanbrabant, Dood in Bourgondië: serene Geeraerts. In: 't Kofschip, nr. 5, 1976, jrg. 4, p. 14-15. |
Jos de Man, Schrijver Jef Geeraerts: ‘Iedereen heeft wel ergens fascistische trekjes’. In: Haagse post, 4-12-1976 (interview). |
André Demedts, Kleine zedenmeester. In: De standaard, 13-12-1976. |
Hans van de Waarsenburg, Dood in Bourgondië. In: Bzzlletin, nr. 41, december 1976, jrg. 5, p. 30-32. |
Paul de Vree, Schop Jef Geeraerts niet tegen de schenen of Dood in Bourgondië. In: De periscoop, nr. 4, februari 1977, jrg. 27, p. 3. |
Marcel Janssens, Jef Geeraerts en het teken van de orde. In: Dietsche warande & Belfort, nr. 2, februari 1977, jrg. 122, p. 133-139. |
Ook in: idem, Het naakt & het roze. Antwerpen 1986, p. 72-79. |
Han Steendijk, Jef Geeraerts' Max Havelaar. In: Brabants nieuwsblad, 3-2-1977. |
Ab Visser, De schrijver als aanklager. In: Leeuwarder courant, 26-2-1977. |
Remi Van De Moortel, Waarom schreef Jef Geeraerts dit boek? In: Gazet van Antwerpen, 25-3-1977. |
Hugo Bousset, Konceptionele middelen. Dood in Bourgondië. In: Ons erfdeel, nr. 2, maart-april 1977, jrg. 20, p. 313-315. |
Joris Gerits, Dood in Bourgondië. In: Streven, nr. 7, april 1977, jrg. 30, p. 664-666. |
Julien Vangansbeke, Kroniek van de keerzijde. In: Yang, nr. 74, april 1977, jrg. 13, p. 130-131. |
P.d.M., Dood in Bourgondië: een banaliteit. In: De nieuwe, 6-5-1977. |
Rik Bobine, Jef Geeraerts: Dood in Bourgondië. In: Lektuurgids, nr. 7, 1977, jrg. 24, p. 302. |
J.J. Wesselo, Kroniek 12. In: Kultuurleven, nr. 7, september 1977, jrg. 44, p. 652-653. |
Phil Cailliau, Jef Geeraerts. Nijmegen-Brugge 1978, p. 93-96. |
Remi Van De Moortel, Kroniek van het Vlaamse proza. In: Boekengids, nr. 3, maart 1981, jrg. 53, p. 132-133. |
Dina Hellemans, Profiel Jef Geeraerts. Amsterdam-Antwerpen 1991, p. 27. |
lexicon van literaire werken 33
februari 1997
|
|