| |
| |
| |
Louis Ferron
Plicht!
door August Hans den Boef
Achtergronden en uiterlijke beschrijving
Plicht! verscheen in 1981 bij De Bezige Bij te Amsterdam in de reeks BBLiterair als de zevende roman van Louis Ferron (* 1942 te Leiden), zeven jaar na zijn romandebuut in 1974. Na uitstapjes in Oostenrijk en Amerika keerde hij met dit boek terug naar de stof van zijn tweede roman, Het stierenoffer (1975): de voorgeschiedenis van het Duitse fascisme, verbeeld in een adellijk-militaire omgeving in de periode tijdens en na de eerste wereldoorlog, verteld door een voormalig soldaat, ditmaal echter zonder expliciete verwijzingen naar wat later zou gebeuren.
De roman telt 192 pagina's. De 16 getitelde hoofdstukken worden gevolgd door 37 soms uitgebreide noten. Later heeft Ferron niet meer zo'n notenapparaat aan zijn romans toegevoegd.
De laatste regels van elk hoofstuk zijn in een v-vorm gezet, waarmee ze soms een poëtische lading krijgen. Aan de romantekst gaan vier motto's vooraf: van O. Spengler, E. Wiechert, Th. Hobbes en E. Fechner.
Aan het slot vermeldt Ferron dat hij van december 1979 tot juni 1980 aan het boek heeft gewerkt.
| |
Inhoud
1 Het veerwerk van Königsberg
De bediende Tantel vertelt over zijn meester, de landjonker kapitein Robert, en het leven op diens landgoed in een barre uithoek van het oosten van het Duitse Rijk. Zelf is hij afkomstig uit het westen. Het landgoed vervalt, er is nog weinig personeel over, waaronder huishoudster Hanna en de jonge knecht Joachim, die meent dat er andere tijden op komst zijn. De landheer lijkt zich daar weinig van aan te trekken, maar zich slechts met de eigen zielenroerselen bezig te houden.
Robert is een raadsel voor Tantel. Hij behandelt zijn knecht met een mengsel van vertrouwelijkheid en ruwheid, net als toen die nog zijn oppasser in het leger was. Tantel antwoordt
| |
| |
meestal op zijn vragen met laconieke, tot niets verplichtende algemeenheden. Vroeger was Robert gehuwd met een vrouw die Magda heette en hem een zoon heeft geschonken. Zij heeft hem verlaten. Robert heeft in zijn uniformzak altijd een vrouwenhandschoen. In een café verwondt Tantel met een glas zijn handen tot bloedens toe wanneer iemand een grapje fluistert over de aanwezige kapitein. Er komt een lawaaierig gezelschap toneelvolk binnen.
| |
2 De weduwe van de tijd
Robert leest tot diep in de nacht boeken die over plicht, tucht, orde en zelfbeheersing gaan. Plicht is de hoogste legitimering van de wet, vertrouwt hij Tantel toe. Tantel vertelt hoe ze palingen halen uit een paardenkop en dat Robert bezoeken brengt aan een heksachtig kolenbrandersvrouwtje dat hem de sagen en geheimen van de streek vertelt. Roberts zwakte is volgens Tantel de houding tegenover zijn zoon Einar. Wanneer die op bezoek komt met zijn vriendinnen uit de wereld van de film of het toneel, is het leven op ‘het kasteel’ totaal ontregeld. Maar Robert behandelt de slappe jongen teder. Tantel wijst een keer zo'n actrice af wanneer ze avances maakt.
| |
3 Eenhoorn tussen de ceders
Robert strijdt tegen de veranderingen en Tantel herinnert zich dat voor deze houding ook in het leger weinig begrip bestond. Destijds bezocht Robert een voorstelling van Kleists Prins van Homburg. De drieste Robert raakte gewond en in de periode van herstel sprak hij met Tantel over hartstocht, zonde en waarheidsliefde, waarbij hij citeerde uit de poëzie van Eliot en Auden.
| |
4 Verdovend geurende orchidee
Tantel vrijt weer eens met de oude Hanna en vraagt haar uit over Magda om niet aan een andere vrouw van Robert te hoeven denken. Magda bracht leven in het kasteel, maar Robert werd nerveus van de zinnelijkheid die zij vertegenwoordigde. Na de geboorte van het kind overlaadde hij haar met geschenken, maar raakte haar niet meer aan. Toen zij wegging, heeft ze nog vier jaar met Einar in ‘een sanatorium’ doorgebracht voordat ze naar haar ouders terugkeerde.
| |
5 Exercitie
Toen de mobilisatie werd afgekondigd, leek luitenant Robert eindelijk in zijn element en werd zijn parool ‘tucht’.
| |
6 Mobiel
De belangrijke vrouw in het leven van Robert was Victorine, de verpleegster die hem behandelde na zijn ongeluk, dochter van een ontslagen verzekeringsbeambte. Ze verdiende de kost voor hem en twee jongere zusters. Tantel beschouwde haar als een rivaal. Robert zag de oorlog als het middel tot zelfverwerkelijking. Op vijandelijk gebied gewond door granaatscherven, ontmoette hij Victorine weer die als verpleegster werkte in het veldlazaret. Tijdens een wandeling maakte hij zich los van haar, wilde niet toegeven aan zwakte en werd daarmee pas haar held.
| |
| |
| |
7 Ga, St. Just!
Robert maakt met Tantel een sledetocht door het landgoed. Ze horen wolven. De knecht Joachim veroorlooft zich vrijheden en Robert ranselt hem danig af met de zweep. Kennelijk betreurt hij dit, want iets later beschikt de jongen over een nieuwe motorfiets. Voor het andere huispersoneel voert Joachim stukjes op uit Dantons dood van Büchner, dat hij in de stad heeft zien spelen.
| |
8 Een ander ras
In het leger correspondeerden Robert en zijn ‘Vicky’ met elkaar en wezen ze erop dat het vervullen van hun plichten het enige is waarin ze de vervulling van hun platonische liefde mogen beleven. De geruchten dat de oorlog verloren zou worden, moest Tantel van Robert moedig negeren. Roberts nieuwe wereld, waarin de traditie zou worden gevolgd, was volgens Tantel de wereld van de dood. Robert ondernam een roekeloze actie, waarbij hij eerst onwillige soldaten liet afmaken en bevelen van hogerhand negeerde, maar wel de vijand verdreef.
| |
9 Het huwelijk
Tantel beschouwde de wederzijdse akte van kuisheid tussen Robert en Victorine als een huwelijk en als een laat-middeleeuwse sublimering van hun begeerte naar elkaar.
| |
10 De verloren handschoen
Vanwege zijn drieste actie werd Robert aangeklaagd en in afwachting van zijn berechting hield men hem in Berlijn gevangen. Hij koesterde daar Victorines handschoen en Tantel vrijde met haar zuster Adelheid. In een discussie daarover vroeg Robert zich af of hij misschien toch beter wel met Victorine naar bed had kunnen gaan.
| |
11 Een vriendendienst
Tantel las de brieven van Victorine aan Robert vol nobele adviezen van door haar gelezen en vereerde staatkundigen. Volgens de kapitein waren Tantel en hij door de oorlog bloedbroeders geworden. Robert vroeg hem dan ook een vriendendienst. Tantel zei deze pas te willen inwilligen als Robert om gratie verzocht.
| |
12 Grondsop en varkensoren
Het leger bleek gevoelig voor Roberts verklaring van zijn actie en in afwikkeling van het gratiëringsverzoek kregen de kapitein en zijn oppasser een zeer licht gevangenisregime in een jachtslot, waarvan Robert de geschiedenis ging bestuderen.
| |
13 Neemt waar en doe
Robert wist niet of de gratiëring rechtvaardig was en vroeg daarom het oordeel van Victorine. Na een lange treinreis naar de grens en een tocht langs lazaretten ontmoette hij haar. Ze snikte dat zij van hem hield en dat zij hem niet wilde laten sterven: hij moest gratie vragen. Robert wierp haar met een aantal bijbelteksten tegen dat de wet gevolgd diende te worden. Zij probeerde hem mee te tronen naar haar kamer, maar Robert stond pal en vertrok.
| |
14 Het bloed
Op weg naar zijn landgoed begon Robert zich te bedrinken en belandde hij met Tantel in een door linkse soldaten bezette fabriek. Tantel ried hem aan om terug te gaan naar zijn land- | |
| |
goed, in de hoop dat Robert daardoor zijn waardigheid zou herwinnen. Mede daarom willigde Tantel ook Roberts verzoek in om hem daarheen te vergezellen. Na een tijdje werd Tantel zelfs door Roberts moeder geaccepteerd als de kameraad van haar zoon. Robert citeerde Otto Weininger over de angst van de man voor het niet-zijn van de vrouw. Na de dood van zijn moeder hernam hij de bezoeken aan de kolenbrandersweduwe, die misschien zijn voedster was.
| |
15 Avontuur
De zoon van Robert heeft avonturen met oudere dames, schrijft gedichten en stort zich in het moderne leven van bals en wielerwedstrijden. Einar is verliefd op de actrice Alma die ooit Joachim zo in vervoering bracht en nodigt haar en haar gezelschap uit op het kasteel. Alma blijkt Roberts geschiedenis te kennen en kan goed met hem opschieten, tot ergernis van zijn zoon. Ze gaat zelfs met hem naar de oude heks. Tantel waarschuwt Robert voor haar. Hij meent dat het Roberts laatste winter is en dat hij hem zal verraden, maar hem juist daardoor zal dienen.
| |
16 Jaren der beslissing
Tantel spreekt over de rolwisseling van oppasser en heer die de schrijver van de roman kennelijk bedacht heeft. Hij komt met Alma overeen dat zij Robert zal verleiden. Een en ander vindt plaats tijdens een feest dat het karakter van een orgie krijgt, waarin Tantel zich in een droomachtige toestand verbindt met Alma en haar vertelt over de vriendendienst.
Hij onthult de lezer niet wat er met Robert is gebeurd, maar suggereert wel dat het om iets definitiefs gaat. Tantel kan of wil (of mag) niet vertellen wat dat precies is.
| |
Interpretatie
Titel
Voor de verschijning van Plicht! dacht Ferron nog aan andere titels. In een interview met Ros (1980) is sprake van Het uurwerk van Königsberg (vrijwel identiek aan de titel van het eerste hoofdstuk), een verwijzing naar de stiptheid van Immanuel Kant; ook heeft Ferron gedacht aan de titel Tucht!, maar die bleek al gereserveerd voor een poëziebundel van Armando die in 1980 bij dezelfde uitgever verscheen (overigens verwijst Ferron in Plicht! enige malen naar het werk van Armando).
| |
Thematiek
De titel is een condensering van de thematiek van de hele roman. In de woorden van Robert: ‘Plicht is de hoogste legitimering van de wet, het is de wet van de natuur zelf waarin en waaruit zij bestaat.’
Al voor de roman op de helft is, omschrijft de verteller Roberts positie als volgt: ‘Dit is het probleem met hem, zijn idealen of wat daarvoor moet doorgaan, zijn ongrijpbaar ge- | |
| |
worden, te ver van de mensen af om zelfs maar in twijfel getrokken te kunnen worden. Zijn idealen laten zich in geen staatsvorm, geen staatshoofd, geen maatschappelijke ordening vatten en van een god heeft hij nog minder weet dan van een koning of keizer; resteert het blote gebod.’
De strijd die Robert voert, gaat niet zozeer tegen de maatschappelijke groeperingen die meer politieke macht willen, maar vooral tegen de bestaande orde. Robert komt daardoor in conflict met zijn maatschappelijke plicht wanneer hij in de oorlog zijn eigen wil volgt en de bevelen van zijn superieuren in de wind slaat. Juist hierdoor wint hij echter de schermutseling en de ongehoorzame kapitein wordt zowel toegejuicht om zijn heldendaad als gearresteerd voor insubordinatie.
De bestaande orde biedt hem een uitweg voor dit dilemma: hij kan gratie vragen. Maar aanvankelijk weigert hij dit aanbod en wil hij sterven omdat hij het bevel heeft genegeerd. Zijn geliefde steunt hem in laatste instantie niet in dit plichtsgevoel: ‘Victorine die niet bereid was geweest hem aan het hoogste te houden, die op het moment van vervulling voor de liefde had gekozen.’ Eigenlijk is na het laatste gesprek met haar Roberts strijd afgelopen wanneer hij zwicht en om gratie verzoekt. De alcoholische inspiratie tijdens het politieke sine regno op weg naar zijn landgoed is niet meer dan een purgatorio dat naar de hel voert. De boeken die Robert later op zijn landgoed raadpleegt, om te weten te komen wat nu precies zijn plicht tegenover maatschappij en staat is, kunnen dan ook geen oplossing meer verschaffen. Evenmin de niet-christelijke sagen die Robert van het oude kolenbrandersvrouwtje hoort: ook een chtonisch geloof in de Pruisische aarde is niet meer voor hem weggelegd. Zo'n houding kan tot niets anders leiden dan zelfvernietiging; Tantel kan dat proces niet tot stilstaan brengen.
| |
Motieven
Tantel en Robert vertegenwoordigen het nietzscheaanse duo van meester en knecht, hoewel Robert soms ook de rol van vaderfiguur voor Tantel vervult, wat misschien Tantels hevige afkeer van Einar verklaart.
De oppasser heeft in zijn vermogen tot overleven en in zijn nuchtere levenswijsheden ook trekjes van andere knechten uit de wereldliteratuur: Cervantes' Sancho Panza en Diderots Jacques le Fataliste. Oppervlakkig gezien doet Tantel ook denken aan een tijdgenoot-oppasser als HaĊĦeks soldaat Schwejk, maar hij koestert hogere ambities en is eerder achterbaks dan schelms. Zoals zijn naam al symboliseert - ‘Tantel’ betekent ‘oppasser’; althans volgens Ferron - zal hij nooit tot het niveau van zijn meester opklimmen. Maar als opportunistische kleinburger die de kat uit de boom kijkt, ziet hij geen toekomst in
| |
| |
de opstandige fratsen van Joachim en de zijnen. Wie weet, dat hij uiteindelijk wel voor de nsdap zal kiezen.
| |
Poëtica
Maar het is niet Tantel die al of niet zal kiezen: in het laatste hoofdstuk grijpt Ferron krachtig in in het vertelprocédé en blijkt Tantel slechts een willoze creatie van zijn schepper te zijn. Een onbetrouwbare schepper, die op zijn beurt in sommige noten suggereert dat Tantel, maar ook Victorine, personages met een eigen leven en eigen bedoelingen zijn.
Door dit spel met de romantechniek is Plicht! evenmin een historische roman over de opkomst van het Duitse fascisme, als een psychologische roman over een personage dat worstelt met het vraagstuk van de plicht.
Plicht! is een literaire constructie waarin Ferron aan de hand van het personage Robert eerder zijn ideeën over de Duitse literatuur dan over de Duitse geschiedenis, eerder zijn ideeën over psychoanalyse dan over psychologie illustreert - een aanpak die ook zijn vorige romans kenmerkt. Wesseling (1987) heeft een spitsvondige redenering ontwikkeld waarom Ferrons romans desondanks toch historische romans zijn. Wil de lezer namelijk de boodschap van bijvoorbeeld Turkenvespers (1977) vatten, dan moet hij over de historische kennis beschikken dat de Turken hun beleg van Wenen niet in het fin de siècle hielden, maar twee eeuwen daarvoor. Die lijn zou men kunnen doortrekken tot Plicht! waar de kennis over de Spartakistenopstand van 1918 juist doet beseffen hoe merkwaardig de positie van een Pruisische officier in hun midden is. Deze gedetailleerde historische kennis lijkt echter niet cruciaal voor de interpretatie van de roman.
Evenmin vertegenwoordigt Plicht! een maatschappelijke visie op de opkomst van het Duitse fascisme. Volgens Mertens (1983) schrijft Ferron niet over historische maatschappelijke structuren noch over het individuele leed van zijn hoofdpersonen: ‘Wat hij portretteert zijn de lust- en angstdromen van de kleinburger door middel van een orchestratie van citaten uit de negentiende-eeuwse cultuurgeschiedenis.’ Het geheel krijgt volgens hem echter in Plicht! een tragikomisch karakter: ‘Want de acteurs in deze tragi-komedie van absolute gehoorzaamheid en heldenmoed verliezen zich geheel in plechtstatige fraseologie en retorische hersengymnastiek, waarbij zij niet altijd even tekstvast blijken te zijn, uit hun rol vallen, en de gespeelde naïviteit van hun tegenspelers niet in hun speelsheid herkennen.’
| |
Thematiek
In dit licht is het dan ook moeilijk de betekenis van het slot vast te stellen. Robert zelf toont aan het einde in alle opzichten zwakte en het is daarom dat Tantel hem uit zijn lijden wil verlossen. Zo suggereert de knecht tenminste, maar hij geeft geen enkele aanwijzing over wat er precies is gebeurd. Gaf hij Ro- | |
| |
bert het genadeschot? Reikte hij hem slechts het pistool aan opdat Robert zichzelf uit zijn lijden zou verlossen? De soldateneer maakt het minder aannemelijk dat Robert zich van een toren stortte of het zwarte water inliep. De roman lost op in een droom die deze keer niet tot het einde wordt gedroomd.
Plicht! kent een aantal thema's die met elkaar verbonden zijn. Er is dat van de Pruisische ideologie van plicht tegenover vrijheid. Daarnaast is er het thema van het verval. Belangrijk is het verval van Roberts landgoed, niet alleen in materieel, maar ook in moreel opzicht. Zoals de akkers niet meer bewerkt worden, de machines niet meer worden hersteld, de gebouwen niet worden onderhouden, zo zijn er ook de vrijheden die de jonge, opstandige knecht Joachim zich veroorlooft en ten slotte het decadente gedrag van het toneelvolkje dat het kasteel in bezit neemt.
Het verval waaraan Robert ten prooi is, staat voor het verval van de adel waartoe hij behoort en in laatste instantie voor het verval van de Junkerstaat Pruisen. Dit sociale en politieke verval is binnen de visie van de roman geen blijk van vooruitgang. De opstanden van 1918 worden beschouwd als oprispingen van onbeschaafde soldaten. De toneelspelers worden gezien als een liederlijk en brutaal gezelschap; de bohémien annex dichter Einar als een huilerige slappeling en uitvreter.
| |
Motieven
Net als in ander werk van Ferron is het motief van de droom belangrijk. Robert is een dromer. Tantel ook: wanneer aan het slot de gruwelen beginnen, stelt hij voor dat het een droom is.
| |
Poëtica
Een ander onderdeel van de thematiek is het spelen met intertekstualiteit. Ferron doet dat op verschillende niveaus. Hij verwijst expliciet via een notenapparaat naar teksten van anderen en van zichzelf. Het is echter bedrieglijk te veronderstellen dat het om niet meer gaat dan bronnenvermelding. Sommige noten bevatten ook een vorm van commentaar op de romanfiguren. De verwijzingen naar Thomas Bernhard en Armando dragen het karakter van hommages. Andere noten proberen de oppervlakkige lezer te misleiden. Zo verwijst Ferron in noot 14 naar zijn publicatie De morbo Gallico. Het gaat echter niet om zijn roman De gallische ziekte (1979), maar om een ridderverhaal dat hij onder die Latijnse titel publiceerde in De ontketende held (1977).
Opmerkelijk in de manier waarop Ferron het spel met zijn bronnen speelt, is dat hij sommige in zijn noten juist niet noemt. ‘Zijn bewind is oorlog met andere middelen’ en later ‘vrede is oorlog met andere middelen’ zijn varianten op Von Clausewitz' uitspraak dat diplomatie de voortzetting van de oorlog met andere middelen is (zie ook Ferrons essay ‘Karl von
| |
| |
Clausewitz en de mythische constanten’ in De hemelvaart van Wammes Waggel uit 1978). Andere impliciete verwijzingen betreffen het werk van Ernst von Salomon, Goethe, Theodor Fontane (‘dolingen, dwalingen’), F.T. Marinetti, Gabriele D'Annunzio, en Joseph Losey's film The Servant (1963). De scène met de palingen die een verzonken paardenkop leegvreten, verwijst vooral naar de verfilming (1979) door Volker Schlöndorf van Günther Grass' roman Die Blechtrommel.
Thematisch zijn vooral de verwijzingen naar Kleist en Kant, Spengler en Jünger belangrijk. Het conflict van Robert verloopt via het scenario dat Kleist met Prinz Friedrich von Homburg heeft geschreven, zoals Ferron zelf expliciet aangeeft. In dit stuk schetst Kleist via het voorbeeld van Pruisen een utopie van een staat waarin maatschappelijke en persoonlijke belangen op harmonische wijze in elkaars verlengde liggen. Maar wat als je door ontrouw een veldslag wint? Prins Friedrich is slachtoffer van zijn eigen - in zichzelf geprojecteerde - wil waarin hij hoopte dat deze wil een afspiegeling van de wil van de gehele staat zou zijn. Volgens Mertens laat hij zich regeren door de categorische imperatief van Kant: ‘Handel slechts volgens die stelregel, waarvan u tegelijkertijd kunt willen dat deze tot algemene wordt.’ Zoals gezegd verwijst Ferron al door de titel van het eerste hoofdstuk naar Kant.
Niet alleen de filosofie van Kant (de wil is pas vrij als hij is gedisciplineerd) en van Nietzsche (heer-knechtrelatie), maar ook die van Oswald Spengler over de ondergang van het Avondland spelen een belangrijke rol.
Over Jünger onthulde Ferron in een interview iets over de functie van diens thema van de soldaat op de laatste post in Plicht!: ‘dat is het leidmotief geweest van de roman [...] in die roman wordt niet zozeer het fascisme inzichtelijk gemaakt, in Plicht [sic] gaat het om de “oude” Pruisische waarden van eer en trouw enz., waar Jünger zich ook mee bezighield.’ De reden dat Ferron in zijn werk geregeld passages van Jünger aanhaalt, is volgens hem ‘ook om hem te ontdoen van het beeld dat hij een proto-fascistisch auteur zou zijn [...] De Pruisische waarden verdedigt hij ook, de hoofdpersoon [van Plicht!] is sympathiek. Moreel te zuiver, gaat hij daaraan ook ten onder.’ Uiteraard laat de roman ook andere visies op de hoofdfiguur toe dan die van de auteur. Ferron meende trouwens dat hij misschien ook Roberts angst voor seks aan Jünger ontleende.
De oude kolenbrandersvrouw met haar verhalen zou kunnen verwijzen naar Der Schimmelreiter van Theodor Storm, aan welke roman Ferron in NRC Handelsblad (23-6-1995) een bijdrage heeft gewijd in de rubriek ‘Gevallen boeken’.
| |
Stijl
Plicht! vertoont tal van stijlen. Naast de verschillende regis- | |
| |
ters die het gevolg zijn van de intertekstualiteit, is er het nuchtere, opportunistische, maar soms ook pesterige taalgebruik van Tantel. Het taalgebruik van Robert is conform diens militaire status tamelijk lapidair en verder doorspekt met Engelse uitdrukkingen als ‘Rubbish!’.
| |
Vertelsituatie
Plicht! is verdeeld in zestien hoofdstukken waarin Tantel afwisselend vertelt over het leven op het landgoed en over de liefdesgeschiedenis van Robert en Victorine tijdens de daaraan voorafgaande oorlog. In de laatste categorie blikt hij duidelijk terug vanuit de eerste positie, ook gezien de verwijzingen naar die positie.
Tantel lijkt veel sluwer dan de personages die in eerdere romans van Ferron de rol van verteller vervulden. Hij levert ook meer commentaar op zijn omgeving, manipuleert zijn heer tot er ten slotte bijna sprake is van omkering. Maar in het begin van het laatste hoofdstuk heeft hij het opeens over ‘dit manuscript’ en even later stelt Tantel dat de rolwisseling van oppasser en heer hem door de schrijver van de roman wordt opgedrongen: ‘Men kan zich afvragen waarom ik juist in dit stadium met mijn fictionele identiteit in de knoop dreig te raken.’ Zijn verklaring is: ‘De roman heeft zich voltrokken volgens de wetten die de schrijver zich gesteld heeft.’ En hij vraagt zich af: ‘ben ik het wel die last heeft van zijn fictionele identiteit? De lezer die mij tot hier gevolgd is moet het zijn opgevallen dat een dergelijk terminologie de mijne niet is [...] Het moet de schrijver zijn die zich hier iets afvraagt en het is niet aan mij in de motieven van de schrijver te treden.’
Tantel lijkt hierin op een acteur die commentaar levert op de hem voorgehouden toneeltekst, waarvan dat commentaar bovendien deel uitmaakt. Naar aanleiding van dit spel met de romanfictie in het laatste hoofdstuk verklaarde Ferron in een interview met Willem Roggeman dat hij het bij herdruk zou laten vallen, ‘omdat ik het daar toch veel te expliciet vind’.
| |
Context
De omgeving van Roberts landgoed doet zowel aan de Mark Brandenburg als aan Oost-Pruisen denken. De geschiedenis die Tantel beschrijft, speelt zich af in een vaag begrensde periode tussen 1910 en 1930. Er gaat nog een voorgeschiedenis van Roberts huwelijk aan vooraf, maar het moment dat hij Tantel ontmoet lijkt enige jaren voor de mobilisatie van 1914 te liggen. Het jaartal 1930 dient zich aan omdat de politieke veranderingen die zich daarna in Duitsland voltrokken, zo ingrijpend waren dat ze ook zeker zouden zijn doorgedrongen in het romanverhaal.
| |
| |
De oorlog die in Plicht! een rol speelt is de door Duitsland verloren eerste wereldoorlog en de troebelen aan het eind daarvan zijn bekend geworden onder de naam Novemberrevolutie. De troebelen begonnen in november 1918 met een muiterij onder matrozen in Kiel en breidde zich snel uit. Onder leiding van de Spartakusbund werden overal in Duitsland soldaten- en arbeidersraden opgericht, maar al in januari 1919 werd het Spartakistenoproer door de conservatief-nationalistische Freikorpse neergeslagen. Wel kwam hiermee een einde aan het Duitse Keizerrijk; de staatkundige opvolger was de parlementair-democratische en door politieke onrust geplaagde Republiek van Weimar.
Wat de literaire context aangaat, verwijst Plicht! in eerste instantie vooral naar het werk van Ferron zelf. Debuteerde Ferron in april 1962 als dichter in Maatstaf met de martiale cyclus ‘Kleine krijgskunde’, in december dat jaar debuteerde hij in hetzelfde tijdschrift als prozaïst met het korte verhaal ‘Een dag, vragen’. De verteller is een soldaat in de Duitse Eiffel, na de tweede wereldoorlog, die misschien dood is, maar onder andere communiceert met een Engelse bezettingsofficier en de kraai Jacob. In Randstad 10 (1966) wordt een verhalenbundel van Ferron aangekondigd onder de titel Het verhaal van een soldaat.
De mislukte soldatenrevolutie na de oorlog beschrijft Ferron in Plicht! op eenzelfde manier als in het gedicht ‘O, du lieber Augustin’ uit Grand Guignol (1974). In een van de andere gedichten uit deze bundel citeert hij de Pruisische auteur Ernst von Salomon: ‘Das Chaos ist dem Werdenden günstiger als die Ordnung.’ Twee jaar later, in Het stierenoffer, citeert hij uitgebreid uit Von Salomons Das Buch vom Deutschen Freikorpskämpfer.
Ferrons essay ‘Enige feiten uit de geschiedenis van een vaderland’ (in De hemelvaart van Wammes Waggel) begint met een betoog over Von Salomon. Ferron staat stil bij diens ideeën over plicht, noemt hem een idealist, maar plaatst hem op grond daarvan naast Ulrike Meinhof, de raf-terroriste uit de jaren zeventig. Aan Ros vertrouwde Ferron toe dat Ernst von Salomon hem heeft beïnvloed en hij verbond daaraan de pretentieuze wens diens onvoltooide megaroman Der Tote Preusse te mogen afmaken.
Op p. 70 van Plicht! heeft Tantel het over een officier en diens dochter en via een noot geeft Ferron aan dat het gaat om het personage Von Saltz en diens dochter Erika uit Het stierenoffer. De relatie tussen deze roman en Plicht! omschrijft hij daar als volgt: ‘Aan de in die roman figurerende officier ligt misschien hetzelfde “archetype” ten grondslag als aan de
| |
| |
hoofdpersoon Robert in deze roman. Niettemin zal het er de schrijver om begonnen zijn twee volledig tegengestelde figuren te beschrijven.’ De figuren zijn echter niet tegengesteld. Er is eerder sprake van een andere romanopzet waardoor de betekenis van de personages verschilt.
De gesprekken tussen Tantel en Robert kennen dezelfde thematiek en rolverdeling als die tussen Florian en kapitein Von Salz. Maar in Het stierenoffer is de discussie over plicht en verplichtingen meer een inleiding op de gesprekken tussen Florian en Von Saltz' joodse schoonzoon Otto Weininger over geslacht en karakter en op de perverse gebeurtenissen rond Erika. In Plicht! concentreert Ferron zich geheel op de relatie heer-knecht en niet toevallig verplaatst hij het landgoed van Beieren naar Pruisen. Als er al iets is tegengesteld, dan gaat het om de tocht huiswaarts die Tantel na de oorlog met Robert maakt, precies omgekeerd aan de route die Florian en Von Saltz namen.
Het leven op het landgoed kent echter dezelfde patronen. Het stalhulpje Wondrascheck heeft een pendant in Joachim en de gewillige Eulchen in Hanna. Zo'n wat simpele, maar beschikbare vrouw tegenover de afstandelijke dame voor wie de verteller een verboden liefde koestert, vormt overigens een motief in veel van Ferrons romans.
Door de intertekstuele relatie met het werk van Kleist verbindt Ferron Plicht! ook met De keisnijder van Fichtenwald of De metamorfosen van een bultenaar (1976), waarin de Pruisische auteur en zijn oeuvre een constante onderstroom bieden. De gruwelijke climax van De keisnijder vormt de door Friedolien gespeelde pervertering van Kleists stuk Penthesileia. Maar ook al middenin deze roman voert de verteller Friedolien samen met zijn bewonderde Irmgard een zelfgemaakt toneelstuk op, met als onderwerp de gezamenlijke liefdesdood van Kleist en Henriëtte Vogel. Ferron zelf speelde in 1977 de rol van Kleist in de toneelproductie Drie vrouwen rond Louis Ferron.
Het deel van De keisnijder over de liefdesdood van Kleist en Vogel heeft Ferron uitgewerkt tot het in 1986 gespeelde toneelstuk Aan de Wannsee. In het pseudo-interview met Kleist dat Ferron aan zijn scenario toevoegde, discussieert hij met de ondervraagde over Prinz Friedrich von Homburg als een voorbeeld van een stuk waarin iemand de tegenstelling probeert te verzoenen tussen absolute, individuele vrijheid en de onderwerping die de samenleving vereist.
Echo's van Plicht! vinden we in het soldatenmilieu uit Alpengloeien (1984), zij het in een Oostenrijkse setting, maar weer wel met een Adelheid. De relatie Robert-Tantel doet enigszins denken aan die tussen de geïsoleerde herenboer Beckering en zijn knecht Kanner in de roman Spergebied (1991).
| |
| |
Met de roman Tinpest (1997) keert Ferron terug naar de soldatenthematiek, maar relateert zijn verhaal minder aan de protofascistische elementen in de geschiedenis van de dubbelmonarchie. De officier in kwestie droomt weg in een sfeer die ontleend is aan Dino Buzzatti's roman De Tartaarse woestijn. Deze roman bevat een korte verhandeling over het verschijnsel oppasser. Het werk van Ernst Jünger speelt weer een belangrijke rol.
In 1998 publiceerde Ferron naar aanleiding van de dood van Ernst Jünger een essay over hem en de rechts-radicaal Gerhard Rossbach, waarin hij weer terugkwam op het motief van de soldaat op de laatste post.
| |
Waarderingsgeschiedenis
Zowel de literaire verwijzingen in Ferrons noten als het commentaar op zijn personages hebben een sturende rol vervuld in de kritieken. Geregeld is de roman vergeleken met Het stierenoffer, waarbij het niet elke recensent opviel dat de opkomst van het Duitse fascisme niet expliciet aan de orde is gekomen. Veel besprekers viel het op dat Ferron na uitstapjes in Oostenrijk en Amerika teruggekeerd was naar het terrein dat hem het meest vertrouwd was: Duitsland. Overigens heeft Ferron na de verschijning van Plicht! zijn werk jarenlang in Nederland gesitueerd, uitgezonderd Alpengloeien en Spergebied. Misschien vanwege de Duitse setting waardeerden veel recensenten Plicht! boven de twee romans die daarvoor waren verschenen.
Voor deze bespreking is gebruikgemaakt van:
Louis Ferron, Plicht! Amsterdam 1981.
| |
| |
| |
Secundaire literatuur
Martin Ros, Op zoek naar het uurwerk van Koningsbergen. In: Bzzlletin, nr. 80, november 1980, jrg. 9, p. 27-33. |
Everhard Huizing, ‘Plicht’ van Louis Ferron: gefascineerd door fascisme. In: Nieuwsblad van het Noorden, 3-4-1981. |
Jaap Goedegebuure, Een verhandeling in romanvorm. In: De volkskrant, 4-4-1981. |
Graa Boomsma, Tussen machine en mens. In: De waarheid, 14-4-1981. Ook in: Graa Boomsma, Een lek in het zwijgen. Amsterdam 1989, p. 201-205. |
Anthony Mertens, Een held geknecht door zijn plichtsbesef. In: De groene Amsterdammer, 15-4-1981. |
Jacques Kruithof, Louis Ferron kruipt uit het moeras. In: Vrij Nederland, 25-4-1981. |
André Matthijssen, De niet aflatende grote Ferron droom. In: Het vaderland, 7-5-1981. |
Ab Visser, Humor met en zonder noten. In: Leeuwarder courant, 23-5-1981. |
Rob Schouten, In zijn plicht te kort geschoten. In: Trouw, 6-6-1981. |
Wim Vogel, Zoeken naar de wortels van het kwaad. In: Haarlems dagblad, 27-6-1981. |
Piet Valkman, Soldateneer en bedienden-moraal. Nieuw werk van Louis Ferron. In: Elseviers magazine, 8-8-1981. |
Karel Osstyn, Heer en knecht. In: De standaard, 21-8-1981. |
Jan Kooistra, Voorsprong op Vlaanderen. De letteren van a tot z. In: Drentse en Asser courant, 19-9-1981. |
Douwe de Vries, Rudy Kousbroek en Louis Ferron. In: Friesch dagblad, 17-10-1981. |
Jaak de Maere, Louis Ferron en de geneugten van de plicht. In: Dietsche warande & Belfort, nr. 7, september 1981, jrg. 126, p. 525-531. |
A. Buckens, ‘Plicht’ van Louis Ferron. Heersen en overheerst worden. In: Brabants nieuwsblad, 6-1-1982. |
J.J. Wesselo, Plicht en vrijheid. In: Nieuw Vlaams tijdschrift, nr. 3, mei-juni 1982, jrg. 35, p. 508-514. |
Wim Vogel, De mens deugt voor geen millimeter. In: Haarlems dagblad, 13-11-1982. |
A. Mertens, Kleine man, wat nu? In: De Vlaamse gids, nr. 4, juli-augustus 1983, jrg. 67, p. 47-55. |
Willem M. Roggeman, Louis Ferron. In: Willem M. Roggeman, Beroepsgeheim. Gesprekken met schrijvers 5. Antwerpen 1986, p. 23-41. |
Lies Wesseling, Louis Ferron en de historische roman. In: Forum der Letteren, nr. 1, maart 1987, jrg. 28, p. 24-34. |
Aad Blok en Lies Wesseling, De geschiedenis bestaat niet. Interview met Louis Ferron over zijn visie op de geschiedenis en geschiedschrijving, het gebruik van historisch materiaal in de literatuur en het postmodernisme, In: Grafiet. De historische roman. Utrecht 1988, p. 176-188. |
Gerrit Jan Kleinrensink, Louis Ferron. Gesprek over Ernst Jünger. In: Yang, april-september 1992, jrg. 28, p. 171-183. |
lexicon van literaire werken 41
februari 1999
|
|